Je of jij achter de persoonsvorm

Vergelijk de volgende twee zinnen:

1) Jij werkt op donderdagavond.

2) Werk jij op donderdagavond?

 

En de volgende twee zinnen:

3) Jij houdt toch niet van spinazie?

4) Houd jij van spinazie?

 

Als de 'je' of 'jij' vóór de persoonsvorm staat, dan spel je de persoonsvorm volgens de regel: stam + t.

Maar staat 'je' of 'jij' áchter de persoonsvorm, dan verdwijnt de 't'. In zin 2 kun je dat duidelijk horen. In zin 4 hoor je het niet, omdat de stam al eindigt op een 'd'. Door in zin 4 het werkwoord 'houden' te vervangen door 'werken' of 'smurfen', kun je bepalen of er wel of niet een 't' achter de stam geschreven moet worden.

 

Let op het volgende instinkertje:

5) Wordt je vader leider van het team?

In zin 5 zie je dat 'je' achter de persoonsvorm staat. Waarom is 'wordt' dan wel met 'dt'??

'Je vader' is in deze zin het onderwerp. Dit onderwerp is een hij-vorm en je schrijft hier dan ook stam + t. Een trucje is om 'je' door 'jij' te vervangen.

6) Wordt jij vader leider van het team?

Als je 'je' niet kunt vervangen door 'jij', maar wel door 'jouw' dan schrijf je de stam + t.