Bij de cursus ict mochten wij op Wikiwijs een eigenlesontwerp maken naar keuze. Ik heb gekozen voor ordening aangezien ik dit een heel interessant onderwerp vind. Bij het maken van deze les heb ik het boek biologie voor jou vmbo-gt 3a gebruikt.
In dit arrangement vind je basisstof 1 t/m 3 van het hoofdstuk, organismen ordenen, de evolutietheorie en argumenten voor evolutie. Aan het eind van de behandelde stof vind je een kleine toets waar leelringen hun geleerde stof kunnen testen.
Organismen ordenen
Op de aarden wonen miljoenen soorten organismen. Organismen worden door biologen ingedeeld op basis van gemeenschappelijke kenmerken. Bijvoorbeeld: een leeuw en een jaguar, beiden hebben ze scherpe tanden, eten vlees en hebben een warme vacht.
Ordening is het indelen van organismen. Op basis van kenmerken kun je organismen in verschillende groepen ordenen. De laagste is een soort, dit is een organisme dat onderling kunnen voortplanten Wanneer soorten heel veel gemeenschappelijke kenmerken hebben dat ze bij elkaar horen. Dan noem je dat een geslacht. Sommige geslachten hebben ook heel veel gemeenschappelijke kenmerken, dan noem je het een familie. Denk bijvoorbeeld aan katachtigen. Na de familie krijg je de orde. Onder de orde horen bijvoorbeeld roofdieren, dit zijn verschillende families met een gezamenlijke eigenschap. Boven de orde staat een klasse, verschillende ordes vallen hier onder. Bijvoorbeeld primaten en roofdieren. Boven de orde staat de klasse, dit zijn de vissen, zoogdieren, reptielen en amfibieën. Klassen zijn onder te verdelen in stammen, dit zijn de stekelhuidigen, gewervelden, geleedpotigen en weekdieren. Als laatst zijn de stammen onder te verdelen bij het rijk, zoals dieren, planten en schimmels.
Verder is de verdeling op het aller hoogste niveau in drie groepen. Deze groepen worden domeinen genoemd. De domeinen zijn, archaea, bacteriën en eukaryoten
Eukaryoten: hier behoren de planten, schimmels dieren en protisten onder. Protisten zijn echter niet goed in te delen, dit komt omdat ze kenmerken kunnen hebben van zowel planten, schimmels en dieren.
Bacteriën: deze zijn kleiner dan eukaryoten. Bacteriën hebben een belangrijke rol in het leven, kunnen je genezen of juist ziek maken. In je lichaam leven duizenden bacteriën.
Archaea: lijken heel veel op bacteriën. Het verschil is dat zij leven bij extreem hoge temperaturen, zoals bij vulkanen. Dit is een bijzondere eigenschap.
Bij het indelen van organismen in rijken en domeinen wordt er gekeken naar verschillen in de cellen. De kenmerken waar naar gekeken word is de aanwezigheid van bladgroenkorrels, celkern, celwand en hoe groot de cel is.
Een eencellig organismen bestaat uit slechts een cel, dit zijn bacteriën en archaea. Planten en dieren zijn meercellig organismen, ze bestaan uit meerdere cellen. Niet alle cellen zien er het zelfde uit bij meercellig organismen, ze hebben verschil in functie en bouw. Ze hebben daarom ook organen en weefsels. Schimmels zijn echter zowel eencellig als meercellig organismen.
Alle eukaryoten hebben een celkern, dit is wat hun onderscheid van de andere domeinen.
Dieren onderscheiden zich weer van de anderen eukaryoten omdat zij geen celwand hebben. Planten hebben bladgroenkorrels, hier vind fotosynthese plaats.
In de tabel hieronder vind je een overzicht van cel kenmerken van de eukaryoten.
Per organisme virschil de grootte van de cellen. Er wordt gekeken naar de relatieve grootte, dit is de grootte in verhouding met ander organismen.
Organismen behoren tot de zelfde soort als ze onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen. De nakomelingen van de eerste nakomelingen moeten ook weer vruchtbaar zijn en onderling kunnen voortplanten. Verschillende rassen kunnen zich onderling voortplanten omdat ze onder de zelfde soort vallen.
In de biologie wordt er van uit gegaan dat alle levensvormen op aarden in de loop van een hele lange tijdzijn ontstaan en veranderd. Dit heet evolutie, de ontwikkeling van het leven op aarden waarbij soorten ontstaan, verdwijnen en veranderen. De evolutietheorie is bedacht door Charles Darwin. Er zijn feiten die de theorie erg aannemelijk maken, deze feiten noem je argumenten. De evolutie theorie gaat uit van veranderingen in het genotypen (in de genen), natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten.
Bij verandering in genotypen vind dit plaats binnen een populatie, wil je effect hebben. Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort. Door geslachtelijke voortplanting ontstaat er steeds een nieuw genotypen. Ook kunnen er binnen een individu mutaties optreden in de genen, dit zijn plotselinge veranderingen. Door geslachtelijke voortplanting en mutaties komen steeds nieuwe genotypen tot stand, hierdoor zijn er ook steeds anderen fenotypen. Kijk bijvoorbeeld maar naar de kleur van de huisjes van slakken.
Organismen krijgen vaak veel nakomelingen, bijvoorbeeld een slakken. Niet altijd worden alle jongen volwassen, dit kan komen door voedsel te kort of door een te fel gekleurd huisje waardoor ze sneller worden opgemerkt door vogels en gegrepen worden. Hun overlevingskans zijn niet even groot als een slak meet een gecamoufleerde huisje. De kans dat deze slakken zich kunnen voortplanten is zeer klein, ze zijn vaak al gepakt voordat ze de kans ervoor hebben gekregen. De gecamoufleerde slak zal wel nakomelingen krijgen omdat deze het beste aangepast is aan de omgeving, survival of the fittest. De nakomelingen van deze slak zullen de schutkleuren van de ouders overerven. Natuurlijke selectie is het verschijnsel dat individuen met bepaalde gunstige erfelijke eigenschappen in een bepaald gebied meer nakomelingen krijgt dan individuen zonder erfelijke eigenschappen. Natuurlijke selectie zorgt er voor dat elk soort constant goed aangepast blijft aan zijn omgeving.
Het genotypen bepaald of een individu goed is aangepast naar zijn milieu of niet. Met milieu word de leefomgeving met alle omstandigheden die invloed hebben op een organismen. Denk aan regen, warmte, zieke, weinig planten, voedsel en roofdieren. Schutkleur kan een goede aanpassing zijn aan het milieu, het organismen of individu valt hierdoor minder op voor roofdieren. Een voorbeeld is een poolvos en een gewone vos. Poolvossen zijn wit met een dikke vacht om warmte vast te houden en niet op te vallen in de sneeuw. Terwijl een normale vos rood is met een iets dunnere vacht om niet op te vallen in bossen en makkelijker warmte kwijt te kunnen.
Een populatie met veel verschillende feno- en genotypen hebben een grote overlevingskans. Wanneer de omstandigheden in het milieu veranderen is de kans groot dat enkele individuen goed zijn aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Door een mutatie bevatten zij toevallig de juiste genen waardoor ze de juiste eigenschappen hebben voor het veranderede milieu. Het kan zijn dat de individuen met de oorspronkelijke aanpassingen uitsterven en de mutanten blijven bestaan, het soort is dan geëvalueerd.
Het kan zijn dat beide varianten blijven bestaan en onderling voortplanten waardoor de vorm met de beste aanpassing het meeste voorkomt in het milieu. Het blijft dan echter een soort alleen zijn er dan verschillende vormen.
Als de verschillende vormen niet met elkaar voortplanten kunnen er na verloop van tijd verschillende soorten ontstaan. De vormen kunnen steeds meer van elkaar veranderen waardoor uiteindelijk geen vruchtbare nakomelingen komen. Er zijn twee verschillende soorten ontstaan.
Een nieuw soort kan ook ontstaan doordat dezelfde populatie langdurig van elkaar geïsoleerd raken. Denk aan een grote rivier die tussen het leefgebied is gekomen en de populatie in tweeën word gesplitst zonder te kunne oversteken. Er zijn twee populaties ontstaan. Door langdurige isolatie veranderen de populaties van elkaar en zullenze niet meer onderling vruchtbare nakomenlingen kunne krijgen.
Hier een filmpje ter ondersteuning van de evolutietheorie.
Het arrangement Ordening 3 vmbo-gt bs 1 t/m 2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Mara Beekers
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-11-15 03:13:34
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Vak: biologie Niveau: 3 vmbo-gt
Aan het eind van deze les kan de leerling:
*groepen op de juiste volgorde zetten, domein-soort
* kenmerken van bacterieen, dieren schimmels en planten benoemen en ze van elkaar onderscheiden
*toelichten wat de evolutietheroie in houdt. je kunt toelichten welke rol natuurlijke selectie speelt bij het ontstaan vannieuwe rassen en soorten.
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Ordening 3 vmbo-gt bs 1 t/m 2
nl
Mara Beekers
2019-11-15 03:13:34
Vak: biologie Niveau: 3 vmbo-gt
Aan het eind van deze les kan de leerling:
*groepen op de juiste volgorde zetten, domein-soort
* kenmerken van bacterieen, dieren schimmels en planten benoemen en ze van elkaar onderscheiden
*toelichten wat de evolutietheroie in houdt. je kunt toelichten welke rol natuurlijke selectie speelt bij het ontstaan vannieuwe rassen en soorten.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
ordenig bassisstof 1 t/m 2
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.