Schuif een blaadje woord voor woord naar beneden nadat je het woord hebt opgezegd.
Lezen II:
Schrijf alle woordjes op een A4 tje.
Knip de woordjes uit.
Hutsel ze door elkaar.
Pak elke keer een briefje en noem vertaling of vervoegingen van het woord op.
Laat mama of papa aan de hand van de lijst controleren of je het goed zegt.
Lezen III:
Mama of papa lezen willekeurig een woord op en jij moet de vertaling of vervoeging opnoemen.
Schrijven I:
Leg een stukje papier op de woordjes en schrijf het rijtje over.
Schrijven II
Schrijf alle woordjes op een A4 tje.
Knip de woordjes uit.
Hutsel ze door elkaar.
Pak elke keer een briefje en schrijf de vertaling of vervoegingen van het woord op.
Schrijven III
Opdracht voor twee personen.
Maak een puzzel met woorden waar je vertaling van in moet vullen.
Als je klaar bent, geef je hem aan een ander en los je hem op.
ICT
Gebruik naast het schrijven sites als wrts om de woordjes te leren.