Hoe leer ik taal?
Vuistregels
- Leer vaker kort dan één keer lang.
Hierdoor weet je de woordjes vaak over een maand nog steeds.
Leren lezen en praten gaat toch over het totaal aantal woordjes dat je kent.
- Schrijf de regels hoe je het moet doen op (bijvoorbeeld wanneer stam + t)
- Zorg dat je de woorden altijd mondeling en op schrift oefent!
- Oefen ze door elkaar en altijd twee kanten op.
- Lees vaker buitenlandse boeken voor je woordenschat.
- Overhoor niet de dag voor de toets.
- Overhoor pas een uur na het leren.
Manieren van leren
- Lezen I:
- Schrijf de woorden en vertaling op in twee rijen.
- Schuif een blaadje woord voor woord naar beneden nadat je het woord hebt opgezegd.
- Lezen II:
- Schrijf alle woordjes op een A4 tje.
- Knip de woordjes uit.
- Hutsel ze door elkaar.
- Pak elke keer een briefje en noem vertaling of vervoegingen van het woord op.
- Laat mama of papa aan de hand van de lijst controleren of je het goed zegt.
- Lezen III:
Mama of papa lezen willekeurig een woord op en jij moet de vertaling of vervoeging opnoemen.
- Schrijven I:
Leg een stukje papier op de woordjes en schrijf het rijtje over.
- Schrijven II
- Schrijf alle woordjes op een A4 tje.
- Knip de woordjes uit.
- Hutsel ze door elkaar.
- Pak elke keer een briefje en schrijf de vertaling of vervoegingen van het woord op.
- Schrijven III
Opdracht voor twee personen.
Maak een puzzel met woorden waar je vertaling van in moet vullen.
Als je klaar bent, geef je hem aan een ander en los je hem op.
- ICT
Gebruik naast het schrijven sites als wrts om de woordjes te leren.
Site om te leren
Woordjes leren
Woordjes leren met teach 2000
Regels van de Nederlandse taal (Cambium)
Oefening Nederlands (VMBO)
Juf Melis
Lees Trainer
Hoe lees ik een paragraaf door?
- Stilstaan bij de titel (waar zou deze paragraaf over kunnen gaan?).
- Verbanden leggen met de voorkennis die je hebt
(wat weet ik al over dit onderwerp;
waar staat dit in het boek;
welke dingen moet ik zo te zien nog steeds weten).
- Woorden of begrippen die je niet kent, opzoeken.
- Beweringen die in het boek worden gedaan, natrekken.
- Zelf voorbeelden bedenken bij de leerstof.
- Zoeken naar verbanden tussen stukken tekst en/of figuren en diagrammen.
- Af en toe jezelf afvragen: hoe gaat dit dan in een andere situatie
(dus:"en als nu eens....., wat dan?").
- Probeer bij grafieken je voor te stellen waarover het gaat.
- Kijk eerst wat er langs de assen staat;
- zeg tegen jezelf wat er gebeurt in de grafiek: wat zijn ze 'aan het doen';
- hoe is de grafiek in verband te brengen met de tekst er omheen;
- stelt helling en oppervlak in de grafiek iets voor?;
- staan er diagrammen in de paragraaf die slaan op dezelfde situatie; hoe kun je een bepaald verschijnsel in een andere grafiek weergeven;
- welk verhaal hoort bij een bepaalt diagram?
- Van elke formule kunnen noteren:
- De formule zelf.
- Wanner mag je de formule gebruiken.
- De onbekende op kunnen lossen (2 x a = 8)
- Weet wat alle symbolen (letters) in de formule betekenen
- De formule kunnen 'lezen' in gewoon Nederlands
(bijvoorbeeld: s = v x t in gewoon Nederlands is: "de afstand is de snelheid maal de tijd.
- Kunnen uitleggen waarom het logisch is dat sommige grootheden (onderwerpen) in de teller staan en andere in de noemer
- Aan het eind van een paragraaf al bladerend tegen jezelf zeggen: “Wat heb ik nu geleerd”.
- In enkele zinnen aangeven waar het in de paragraaf om draait.
3 Hoe leer ik wis en/of natuurkunde?
Berekeningen
- Gebruik een ruitjesschrift A4.
- Zet een kantlijn in je schrift.
- Sla tussen de vragen een regel over.
- schrijf de sommen volledig op met berekening in je schrift.
Meestal:
- Verzamel gegevens.
- Formule.
- Invullen.
- Uitkomst.
- Maak (indien nodig) een schets van de situatie
Nakijken
- Kijk per paragraaf na.
(Is het moeilijk kijk dan per opgave na.)
- Zet een uitroepteken voor de moeilijke sommen die je niet begrijpt.
- Verbeter de vragen met rood en weet voor jezelf waarom je het fout gedaan hebt.
- Overleg de fouten met een medeleerling, kom je er niet uit vraag het je docent.
Hoofdstuk bestuderen
Belangrijke punten
- Noteer alle vet gedrukte woorden.
- Bekijk opsommingen.
- Bestudeer plaatjes.
- Bestudeer gearceerde (gekleurde) stukken tekst.
Nakijken
De website www.betavakken.nl/natuurkunde
- Ga naar het niveau en kies het hoofdstuk.
- Bestudeer de planner.
- Bekijk uitleg, voorbeelden en filmpjes bij kennisbank.
- Bekijk de simulaties onder het kopje applets.
- Gebruik extra oefeningen.
Gebruik de studiewijzer in magister.
Plannen
Wiskunde:
- Gemiddeld één tot anderhalve paragraaf per les.
- eerst §1 t/m §5 dan gemengd, plus (Voor uitdaging) en / of
extra (voor herhaling).
Natuurkunde:
- meestal 3 weken per hoofdstuk.
- dat is 9 lessen inclusief practica.
- laatste les is vragen stellen dus 8 lessen voor ongeveer 80 vragen.
- 3 lessen zijn practica dus 5 lessen theorie.
- Huiswerk is dus minimaal 16 vragen per theorie per les.
Let bij vragen op:
- Denk bij elke vraag: Wat, hoe, waarom, welke, wanneer
- Kijk goed naar oorzaak en gevolg.
Vraag je bij elke vraag af waarom is dit zo. Weet het probleem te verklaren.
Belangrijke verbanden in de tweede en derde klas zijn:
Evenredig .
Omgekeerd evenredig .
Lineair .
Kwadratisch.
Hoe leer ik voor een proefwerk?
Wiskunde:
Maak van elke paragraaf de moeilijkste opgave opnieuw. .
(De opgave met uitroepteken)
Ga vooral veel oefenen: Bijvoorbeeld, Test je zelf, Oefenopdrachten in het knipboek, op de computer met schoolwise, oefenopgaves op www.betavakken.nl/wiskunde.
Je hoeft dit natuurlijk niet allemaal te doen, wat je moet doen is bij elke leerling anders.
Een proefwerk is vaak een combinatie van test je zelf en de moeilijke opgave (meestal laatste vraag per paragraaf) uit je boek.
Natuurkunde:
- Leer de aantekeningen van het bord.
- Bekijk de kennisbank bij het hoofdstuk op de internetsite www.betavakken.nl.
- Bekijk applets (grafische simulaties) over het onderwerp op www.betavakken.nl.
- Bekijk de studiewijzers in magister.
- Maak de moeilijke sommen nogmaals.
- Ken de verbanden die in het hoofdstuk aan bod zijn gekomen.
(evenredig / omgekeerd evenredig, oorzaak gevolg, formules, grafieken)
Leren in de les
Zorg dat je bij elk vak een schrift hebt voor aantekeningen.
Schrijf aantekeningen nooit tussen je gewone opgave maar bijvoorbeeld van achter in je schrift naar voren.
Neem aantekeningen van het bord over.
Schrijf steekwoorden op van wat een docent vertelt.
Kijk aan het begin van de les even naar de aantekeningen van de vorige les.
Gebruik de index achter in je boek om onderwerpen op te zoeken waar je vragen over hebt.
Zet altijd een kantlijn in je schrift waarvoor het vraagnummer staat en er achter de kantlijn de oplossing van de vraag.
Schrijf per regel maar een vraag op.
Leren plannen
- In magister je huistwerk realiseren (vinkje zetten)
- Naast je agenda kan je een weekplanner maken.
- Bij de lessen staan alleen proefwerken, So’s, verslagen en andere dingen die je in moet leveren of mee moet nemen.
- Daarbuiten vul je de dingen in die je nog moet doen.
Belangrijk ook de leuke dingen zoals sport of computeren vul je daar in.
