De meeste mensen kennen de regels van werkwoordspelling wel zo ongeveer. Eigenlijk is werkwoordspelling niet zo moeilijk, als je de verschillende vormen van de werkwoorden maar herkent en daar de juiste regel op toepast.
Persoonsvorm: De hond loopt weg.
Voltooid deelwoord: De hond heeft de krant verscheurd.
Hele werkwoord: Ze hebben zin om te dansen.
Bijvoeglijk naamwoord: Het pas gestorte geld is nu al op.
Gebiedende wijs: Rijd voorzichtig.