Organismen ordenen

Op de aarden wonen miljoenen soorten organismen. Organismen worden door biologen ingedeeld op basis van gemeenschappelijke kenmerken. Bijvoorbeeld: een leeuw en een jaguar, beiden hebben ze scherpe tanden, eten vlees en hebben een warme vacht.

Ordening is het indelen van organismen. Op basis van kenmerken kun je organismen in verschillende groepen ordenen. De laagste is een soort, dit is een organisme dat onderling kunnen voortplanten Wanneer soorten heel veel gemeenschappelijke kenmerken hebben dat ze bij elkaar horen. Dan noem je dat een geslacht. Sommige geslachten hebben ook heel veel gemeenschappelijke kenmerken, dan noem je het een familie. Denk bijvoorbeeld aan katachtigen. Na de familie krijg je de orde. Onder de orde horen bijvoorbeeld roofdieren, dit zijn verschillende families met een gezamenlijke eigenschap. Boven de orde staat een klasse, verschillende ordes vallen hier onder. Bijvoorbeeld primaten en roofdieren. Boven de orde staat de klasse, dit zijn de vissen, zoogdieren, reptielen en amfibieën. Klassen zijn onder te verdelen in stammen, dit zijn de stekelhuidigen, gewervelden, geleedpotigen en weekdieren. Als laatst zijn de stammen onder te verdelen bij het rijk, zoals dieren, planten en schimmels.

Verder is de verdeling op het aller hoogste niveau in drie groepen. Deze groepen worden domeinen genoemd. De domeinen zijn, archaea, bacteriën en eukaryoten

Eukaryoten: hier behoren de planten, schimmels dieren en protisten onder. Protisten zijn echter niet goed in te delen, dit komt omdat ze kenmerken kunnen hebben van zowel planten, schimmels en dieren.

Bacteriën: deze zijn kleiner dan eukaryoten. Bacteriën hebben een belangrijke rol in het leven, kunnen je genezen of juist ziek maken. In je lichaam leven duizenden bacteriën.

Archaea: lijken heel veel op bacteriën. Het verschil is dat zij leven bij extreem hoge temperaturen, zoals bij vulkanen. Dit is een bijzondere eigenschap.

 

Bij het indelen van organismen in rijken en domeinen wordt er gekeken naar verschillen in de cellen. De kenmerken waar naar gekeken word is de aanwezigheid van bladgroenkorrels, celkern, celwand en hoe groot de cel is.

Een eencellig organismen bestaat uit slechts een cel, dit zijn bacteriën en archaea. Planten en dieren zijn meercellig organismen, ze bestaan uit meerdere cellen. Niet alle cellen zien er het zelfde uit bij meercellig organismen, ze hebben verschil in functie en bouw. Ze hebben daarom ook organen en weefsels. Schimmels zijn echter zowel eencellig als meercellig organismen.

Alle eukaryoten hebben een celkern, dit is wat hun onderscheid van de andere domeinen.
Dieren onderscheiden zich weer van de anderen eukaryoten omdat zij geen celwand hebben. Planten hebben bladgroenkorrels, hier vind fotosynthese plaats.
In de tabel hieronder vind je een overzicht van cel kenmerken van de eukaryoten.

Bron: https://images.slideplayer.nl/40/11261227/slides/slide_2.jpg

Per organisme virschil de grootte van de cellen. Er wordt gekeken naar de relatieve grootte, dit is de grootte in verhouding met ander organismen. 

Organismen behoren tot de zelfde soort als ze onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen. De nakomelingen van de eerste nakomelingen moeten ook weer vruchtbaar zijn en onderling kunnen voortplanten. Verschillende rassen kunnen zich onderling voortplanten omdat ze onder de zelfde soort vallen.