Tijdens dit keuzevak delen we iedere weektaak op in theoretische en praktische opdrachten.
- Theoretische opdrachten maak je alleen. De kennis die je hiermee opdoet wordt schriftelijk afgetoetst in een pta. Deze opdrachten lever je persoonlijk in via Elo opdrachten 'Inleverpunt ondernemen'
- De praktische opdrachten maak je in een groepje. Deze opdrachten heb je nodig bij het schrijven van je ondernemersplan. Dit ondernemingsplan is onderdeel van het cijfer.
Taak 1 - Kennismaken met ondernemen
Dit hoofdstuk gaat over het vak dat je hebt als ondernemer. Er zijn natuurlijk veel voordelen; je kunt je eigen dag indelen, zelf bepalen waar geld aan uitgegeven wordt en hebt de vrijheid om zelf te bepalen wat je wel en niet doet. Voor veel mensen is dit een droom, waarschijnlijk ook voor veel leerlingen die dit vak hebben gekozen.
Voor je begint bekijk je het volgende filmpje
1. Theorie - ondernemen
Doel van de les:
Je weet:
wat ondernemen is
wat omzet en winst is
het verschil tussengoederen en diensten
wat duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen is
welke ondernemingsvormen er zijn
hoe je bovenstaan kunt verwerken in je ondernemerplan
1.1 Wat is ondernemen
Ondernemen betekent voor eigen risico en rekening een bedrijf beginnen
Dit doe je door het verkopen van een dienst of goed om daar inkomen mee verdienen. Door goederen of diensten te verkopen maak je omzet. Een ander woord voor omzet is verkoopopbrengst.
Omzet = het aantal verkochte producten (afzet) x verkoopprijs per stuk
De meeste ondernemingen hebben als doel: het behalen van een zo hoog mogelijke winst. Om de winst te kunnen berekenen moet je weten welke kosten je maakt.
Het bedrijf Biketotaal verkoopt mountainbikes aan fietswinkels. Ze hebben een model in de aanbieding die veel wordt verkocht. De verkoopprijs is €650. Het bedrijf heeft in de maand mei 100 stuks van deze fietsen verkocht
de omzet over de maand mei is:
Afzet x verkoopprijs/stuk
Totale omzet = 100 x € 650 = € 65.000
Je denkt misschien wel, dat is lekker vedienen! Maar vergis je niet. Dit is alleen de omzet
De inkoopwaarde van een fiets is namelijk € 400
Van alle verkochte fietsen in mei is de inkoopwaarde:
Afzet x inkoopwaarde/stuk
Totale inkoopwaarde = 100 x € 400 = € 40.000
Bedrijf Biketotaal maakt in mei een brutowinst van:
Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
€ 65.000 - € 40.000 = € 25.000
De berekening wordt vaak in een tabel gezet
Omzet € 65.000
Inkoopwaarde € 40.000
Brutowinst € 25.000
Een onderneming krijgt naast de inkoopwaarde, ook nog met andere kosten te maken. Denk daarbij aan huur- en loonkosten. Dit zijn bedrijfskosten.
Bedrijfskosten zijn de kosten die je maakt om het bedrijf draaiende te houden.
Uiteraard moeten deze kosten ook betaald worden en moeten ze dus nog van de brutowinst afgetrokken worden. Wat je dan overhoudt is nettowinst
Omzet – inkoopprijs = brutowinst
Brutowinst – bedrijfskosten = nettowinst
In een tabel bereken je de nettowinst dus als volgt:
Omzet
€
Inkoopwaarde
€ (-)
Brutowinst
€
Bedrijfskosten
€ (-)
Nettowinst
€
Stel dat Biketotaal in totaal € 15.000 aan bedrijfskodten heeft. Dan is de nettowinst:
Omzet
€ 65.000
Inkoopwaarde
€ 40.000 (-)
Brutowinst
€ 25.000
Bedrijfskosten
€ 15.000 (-)
Nettowinst
€ 10.000
De nettowinst is dus de echte verdienste van het bedrijf.
De nettowinst bij dienstverlenende bedrijven
Bij dienstverlenende bedrijven bereken je de nettowinst iets anders.
Dienstverlenende bedrijven kopen geen producten in om door te verkopen. Zij verlenen alleen diensten. Denk aan een glazenwasser of schoorsteenveger. Diensten hoef je niet in te kopen, er is dus geen inkoopwaarde.
1.2 verschillende soorten ondernemingen
Op de vraag hoe je moet ondernemen heeft eigenlijk niemand 1 antwoord. Er bestaat geen opleiding “ondernemen”. Het meest belangrijke is dat je iets kiest wat je graag wilt en wat bij je past. Ook moet je doorzetten als het even tegenzit. Iedere onderneming heeft zijn eigen vorm, sommige mensen beginnen full-time een eigen winkel en andere openen in de avonduren een schoonheidssalon. Hoeveel tijd je in een onderneming stopt bepaal je dus zelf. Je kan ook ZZP-er (Zelfstandige zonder personeel) worden.
Een ZZP-er is een zelfstandige die alleen werkt en in opdracht van verschillende bedrijven werk verricht. Hij is niet in loondienst. Een ZZP-er heeft geen mensen in loondienst.
Bedrijven/ondernemingen maken goederen of verlenen diensten.
Ondernemingen die producten maken heten productiebedrijven of fabrieken
Ondernemingen die producten inkopen en dan weer verkopen het handelsondernemingen
Ondernemingen die dienseten verlenen heten dienstverlenende bedrijven
1.3 producten: goederen en diensten
Je kent nu verschillende vormen van bedrijven die als doel hebben zoveel mogelijk te verkopen. Ook heb je al eerder de woorden goederen en diensten gehoord. Maar wanneer is iets nou een goed en wanneer is iets een dienst? Het woord producten is een verzamelnaam voor goederen en diensten.
Goederen = tastbare producten zoals een schoolspullen, kleding en computerspelletjes. Diensten = niet tastbare producten zoals een tandartsbezoek, een bezoekje aan de kapster of kuurtje onder de zonnebank.
Consumenten (klanten) kopen producten omdat zij hier behoefte aan hebben. Is er veel behoefte aan 1 soort product dan wordt dit product ook veel verkocht. De behoefte aan eten, slapen en drinken zijn basisbehoefte, het economische woord hiervoor is primaire behoefte.
1.4 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Consumenten denken steeds beter na over producten die zij kopen. Zo willen vele geen producten kopen van bedrijven die het milieu vervuilen of slecht omgaan met het personeel. Maatschappelijk verantwoorde ondernemingen (MVO) denken goed na over dit soort dingen. Dit noemen we duurzaam ondernemen.
Duurzame onderneminge denken na over drie p’s People, Profit en Planet.
People (mensen): Deze bedrijven denken na over hun personeel. Ze behandelen het personeel goed, letten op discriminatie en buiten hun personeel niet uit. Ook kijken ze of de verdeling mannen en vrouwen gelijk is en naar de mogelijkheid mensen aan te nemen die een lichamelijke of verstandelijke beperking hebben. Ze vinden het heel belangrijk dat het personeel in het bedrijf heel goed met elkaar omgaat.
Profit (winst): Winst maken hoort bij een bedrijf maar een duurzame onderneming steekt die winst niet geheel in zijn eigen zak. Ze proberen goede doelen te sponsoren, kijken of het bedrijf iets kan bijdragen aan de omgeving. Bijvoorbeeld door een financiële bijdrage te leveren aan goede wegen of juist mensen aan te nemen uit de omgeving die werkeloos zijn.
Planet (planeet): Een duurzame onderneming houdt rekening met het milieu oftewel de planeet. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld afval te scheiden, zuinig om te gaan met energie of schoonmaakmiddelen te gebruiken op natuurlijke basis
1.5 ondernemingsvormen
Wanneer je een bedrijf start moet je dit altijd inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De KvK is er om ondernemers te ondersteunen. Zij bieden informatie, geven workshops en adviesgesprekken. Op de site van de KvK kun je veel standaard informatie vinden. De KvK beschikt over veel video’s waarin dergelijke informatie wordt gegeven.
Zoals in deze video waarin het inschrijven gedetailleerd wordt uitgelegd.
Wanneer je een bedrijf start heb je een naam nodig en een ondernemingsvorm.
Een ondernemingsvormis: De juridische (rechts)vorm waarin de onderneming wordt gegoten.
De gekozen ondernemingsvorm bepaald onder andere:
Hoe wordt het bedrijf opgericht
Wie is aansprakelijk
Welke afspraken maken partners met elkaar
Hoe wordt de belasting geregeld
Je registreert je bedrijf in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Je krijgt dan meteen een eigen Kamer van Koophandelnummer. Met dit nummer wordt je ook direct aangemeld bij de Belastindienst.
In het handelsregister vind je van Nederlandse bedrijven de volgende informatie:
Naam en adres
Telefoonnummer, faxnummer, e-mail adres, internetadres en correspondentieadres
Hoeveel personeelsleden het bedrijf heeft
Wie de eigenaren zijn
Wat het bedrijf verkoopt
Ondernemingsvormen worden ook wel rechtsvormen genoemd. Bij je inschrijving moet je dan ook aangeven welke vorm je kiest voor jouw onderneming. Er zijn twee soorten rechtsvormen:
Rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid: in dit geval ben je met privé geld aansprakelijk indien het bedrijf failliet gaat.
Rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid: in dit geval ben je met je privé geld niet aansprakelijk voor schulden of faillissement van jouw bedrijf.
Binnen deze twee vormen bestaan meerdere varianten van rechtsvormen.
Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid:
1.De eenmanszaak: 1 eigenaar, maar deze persoon kan wel personeel hebben. Deze eigenaar stopt zelf geld in het bedrijf. Als eigenaar ben je dus in je eentje aansprakelijk voor alle eventuele schulden.
2.Vennootschap onder Firma (VOF): twee of meer mensen zijn eigenaar van dit bedrijf, het wordt ook wel een meermanszaak genoemd. Beide zijn verantwoordelijk voor de schulden van het bedrijf. Uiteraard moeten er bij deze vorm veel afspraken onderling gemaakt worden.
3.Commanditaire vennootschap (CV): bij deze vorm krijgt de eigenaar geld van een stille vennoot. Alleen de eigenaar is met zijn privégeld aansprakelijk voor eventuele schulden.
Rechtsvormen met een rechtspersoonlijkheid:
1. De Besloten Vennootschap (BV): alle eigenaren zijn niet privé aansprakelijk voor schulden. Eigenaren zijn op basis van aandelen deelgenoot van het bedrijf. Een aandeel is een bewijs van deelname in het bedrijf. Hoe meer aandelen iemand heeft hoe meer inspraak je ook hebt.
2. De Naamloze Vennootschap (NV): de aandelen worden openbaar verkocht. Personen investeren dus in een bedrijf door aandelen te kopen. Voor de rest gelden de zelfde afspraken als bij een BV. 3. De coöperatieve vereniging: een deze vereniging werken zelfstandige ondernemers samen. Dit doen zij om elkaar te helpen en voordelen te behalen bij bijvoorbeeld het doen van inkopen. Denk bijvoorbeeld aan drogisterijen die samen werken onder 1 bedrijfsnaam. Alle aangesloten bedrijven noemen we leden.
1. Praktische opdracht - Het idee
1. Praktische opdracht - Het idee
Je gaat samen met je groep een bedrijf starten. Jullie gaan een of enkele producten verkopen. Producten bestaan uit goederen en diensten. Goederen zijn tastbaar en diensten zijn dit niet.
Opdracht a “Brainstorm”
Voordat jullie samen beslissen wat jullie gaan verkopen moet iedereen hier eerst zelf over nadenken. Je zet daarom in de tabel hieronder de gegeven die jij zelf in wilt brengen in jouw groepje.
Product
Doelgroep: aan wie wil je dit gaan verkopen?
Uitleg waarom je dit product en deze doelgroep interessant lijkt.
1
2
3
4
5
Opdracht b “presenteren”
Een van deze 5 producten ga je presenteren aan jouw groepje, dit is het product wat jij het meest interessant vindt. Vul onderstaande tabel. Als ieder groepslid dit gedaan heeft bespreek je de ingevulde tabellen, je probeert hiermee dus jouw groepsleden te overtuigen.
Ik maak de presentatie voor het product:
Omschrijving van het product (wat kan/doe je hiermee):
Omschrijving doelgroep:
Waar kun je dit product in het algemeen kopen:
Wie zijn de mogelijke concurrenten:
Hoe wordt het product meestal verkocht:
Leg uit waarom dit product de markt gaan veroveren:
Opdracht c “De keuze"
Je gaat nu in jouw groepje overleggen en antwoord geven op onderstaande vragen.
1. Het gekozen product is?
2. Het product valt binnen de branche?
3. Kwam deze keuze makkelijk tot stand?
Inleveren:
Lever deze opdracht persoonlijk in via:
Elo--> Opdrachten --> Ondernemen Inleverpunt
Geef het bestand de naam 'Opdracht 1 Het Idee'
Taak 2 - Een ondernemer
2. Theorie - de ondernemer
Doel van de les:
Je kunt:
Jouw personalia omschrijven
Jouw persoonlijke kwaliteiten benoemen
Aangeven wat je motieven zijn om een onderneming te starten
2.1 Personalia
Personalia zijn jouw persoonlijke gegevens. Deze gegevens zijn nodig voor een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en is de basis van ieder ondernemingsplan.
Personalia zijn:
Naam
Adres, postcode en woonplaats
Telefoon
E-mail adres
Geboortedatum
Geboorteplaats
Nationaliteit
2.2 Persoonlijke kwaliteiten en eigenschappen
Kwaliteiten bestaan uit eigenschappen en vaardigheden. Wanneer je gaat ondernemen is het belangrijk je persoonlijke kwaliteiten onder de loep te nemen zo weet je welke kwaliteiten je hebt en welke je nog verder moet ontwikkelen.
Bekijk het volgende filmpje.
Eigenschappen = wat typisch is voor jou. Vaardigheden = wat je kan.
2.3 Motivatie
Motivatie is heel belangrijk om te kunnen ondernemen.
Motivatie: zin om iets te doen, enthousiasme om iets aan te pakken.
In een ondernemingsplan moet je aandacht besteden aan je motivatie. De ondernemer is degene die het moet gaan doen. Heb je geen motivatie dan zal je ook niet bereid zijn om er genoeg tijd aan te besteden. In een ondernemingsplan vertel je waarom jij de juiste persoon bent voor deze onderneming.
De eerste stap is bedenken waarom je ondernemer wilt worden. Er zijn veel mensen die dromen van een bedrijf. De reden daarvan kan zijn dat je het leuk vindt om de dingen op je eigen manier te doen.
Ook dromen mensen om eindelijk te gaan doen wat ze het leukste vinden. Je vind niet altijd werk wat precies past bij je droom. En soms duurt het heel lang voordat je droom uitkomt.
Sommige ondernemers hebben ook een andere mativatie. Bijvoorbeeld iets doen voor hun medemens of voor een beter milieu. Deze mensen lopen vaak al jaren met deze maatschappelijke problemen rond en willen daar dan met hun eigen bedrijf verandering in brengen.
In je motivatie beschrijf je waarom jij de juiste persoon bent voor dit werk. Als dit goed zit en je echt hart voor de zaak hebt, wordt jou bedrijf een succes!
2.4 de maatschappij
Wanneer je bezig bent met je bedrijfsidee onderzoek je ook de ontwikkelingen in de maatschappij. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de manier waarop wij ons afval verwerken of de manier waarop wij omgaan met het opwekken van stroom. Het is belangrijk om met je bedrijfsidee in te spelen op verwachtingen in de maatschappij. Het is belangrijk om met je bedrijfsidee in te spelen op verwachtingen en behoeften van potentiele klanten. Maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden deze behoeften.
2.5 de branche
Een goed bedrijfsidee houdt rekening met de branche ontwikkelingen. Een branche is een bedrijfstak, alle bedrijven hierin houden zich met eenzelfde soort product bezig. Bijvoorbeeld een supermarkt valt binnen de foodbranche.
2.6 USP
kijk eerst deze video en gaan dan aan de slag:
Met je bedrijf moet je je onderscheiden in de markt. Onderscheiden in de markt betekent dat je iets doet of hebt dat nog niet gedaan wordt. We noemen dit een USP, deze afkorting staat voor Unique Selling Point.
Er zijn verschillende punten waarop een bedrijf zich kan onderscheiden:
- De uitstraling
- Service
- Prijs
- Exclusiviteit in goederen of diensten
2. Praktische opdracht - het oprichten van een onderneming
2.1 De ondernemer
In deze deelopdracht ga je jezelf “in beeld brengen”. Dit betekent dat je allerlei gegevens over jezelf beschrijft. Je denkt na over je sterkte en zwakke kanten. Je beschrijft waarom je een eigen bedrijf wilt.
Opdracht a “persoonlijke gegevens”
Vul onderstaand schema in. Een aantal gegevens kan je makkelijk invullen. Sommige gegevens zijn misschien nog niet op jou van toepassing. Als ze niet op jou van toepassing zijn zet je de afkorting N.V.T neer.
Checklist
Voornaam
Achternaam
Geslacht
Geboorteplaats
Adres
Postcode en woonplaats
Telefoon
E-mailadres
Burgelijke staat
Opleidingen
Werkervaring
Bijzonderheden
Opdracht b “jouw ondernemerschap”
In deze opdracht leg je per kwaliteit uit waarom deze kwaliteit onvoldoende, voldoende of goed aanwezig is bij jou.
Kwaliteiten
Uitleg, deze kwaliteit is bij mij onvoldoende, voldoende of goed aanwezig omdat:
Leidinggeven
Ik kan:
Aanwijzingen geven
Beslissingen nemen
Conflicten oplossen
Taken verdelen
Onvoldoende, voldoende of goed,
omdat:
Motiveren
Ik kan:
Mensen in actie krijgen
Mensen enthousiast maken
Onvoldoende, voldoende of goed,
omdat:
Organiseren
Ik kan:
Overzicht houden
Overzien welk werk er gedaan moet worden
Rekening houden met kosten
Overleggen
Samenwerken
Onvoldoende, voldoende of goed,
omdat:
Plannen
Ik kan
Het werk in stukjes verdelen
Deadlines halen
Planning aanpassen indien nodig
Onvoldoende, voldoende of goed,
omdat:
Creatief en flexibel
Ik kan:
Oplossingen voor problemen bedenken
Het plan aanpassen indien nodig
Nieuwe ideeën bedenken
Onvoldoende, voldoende of goed,
omdat:
Deelopdracht c “financiële situatie”
Normaal gesproken moeten ondernemers ook in hun ondernemingsplan schrijven hoe hun financiële situatie is. Dit hoeft in deze opdracht niet uitgebreid; het is goed om te weten hoeveel geld jij ontvangt en hoeveel geld jij uitgeeft. Vul daarom onderstaande tabellen.
Inkomen
Per maand
Bijbaantje
€
Zakgeld
€
Overige ontvangsten
€
Totale inkomsten per maand
€
Uitgaven
Per maand
Kleding
€
Telefoon
€
Make up en uiterlijke verzorging
€
Eten, drinken
€
Abonnementen
€
Hobby’s
€
Overige uitgaven
€
Totale uitgaven per maand
€
2.2 De oprichting
In deze deelopdracht kiezen jullie de bedrijfsnaam. Bij de keuze van de naam moet je met veel dingen rekening houden.
- De naam moet bij het bedrijf passen.
- Het moet makkelijk te onthouden zijn.
- Klanten moeten het direct snappen en de juiste verwachtingen hebben.
- De naam mag nog niet bestaan.
Bekijk samen het onderstaande filmpje
Opdracht a “kies een naam”
a. Ieder groepslid kiest twee namen. Noteer nu per groepslid 2 namen die jij goed vindt passen bij jullie bedrijf.
b. Je gaat nu samen 1 van de namen kiezen. Dit doe je door te kijken of de naam aan bovenstaande voorwaarden voldoet.
c. Schrijf nu de naam die je hebt gekozen op.
Opdracht b “een logo”
Om herkenbaar te zijn als onderneming moet er een logo gemaakt worden voor jullie bedrijf.
a. Maak individueel een logo voor jullie bedrijf. Dat wil zeggen; lever in deze lesweek allemaal 1 logo in bij de docent. Deze logo’s zullen beoordeeld worden. Gezamenlijk kiezen jullie 1 logo dat het meest geschikt is.
Opdracht c "Inschijving Kamer van Koophandel"
Als je een bedrijf begint moet je het bedrijf inschrijven bij de Kamer van Koophandel.
Bekijk samen onderstaand filmpje
Vul het inschrijfformulier van de KvK in. Deze kun je vinden door op onderstaande link te klikken.
Geef het bestand de naam 'Opdracht 2 'De ondernemer'
Gebruik het materiaal van deze deelopdracht voor het schrijven van je ondernemersplan.
Taak 3 - De Markt
Het kan soms handig zijn om te weten wat je concurrenten doen. Concurrenten zijn bedrijven of personen die hetzelfde product aanbieden. Zo kom je erachter waar zij goed in zijn, waar zij minder goed in zijn en wat jij zelf dus ook beter kan doen.
Een valkuil van veel ondernemers is het willen verkopen aan iedereen. Het is goed om voor een specifieke groep te kiezen. Daarvoor kun je het beste zo duidelijk en uitgebreid mogelijk de doelgroep omschrijven.
Om een doelgroep te bepalen maak je een lijst met kenmerken:
1. Leeftijd
2. Geslacht
3. Woonplaats
4. Regio
5. Opleidingsniveau
6. Beroep
7. Vrijetijdsbesteding
Een koopmotiefis de reden waarom personen of bedrijven producten kopen. Er zijn 10 koopmotieven opgesteld door economen. Deze 10 koopmotieven zijn voor een verkoper handig om te weten. De reden hiervan is het kunnen inspelen op de wensen en behoeften tijdens een verkoopgesprek.
Je weet nu hoe je de doelgroep beschrijft en welke koopmotieven deze verschillende groepen hebben. Wil je meer weten over jouw specifieke doelgroep, dan kun je dit doen door hen vragen te stellen in een interview (kwalitatief onderzoek) of een enquête in te laten vullen (kwantitatief onderzoek). Deze onderzoeken worden vaak gedaan door een marketing specialist.
Nu is het belangrijk om te weten hoe je klanten kopen, waarom en wat van invloed is op het koopgedrag. Dit doen we met een afnemersanalyse.
In een afnemersanalyse zijn drie zaken belangrijk:
- Gedrag: hoe koopt de afnemer het product bij jou en hoe gaat hij het daarna gebruiken.
- Behoeften: een afnemer koopt iets omdat hij hier behoefte aan heeft, je hebt iets nodig.
- Omgeving: de invloed van andere mensen, trends en ontwikkelingen op jouw aankopen als klant.
Het kan soms handig zijn om te weten wat je concurrenten doen. Concurrenten zijn bedrijven of personen die hetzelfde product aanbieden. Zo kom je erachter waar zij goed in zijn, waar zij minder goed in zijn en wat jij zelf dus ook beter kan doen.
Je onderzoekt concurrenten altijd op 4 onderdelen; prijs, service, grootte van de afnemersgroep en doelgroep.
De SWOT analyse wordt ook wel de sterke en zwakte analyse genoemd. SWOT staat namelijk voor Strenghts (sterktes), Weaknesses (zwaktes), Opportunities (kansen) en Threats (bedreigingen). Met deze analyse kun je jouw bedrijf economisch analyseren, oftewel bekijken wat er goed en minder goed gaat.
3 Praktische opdracht - Concurrenten en de doelgroep
Dit gedeelte bestaat uit onderdeel a, b en c Je brengt de markt in beeld en zoekt de concurrenten uit met bijbehorende aspecten en gaat daarna jullie doelgroep omschrijven.
Opdracht 3a
1. Beschrijf kort jullie bedrijf, denk eraan wat je verkoopt en benoem de des betreffende branche.
2. Welke trends zijn er in jullie branche?
3. Past jullie winkel bij de trends in deze branche? Leg het antwoord uit.
4. Welke maatschappelijke ontwikkelingen zijn er? Denk bijvoorbeeld aan duurzaamheid.
5. Is het product seizoengevoelig? Leg het antwoord uit.
Opdracht 3B
1. Wie zijn de 5 grootste concurrenten?
2. Voor welk prijsniveau verkopen zij hun producten?
3. Welke garantie en service bieden zij?
4. Wat is de USP van de concurrenten?
5. Welke kleuren gebruiken de concurrenten? Voeg het logo toe.
Uitleg doelgroep Een afgebakende groep personen of instellingen waar een product, dienst, campagne of organisatie zich richt, noemen we een doelgroep. Binnen een markt kunnen doelgroepen worden onderscheiden doordat de leden van de groep bepaalde kenmerken delen. Enkele voorbeelden van doelgroepen: jongeren, hoger opgeleiden, huisvrouwen, werkzoekenden en early adopters.
In marketing neemt het begrip doelgroep een belangrijke plaats in. Een doelgroep is vaak een logisch gevolg van de kenmerken van een product of dienst of de doelstellingen van een organisatie, maar niet altijd.
De doelgroep is erg bepalend voor het gewenste imago. De boodschap en de vorm waarin deze wordt overgebracht dient te worden afgestemd op de doelgroep. Een reclameboodschap voor jongeren zal een andere tone of voice hebben dan een promotie gericht op ouderen.
Ook is de doelgroep van belang voor de kanalen die worden ingezet. Merken die een breed publiek willen bereiken kiezen bijvoorbeeld voor reclamespotjes op prime time op grote tv-zenders. Een bedrijf met een product dat zich richt op een niche zal eerder zoekmachinemarketing inzetten om in contact te komen met potentiële klanten waarvoor dit product interessant is.
opdracht 3c
Geef antwoord op onderstaande vragen of beschrijf de gegevens. Dit doe je niet door te gokken maar door samen te brainstormen en op het internet onderzoek te doen.
Leeftijd
Grootte van de groep (schatting)
Hobby’s
Inkomen
Opleiding
Hoe bereik je de doelgroep?
Waar koopt je doelgroep?
Heeft de doelgroep behoefte aan jouw product?
Wat is het koopgedrag van je doelgroep?
Welke Social Media kanalen gebruikt jouw doelgroep?
Taak 4 - De Marketingmix
Ieder bedrijf probeert iets uit te straling, deze uitstraling moet altijd het en overal het zelfde zijn. Dit zorgt voor herkenning. Door alles goed op elkaar af te stemmen kom je het best over bij je doelgroep. Een doelgroep let hierbij op de zogenoemde marketingmix. De marketingmix bestaat uit 6 onderdelen die beginnen met de letter p beginnen.
Een bedrijf verkoopt producten, alle producten samen noemen we het assortiment van de winkel. Wanneer we kijken naar de producten die verkocht worden kijken we naar de eigenschappen die het product heeft. Dit ken jij vast wel als de kwaliteit van het product, maar het bestaat uit meer dan dit.
De eigenschappen van een product:
1. De fysieke eigenschappen van een product kun je zien, denk aan materialen en de grootte.
2. De uitgebreide eigenschappen van een product zijn de extra’s die je krijgt zoals service en garantie.
3. De afgeleiden eigenschappen van een product hebben te maken met het merk en het imago dat dit merk heeft. Dit kan dus per klant verschillend zijn.
De prijs van het product bepaalt of een klant het product koopt. Om een goede prijs aan je product te geven moet je kijken naar jouw eigen kosten en de prijzen die jouw concurrenten vragen voor het product.
Daarnaast speelt het imago een belangrijke rol bij het bepalen van de prijs. Wanneer je als bedrijf een “goedkoop” imago hebt kun je dus ook kiezen voor lage prijzen.
Het doel van promotie is dat er zoveel mogelijk wordt verkocht. Promotie is het beïnvloeden van de klant dat zij producten gaan kopen.
Het gedrag van een klant kun je beïnvloeden door de AIDA-formule toe te passen.
1. Aandacht trekken van het publiek.
2. Interesse wekken door iets extra’s te bieden.
3. Daarna moet de drang, het verlangen, ontstaan dat een persoon het wil hebben. Dit kan je prikkelen door de voordelen van het product te benoemen.
4. Actie, de klant moet in actie komen, het product kopen.
Promotie maken kan met verschillende instrumenten:
1. Reclame: de publiciteit zoeken via massamedia zoals tv, kranten en het internet. Reclame maken is altijd onpersoonlijk, oftewel gericht op een grote groep.
2. Persoonlijke verkoop: Dit is de verkoop door een verkoopmedewerker, dit vindt ook wel eens plaats op straat of aan de deur.
3. Sales promotion: tijdelijke acties om het product meer te verkopen, denk aan kortingen.
4. Public relations: het positief beïnvloeden van de klantrelatie door opendagen of speciale “shopping-nights”.
5. Sponsoring: denk aan de bedrukking van voetbal shirts, hierdoor wordt het merk bekender.
Een merk dankt zijn herkenbaar vaak aan een logo. Er zijn twee soorten logo’s: het beeldmerk en het woordmerk. Het beeldmerk is een plaatje, een woordmerk is vaak een geschreven tekst.
De kleur van je logo en de kleuren die doorgevoerd zijn moeten zorgvuldig gekozen worden. Kleuren hebben een betekenis, soms gaat het om een kleur en soms zijn er afspraken over gemaakt.
Vaak heeft een ondernemer personeel nodig. Het personeel is vaak een visitekaartje van een bedrijf, het personeel moet dus een goed uithangbord zijn. Het kiezen van personeel is moeilijk, echt zegt de opleiding van mogelijk personeel een goed beeld van de kwaliteiten en eigenschappen van iemand.
Met de plaats wordt bedoeld: waar bied je je producten aan voor verkoop? Met de vestigingsplaats wordt niet alleen een pand bedoeld, verkoop kan ook plaats vinden op het internet of op straat.
Er zijn enkele vragen je jezelf moet stellen bij het kiezen van een plaats:
- Past de omgeving bij het bedrijf?
- Heeft de omgeving invloed op je bedrijf?
- Is je bedrijf makkelijk te bereiken?
Presentatie omvat alle activiteiten van een onderneming die erop gericht zijn het product of bedrijf zo te verpakken of “aan te kleden dat de klant het wil kopen en/of bezoeken.
Bij de presentatie gaat het om:
1. Het presteren van je bedrijf; de inrichting moet passen bij het imago van het bedrijf.
2. Het presenteren van je product; de verpakking moet passen bij het imago van het bedrijf.
4. Praktische opdracht - Marketingmix (6 p's)
Deel 1 product
Maak een product beschrijving, denk hierbij aan de opbouw van het assortiment.
a. Beschrijf het hoofdassortiment. Dit zijn de producten waar jij het meeste geld denkt te gaan verdienen, dit zijn tevens de producten waar de winkel bekend om staat. Kies er minstens 5.
b. Beschrijf het randassortiment. Dit zijn de producten die iets toevoegen aan het assortiment, je verdient hier vaak niet veel geld mee. Denk aan veters in een schoenenwinkel. Kies er minstens 5.
c. Zoek bij de artikelen ook een afbeelding.
Deel 2 prijs
Omdat jullie een handelsonderneming starten kun je aan de hand van een formule een geschikte prijs bepalen. De minimale verkoopprijs wordt bepaald door de kosten. Als je de kosten voor een product weet dan weet je ook waarvoor je het minimaal moet verkopen, anders lijdt je verlies. Soms is het moeilijk deze prijs te bepalen, hiervoor moet je veel onderzoek doen op het internet.
a. Wat kosten de producten die vallen binnen het hoofdassortiment? (inkoop)
b. Wat kosten de producten die vallen binnen het randassortiment? (inkoop)
Een bedrijf heeft als doel een zo hoog mogelijke winst maken. Als je weet wat een klant ervoor wilt geven dan kun je de maximale verkoopprijs bepalen.
c. Vraag aan minimaal 10 verschillende personen wat zij maximaal zouden betalen voor dit product. Bereken hiervan het gemiddelde. Nu weet je de maximale verkoopprijs per artikel.
d. Nu bepaal je per artikel de verkoopprijs die jullie willen hanteren. Zoek op wat de concurrenten vragen voor soortgelijke artikelen, houd rekening met de minimale en maximale prijs en noteer nu van ieder product de prijs die jullie kiezen.
Deel 3 personeel
Ieder bedrijf heeft werknemers nodig. Als startende ondernemer zijn dit er waarschijnlijk minder dan bij een groot een succesvol bedrijf.
a. Hebben jullie personeel nodig? Zo ja, voor welke functies?
b. Hebben de personeelsleden en bepaalde opleiding/diploma nodig?
c. Wat is het salaris per personeelslid dat je hen ongeveer zal moeten betalen?
d. Denk nu na over bedrijfskleding. Zoek afbeeldingen of maak een schets van de kleding waar jullie aan denken. Noteer hoeveel dit kost en bereken de kosten voor de bedrijfskleding voor alle personeelsleden.
Deel 4 promotie
Het doel van promotie is dat er zoveel mogelijk wordt verkocht. Ontwikkel nu voor jullie bedrijf een huisstijl. De huisstijl is de manier waarop het bedrijf zich naar buiten presenteert. De huisstijl voer je in alles door. Denk aan advertenties, brieven, inrichting, Social Media en verpakkingen.
a. Allereerst bepaal je de volgende onderdelen van de huisstijl.
1. Naam van het bedrijf
2. Kleuren
3. Lettertype.
b. Maak nu het logo voor jullie bedrijf, je had hiervoor al een schets gemaakt maar nu houden jullie rekening met de gekozen kleuren en het lettertype.
c. Maak nu voor ieder teamlid een visitekaartje. Dit doe je digitaal, gebruik Word of een geschikte app.
d. Maak nu een keuze over de verschillende Social Media kanalen. Welke kanalen zetten jullie in? Waarom kiezen jullie hiervoor? Wat ga je doen, je kunt duidelijk promotie voeren of ben je alleen vindbaar?
e. Stel dat jullie de mogelijkheid krijgen om jullie bedrijf te promoten op school. Hiervoor krijg je per onderneming een a-3 papier. Zorg dat in 1 oogopslag duidelijk is wat jullie verkopen en hoe de potentiele klanten bij jullie kunnen komen.
Deel 5 plaats
Bij het vaststellen van de plaats bedenk je waar jullie de artikelen gaat verkopen. Je kunt aan meer plaatsen denken dan een “gewone winkel”. Er zijn namelijk ook pop-up stores, webshops of marktkramen.
Hoe gaan jullie je product verkopen?
Geef zo veel mogelijk informatie over jullie verkoopplaats. Neem bijvoorbeeld eens een kijkje op Funda Business om te zien wat een bedrijfspand huren kost.
Teken een plattegrond voor jullie winkel of bedrijfspand.
Deel 6 presentatie
Presenteer nu het bedrijf aan jullie doelgroep.
a. Maak een moodboard waarin duidelijk wordt hoe jullie winkelinrichting eruit gaat zien.
b. Maak een (cadeau)verpakking van jullie producten waarin jullie laten zien hoe de klanten de artikelen ontvangen.
Om de kostprijs van je product zo laag mogelijk te houden, is het belangrijk om goed over je inkoop na te denken. De inkoopprijs is de prijs die een bedrijf betaalt aan zijn leverancier bij het inkopen van hun producten.
Inkopen is het kopen van producten, die noodzakelijk zijn om je bedrijf te kunnen runnen. Het gaat altijd om de eerste aanschaf. Je koopt een handelsvoorraad in, producten moeten namelijk altijd op voorraad zijn omdat een klant anders mis kan grijpen. Indien producten op dreigen te raken moeten producten worden besteld.
Je hebt voor je winkel altijd producten op voorraad. Je wilt de producten op een bepaalde manier inkopen, dit noemen we het inkoopbeleid. Daarnaast denk een bedrijf na over waar het product ingekocht moet worden.
Het inkoopbeleid heeft al doel:
- Een juiste producten op voorraad
- Een goede prijs voor de ingekochte producten
- Voldoende producten op voorraad
- Juiste voorraad op de juiste plaats
- Dat de voorraad wordt ingekocht op basis van de behoefte van de klant.
Een offerte is een papier of digitaal prijsoverzicht van het aanbod dat gedaan wordt voor een bepaalde prijs. Meestal heeft een offerte een bepaalde geldigheidsduur.
Bedrijven zijn altijd bereid je een offerte te sturen. Zorg dat je in je aanvraag duidelijk bent over wat je wilt, welk product, op welke datum, de hoeveelheid en wanneer het geleverd moet worden.
Inkopen voor je bedrijf is belangrijk, maar zeker zo belangrijk is de verkoop van jouw product. Bij de P van personeel hebben we al kunnen zien welke rol het personeel speelt bij het verkopen. Tijdens een verkoopgesprek vindt een gesprek plaats tussen verkoper en klant. Dit gesprek bestaat uit een paar fasen:
1. Het verwelkomen van de klant
2. Achterhalen wat de klant precies wilt.
3. Een aanbod doen wat past bij de klant.
4. Overtuigen van de klant.
5. Rond het gesprek af.
5.1 Praktische opdracht - Inkoop en Verkoop
Opdracht 1
Opdracht 2
Tijdens het verkoopgesprek is het belangrijk om de gezichtsuitdrukkingen te herkennen. Je kunt daar als verkoper namelijk op inspelen. Er zijn 7 basisemoties: Angst, woede, walging, blijdschap, verassing, verdriet en minachting. Geef van elke basisemotie 1 foto weer in een foto collage.
Opdracht 3
Een rollenspel: een verkoopgesprek (3 leerlingen per groep)
- Rollen: verkoper, klant en cameraman
- Rol van verkoper: de verkoper is goed ingelicht, weet veel van het product en is ongeveer 30 jaar oud.
- Rol van de klant gaan jullie zelf beschrijven.
a. Beschrijf kort de klant:
- Leeftijd:
- Man/vrouw
-Gebruikt het product:
- Beschrijf het gedrag: aardig/onrustig/geïrriteerd of boos.
- Bedenk een product dat de verkoper moet gaan verkopen: product, prijs en service
b. Speel het verkoopgesprek en laat je filmen door de cameraman. Wissel vervolgens de rollen af, dit doe je 3 keer zodat iedereen een keer de verkoper is geweest.
5. Begrippenlijst
Neem deze lijst over in je schrift. Deze dikgedrukte woorden staan in werktaak 3. Zoek indien nodig het woord terug en noteer de betekenis.
Begrip
Omschrijving
Marketingmix
Assortiment
Productgroepen
Productitems
Imago
Promotie
AIDA – formule
Reclame
Persoonlijke verkoop
Sales promotion
Public relations
Sponsoring
Logo
Lettertype
Personeel
Vestigingsplaats
Presentatie
Taak 6 - Financiën
Als startende ondernemer heb je veel geld nodig, je zult veel moeten investeren om überhaupt te kunnen beginnen. Denk maar aan het kopen van een pand, je inventaris en de voorraad goederen. Door het maken van een financieel plan krijg je een overzicht van het geld dat je nodig zult hebben. Daarnaast kun je uitrekenen vanaf welk punt je winst gaat maken en de risico’s die je daarbij neemt.
Investeren betekent arbeid, kennis, goederen en geld in je zaak stoppen. Een startende onderneming met daarom vaak op zoek naar geld. Om een goed beeld te krijgen van de investeringen maak je een investeringsbegroting. Je geeft daarbij antwoord op de onderstaande investeringsvragen:
1. Ga ik een bedrijfspand huren of kopen?
2. Heb ik machines nodig om het product te maken?
3. Hoeveel moet ik uitgeven het om mijn bedrijf in te richten? (inventaris)
4. Heb ik personeel nodig en welk salaris betaal ik dan?
5. Heb ik een voorraad nodig?
6. Hoeveel voorraad heb ik nodig?
Opdracht 1
a. Geef aan de hand van onderstaand verhaal antwoord op de investeringsvragen.
“Anouk wil een kapperszaak beginnen. Ze wil een studio kopen voor €150.000. Voor de inrichting heeft zij €10.000 nodig. Zij wil 10 verschillende diensten aanbieden en dit kost haar zo’n €5.000. Ze verwacht in het begin alleen zelf in de winkel te werken, ze zal zichzelf alleen betalen wat nodig is en gaat ervanuit dat dit €800 per maand is. Anouk heeft nu zelf €3500 spaargeld op de bank staan.
b. Per dienst betaalt een klant gemiddeld €55. Hoeveel diensten moet Anouk verkopen om winst te gaan maken?
Opdracht 2
Vul nu het begrotingsplan in voor Anouk haar kapperszaak.
Om te kunnen berekenen of je ooit winst gaat maken moet je weten hoe je omzet, afzet en winst gaat berekenen.
Omzet is het geld dat je binnen krijgt aan de hand van de verkochte artikelen (afzet).
Omzet = afzet x verkoopprijs
Brutowinst is het bedrag wat je van de omzet overhoudt als je er het bedrag van afhaalt dat je zelf voor de verkochte producten hebt betaald (inkoopwaarde).
Brutowinst = omzet – inkoopwaarde
Nettowinst is het bedrag dat de onderneming echt verdient door de verkopen.
Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
Opdracht 3
a. Maak voor Domino’s pizza een overzicht van hun kosten en opbrengsten. Geef dus aan of het getal onder de opbrengsten valt of onder de kosten.
1. Omzet €125.000
2. Inkoopwaarde €50.000
3. Personeelskosten €25.000
4. Rentekosten €2.000
5. Verkoopkosten €3.000
6. Kosten vervoer €10.000
7. Huur bedrijfsruimte €6.000
8. Overige kosten: €4.000
b. Zorgt dit overzicht voor een positief of een negatief resultaat? Noemen we dit winst of verlies?
c. Reken de nu brutowinst en de nettowinst uit met behulp van de eerder genoemde formules en de getallen uit onderdeel a van deze opdracht.
Verdieping
Opdracht 1
Artikel
Afzet
Verkoopprijs
Omzet
A
50
€ 1,80
€ ......
B
.....
€ 2,50
€ 487,50
C
90
€ .....
€ 301,50
Opdracht 2
A
Omzet
Inkoopprijs
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst
€ 3000,-
€ 2200,-
€ .....
€ 125,-
€ .....
€ .....
€ 6000,-
€ 4500,-
€ 1200,-
€ .....
€ 834,-
€ .....
€ .....
€ 256,-
€ 112,-
€ 75,30
€ .....
€ 36,15
€ 12,70
€ ....
B
De firma BeeldGeluid verkoopt televisietoestellen.
Op 1 mei is de voorraad van een bepaald merk tv-toestellen 31 stuks.
Er worden in mei 20 van deze toestellen ingekocht. Op 1 juni is de voorraad nog 16 stuks.
De verkoopprijs van dit toestel is € 625,-. De inkoopprijs is € 385,-.
De bedrijfskosten bedragen € 100,- per toestel.
1.Bereken de afzet van dit merk televisietoestel in deze periode.
2. Bereken ook de omzet.
3. Hoeveel bedraagt de brutowinst?
4. En hoeveel de nettowinst?
Opdracht 3
De verkoopprijs van een doos bananen is €18. In een maand worden er 18.000 dozen bananen verkocht. Men koopt de bananen in voor €4 per doos. In totaal heeft het bedrijf €100.000 aan bedrijfskosten per maand. Je hoeft geen rekening te houden met btw in deze opgave. Gebruik onderstaande tabel.
a) Bereken de omzet.
b) Bereken de brutowinst.
c) Bereken het nettoresultaat.
Omzet
€
- inkoopwaarde
- €__________
Brutowinst
€
- Bedrijfskosten
- €__________
Nettoresultaat
€
Opdracht 4
De verkoopprijs van een smart-tv is €1.499,50. In een maand worden er 350 verkocht bij de mediagigant. Men koopt de tv's in voor €1.200. In totaal heeft het bedrijf €25.000 aan bedrijfskosten per maand. Je hoeft geen rekening te houden met btw in deze opgave. Gebruik onderstaande tabel.
a) Bereken de omzet.
b) Bereken de brutowinst.
c) Bereken het nettoresultaat.
Omzet
€
- inkoopwaarde
- €__________
Brutowinst
€
- Bedrijfskosten
- €__________
Nettowinst
€
Opdracht 5
Een appelmoesfabriek produceert per jaar 1.600.000 potjes appelmoes. Ze worden allemaal verkocht voor €0,98 per stuk. De totale inkoopwaarde is €950.000 en de bedrijfskosten bestaan uit €100.000 personeelskosten, €95.000 huurkosten en €45.000 schoonmaakkosten. Je hoeft geen rekening te houden met btw in deze opgave. Gebruik onderstaande tabel.
a) Bereken de omzet.
b) Bereken de brutowinst.
c) Bereken het nettoresultaat.
Omzet
€
- inkoopwaarde
- €__________
Brutowinst
€
- Bedrijfskosten
- €__________
Nettoresultaat
€
Opdracht 6
Een winkelier koopt spijkerbroeken in voor €25 en verkoopt ze vervolgens voor €80. Per week verkoopt men er gemiddeld 120 stuks van. In totaal heeft het bedrijf €225.000 aan bedrijfskosten per jaar. Je hoeft geen rekening te houden met btw in deze opgave. Gebruik onderstaande tabel.
a) Bereken de omzet per jaar.
b) Bereken de brutowinst per jaar.
c) Bereken het nettoresultaat voor dat jaar.
Omzet
€
- inkoopwaarde
- €__________
Brutowinst
€
- Bedrijfskosten
- €__________
Nettoresultaat
€
Opdracht 7
Een winkelier koopt truien in voor €22 en verkoopt ze voor €59 per stuk. Ook koopt men spijkerbroeken in voor €37 en verkoopt ze vervolgens voor €99. Per jaar verkoopt men 1.000 truien en 1.400 spijkerbroeken. In totaal heeft het bedrijf €255.000 aan bedrijfskosten per jaar. Je hoeft geen rekening te houden met btw in deze opgave. Gebruik onderstaande tabel.
a) Bereken de omzet.
b) Bereken de brutowinst.
c) Bereken het nettoresultaat.
Omzet
€
- inkoopwaarde
- €__________
Brutowinst
€
- Bedrijfskosten
- €__________
Nettoresultaat
€
Praktische opdracht - financien
Een financieel plan geeft je inzicht in de kansen van een bedirjf. Met het financieel plan berken je onder andere hoeveel geld je nodig hebt om een bedrijf te starten. Daarnaast vormen de berekeningen een inschatting voor de eventuele winst en de risico’s die gaan komen. In dit onderdeel gaan jullie begrotingen maken, waarin je op basis van verwachtingen gaat werken.
deel 1 investeringsplan
In deze opdracht gaan jullie uitzoeken wat er nodig is om het bedrijf op t starten. Denk hierbij aan materialen, gebouwen en bijvoorbeeld voorraad. Door onderstaande vragen te beantwoorden krijg je een duidelijk beeld van jullie investeringen.
a. Gaan jullie een bedrijf kopen of huren?
b. Wat zijn de kosten per maand en per jaar van de huur of hypotheek?
c. Nu moet je je bedrijf ook in gaan richten. Denk na over wat jullie allemaal nodig hebben. Maak een tabel met daarin de inventaris lijst een de linkerzijde en in de rechterzijde te aanschafprijs. Dit zoek je op internet op. Hieronder die je een voorbeeld van een startende ijswinkel.
d. Noteer nu in de onderste rij de totale begroting voor het inventaris.
Inventaris
Aantal
Aanschafprijs per stuk
ijsmachine
1
€1500,-
ijsschep
4
€15,-
-
-
€1560,-
e. Nu moet je ook gaan nadenken over de voorraad en de investeringen die jullie hiervoor moeten doen. Ook dit gaan jullie in een tabel zetten. Een voorbeeld hiervan staat hieronder.
f. Noteer nu inde onderste rij de totale begroting voor de voorraad.
Producten
Aantal
Prijs per stuk
Totaal
Aardbei ijs 3 liter
2
€2,50
€5,00
deel 2 financierngsplan
Jullie hebben nu een overzicht van het benodigde geld, de investeringen. In deze deelopdracht gaan jullie op zoek naar het geld wat je hiervoor nodig hebt.
Totaal bedrag uit investeringsbegroting – eigen vermogen (dit is het geld dat de ondernemers hebben = Vreemd vermogen (nog nodig van anderen)
We gaan ervan uit dat jullie weinig tot geen eigen vermogen hebben. Bedenk 2 manieren waarop je aan vreemd vermogen gaat komen. Hoeveel geld aan vreemd vermogen hebben jullie nodig?Bereken/bepaal de verwachte omzet voor de eerste 5 jaar. Als meerder producten verkoopt voor een verschillende prijs tel je de omzet per product bij elkaar op.
Als er meer omzet is dan kosten, dan heb je nettowinst.
Als er meer kosten zijn dan omzet, dan heb je nettoverlies. Je vult dus maar bij een van deze onderdelen op je exploitatiebegroting een bedrag in. Op deze manier zijn de totaal bedragen aan beide kanten gelijk.
Wat moet ik leren en inleveren?
In totaal krijg je 4 cijfers tijdens dit hele keuzevak.
Cijfer 1. Jezelf als ondernemer beschrijven (PTA code 1301)
Dit onderdeel bestaat uit:
Een tentamen over de theorie van:
taak 1 Kennismaken met ondernemen
taak 2 Een ondernemer
taak 3 De markt
Inleveren hoofdstuk 1 van je ondernemersplan (zie de werkkaart 'Ondernemersplan' onderaan deze pagina)
Reflectie op product en proces. (Wat heb ik ingeleverd en hoe heb ik dat gedaan)
Cijfer 2. Een marketingplan maken (PTA code 1302)
Dit onderdeel bestaat uit:
Een tentamen over de theorie van:
taak 4 De marketingmix
Inleveren hoofdstuk 2 (met hfst 1)van je ondernemersplan (zie de werkkaart 'Ondernemersplan' onderaan deze pagina)
Reflectie op product en proces. (Wat heb ik ingeleverd en hoe heb ik dat gedaan)
Cijfer 3. Een financieel plan schrijven (PTA code 1303)
Dit onderdeel bestaat uit:
Een tentamen over de theorie van:
taak 5 Inkoop en verkoop
taak 6 Financiën
Inleveren hoofdstuk 3 (met hfst 1 en 2) van je ondernemersplan (zie de werkkaart 'Ondernemersplan' onderaan deze pagina)
Reflectie op product en proces. (Wat heb ik ingeleverd en hoe heb ik dat gedaan)
Cijfer 4. Het uitvoeren van een ondernemersplan (PTA code 1304)
Dit onderdeel bestaat uit:
Het uitvoeren van een markt (Zie werkkaart 'Het uitvoeren van een markt')
Het arrangement Keuzevak Ondernemen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Anthonie Meuleman
Laatst gewijzigd
2023-02-21 08:43:04
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0
Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.