Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

Welkom!

Welkom bij de Wiki over werkwoordspelling.

Deze Wiki helpt je om werkwoorden foutloos te leren spellen in alle teksten die je schrijft voor je opleiding en stage.

We gebruiken het boek Vlekkeloos Nederlands Taalbeheersing B2 van Uitgeverij Pak. Dit boek heb je nodig om de oefeningen te maken en om de uitleg van de regels op te zoeken als dat nodig is.

Je kunt zelfstandig met de Wiki aan de slag. Ga eerst na wat je al weet en kan. Kies daarna op welke onderdelen van de werkwoordspelling je je gaat richten.

Bij de verschillende hoofdstukken vind je een korte uitleg en instructiefilmpjes. Denk eraan om oortjes mee te nemen, zodat je de filmpjes tijdens de les kunt bekijken. Kom je er niet uit, stel je vraag dan aan de docent.

Je kunt er ook voor kiezen om mee te doen aan de activiteiten in de les. Iedere les is er tijd voor vragen en extra instructie.

Veel succes!

 

Wat weet je al? Wat kan je al?

Test wat je al weet en kan

Aan de werkwoorden die je foutloos spelt, hoef je niet veel aandacht te besteden.

Je gaat je richten op de werkwoorden die je lastig vindt.

Maak uit het boek Vlekkeloos Nederlands bij Hoofdstuk 1 de volgende oefeningen:

1a - 2a - 4a - 8a

Van de docent krijg je de antwoorden. Welke werkwoorden had je goed? Welke niet?

Welke werkwoorden vind je makkelijk? Hoe komt dat? Schrijf je ze zoals ze klinken?

Welke werkwoorden vind je moeilijk? Hoe komt dat? Weet je niet zeker wat voor werkwoordsvorm het is of welke spellingsregel erbij hoort?

Waar wil jij aandacht aan besteden?

Bepaal waar jij aandacht aan moet besteden om werkwoorden foutloos te spellen.

  1. Basis werkwoordspelling: verschillende vormen van het werkwoord en de bijbehorende regels
  2. Persoonsvorm tegenwoordige tijd: ik word, jij vindt, houd jij, zij vertelt
  3. Persoonsvorm verleden tijd: Iris woonde, Michel lachte, de studenten meldden, de chauffeur wachtte
  4. Voltooid deelwoord: ik heb iets georganiseerd, hij is gefinisht
  5. Bijvoeglijk naamwoord: de verlichte kamer, de verbrande brief
  6. Gebiedende wijs: rijd voorzichtig!

1 De basis van werkwoordspelling

Waaraan herken je een werkwoord?

Werkwoorden zijn woorden die van tijd kunnen veranderen.

kopen      kochten

fietsen     fietsten

gaan        gingen

Werkwoorden worden ook wel doe-woorden genoemd: spelen, eten, duwen..

Werkwoorden geven ook aan wat er gebeurt: regenen, vallen, vriezen.

Werkwoorden geven aan wat iets of iemand is: ik ben moe, zij worden al oud.

In één zin kunnen meerdere werkwoorden staan.

Werkwoorden hebben verschillende vormen.

 

Vormen van het werkwoord

De meeste mensen kennen de regels van werkwoordspelling wel zo ongeveer. Eigenlijk is werkwoordspelling niet zo moeilijk, als je de verschillende vormen van de werkwoorden maar herkent en daar de juiste regel op toepast.

 

Persoonsvorm: De hond loopt weg.

Voltooid deelwoord: De hond heeft de krant verscheurd.

Hele werkwoord: Ze hebben zin om te dansen.

Bijvoeglijk naamwoord: Het pas gestorte geld is nu al op.

Gebiedende wijs: Rijd voorzichtig.

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Als je onderscheid kunt maken tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord, dan kun je de meest voorkomende fouten vermijden.

Bekijk het filmpje voor de ultieme uitleg.

Hoe vind je de persoonsvorm?

De persoonsvorm is het werkwoord dat in de zin kan veranderen van tijd of van getal:

Verandering van tijd: De jongen gooit de bal omhoog > De jongen gooide de bal omhoog

Verandering van getal: De jongen gooit de bal omhoog > De jongens gooien de bal omhoog

 

Verandering van tijd: Het team heeft gewonnen > Het team had gewonnen

Verandering van getal: Het team heeft gewonnen > De teams hebben gewonnen

 

Een andere manier om de persoonsvorm te vinden is de zin vragend maken.

De persoonsvorm komt dan vooraan in de zin te staan.

Gooit de jongen de bal omhoog?

Heeft het team gewonnen?

Hoe herken je het voltooid deelwoord?

Als een werkwoord in een zin niet van tijd of getal kan veranderen, dan is het geen persoonsvorm. Het kan een voltooid deelwoord zijn. Dit herken je zo:

  • meestal staat één van deze werkwoorden erbij: hebben, zijn of worden
  • veel voltooide deelwoorden beginnen met ge-

Je moeder heeft gebeld.

De spullen zijn ingepakt.

2 Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Ontdek de regel zelf

Hieronder zie je de vervoeging van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Vergelijk de rijtjes. Wat verandert er telkens? Welke regel hoort hierbij?

ik loop werk val
jij/je loopt werkt valt
u loopt werkt valt
hij/zij/het loopt werkt valt
wij lopen werken vallen
jullie lopen werken vallen
zij lopen werken vallen

 

Uitleg van de regels in de tegenwoordige tijd

Bij de vorige stap heb je drie rijtjes van de persoonsvorm met elkaar vergeleken.

Waarschijnlijk is het je opgevallen dat de ik-vorm verschilt van de je/jij/u/hij/zij/het-vorm.

 

De ik-vorm is gelijk aan de (aangepaste) stam van het werkwoord.

De stam is het hele werkwoord zonder -en:

werken  > werken  >  stam = werk  >  ik-vorm = ik werk

worden  >  worden >  stam = word >  ik-vorm = ik word

lopen    >  lopen  >  lop  > aangepaste stam = loop  >  ik-vorm = ik loop

 

De je/jij/u/hij/zij/het-vorm is gelijk aan de (aangepaste) stam + t

fietsen  >  fietsen  >  stam + t  >  zij fietst

vinden  >  vinden  >  stam + t  >  hij vindt

 

Het volgende filmpje geeft goede uitleg.

Als je na dit filmpje meer uitleg nodig hebt, vraag hier dan om bij je docent of bekijk het volgende filmpje met extra uitleg. Let op: er zit ook alvast een ezelsbruggetje in voor de spelling van het voltooid deelwoord.

 

Je of jij achter de persoonsvorm

Vergelijk de volgende twee zinnen:

1) Jij werkt op donderdagavond.

2) Werk jij op donderdagavond?

 

En de volgende twee zinnen:

3) Jij houdt toch niet van spinazie?

4) Houd jij van spinazie?

 

Als de 'je' of 'jij' vóór de persoonsvorm staat, dan spel je de persoonsvorm volgens de regel: stam + t.

Maar staat 'je' of 'jij' áchter de persoonsvorm, dan verdwijnt de 't'. In zin 2 kun je dat duidelijk horen. In zin 4 hoor je het niet, omdat de stam al eindigt op een 'd'. Door in zin 4 het werkwoord 'houden' te vervangen door 'werken' of 'smurfen', kun je bepalen of er wel of niet een 't' achter de stam geschreven moet worden.

 

Let op het volgende instinkertje:

5) Wordt je vader leider van het team?

In zin 5 zie je dat 'je' achter de persoonsvorm staat. Waarom is 'wordt' dan wel met 'dt'??

'Je vader' is in deze zin het onderwerp. Dit onderwerp is een hij-vorm en je schrijft hier dan ook stam + t. Een trucje is om 'je' door 'jij' te vervangen.

6) Wordt jij vader leider van het team?

Als je 'je' niet kunt vervangen door 'jij', maar wel door 'jouw' dan schrijf je de stam + t.

 

Oefenen: 1b, 2b, 3b

Heb je de uitleg bij de vorige stappen goed gevolgd, dan ben je klaar om je kennis toe te passen.

Maak uit het boek Vlekkeloos Nederlands bij Hoofdstuk 1 oefening 1b.

Ga na of je bij iedere zin de regels goed hebt toegepast. Controleer daarna de antwoorden op pagina 63.

Heb je alles goed? Top!

Zaten er fouten bij, ga dan nog even terug naar de uitleg bij de vorige stappen. Of: lees de uitgebreide uitleg in het boek op pagina 10 t/m 14.

 

Maak nu oefeningen 2b en 3b. Controleer de antwoorden op pagina 63.

Alles goed? Geef jezelf een schouderklopje!

Nog niet alles goed? Geef niet op, vraag hulp bij een medestudent of bij je docent.

 

3 Persoonsvorm verleden tijd

Loop - liep (sterke werkwoorden)

Klankveranderende (sterke) werkwoorden

Er zijn veel werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

ik drink      ik dronk

zij slapen   zij sliepen

jij kijkt       jij keek

ik eet         ik at

hij wordt    hij werd

jij denkt     hij dacht

Deze werkwoorden in de verleden tijd schrijf je zoals ze klinken.

Let op: je hoeft er in de verleden tijd dus nooit een 't' aan toe te voegen.

Wacht - wachtte (zwakke werkwoorden)

Klankvaste (zwakke) werkwoorden

Vergelijk de volgende rijtjes:

ik woon         ik woonde             ik maak           ik maakte

wij wonen      wij woonden         wij maken        wij maakten

Wat verandert er in de verleden tijd?

 

De verleden tijd vorm je door te/ten of de/den achter de (aangepaste) stam te zetten.

Enkelvoud: ik wacht   >   ik wachtte

Meervoud: wij wachten  >  stam = wachten   >   wij  wachtten

 

Enkelvoud: ik antwoord   >    ik antwoordde

Meervoud: wij antwoorden   >  stam = antwoorden   >  wij antwoordden

 

Enkelvoud: ik beloof   >   ik beloofde

Meervoud: wij beloven   >   stam = beloven   >   aangepaste stam: beloof  >   wij beloofden

 

De hele uitleg kun je bekijken in dit filmpje.

Oefenen 4b, 5b en 6b

Was de uitleg duidelijk en snap je hoe je de regels goed kunt toepassen?

Maak dan nu oefening 4b uit het boek Vlekkeloos Nederlands. Let op: er staan ook zinnen bij in de tegenwoordige tijd.

Check eerst zelf of alle werkwoorden juist gespeld zijn. Controleer daarna de antwoorden op pagina 63.

Heb je alles goed? Keurig!

Zaten er fouten bij, ga dan nog even terug naar de uitleg bij de vorige stappen. Of: lees de uitgebreide uitleg in het boek op pagina 14 t/m 16.

 

Maak nu oefeningen 5b en 6b. Controleer de antwoorden op pagina 63.

Alles goed? Geweldig!

Nog niet alles goed? Vraag hulp bij een medestudent of bij je docent.

4 Voltooid deelwoord

Verlengen

Als een werkwoord in een zin niet van tijd of getal kan veranderen, dan is het geen persoonsvorm. Het kan een voltooid deelwoord zijn. Dit herken je zo:

  • meestal staat één van deze werkwoorden erbij: hebben, zijn of worden
  • veel voltooide deelwoorden beginnen met ge-

Je moeder heeft gebeld.

De spullen zijn ingepakt.

Het café is gesloten.

We hebben lekker gezwommen.

Je ziet dat er voltooid deelwoorden zijn die eindigen op -en, zoals gesloten en gezwommen. Als je aan het einde van het voltooid deelwoord -en hoort, dan schrijf je ook -en.

 

Verlengen

Er zijn ook voltooid deelwoorden die eindigen op 't' of 'd'. Door het voltooid deelwoord te verlengen, kun je horen hoe je het moet schrijven. Verlengen doe je door er in gedachte een 'e' aan vast te plakken.

Ik heb de rekening betaald   >    de betaalde rekening

Je hoort nu een 'd' aan het eind en je schrijft ook een 'd'.

 

Ik heb eten gekookt    >    het gekookte eten

Je hoort nu een 't' aan het eind en je schrijft ook een 't'.

 

Moeilijke gevallen: gebeurt of gebeurd

Sommige werkwoorden worden heel vaak fout geschreven. Het zijn werkwoorden die als persoonsvorm en als voltoooid deelwoord precies hetzelfde klinken. Maar je spelt ze wel anders.

1) Er gebeurt hier niet veel.

2) Er is de laatste tijd veel gebeurd.

 

3) De scheidsrechter bepaalt dat het buitenspel is.

4) Wie heeft bepaald dat de sporthal dicht gaat?

 

In zinnen 1 en 3 gaat het om de persoonsvorm. In zinnen 2 en 4 gaat het om het voltooid deelwoord. Om dit goed te kunnen spellen moet je dus steeds nagaan of je met een persoonsvorm of met een voltooid deelwoord te maken hebt.

In het volgende filmpje wordt uitgelegd hoe het precies zit.

Herhaling persoonvorm TT, VT en VDW

Wil je de uitleg van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd en van het voltooid deelwoord nog eens bekijken, dan is dit een goed filmpje. Alle drie de vormen worden uitgelegd op zo'n manier dat je ze ook makkelijk uit elkaar kunt houden.

 

Oefenen 7b, 8b, 9b, 10b, 11b en 12b

Begin met oefeningen 7b en 8b. Hierin kom je de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord door elkaar tegen. Let dus steeds goed op waar je mee te maken hebt en pas de juiste regel toe.

Twijfel je? Ga dan eerst weer terug naar de uitleg bij de vorige stappen.

Controleer je antwoorden op pagina 63.

Als je alles goed hebt, dan ben je hard op weg om kampioen werkwoordspelling te worden. Maak ook de oefeningen 9b, 10b, 11b en 12b. Vanaf oefening 10b komen de persoonsvorm tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord door elkaar voor. Controleer de antwoorden op pagina 63.

Is nog niet alles goed, sluit dan aan bij de instructie in de les en verbeter daarna samen met een klasgenoot de fouten in oefeningen 9b, 10b, 11b en 12b.

5 Het bijvoeglijk naamwoord

Zo kort mogelijk

Werkwoorden kunnen de vorm van een bijvoeglijk naamwoord hebben. Net als bij een gewoon bijvoeglijk naamwoord plak je er een 'e' achter.

Het huis is mooi   >    het mooie huis

De tuin is groot    >    de grote tuin

 

Bij de werkwoorden doe je hetzelfde. Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

De mail is beantwoord   >   de beantwoorde mail

Hij wordt verdacht    >    de verdachte man

De schade is vergoed    >     de vergoede schade

De appel is verrot     >      de verrotte appel

De is weg is verbreed    >    de verbrede weg

Merk op dat je voor de juiste spelling soms een medeklinker moet toevoegen, zoals bij 'verrotte', en dat je soms een klinker moet weghalen, zoals bij 'verbrede'.

Bekijk hier de uitleg over bijvoeglijke naamwoorden.

Verwarring

Er kan verwarring ontstaan met sommige werkwoorden in de verleden tijd.

1 De gemeente verbreedde de weg.

2 De verbrede weg gaat morgen open voor verkeer.

In zin 1 heb je te maken met het werkwoord 'verbreden' in de verleden tijd.

In zin 2 heb je te maken met 'verbreden' als bijvoeglijk naamwoord.

Let er dus steeds op waar je mee te maken hebt. Is het werkwoord een persoonsvorm in de verleden tijd of is het een bijvoeglijk naamwoord?

Met voltooid deelwoorden op -en

In het filmpje bij de vorige stap heb je gezien dat er werkwoorden zijn die als voltooid deelwoord op -en eindigen. Als je deze werkwoorden bijvoeglijk gebruikt, dan schrijf je ook -en.

Het huis is verlaten    >    het verlaten huis

Het inkomen is gestegen    > het gestegen inkomen

Dat bericht is verzonnen     >     het verzonnen bericht

Oefenen 19b en 20b

Om na te gaan of je de uitleg goed toepast, maak je eerst oefening 19b.

Controleer je antwoorden op pagina 64. Ga terug naar de uitleg of vraag je docent om hulp als het nog niet helemaal goed is.

Maak daarna oefening 20b en controleer opnieuw de antwoorden.

Heb je het helemaal onder de knie?

 

6. Gebiedende wijs

Gebiedende wijs: ik-vorm

De gebiedende wijs geeft aan dat er sprake is van een opdracht of aanwijzing.

Parkeer de fiets in de stalling.

Drink met mate.

Loop eens door.

Doe gewoon!

Pak je jas.

Zoals je ziet staat er in bovenstaande zinnetjes geen onderwerp. Bij de gebiedende wijs schrijf je het werkwoord altijd in de ik-vorm.

Let op: zodra er wel sprake is van een onderwerp, dan pas je de regels voor werkwoordspelling toe. In de volgende zinnen is 'u' het onderwerp.

Zegt u dat maar tegen de directeur.

Neemt u dat maar mee naar huis.

Extra: werkwoorden uit het Engels

Pas de regels voor Nederlandse werkwoorden toe

In het Nederlands komen veel woorden uit het Engels voor, de zogenaamde leenwoorden. Denk aan coachen, downloaden, leasen of racen.

De Engelse werkwoorden spel je volgens de regels van de Nederlandse werkwoordspelling. Dat geeft soms wel een vreemd woordbeeld.

Hele werkwoord

Tegenwoordige tijd

ik-vorm

Tegenwoordige tijd

ik-vorm + t

Verleden tijd

Ik-vorm + de/den of te/ten

Voltooid deelwoord

ge + ik-vorm + d/t

checken

ik check

jij checkt

hij checkte

gecheckt

coachen

ik coach

hij coacht

zij coachte

gecoacht

downloaden

ik download

zij downloadt

jij downloadde

gedownload

managen

ik manage

hij managet

wij manageden

gemanaged

e-mailen

ik e-mail

jij e-mailt

jullie e-mailden

ge-e-maild

lunchen

ik lunch

zij luncht

ik lunchte

geluncht

timen

ik time

jij timet

hij timede

getimed

 

Bekijk het filmpje over de spelling van Engelse werkwoorden in het Nederlands.

Oefenen - vul het schema aan

Vul het schema verder aan. Ga steeds uit van de ik-vorm.

Hele werkwoord

Tegenwoordige tijd

ik-vorm

Tegenwoordige tijd

ik-vorm + t

jij/u/hij/zij/het

Verleden tijd

ik-vorm + de/den of te/ten

jij/u/hij/zij/het

of wij/jullie/zij

Voltooid deelwoord

ge + ik-vorm + d/t

racen

ik race

 

 

 

recyclen

ik recycle

 

 

 

finishen

ik finish

 

 

 

barbecueën

ik barbecue

 

 

 

deleten

 

hij deletet

 

 

upgraden

 

 

jij upgradede

 

 

stressen

 

 

 

gestrest

De uitdaging

Je kent de regels van de werkwoordspelling en je er hebt uitgebreid mee geoefend. Wil je nog meer oefenen: oefeningen 21b t/m 40b uit het boek bevatten alle werkwoordsvormen door elkaar. De antwoorden vind je op pagina 64 t/m 66.

De échte uitdaging is nu om in de teksten die je schrijft voor je opleiding of stage te zorgen voor een correcte spelling van alle werkwoorden. Dit doe je door je teksten zorgvuldig na te kijken. Dit kun je op de volgende manier aanpakken.

  • Print je tekst.
  • Onderstreep alle werkwoorden (de hele werkwoorden kun je overslaan, die schrijf je zoals ze klinken).
  • Zet onder ieder werkwoord welke werkwoordsvorm het is: persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt), persoonsvorm verleden tijd (pvvt), voltooid deelwoord (vdw), bijvoeglijk naamwoord (bvnw).
  • Ga na of je voor ieder werkwoord de juiste regel hebt gebruikt.
  • Verbeter wat fout was.

Je kunt nu een tekst inleveren die wat de werkwoordspelling betreft een verzorgde indruk maakt. Dat komt professioneel over. Pluim voor jezelf!

 

  • Het arrangement Werkwoordspelling is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Suzan Glazenborg Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2020-08-17 10:47:17
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De uitdaging van deze lessenserie is het foutloos leren spellen van de werkwoorden. Ga jij de uitdaging aan?
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.