Mens en milieu
Doelstelling
Beste leerlingen,
Dit is een wikiwijspagina. Misschien heb je er al eens mee gewerkt, misschien ook niet. We hebben in ieder geval besloten het jullie eens wat makkelijker te maken. Echt waar. Ja, je moet nog steeds lezen en leren en ja, dat is niet leuk. Maar leuke dingen doe je ook maar thuis. Daar is school niet voor.
Maar wat gaan we dan concreet doen? De belangrijke woorden uit het boek kennen. Echt puur dat. De belangrijke woorden zijn de dikgedrukte woorden. Daar krijg je uiteindelijk een tentamen over. Dus here we go!
Succes!
Link naar de LessonUp: https://www.lessonup.com/app/embed/TvXX5fXH4SYWzqnR4
Handige links en filmpjes
De opwarming van de aarde
Welke toekomst voor mondiale biodiversiteit?
Biologiepagina.nl
Oefen en meer informatie over het thema Mens en milieu
De mens en het milieu
Hier een overzicht van alle belangrijke termen van hoofdstuk 1 De mens en het milieu
Term |
Uitleg |
Zuurstof |
Een stof in de lucht waar o.a. de mens van leeft. |
Water |
Vloeibare stof die alle organismen gebruiken om van te leven. |
Voedsel |
Ons voedsel bestaat uit planten en dieren. Wij eten deze om van te leven. |
Energie |
Zorgt er voor dat wij de lampen in huis aan kunnen doen en in een auto kunnen rijden. |
Grondstoffen |
Stoffen uit de grond die wij bewerken om van alles van te maken. Bijvoorbeeld hout en ijzererts. |
Recreatie |
In de vrije tijd ontspannen doen wij ook in ons milieu. We zwemmen in een plas of maken wandelingen in het bos. |
Vervuiling |
Het toevoegen van schadelijke stoffen aan ons milieu. |
Uitputting |
Als er teveel stoffen uit het milieu worden gehaald raakt de bodem leeg. |
Aantasting |
Wanneer natuurlijke gebieden verdwijnen voor de aanleg van fabrieken, steden, landbouwgrond of wegen. |
Overbevolking |
De grote hoeveelheid mensen op onze aarde. We zijn met veel te veel mensen. |
Manier van leven |
We hebben veel te veel spullen per persoon. We gebruiken dus veel te veel grondstoffen en tasten zo de aarde teveel aan. |
Energiebronnen |
Denk aan olie en gas. We gebruiken veel te veel van deze fossiele brandstoffen. |
Smog |
Een vorm van luchtvervuiling waarbij de uitlaatgassen blijven hangen in een stad. |
Biodiversiteit |
De variatie in de natuur door alle levensvormen |
Duurzame ontwikkeling |
Leven op een manier waardoor de aarde ook in de toekomst nog leefbaar is. |
Voedselproductie
Hier een overzicht van alle belangrijke termen van hoofdstuk 2 Voedselproductie
Term |
Uitleg |
Akkerbouw |
Vorm van landbouw waarin planten worden verbouwd |
Tuinbouw |
Vorm van landbouw waarin planten worden verbouwd |
Voedingsgewassen |
Akkerbouw en tuinbouw waarbij planten worden verbouwd die wij of onze dieren kunnen eten |
Veeteelt |
Vorm van landbouw waarin dieren worden gehouden |
Landbouwhuisdieren |
Dieren die in de veeteelt gehouden worden |
Bemesting |
Het toevoegen van mineralen aan de bodem |
Kunstmest |
Soort mest die gemaakt wordt in een fabriek |
Stalmest |
Soort mest die van de dieren komt |
Bodembewerking |
Het verbeteren van de bodemstructuur om zo goed mogelijk te kunnen boeren |
Plaag |
Wanneer veel dieren de voedingsgewassen aantasten |
Bestrijdingsmiddelen of gewasbeschermingsmiddelen |
Middelen die gebruikt worden om plantenziekten en plagen te bestrijden. |
Niet-selectieve bestrijdingsmiddelen |
Bestrijdingsmiddelen die verschillende soorten organismen, ook onschadelijke en nuttige soorten, doden. |
Selectieve bestrijdingsmiddelen |
Bestrijdingsmiddelen die maar één soort doden. |
Accumulatie |
Bestrijdingsmiddelen gaan over van soort tot soort en de soort die bovenaan de voedselketen staat krijgt steeds meer bestrijdingsmiddelen in zijn systeem. |
Resistentie |
Door veelvuldig bestrijdingsmiddelen te gebruiken tegen een plaag kan deze ongevoelig worden voor het bestrijdingsmiddel. |
Biologische bestrijding |
Het inzetten van natuurlijke vijanden van de plaag om deze zo uit te roeien. |
Vruchtwisseling of wisselteelt |
De boer wisselt per jaar welk soort gewas hij op een bepaald stuk grond verbouwt. |
Genetische modificatie |
Het aanpassen van de genen bij een soort. |
GM-organisme of transgeen organisme |
Een organisme dat door genetische modificatie is aangepast. |
Krachtvoer |
Voer dat wordt samengesteld in een fabriek en er voor zorgt dat het organisme zo goed en snel mogelijk groeit. |
Kunstmatige inseminatie |
Sperma van bijvoorbeeld een stier wordt opgevangen en bij een koe in de baarmoeder ingebracht zodat deze bevrucht wordt. |
In-vitrofertilisatie |
De zaadcel en de eicel worden buiten de baarmoeder bevrucht en vervolgens teruggeplaatst. |
Landbouw in Nederland
Hier een overzicht van alle belangrijke termen van hoofdstuk 3 Landbouw in Nederland
Term |
Uitleg |
Monocultuur |
Boer verbouwt één soort gewas op een grote akker |
Ammoniak |
Stof in kunstmest. Een te grote hoeveelheid zorgt voor verzuring |
Verzuring |
De bodem wordt te zuur zodat er maar weinig soorten planten op kunnen groeien |
Precisielandbouw |
Door middel van speciale apparatuur meet de boer constant de concentratie van stoffen in bodem om te zien of er bestrijdingsmiddelen of kunstmest nodig is. |
Intensieve veehouderij |
Veel dieren in een kleine ruimte grootbrengen |
Tuinbouw in open grond |
Het verbouwen van gewassen op het land |
Glastuinbouw |
Het verbouwen van gewassen in een kas |
Biologische landbouw |
Een vorm van landbouw waarbij het milieu en het dierenwelzijn centraal staan |
Energie
Hier een overzicht van alle belangrijke termen van hoofdstuk 4 Energie
Term |
Uitleg |
Energiebronnen |
Denk aan olie en gas. We gebruiken veel te veel van deze fossiele brandstoffen. |
Fossiele brandstoffen |
Brandstoffen die in miljoenen jaren gevormd worden uit resten van dode planten en dieren. |
Kernenergie |
Energie die ontstaat bij het splitsen van atoomkernen. De energie die vrijkomt is warmte wat gebruikt kan worden. |
Duurzame energie |
Energie uit energiebronnen halen die niet opraken. Voorbeeld windenergie en zonne-energie. |
Zonne-energie |
Energie die opgewekt wordt door middel van zonnepanelen. |
Windenergie |
Een windmolen draait en wekt energie op. Windmolens zorgen wel voor horizonvervuiling. |
Horizonvervuiling |
Het niet mooi vinden van overal windmolens. |
Waterkracht |
Het opwekken van electriciteit doormiddel van stuwdammen. |
Getijdenenergie |
Het opwekken van electiriciteit door gebruik te maken van eb en vloed. |
Biomassa |
Energierijke organische stoffen |
Biobrandstoffen |
Speciale planten die gekweekt worden om brandstoffen uit te halen |
Groene stroom |
Het opwekken van stroom op een duurzame manier |
Klimaat
Hier een overzicht van alle belangrijke termen van hoofdstuk 5 Klimaat
Term |
Uitleg |
Dampkring (atmosfeer) |
Een luchtlaag aan de buitenkant van de aarde die bestaat uit allemaal verschillende stoffen |
Warmte-uitstraling |
De terugkaatsing van warmte van de zon terug de ruimte in |
Broeikaseffect |
De warmte-uitstraling lukt niet goed doordat de gassen in de dampkring de warmte tegenhouden. Er blijft meer warmte op de aarde |
Broeikasgassen |
De gassen die er voor zorgen dat de warmte-uitstraling niet goed meer werkt |
Versterkte broeikaseffect |
Extra broeikasgassen komen in de atmosfeer en zorgen voor een toename van de warmte op aarde. Doordat er staaeds meer broeikasgassen zijn neemt de opwarming toe. |
Klimaatverandering |
Het weertype verandert voor een langere periode, niet voor een week. |
Methaan |
Een broeikasgas wat voor grote opwarming zorgt. |
Het water
Hier een overzicht van alle belangrijke termen van hoofdstuk 6 Het water
Term |
Uitleg |
Oppervlaktewater |
Het water wat boven de grond zichtbaar is. Voorbeelden zijn rivieren, meren en kanalen. |
Grondwater |
Het water dat onder de grond te vinden is. |
Zelfreinigend vermogen |
Reducenten in het oppervlaktewater zorgen er voor dat al het dode organische materiaal afgebroken wordt. |
Vermesting |
Vermesting is het sterk toenemen van het aantal mineralen in het water. |
Waterbloei |
De algen in het water die er voor zorgen dat het water helemaal groen is. |
Rioolwaterzuiveringsinstallatie |
De plek waar rioolwater wordt gezuiverd. |
Biologische zuivering |
Het afbreken van dood organisch materiaal in water door middel van reducenten is biologische zuivering. |
|
|
Uitstoot en afval
Hier een overzicht van alle belangrijke termen van hoofdstuk 7 Uitstoot en afval
Term |
Uitleg |
Fijnstof |
Kleine onzichtbare stofdeeltjes in de lucht |
Bodemsanering |
Het schoonmaken van alle vuile grond |
Klein chemisch afval (kca) |
KCA is het chemische afval dat in een huishouden voorkomt. Denk onder andere aan batterijen of bestrijdingsmiddelen voor in de tuin |
Restafval |
Al het afval dat niet bij een bepaalde soort afval hoort. |
Recycling |
Afvalproducten worden als grondstof gebruikt om nieuwe producten van te maken. |
Composteren |
Reducenten breken groente, fruit en tuinafval (GFT) af tot een soort mest. |
Compost |
De mest die overblijft wanneer GFT afgebroken is. Compost bevat veel nuttige mineralen die planten nodig hebben om te groeien. |
Verbranden |
Afval wat verder geen doel meer heeft en niet schadelijke stoffen in zich heeft wordt verbrand. |
Storten |
Een gemakkelijke en goedkope manier van afvalverwerking. |
Oefentoetsen
Toets: Oefentoets begrippen Mens en Milieu
Start