Ontwikkelingspsychologie

Inleiding

Mijn naam is Helga van der Sommen en sinds het schooljaar 2018-2019 werkzaam als docent in opleiding bij het Summa College. In dat schooljaar ben ik ook gestart met de Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen.

Uit de module Mens, Zorg en Activiteit, die ik leerweg onafhankelijk doe, van deze studie is deze leeruitkomst gekomen. Voor de leeruitkomst MZA 1.3 “lesgeven met inzet van digitale didactiek” heb ik de opdracht zoals uitgeschreven op onderwijsonline vanuit de Hogeschool Arnhem en Nijmegen gebruikt.

De centrale beroepstaken zijn hierin het ontwerpen van onderwijs, ontwikkelen van de eigen vakinhoudelijke deskundigheid en ontwikkelen van de eigen leraarsbekwaamheid.

 

Werkinstructie docent

Deze wikiwijs is gemaakt voor de studenten van Verpleegkunde nivieau vier. Binnen leerjaar één, periode vier, is deze les in te zetten zoals in het lesplan is beschreven op de O-pool (intranet van Summa college). Door gebruik te maken van deze leeromgeving kunnen de studenten zich thuis op de les voorbereiden en is er daardoor in de les ruimte om te verdiepen in de stof.

 

Leerdoelen voor student

Het centrale doel van periode vier, leerjaar één is: "de beginnende beroepsbeoefenaar past benaderings-en behandelingswijzen methodisch toe, binnen de ontwikkelingspsychologie van prenatale fase tot adolescent".

Gebruik deze wikiwijs ter voorbereiding van de lessen workshop verpleegkunde. In de les zal worden aangegeven welk onderdeel er per week moet worden voorbereid voorafgaande de les.

.

Embryo ontwikkeling

bevruchting

Als er een ovulatie plaatsvindt op een moment dat er zaadcellen in de eileider zijn, is er kans op bevruchting. De eicel moet na de ovulatie binnen 48 uur worden bevrucht, anders sterft zij af. Als er wel zaadcellen aanwezig zijn, dan groeperen die zich rond de eicel. De eerste zaadcel die door de wand van de eicel dringt, bevrucht de eicel. Dit noemen we de bevruchting of conceptie. Zijn staart valt dan af en de celwand van de eicel verandert van structuur, zodat andere zaadcellen er niet meer in kunnen.
De geslachtscellen (eicel en zaadcel) hebben elk 23 chromosomen waarop de erfelijke informatie is vastgelegd. Alle andere lichaamscellen hebben het dubbele aantal chromosomen, namelijk 46. Bij de bevruchting versmelten de kernen van de eicel en de zaadcel tot één nieuwe cel met 46 chromosomen; de zygote of vrucht.

De bevruchte eicel begint zich al in de eileider te delen. Er ontstaat zo een klompje van cellen dat morula wordt genoemd. Ongeveer zes dagen na de ovulatie bereikt het eitje de baarmoederholte. Het is dan een vochtblaasje omringd met een laagje cellen en een klompje cellen aan één kant. Het eitje heet nu blastula. Uit het klompje cellen ontstaat het embryo. De buitenste laag cellen, het trofoblast, gaat het zwangerschapshormoon HCG of humane (menselijk) choriongonadotrofine produceren. Dit zorgt ervoor dat het gele lichaam, dat nu corpus luteum gravidarum heet, in de eierstok in stand blijft en tot het eind van ongeveer de vierde maand het hormoon progesteron blijft produceren. Daardoor blijft de zwangerschap in stand. Het eitje nestelt zich nu in het slijmvlies van de baarmoeder. Op de plaats van de innesteling wordt het baarmoederslijmvlies beschadigd, zodat het eerste contact met het bloed van de moeder ontstaat. Op deze plaats vormt zich nu de placenta of moederkoek.
De placenta vormt de grens tussen de gescheiden bloedsomlopen van de moeder en het embryo.
De cellen van het ei verdelen zich in verschillende lagen. Hieruit ontwikkelen zich alle delen van het embryo en daarnaast de vruchtvliezen en de dooierzak waarin het embryo drijft. Al in de eerste maand begint de ontwikkeling van het zenuwstelsel en worden het spijsverteringsstelsel en de bloedsomloop aangelegd. In de tweede maand wordt het hoofd groter. Er zijn al oogjes, oortjes en een neus zichtbaar. Kleine uitstulpsels vormen het begin van armen en benen. Als de vrouw zes weken over tijd is, kun je al een hartslag op de echo zien. Het embryo is dan ongeveer twee centimeter lang. In de derde maand worden de laatste organen gevormd, waaronder de geslachtsorganen. Vingers en tenen zijn nu herkenbaar. Spieren en gewrichten ontwikkelen zich en het embryo begint zich te bewegen. Dit kan de moeder nog niet voelen. Door de snelle groei van de hersenen is het hoofd naar verhouding groot. Aan het eind van de derde maand is het embryo ongeveer acht centimeter lang. De rest van de zwangerschap wordt gebruikt om te groeien en te rijpen. Het embryo is nu duidelijk als baby herkenbaar en wordt vanaf nu foetus genoemd.

Ontwikkeling per week

Afbeelding foetale ontwikkeling

Onderstaande afbeelding geeft de ontwikkeling van de foetus in weken weer.

Week 1 en 2

Vanaf de eerste dag van de menstruatie tot aan de eisprong, is de vrouw nog niet zwanger, maar rijpt de eicel. De eicel, die na de eisprong bevrucht wordt, nestelt zich in week 3 in, in het baarmoederslijmvlies. Van daaruit vervolgen we vanaf week 4 de ontwikkeling van het embryo en de foetus.

 

Week 4

In het lichaam, ingenesteld in de baarmoeder, groeit in de vierde week van de zwangerschap een piep klein mensje. Maar hoe klein dit mensje ook is, het groeit heel snel. Als de vrouw vier weken zwanger is, is de embryo 1 mm. Deze millimeter bestaat al wel uit duizenden cellen, die de baby en de placenta gaan vormen. Aan het einde van de vierde week spreekt men van een “embryo”; we blijven de embryo zo noemen tot en met week negen van de zwangerschap. Als de vrouw tien weken zwanger is zul je de term “foetus” gaan horen.
De staart van het embryo bevat de beginselen van de toekomstige wervels. Na een paar dagen trekt de kolom zich omhoog en verdwijnt de staart. Het hart, dat er nu uitziet als een balletje vlak onder het hoofd, maar in werkelijkheid een u-vorm heeft, begint te pompen en pompt bloed naar de lever en de lichaamsslagader. Het slaat ongeveer 60 keer per minuut. Het hoofd begint zich nu ook te ontwikkelen. Al is het embryo is nog niet groter dan een speldenknop, de mond, ogen, oren en hersenen zijn al in aanleg aanwezig. De kieuwbogen ontwikkelen zich tot kaken en gedeelten van het gezicht, zoals wangen en de hals. Het embryo krijgt alle benodigde stoffen via de dooierzak, die voor de aanmaak van bloedcellen zorgen. De navelstreng maakt contact met de placenta. De placenta kan zich gaan ontwikkelen, maar is in dit vroege stadium nog niet werkzaam.

Week 5

Het hoofd zal zich iets oprichten. De ogen, neus en mond beginnen zich nu duidelijk af te tekenen. De ogen zijn al zo ver ontwikkeld dat het netvlies zich begint te vormen. Ook het gehoorkanaal en trommelvliezen worden gevormd. De ledematen ontwikkelen zich verder en gaan schijfjes vormen. De beentjes en voetjes groeien iets langzamer dan de armpjes en handjes.

Week 6

Het embryo is inmiddels gegroeid tot 15 mm. Het verandert langzaam in een herkenbare menselijke vorm. De ogen in aanleg hebben zich gevormd als kleine kuiltjes en zijn bedekt met huid. Hieruit zullen de oogleden zich vormen. Het hoofd begint ook al duidelijke sporen van een gezicht te vertonen. De neus, oogjes en mond zijn duidelijk herkenbaar in de contouren van het embryo. Het oor is zich behoorlijk aan het ontwikkelen, zo wordt o.a. het gehoorkanaal aangelegd. Dit gebeurt allemaal inwendig, uitwendig is nog niets te zien van een oor. De ribben beginnen nu te groeien en het hart klopt nu twee maal zo snel als dat van de moeder: zo’n 140 tot 150 slagen per minuut.

Week 8

Het embryo is in de afgelopen twee weken behoorlijk gegroeid en is nu ongeveer 4 cm lang. Alle organen zijn vanaf nu aanwezig. Ze kunnen echter nog niet functioneren, dat moet later komen, na tal van aanpassingen en ontwikkelingen. De ingewanden beginnen te groeien. De foetus zweeft nu vrij rond in het vruchtwater. De enige verbinding die het heeft is de navelstreng die de foetus met de moeder verbindt. De spieren beginnen te werken. De foetus kan armen en benen een beetje bewegen. De vingers gaan los van elkaar. Het zenuwstelsel begint zich te vormen door zenuwcellen, die contact met elkaar maken. De zenuwcellen vermeerderen zich heel snel. In een paar seconden komen er zo’n duizend zenuwcellen bij. De hersenen zijn in de 8e week nog maar zwak ontwikkeld. De ogen beginnen zich duidelijk te vormen. Het oog ligt nog in een diepe holte, maar de pupil is al aanwezig en de oogleden zijn gevormd. Wanneer de zwangerschap 10 weken is, 8 weken na de bevruchting, noemen we het een foetus. Een foetus heeft, in aanleg, alle kenmerken van de baby, maar moet alleen nog groter groeien.

Week 13

De foetus is nu ongeveer 8 cm groot en weegt gemiddeld ongeveer 28 gram. De lever, de milt en het beenmerg hebben de taak van de dooierzak overgenomen, de bloedlichaampjes worden nu zelfstandig aangemaakt. De spieren van de foetus zijn inmiddels zo sterk dat het met de beentjes kan schoppen, het hoofdje kan draaien en de handjes samen kan knijpen tot een vuist. De groei van de nagels op handjes en voetjes is begonnen. In de armen en benen beginnen zich al echte beenderen te vormen en ook de ribben zijn ook al flink ontwikkeld. Het hoofd is iets ronder geworden en de hals begint zich langzaam maar zeker af te tekenen. De foetus kan zich verplaatsen. Vanaf week 12 is het hartje te horen met een doptone.

 

Week 16

De foetus is 15 cm groot en weegt ongeveer 125 gram. Vanaf deze maand wordt de foetus bedekt met een laagje donzig haar, de lanugo. Het begint met de vorming van de wenkbrauwen en na een tijdje is de foetus helemaal bedekt met lanugo. De huidcellen beginnen met de productie van huidsmeer: vernix caseosa. Deze vette wittige substantie dient ter bescherming van de huid. De schedelbeenderen zijn ook al ver ontwikkeld. Ze zijn echter nog niet verbonden met elkaar. De oorschelp is nu duidelijk te zien, maar deze bevat nog geen gehooropening. De foetus kan dus nog maar nauwelijks horen. De foetus beweegt zich nu iets krachtiger. Het beweegt armen en benen, draait zijn hoofd, kan de mond openen en begint met het oefenen van de longen. Het maakt ademhalingsbewegingen, waarbij vruchtwater ingeslikt kan worden. Dit is ongevaarlijk, want de foetus ontvangt zuurstof uit de placenta. Vanaf de vierde maand zijn de geslachtsorganen ontwikkeld. Een penis is nu duidelijk te zien. En via echoscopie kan nu dan ook duidelijkheid worden verkregen over het geslacht van het kindje.

Week 26

De foetus is nu ongeveer 35 cm en weegt ongeveer 720 gram. In deze maand gaan de neusgaten open. Het ademhalingsorgaan is volledig ontwikkeld, maar het is nog wel heel zwak. Het wordt dan ook nog niet gebruikt. De foetus oefent alleen af en toe zijn ademhaling. Soms kan de foetus na het inslikken van vruchtwater de hik krijgen. Dit uit zich in 15 tot 30 ritmische schokjes per minuut, die door de moeder te voelen zijn. Vanaf de 6e maand kan de foetus op de duim zuigen. Door het bewegen van de handjes raakt het soms de lippen even aan. Op deze beweging volgt de zuigreflex. Het duimzuigen komt steeds vaker voor, naarmate de foetus ouder wordt. Het kloppen van het hartje is vanaf nu ook voor de buitenwereld te horen. De buitenwereld hoort de eerste tekenen van het kind, maar de foetus kan ook de buitenwereld horen. Het herkent de stem van de moeder, die zorgt voor ontspanning.

 

Week 30

De ruimte in de baarmoeder wordt krapper, en de hoeveelheid vruchtwater neemt relatief gezien af. Het gewicht van de foetus neemt in deze periode met 100 tot 200 gram per week toe. De foetus slikt zo nu en dan vruchtwater in, om de functies van het spijsverteringskanaal te oefenen. Het beweegt voortdurend, maar steeds vaker ligt het langere tijd met het hoofdje naar beneden. Dit is de natuurlijke en meest gunstige ligging voor de bevalling.

 

Week 35

De foetus is nu 40 cm groot en weegt ongeveer 2500 gram. Het groeit nu vrij snel. Het is volledig ontwikkeld. De kleur van de foetus verandert, onder invloed van de vetlaag, van bloedrood naar zachtroze. In deze periode is soms duidelijk te merken, wanneer de foetus wakker is en wanneer het rust. Toch worden lang niet alle bewegingen van de foetus door de moeder waargenomen en dat is maar goed ook, want de foetus heeft maar korte slaapperiodes van zo’n 30 tot 40 minuten. De foetus ligt nu bijna voortdurend met het hoofd omlaag. Het kan nog wel om zijn as draaien: met de rug van links, naar rechts en terug, maar de kans dat het zich nog helemaal omdraait van hoofd- naar stuitligging, neemt af richting de 36 weken zwangerschap. Het kindje is nu bijna klaar om kennis te maken met de buitenwereld.

 

 

Week 40

Aan het eind van de zwangerschap, weegt de gemiddelde foetus 3400 gram. Het wachten is nu op de bevalling. Wanneer de bevalling begint, dat weten we niet precies, maar de meeste zwangeren bevallen tussen de 37 en 42 weken. Het kan voorkomen dat de baby later wordt geboren. Als het precieze begin van de zwangerschap niet bekend was, denkt men nogal eens onterecht dat het kind te laat geboren is. Blijft het kind uit tot na de 42e week van de zwangerschap, dan wordt de bevalling meestal in het ziekenhuis ingeleid. De placentafunctie en de hoeveelheid vruchtwater nemen dan namelijk af, waardoor er gevaar voor het kind kan ontstaan.

Ontwikkeling in beeld

7 weken zwangerschap

Het embryo ontwikkeld zich naar een menselijke vorm.

Animatie van ontwikkeling en ontwikkeling via echo

Kennisquiz

Kennisquiz
Maak deze kennisquiz om voor jezelf te testen wat er uit eerdere informatie is opgenomen.

Zwangerschap

Zwangerschapsverschijnselen

In het prille begin van de zwangerschap is een vrouw zich vaak niet bewust dat ze zwanger is. Het eerste wat zij vaak merkt is het uitblijven van de menstruatie; dat noemen we ook wel amenorroe. Daarnaast zijn de eerste zwangerschapstekenen:

  • gespannen en pijnlijke borsten door zwelling van het klierweefsel;
  • de bruine kringetjes rond de tepels of areola worden donkerder;
  • vaker urineren op een dag;
  • moeheid in de loop van de dag en het toenemen van de slaapbehoefte;
  • dikker worden rondom de heupen.

    Na enkele weken kunnen verschijnselen van voortdurende moeheid, misselijkheid en malaise ontstaan. Omstreeks het eind van de derde maand of het eerste trimester nemen deze verschijnselen af.
    Ongeveer in de vierde maand kan de vrouw ‘leven’ gaan voelen. Het wordt dan ook zichtbaar dat een vrouw zwanger is, doordat de baarmoeder groeit. Er zijn nog andere uiterlijke tekenen. In het gezicht kunnen donkere pigmentvlekken optreden. Men spreekt dan van een zwangerschapsmasker of chloasma gravidarum. Op de buik kan een witte streep van het schaambeen naar de navel lopen, de linea alba. Soms noemt men deze linea nigra, omdat hij donker kan kleuren. In de laatste maanden oftewel het derde trimester kan door het groeien van de foetus spanning op de huid komen. In de vezels van de lederhuid van de borsten, de onderbuik en de bovenbenen kunnen dan scheurtjes ontstaan. Dit heten striae. Ze zijn zichtbaar als paarsrode strepen. Na de zwangerschap verkleuren ze wit. Al deze verschijnselen zijn zeer individueel. Er zijn vrouwen die zich tijdens de zwangerschap fantastisch voelen en vrouwen die veel ongemakken ervaren. Het psychisch welzijn van de vrouw speelt daar zeker een rol in.

Vaststellen van zwangerschap

Als een vrouw niet ongesteld wordt op het moment dat de menstruatie normaal gesproken zou moeten beginnen, geven de hiervoor genoemde verschijnselen nog geen zekerheid. Als een vrouw zeker wil weten of zij zwanger is, moet zij een zwangerschapstest doen. Hierbij wordt bepaald of in de urine het zwangerschapshormoon HCG aanwezig is. Voor de test kan het beste ochtendurine gebruikt worden, omdat die het meest geconcentreerd is. Het HCG kan ook in het bloed worden aangetoond. De meeste testen zijn al vanaf de eerste dag dat de vrouw over tijd is betrouwbaar. Soms wordt de zwangerschap aangetoond door een echografie of echo. Door middel van geluidsgolven door de buikwand heen wordt de foetus zichtbaar gemaakt. Dit onderzoek wordt wel gebruikt bij twijfel of om de juiste uitgerekende datum te bepalen of om afwijkingen te constateren. Als het begin van de zwangerschap wordt de eerste dag van de laatste menstruatie genomen. In werkelijkheid is de bevruchting pas ongeveer 14 dagen later, na de ovulatie. Deze datum is echter moeilijk met zekerheid te bepalen, daarom wordt de vorige menstruatie als beginpunt genomen. Een vrouw die net over tijd is, wordt dus gezien als een maand zwanger. Met die twee extra weken erbij duurt een gemiddelde zwangerschap 280 dagen, dit is 40 weken. Grof gerekend komt dit neer op de bekende 9 maanden. Dit noemt men de uitgerekende datum. In de verloskunde wordt de zwangerschap vaak ook verdeeld in drie gelijke trimesters of perioden van 3 maanden.

Oefentoets zwangerschap

Oefening: oefentoets

Start

Prenatale zorg

Prenatale zorg is de medische en psychosociale begeleiding van de aanstaande moeder. Door regelmatige controles kunnen eventuele afwijkingen tijdig worden opgespoord en behandeld. Het doel hiervan is om de zwangerschap en geboorte zo gunstig mogelijk te laten verlopen en om moeder en kind optimaal voor te bereiden op de bevalling. Verbeterde prenatale zorg heeft ertoe geleid dat de sterftecijfers van zowel moeder als kind in de afgelopen decennia sterk zijn gedaald.

Anamnese

Tijdens de eerste kennismaking wordt een aantal gegevens verzameld. De anamnese bij zwangerschap betreft:

  • Algemene gegevens: leeftijd van de vrouw, huidige gezondheidstoestand (roken, medicijngebruik, (chronische) aandoeningen, allergieën), ziekten, operaties of ongevallen in het verleden, administratieve gegevens (verzekering).
  • Familiaire gegevens: het voorkomen van (familiaire) aandoeningen of meerlingzwangerschappen in de naaste familie.
  • Gynaecologische gegevens: eventuele infertiliteitbehandeling of andere relevante gynaecologische gegevens, afwijkingen bijvoorbeeld door operaties of infecties.
  • Verloskundige gegevens: lengte en regelmaat van de cyclus, pilgebruik, duur en hevigheid van de menstruatie, verloop van eventuele eerdere zwangerschappen (duur van zwangerschap en partus, geboortegewicht, complicaties), datum laatste menstruatie.

    Verder wordt genoteerd of het gaat om een primi- of multigravida en wordt de vermoedelijke geboortedatum berekend. Ook kan worden besproken waar de vrouw in principe zal bevallen en hoe de kraamzorg geregeld wordt. Ten slotte is er gelegenheid voor vragen en het geven van voorlichting en adviezen over bijvoorbeeld een gezonde leefwijze en mogelijke kwaaltjes tijdens de zwangerschap.

Standaard controles

Bij een normale zwangerschap is het gebruikelijk dat een vrouw tot de 24e week eens per maand op controle gaat. Daarna wordt de frequentie opgevoerd, tot wekelijks in de laatste maand. De verloskundige of arts doet hierbij steeds een aantal standaardcontroles, die hierna worden genoemd.

Bloedonderzoek

Bij de eerste controle worden bloedgroep en resusfactor van de aanstaande moeder bepaald. Deze gegevens moeten bekend zijn, om de vrouw als het nodig is snel bloed te kunnen geven.
De resusfactor is met name van belang als een resusnegatieve moeder zwanger blijkt van een resuspositief kind. Tijdens of vlak na de geboorte zal zij antistoffen gaan produceren tegen het bloed van het kind. Voor het eerste kind is dit niet van invloed omdat het kind dan al geboren is. Bij een volgende zwangerschap kunnen de opgebouwde antistoffen door de placenta heen dringen en het bloed van het kind in de uterus afbreken, waardoor het kind een zeer ernstige bloedarmoede kan krijgen. Daarom moet de moeder binnen 24 uur na de geboorte van het eerste kind worden geïnjecteerd met anti-D-globuline. Door deze antistoffen als passieve vaccinatie toe te dienen voorkomt men dat de moeder zelf antistoffen gaat produceren. De geïnjecteerde antistoffen verdwijnen na een half jaar uit het bloed. Als de vrouw weer zwanger wordt heeft zij geen antistoffen meer die door de placenta heen het tweede kind ziek kunnen maken.
Bij de eerste controle wordt het bloed ook gecontroleerd op infectieziekten, zoals hepatitis B, lues (syfilis) en hiv. Wordt bij de vrouw hepatitis B gevonden, dan wordt het kind direct na de geboorte hiertegen gevaccineerd. Blijkt de vrouw lues te hebben, dan moet zij tijdens de zwangerschap met antibiotica worden behandeld, omdat anders het kind in de baarmoeder met lues besmet wordt en ziek geboren zal worden. Verder wordt gedurende de zwangerschap een aantal keer het Hb-gehalte (hemoglobine) van het bloed bepaald om eventuele anemie (bloedarmoede) op te sporen. Anemie kan ontstaan doordat de foetus en de placenta veel ijzer nodig hebben en doordat het bloed iets verdunt tijdens de zwangerschap. Als het bloedonderzoek hiv aantoont, krijgt de aanstaande moeder antiretrovirale medicatie en regels voorgeschreven die de besmetting voor het kind kleiner maken.

Urineonderzoek

Bij elke controle neemt de zwangere vrouw ochtendurine mee, die wordt onderzocht op de aanwezigheid van eiwit of glucose. Bij glucose in de urine kan namelijk sprake zijn van zwangerschapsdiabetes. Zwangerschapsdiabetes ontstaat als de alvleesklier van de moeder niet in staat is om voldoende insuline voor zowel moeder als kind te maken. Na de zwangerschap verdwijnt de diabetes weer. Eiwit in de urine kan wijzen op een slechte nierfunctie en een beginnende pre-eclampsie. Eiwit in de urine moet altijd nader onderzocht worden. Omdat een zwangere vrouw meer kans heeft op urineweginfecties, wordt de urine soms ook op bacteriën onderzocht.

Bloeddruk

Een stijgende bloeddruk (tensie) is een eerste aanwijzing voor zwangerschapshypertensie. Bij een te hoge bloeddruk neemt vaak de placentafunctie af, zodat het kind een groeiachterstand kan oplopen. De tensie wordt daarom bij elke controle in de gaten gehouden.

Gewicht

Als het gewicht te snel toeneemt, kan er sprake zijn van vochtretentie. Dit kan zich voordoen in de vorm van oedeem, te zien aan bijvoorbeeld dikke voeten en enkels. Samen met bloeddrukstijging is dit reden om aan het ontwikkelen van pre-eclampsie te denken.

Groei van de baarmoeder

Natuurlijk wordt bij elke controle ook gekeken naar de groei en grootte van de baarmoeder en de ligging van het kind. Er wordt gekeken of de hoogte van de fundus van de baarmoeder overeenkomt met de zwangerschapsduur. Als de fundus (de bovenrand van de baarmoeder) hoger staat dan behoort bij het aantal weken zwangerschap, dan kan er sprake zijn van te veel vruchtwater, een meerlingzwangerschap of een fout berekende datum. Bij een te lage stand van de fundus zou het kind een groeiachterstand kunnen hebben of kan de datum verkeerd berekend zijn. Aan het einde van de zwangerschap wordt gekeken of het kind met het hoofd de goede kant op ligt, dus of het een hoofdligging is of een stuitligging. Is het hoofd eenmaal ingedaald in het kleine bekken, dan is de kans klein dat het nog verandert in een stuitligging.

Bij elke controle worden ook de harttonen, oftewel de cortonen, van het kind beluisterd. Dit kan gebeuren vanaf ongeveer 10 weken met doptone-apparatuur en vanaf ongeveer 20 weken met een monoscoop. De hartfrequentie van het kind ligt gewoonlijk tussen de 120 en 160 slagen per minuut.

De groei van de baarmoeder in aantal weken van de zwangerschap.

 

 

Bijzondere onderzoeken

Tijdens de zwangerschap kunnen verschillende diagnostische methoden gebruikt worden om moeder en kind in de gaten te houden. Als verpleegkundige voer je deze onderzoeken niet zelf uit, maar je moet de zwangere er wel op kunnen voorbereiden. Daarom worden hier doel en werkwijze van de meestvoorkomende onderzoeken besproken.

Echografie

Bij een echografie, meestal kortweg aangeduid met echo, kan door middel van geluidsgolven de foetus zichtbaar worden gemaakt. Op deze manier kunnen de grootte en ligging van kind en placenta worden vastgesteld en kan de groei worden gevolgd. Vaak worden deze onderzoeken uitgevoerd om uit te zoeken wat de reden is van te snelle of juist achterblijvende groei van de baarmoeder.
Berust dit op een fout berekende datum of op afwijkende groei van het kind? Sommige aangeboren afwijkingen kunnen ook met behulp van de echo worden waargenomen. Soms zijn deze afwijkingen voor de ouders te zien. In dat geval kan een echo een heel emotioneel onderzoek zijn.
Een echo kan zowel uitwendig als inwendig plaatsvinden. Een inwendige echo – ook wel een vaginale echo genoemd – wordt vaak aan het begin van de zwangerschap gemaakt, omdat deze een beter beeld geeft op de foetus. Een echokop van ongeveer anderhalve centimeter breed wordt in de schede gebracht. Een uitwendige echo wordt via de buikwand uitgevoerd. Er wordt een hoeveelheid gel op de buik van de zwangere aangebracht om de geluidsgolven goed te laten geleiden. De echokop van een uitwendige echo is groter dan die van een inwendige echo.

Via prenatale screening kunnen aanstaande ouders zich desgewenst laten informeren over de eventuele aanwezigheid van het downsyndroom, een open ruggetje en andere ernstige aangeboren aandoeningen. Standaard wordt aan iedere zwangere halverwege de zwangerschap een echo aangeboden. Doel van deze echo is het opsporen van lichamelijke afwijkingen. In gevallen van zwaar lichamelijke aandoeningen of handicaps kan besloten worden tot zwangerschapsafbreking. Na 24 weken is dit niet meer mogelijk.

Prenatale screening maakt grote veranderingen door.

  • Met echoscopisch onderzoek kunnen veel aandoeningen opgespoord worden. Het structureel echoscopisch onderzoek bij 18-22 weken zwangerschap is ondertussen opgenomen in het basispakket.
  • Sinds eind 2004 moeten alle zwangeren geïnformeerd worden over de screeningsmogelijkheden op het downsyndroom, tenzij zij geen prijs stellen op deze informatie. Sinds 2007 wordt elke zwangere aangeboden nader onderzoek te laten doen naar aangeboren afwijkingen van het ongeboren kind (de foetus). Zwangeren die kiezen voor onderzoek naar het syndroom van Down, kunnen de combinatietest laten doen (bloedonderzoek en nekplooimeting).
  • Indien er reden voor is, volgt na een combinatietest de zogenaamde NIPT-test. NIPT staat voor Niet Invasieve Prenatale Test. Dat wil zeggen dat er geen materiaal wordt afgenomen via de buikwand of vagina maar via een bloedafname. Via het bloed van de moeder wordt het DNA van het ongeboren kind geanalyseerd. Bij de NIPT-test is er geen verhoogd risico op een miskraam, in tegenstelling tot de vlokkentest en vruchtwaterpunctie. Met de NIPT-test kunnen het downsyndroom en enkele andere syndromen aangetoond worden.
  • In Nederland wordt de NIPT-test alleen aangeboden aan vrouwen vanaf 36 jaar en met een verhoogd risico. Het komt vaak voor dat vrouwen die buiten deze doelgroepen vallen, uitwijken naar bijvoorbeeld België. Zij laten deze test dan op eigen kosten uitvoeren. Er zijn groepen die bij de minister erop aandringen de NIPT-test voor iedere zwangere beschikbaar te stellen.

Vlokkentest

Met de vlokkentest of chorionbiopsie kunnen vroeg in de zwangerschap, vanaf week 7 tot 11, chromosoomafwijkingen en erfelijke ziekten worden opgespoord. Doordat dit onderzoek zo vroeg in de zwangerschap kan plaatsvinden, kan, bij het vinden van ernstige afwijkingen van de vrucht, een abortus provocatus worden overwogen. Via de vagina wordt wat van het weefsel waaruit de placenta zal ontstaan, de vlokken, weggenomen. Dit onderzoek wordt alleen gedaan bij vrouwen die ouder zijn dan 35 jaar of vrouwen die eerder een kind met afwijkingen hebben gehad, of als er bepaalde erfelijke aandoeningen in de familie voorkomen. Het onderzoek wordt gedaan onder geleide van een echo.
 

Vruchtwaterpunctie

Net als de vlokkentest gebeurt een vruchtwaterpunctie of amniocentese alleen als er een dringende reden voor is.
Er kunnen genetische en chromosomale afwijkingen mee worden opgespoord, door onderzoek van in het vruchtwater drijvende kinderlijke cellen. Ook kan het vruchtwater op chemische stoffen worden onderzocht waarmee aandoeningen als syndroom van Down en spina bifida (open ruggetje) ontdekt kunnen worden. Bij dit onderzoek wordt wat vruchtwater afgenomen met een holle naald door de buikwand heen. Dit onderzoek kan pas vanaf de 14e tot 16e week worden gedaan. Bij dreigende premature geboorte wordt dit onderzoek ook gedaan, maar dan om te kijken of de longen van het kind rijp genoeg zijn. Als de longen rijp genoeg zijn kan het kind geboren worden, anders probeert men de baring nog enkele dagen af te remmen.


Afbeeldingsresultaat voor vruchtwaterpunctie

Cardiotocografie

Ctg is de afkorting van cardiotocografie. Een ctg brengt de relatie tussen de weeënactiviteit en de hartslag van het kind in beeld. Dit gebeurt door twee geleiders (tranducers) op de buik van de moeder te plaatsen en deze met een elastisch band op de buik vast te zetten. Door aan de buik van de zwangere te voelen, kun je erachter komen waar de rug van de baby ligt. Je plaatst dan twee vlakke handen aan de zijkanten van de baarmoeder. De kant waar je een harde weerstand voelt, is de kant waar het rugje ligt. De andere kant voelt weker en is de plek waar de armen en benen van de baby liggen. Je kunt ook aan de moeder vragen waar de baby het meest schopt als het moeilijk te voelen is. Bijvoorbeeld bij een erg zware moeder.
De eerste transponder plaats je op de plek waar het rugje van de baby zich bevindt. De tweede transducer plaats je op de bovenkant van de baarmoeder (de fundus).
De moeder wordt tegelijkertijd aan de pulse-oxymeter aangesloten om de hartfrequentie van de moeder en de baby goed te kunnen onderscheiden. Een transducer meet de cortonen van de baby en de andere registreert de frequentie en de duur van de baarmoedercontracties. Deze uitwendige registratie zegt niets over de sterkte van de weeën.
Een ctg-registratie duurt minimaal een half uur en geeft een waarde van de conditie van het kind op dat moment. In het ziekenhuis wordt als de vliezen gebroken zijn en er een beetje ontsluiting is meestal een schedelelektrode op het hoofdje van de baby geplaatst om nauwkeurig de hartslag te kunnen registreren. Aan de hand van de verkregen informatie kan dan besloten worden of er wel of niet ingegrepen moet worden. Er wordt pas een ctg-registratie gemaakt vanaf 24 weken zwangerschap, omdat pas vanaf dan eventueel ingrijpen mogelijk is. Een normale foetale hartslag heeft een basisfrequentie van 110-160 slagen per minuut. Hierin moet variatie zitten.

Kenniquiz

Kennisquiz
Maak deze test jezelf door naar de link te gaan en deze code in te voeren 0809776

Infecties

Infecties tijdens de zwangerschap hebben vaak gevolgen voor de zwangere vrouw en de foetus. Daarom moet infectiegevaar vermeden worden. Hier worden drie infectieziekten besproken die afwijkingen bij de foetus veroorzaken:

  • rodehond (rubella)
  • toxoplasmose
  • waterpokken (varicellazostervirus)

 

 

 

Rodehond

Wanneer een zwangere vrouw rodehond (rubella) krijgt, kan dit schadelijke gevolgen hebben voor het ongeboren kind. Vooral in het begin van de zwangerschap heeft rodehond een schadelijke invloed. Bij het eerste bezoek aan de verloskundige wordt het bloed van de zwangere getest op antistoffen tegen rodehond. Veel vrouwen zijn als kind al tegen rodehond ingeënt. Als er antistoffen aanwezig zijn, dan bestaat er geen gevaar op besmetting met het virus. Als er geen antistoffen aanwezig zijn, moet de zwangere elk contact met mensen die de rodehond hebben, vermijden, omdat zij dan gemakkelijk besmet kan raken. Na de bevalling kan zij dan alsnog tegen rodehond ingeënt worden. Als er geen antistoffen in haar bloed aanwezig zijn, en ze komt toch in contact met het virus, moet ze direct contact opnemen met haar huisarts.

Toxoplasmose

Wanneer een vrouw tijdens de zwangerschap voor het eerst in haar leven besmet wordt met toxoplasmose, is dit erg gevaarlijk voor het ongeboren kind. 30 tot 60% van de volwassen heeft ooit een toxoplasmose-infectie gehad. Zij hebben hierdoor antistoffen in hun bloed. Maar omdat nooit zeker is of iemand antistoffen heeft of niet, moet de zwangere een besmetting vermijden.

Besmetting met toxoplasmose is te vermijden door:

  • geen rauw of onvoldoende verhit vlees te eten;
  • groente en fruit goed te wassen;
  • bij tuinieren handschoenen te dragen;
  • geen kattenbak te verschonen.

Waterpokken

Zwangeren hebben bij een infectie met waterpokken (varicellazostervirus) kans op ernstige complicaties. Zo heeft de zwangere zelf 5-10% kans op een ernstige longontsteking. Hoe verder de zwangerschap is gevorderd, hoe groter de kans op complicaties.
Ook het ongeboren kind loopt risico bij een waterpokkeninfectie. Een vroeggeboorte komt voor bij ongeveer 5% van de zwangeren met deze infectie. Bij een infectie tussen de dertiende en twintigste week van de zwangerschap is er kans op het ontstaan van het aangeboren varicellasyndroom. Dit syndroom bestaat uit afwijkingen van het centraal zenuwstelsel en niet goed ontwikkelde ledematen.
Indien de baby net voor of net na de geboorte is besmet met het waterpokkenvirus, kan dit leiden tot onder andere longontsteking en hersen(vlies)ontsteking. Kortom: het waterpokkenvirus kan voor zwangeren en pasgeborenen voor veel ellende zorgen. Een verloskundige besteedt dan ook aandacht aan blootstelling aan het virus vóór de zwangerschap. Als de zwangere eerder een besmetting heeft meegemaakt of hiervoor is gevaccineerd, loopt zij geen gevaar.

Leefwijze

Voeding

Veelgehoorde klachten tijdens de zwangerschap zijn vermoeidheid en obstipatie. Naast lichaamsbeweging kunnen ook gevarieerde voeding en voldoende drinken helpen om deze klachten te voorkomen.

Voedingsstoffenbehoefte

Als er sprake is van tekorten in de voeding, zoals ijzertekort, is aanvulling van ijzer noodzakelijk. Als de zwangere bij aanvang van de zwangerschap in een goede voedingstoestand verkeert, is er de eerste zes maanden geen verhoogde behoefte aan voedingsstoffen. Omdat uit onderzoek is gebleken dat de inname van extra foliumzuur de kans op een open ruggetje verkleint, wordt aangeraden om 0,4 mg foliumzuur per dag te gebruiken. De inname hiervan moet 4 weken voor de bevruchting worden gestart tot 8 weken na de bevruchting. Het is aan te raden om extra foliumzuur te nemen vanaf het moment dat de zwangerschapswens bestaat. Het gebruik van extra vitamine A is af te raden gedurende de zwangerschap, omdat dit de kans op hersenbeschadigingen bij de vrucht vergroot.
In de eerste maanden van de zwangerschap legt het lichaam extra vetreserves aan, voor de periode waarin borstvoeding gegeven wordt. Omdat de stoffen die in de reservevoorraden van de moeder worden opgeslagen weer vrijkomen tijdens het geven van borstvoeding, kan de zwangere het best niet te veel orgaanvlees, vette vis en eieren eten. In deze voedingsmiddelen worden namelijk van nature de schadelijke stoffen die in het milieu voorkomen opgeslagen.
Voorbeelden hiervan zijn de polychloorbifenylen (PCB’s), dioxinen en zware metalen, zoals lood en cadmium. Zodra de moeder borstvoeding geeft, spreekt het lichaam de vetvoorraad aan, waardoor stoffen in de moedermelk terechtkomen.
Door het eten van niet gaar en/of rauw vlees, kan een infectie met toxoplasmose optreden. De vrouw merkt zelf van die infectie niets, maar deze infectie kan wel een miskraam of afwijkingen, zoals oogafwijkingen bij het kind veroorzaken.

De infectie kan ook worden overgedragen door de ontlasting van katten. Om besmetting tegen te gaan kan een zwangere beter handschoenen dragen bij het schoonmaken van de kattenbak en bij het werken in de tuin.
Pas in de zesde maand van de zwangerschap is er sprake van een verhoogde behoefte aan bouwstoffen, vooral aan eiwitten, calcium en ijzer. In de laatste drie maanden vindt namelijk het grootste deel van de groei van het kind plaats. De moeder kan in deze verhoogde behoefte voorzien door voedingsmiddelen met veel eiwitten, calcium en ijzer te gebruiken, bijvoorbeeld vlees en melk. Ook is het van belang dat zij ten minste 1,5 liter vocht per dag gebruikt.

Aandachtspunten bij voeding tijdens de zwangerschap

In het lichaam treden veel veranderingen op die aanleiding kunnen zijn tot vragen met betrekking tot de behoefte aan voedingsstoffen. Er kan ook sprake zijn van klachten die specifiek zijn voor de zwangerschap. Deze verschijnselen kunnen aanleiding zijn tot voedingsproblemen. De belangrijkste verschijnselen die aanleiding kunnen zijn tot vragen zijn gewichtstoename, (ochtend)misselijkheid, zuurbranden, obstipatie en veranderde smaakvoorkeuren.

Genees-en genotmiddelen

Medicijnen, drugs, alcohol en de nicotine in sigaretten kunnen de placenta passeren. Op deze manier kunnen ze schadelijk zijn voor de foetus. Medicijnen, ook een eenvoudige pijnstiller, mogen daarom alleen op medisch voorschrift gegeven worden.
Alcohol drinken, roken en drugs gebruiken, zijn ongezonde gewoonten die een schadelijke invloed hebben op het ongeboren kind. Omdat een vrouw niet precies weet wanneer ze zwanger wordt, is het verstandig al van tevoren te stoppen met drinken en roken. Bij een overmatig gebruik van alcohol kan er bij de baby foetaal alcoholsyndroom (FAS) ontstaan. Dit syndroom leidt in veel gevallen tot een miskraam. Als het kind wel levend geboren wordt, is het (ernstig) gehandicapt. Dat komt doordat de alcohol via de placenta doorgegeven wordt aan de baby. De foetus kan de alcohol nog niet afbreken waardoor beschadigingen optreden door het giftige effect van alcohol.
Veelvoorkomende symptomen zijn:

  • groeiachterstand en ondergewicht
  • uiterlijke afwijkingen aan het gezicht
  • aangeboren afwijkingen
  • ontwenningsverschijnselen na de geboorte
  • kleiner hoofd (door onderontwikkelde hersenen)

    Het is bekend dat roken tijdens de zwangerschap een lager geboortegewicht van de baby tot gevolg heeft. Door dit verlaagde geboortegewicht is de baby kwetsbaarder. Bovendien hebben baby’s van moeders die tijdens de zwangerschap gerookt hebben, een verhoogde kans op:

  • COPD
  • wiegendood

Lichaamsverzorging

Het tandvlees van een zwangere vrouw is gevoeliger voor infecties dan anders. Het is daarom nuttig om het belang van goede tandverzorging onder de aandacht te brengen. Ook de borsten verdienen wat extra aandacht; een goed passende en steunende beha is belangrijk. Door wassen met koud water en massage kan de vrouw de tepels voorbereiden op het geven van borstvoeding. Toegenomen vaginale afscheiding en irritatie komen vaak voor. Denk aan regelmatig wassen zonder zeep en goed ventilerend ondergoed, zoals katoen. Baden en douchen is prima, alleen liever niet te heet. Met een hete sauna moet een zwangere vrouw ook voorzichtig zijn, maar ze merkt meestal zelf wel dat ze het niet meer zo prettig vindt. Laat de vrouw ook geen bad meer nemen als de vliezen al gebroken zijn, in verband met kans op infectie.

Seksualiteit

Het is heel normaal dat de behoefte aan seks tijdelijk toe- of afneemt tijdens de zwangerschap. In tegenstelling tot wat sommige vrouwen denken, is een orgasme niet schadelijk voor het kind.

Kleding

Het prettigst is kleding die niet knelt en goed ventileert. Bij varices kunnen steunkousen zinvol zijn.

Voeding voor de zwangere vrouw

Tijdens de zwangerschap is een optimale voedingstoestand zowel voor de moeder als voor het kind belangrijk. Het is aan te raden om extra aandacht te schenken aan het behoud van een goede voedingstoestand. Tijdens de zwangerschap kunnen er door de fysiologische veranderingen gewijzigde smaakvoorkeuren ontstaan en er kunnen zich voedingsproblemen voordoen die typerend zijn voor de periode van de zwangerschap.

Gewichtstoename

Er zijn vrouwen die in de zwangerschap 20 tot 25 kg aankomen. Bij extra gewichtstoename moet altijd onderzocht worden of de vrouw niet te veel vocht vasthoudt. Wanneer er twijfel bestaat of er te veel of te weinig wordt gegeten, is het aan te raden om een voedingsanamnese te laten doen door een diëtist.

Ochtendmisselijkheid

Hormonale veranderingen kunnen met name tijdens de eerste drie maanden aanleiding geven tot ochtendmisselijkheid. Hierbij kan een licht ontbijt, bijvoorbeeld een beschuit met een kopje thee, de klachten iets verminderen. Wanneer de zwangere de hele dag misselijk is, kunnen kleine koolhydraatrijke maaltijden helpen. Dit kan bijvoorbeeld door kleine broodmaaltijden of vruchten verspreid over de dag te gebruiken. Als de misselijkheid langer blijft bestaan dan de eerste drie maanden en daarbij de hele dag duurt, spreekt men van hyperemesis gravidarum, oftewel het overmatig zwangerschapsbraken. De vrouw kan hierdoor uitgedroogd raken, waardoor zowel de moeder als het kind gevaar loopt. Het kan daarom een reden zijn voor opname in het ziekenhuis. Hyperemesis kan voorkomen door psychische factoren, maar ook door lichamelijke factoren, namelijk als er meer dan normaal HCG (placentahormoon) wordt geproduceerd. Dit komt voor bij meerlingzwangerschappen, maar ook bij mola-zwangerschap.
Een mola-zwangerschap is een zwangerschap die alleen uit vlokweefsel bestaat, maar er is geen vrucht meer. Vlokweefsel is de voorloper van het placentaweefsel. Vrouwen met een mola-zwangerschap worden opgenomen in het ziekenhuis. De baarmoeder wordt dan schoongemaakt, en daarna moet de vrouw nog minstens een jaar onder controle blijven, omdat eventueel achtergebleven cellen van de mola kwaadaardig kunnen worden.

Smaakverandering

De zwangere krijgt vaak veranderde smaakvoorkeuren. Gerechten die normaal smakelijk worden gevonden roepen nu een gevoel van misselijkheid op. Ook kunnen er extreme smaakvoorkeuren optreden, bijvoorbeeld de bekende augurken met slagroom. Zolang de zwangere maar gevarieerd en voldoende blijft eten, kan het gewijzigde voedingspatroon geen kwaad.

Obstipatie en zuurbranden

Bij obstipatie en zuurbranden gelden voor de zwangere vrouw geen andere richtlijnen dan onder ‘normale’ omstandigheden. Bij zuurbranden kan suikervrije kauwgom verlichting geven, omdat de speekselvloed neutraliserend werkt op het maagsap. Ook kleine maaltijden verdeeld over de dag kunnen helpen tegen zuurbranden.

Mogelijke complicaties

Als je bedenkt hoe gecompliceerd de ontwikkeling van nieuw leven is, zou je het haast wonderbaarlijk gaan vinden als alles daarbij goed gaat. In werkelijkheid gaat het vaker goed dan fout. Toch kun je, zeker als verpleegkundige op een afdeling obstetrie, te maken krijgen met gecompliceerde zwangerschappen. De belangrijkste complicaties die kunnen voorkomen, worden hier besproken.

Afwijkende zwangerschapsduur

Voor de zwangerschapsduur bestaan de volgende begrippen.

  • Abortus is de ontijdige geboorte van een niet levensvatbare vrucht voor de 16e zwangerschapsweek. Belangrijk hierbij is het onderscheid tussen een spontane abortus, ook wel miskraam genoemd, en abortus provocatus, een opzettelijk opgewekte abortus. Bij een abortus wordt niet van een bevalling gesproken; een vrouw met een miskraam heeft dus niet gebaard.
  • Een immature geboorte is een geboorte waarbij een foetus wordt geboren tussen de 16e en 28e week van de zwangerschap. Men spreekt ook wel van vroeggeboorte of late abortus. Dit laatste omdat een abortus provocatus tot in de 23e week kan worden uitgevoerd. Kinderen die immatuur worden geboren zijn vaak niet levensvatbaar, maar met de moderne technieken lukt het tegenwoordig soms om baby’s die vanaf 25 weken geboren worden, in leven te houden.
  • Een premature geboorte is een geboorte tussen de 28e en 37e zwangerschapsweek. Een bevalling die te vroeg dreigt te beginnen, kun je herkennen aan voortijdige weeën. Deze zijn te onderscheiden van de zogenaamde ‘harde buiken’, doordat de samentrekkingen toenemen in frequentie en hevigheid. Soms verliest de vrouw ook de slijmprop die de baarmoeder afsluit (dit heet tekenen), of verliest ze vruchtwater.
  • Een geboorte tussen de 37e en 42e zwangerschapsweek is à terme. Een geboorte à terme is de normale zwangerschapsduur. Een geboorte na meer dan 42 zwangerschapsweken, is serotien. Een andere term hiervoor is overdragen. Meestal wordt de bevalling ingeleid na 42 tot 43 weken zwangerschap. De placentafunctie en de hoeveelheid vruchtwater beginnen dan namelijk af te nemen, waardoor gevaar voor het kind kan ontstaan.

Afwijkende foetale groei

Er zijn verschillende vormen van afwijkende groei:

  • Dysmaturiteit: soms hebben baby’s niet het gewicht dat je op basis van de zwangerschapsduur zou mogen verwachten. Men spreekt van dysmaturiteit als het gewicht te laag is in verhouding tot de zwangerschapsduur. Dysmaturiteit wordt meestal veroorzaakt door een slechte placentafunctie, maar ook door roken en/of alcohol. Een dysmatuur kind is klein maar actief, heeft weinig vetreserve en vaak ondertemperatuur.
  • Macrosomiteit: men spreekt van macrosomiteit als het kind te zwaar is voor de zwangerschapsduur. Een kind kan macrosoom zijn door diabetes van de moeder of na rhesussensibilisatie. Het kind is dik, rustig en heeft een pafferig gezicht. Ook hier is de kans op ondertemperatuur verhoogd.

    Zowel dysmaturen als macrosomen kunnen prematuur, à terme of serotien geboren worden.

Cervixinsufficiëntie

Soms functioneert het afsluitmechanisme van de baarmoeder onvoldoende. Dit noemt men cervixinsufficiëntie. De cervix wordt vroegtijdig korter en weker en er kunnen weeën ontstaan. Zonder ingrijpen wordt de foetus dan meestal in de 16e tot 24e week geboren. Als bekend is dat de aanstaande moeder een insufficiënte cervix heeft, zal de gynaecoloog het liefst voor de vierde zwangerschapsmaand een Shirodkar-cerclage aanbrengen (een bandje om de cervix). Rond de 37e zwangerschapsweek zal de cerclage verwijderd worden.

Verschillende liggingen van de navelstreng: links: normale plaats van de navelstreng, rechts: uitgezakte navelstreng.

Voortijdig gebroken vliezen

De vliezen omgeven het kind en het vruchtwater. Ze liggen tegen de baarmoederwand aan. Meestal breken de vliezen tijdens de ontsluitingsweeën, maar ze kunnen ook breken voordat er weeënactiviteit is. Na het breken van de vliezen verliest de vrouw vruchtwater. Soms is het moeilijk te achterhalen of de vrouw ongewild urineverlies heeft, of dat ze vruchtwater verliest.
Vruchtwater is lichtgrijs met vlokken, het ruikt enigszins zoetig en als je een lakmoespapiertje in vruchtwater houdt kleurt het blauw. Ook de zogeheten varentest is te gebruiken: opgedroogd vruchtwater laat een soort ‘varenmotief’ zien, in tegenstelling tot opgedroogde urine.
Als de vliezen gebroken zijn, neemt de kans op infectie toe. De vrouw mag daarom geen bad meer nemen of seksuele omgang hebben en inwendig onderzoek moet vermeden worden. Om vast te stellen of de baring al op gang gekomen is, of er al ontsluiting is, of dat de navelstreng misschien uitgezakt is in de vagina, kan de arts door middel van een speculumonderzoek de baarmoedermond bekijken. Als het kind goed is ingedaald en er is vastgesteld dat de navelstreng niet is uitgezakt, kun je de vrouw met gebroken vliezen zonder weeënactiviteit aanraden om in beweging te blijven. Meestal komen de weeën dan snel op gang. Als het kind nog niet goed is ingedaald, zal de vrouw bedrust moeten nemen, omdat het gevaar bestaat dat de navelstreng uitzakt.

Als de vliezen al vroeg in de zwangerschap breken, maar na de 24e week, wordt geprobeerd met volledige bedrust en weeënremmers de baring uit te stellen. De diagnose wordt gesteld door een beetje vocht op te vangen. Meestal krijgt een vrouw maandverband en dit wordt driemaal per dag gecontroleerd op: kleur, geur en hoeveelheid verloren vruchtwater. Verder kan de arts met een steriel speculum vocht afnemen. Tegelijkertijd worden er kweken afgenomen om de mogelijke oorzaak te achterhalen. Hierbij kun je als verpleegkundige hulp bieden. Vervolgens breng je het vocht aan op een dun plaatje glas, een objectglaasje. Dit moet goed drogen. Daarna wordt onder de microscoop bekeken of er een varenstructuur zichtbaar is. Er wordt geen vaginaal toucher gedaan, omdat dit het risico op een infectie verhoogt. Afhankelijk van de termijn en de mogelijke oorzaak van de voortijdig gebroken vliezen wordt gekeken welke behandeling noodzakelijk is. Voor de 34ezwangerschapsweek krijgt de moeder altijd een injectie met corticosteroïden om de longrijping van de baby te bevorderen. Het middel komt via de placenta bij de baby terecht. Om deze reden wordt er geprobeerd om minimaal 48 uur te remmen. De baby’s die voor de 34e week geboren worden en waarvan de moeder corticosteroïden heeft gehad, hebben een betere kans. Soms kan de geboorte niet tegengehouden worden. Bijvoorbeeld bij een ernstige groeivertraging, infectie in de baarmoeder of zeer hoge bloeddruk van de moeder. Bij een intra-uteriene infectie stijgt de temperatuur van de moeder.
Ook zie je een tachycardie van de foetus op het ctg. Een tachycardie is een hartslag boven de 160 slagen per minuut of een toename van de basisfrequentie met meer dan 30 slagen. De baring zal dan meestal vanzelf op gang komen. Soms moet de zwangere worden overgeplaatst naar een ziekenhuis met een neonatologisch centrum, bijvoorbeeld bij een termijn onder de 32 weken of ernstige dysmaturiteit (onder de 1250 gram). Hier kan intensieve zorg geboden worden, zoals beademing.

Zwangerschapsdiabetes

Tijdens de zwangerschap is meer insuline nodig voor de groei van de uterus en de ontwikkeling van het kind. Als de pancreas van de zwangere deze extra insulineproductie niet aankan, ontstaat zwangerschapsdiabetes. Dit kan worden aangetoond door de aanwezigheid van glucose in de urine (glucosurie) en door het vinden van te hoog bloedsuikergehalte. Meestal heeft de zwangere weinig klachten van de diabetes, maar de diabetes verhoogt wel de kans op complicaties, zoals premature geboorte of een groot kind en daardoor een moeilijke bevalling. Behandeling bestaat uit een koolhydraatarm dieet. Soms moet de vrouw tijdens de zwangerschap insuline spuiten. Hoe beter de bloedsuiker tijdens de zwangerschap geregeld is, hoe kleiner de kans op complicaties. Als de diabetes is ontstaan door de zwangerschap, verdwijnt deze daarna ook meestal weer.

Vaginaal bloedverlies

Bloedingen kunnen gedurende de hele zwangerschap voorkomen. Enig bloedverlies hoeft niet ernstig te zijn, maar is wel altijd een reden voor controle. Met name in de eerste drie maanden kan een bloeding wijzen op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap of een dreigende miskraam. In het tweede en derde trimester kan bloedverlies een aanwijzing zijn voor een afwijking van de placenta, zoals een te laag liggende placenta – namelijk als deze geheel of gedeeltelijk over de baarmoedermond ligt. Dit wordt placenta praevia genoemd. De vrouw krijgt dan meestal vrij hevig bloedverlies zonder veel pijn.
Een andere, heel ernstige afwijking is het loslaten van de placenta voordat het kind geboren is. Dit noemt men solutio placentae. Er is dan meestal slechts weinig bloedverlies, maar wel heftige pijn. De vrouw kan in shock raken en de baby kan overlijden. Vaak zijn er voortekenen, zoals een plankharde buik die niet ontspant. In dit geval wordt een spoedsectio gedaan.

Tweelingzwangerschap

Meerlingzwangerschappen komen op twee verschillende manieren tot stand. Soms splitst een bevruchte eicel zich in twee delen, die ieder op zich een vrucht vormen met gelijk geslacht; een eeneiige tweeling.
Een twee-eiige tweeling ontstaat door bevruchting van twee verschillende rijpe eicellen door verschillende spermacellen. Een meerlingzwangerschap stelt zwaardere eisen aan het lichaam van de vrouw. Er komen hierbij dan ook vaker complicaties voor als prematuriteit, dysmaturiteit, geboortetrauma en kunstverlossingen. Ook sectio’s komen vaker voor, vaak vanwege een afwijkende ligging. Soms wordt pas tijdens de bevalling tot een sectio besloten (een secundaire sectio). Bijvoorbeeld wanneer na een vaginale geboorte van het eerste kind het tweede kind in foetale nood komt of bij een placentaloslating. Ook kan het tweede kind een afwijkende ligging hebben omdat het ineens alle ruimte krijgt.

Zwangerschapshypertensie

Zwangerschapshypertensie is een hoge bloeddruk als gevolg van de zwangerschap. In de tweede helft van de zwangerschap ontwikkelt zich een te hoge bloeddruk. Hierbij is de bovendruk hoger dan 160 mmHg en de onderdruk hoger dan 90 mmHg. Ook spreekt men van zwangerschapshypertensie als de onderdruk meer dan 20 mmHg is gestegen ten opzichte van voor de zwangerschap.

Pre-eclampsie en HELLP-syndroom

Pre-eclampsie

Bij pre-eclampsie is er naast zwangerschapshypertensie ook sprake van eiwitverlies in de urine. Door de verhoogde bloeddruk gaan de nieren eiwitten doorlaten. Dit is meteen ook de reden waarom zwangeren standaard aan een bloeddrukmeting en urinecontrole onderworpen worden als zij voor controle bij de verloskundige of gynaecoloog komen. Bij pre-eclampsie kunnen vrouwen erg ziek worden met aanvallen van insulten.

HELLP-syndroom

Pre-eclampsie kan overgaan in het HELLP-syndroom, maar dit syndroom kan ook plotseling ontstaan. Ook hierbij voelt de vrouw zich erg ziek. HELLP is de Engelstalige afkorting van de symptomen van de ziekte:

  • bloedafbraak (in het Engels: Hemolysis);
  • verhoogde concentratie van leverenzymen (in het Engels: Elevated Liver enzymes);
  • laag aantal trombocyten (in het Engels: Low Platelets), waardoor het bloed niet stolt.

    Het HELLP-syndroom kan ook voorkomen na de geboorte. Ongeveer 30% van de HELLP-patiënten krijgt de aandoening pas in het kraambed, meestal in de eerste twee etmalen, maar soms zelfs tot acht dagen na de bevalling.

Oorzaken van pre-eclampsie en HELLP

De oorzaken van het ontstaan van pre-eclampsie en HELLP zijn nog niet bekend, al bestaat er een aantal theorieën over.
Voeding, immunologische factoren en hormonen zouden een rol kunnen spelen. Het is wel duidelijk dat al in het begin van de zwangerschap de basis van het ziektebeeld wordt gelegd, ver voordat de verschijnselen er zijn.

Klachten en verschijnselen bij pre-eclampsie en HELLP

 

  • hypertensie en eiwit in de urine
  • oedeem
  • misselijkheid, braken en bandgevoel om de buik
  • pijn in de bovenbuik
  • hoofdpijn en zichtstoornissen (lichtflitsen of sterretjes zien)
  • tintelingen
  • verminderde urineproductie

     

Gevolgen van pre-eclampsie en HELLP

Er zijn verschillende gevolgen van pre-eclampsie en HELLP, namelijk:

  • vaatvernauwing. Doordat de aderen zich vernauwen, is de doorbloeding in het lichaam van de vrouw niet goed. Niet alleen de moeder loopt risico, ook voor de foetus is er gevaar. De placenta functioneert minder goed, doordat ook hier vaatvernauwing optreedt. Het bloed van de moeder stroomt minder gemakkelijk naar haar ongeboren kind. Op die manier kan foetale groeivertraging ontstaan;
  • kans op insulten. Insulten zijn spierkrampen die je kunt vergelijken met epileptische aanvallen. Soms raakt de zorgvrager na zo’n insult in coma. Waarschijnlijk ontstaat een insult door zeer ernstige vaatvernauwing in de hersenen;
  • circulatieproblemen. Het bloedvolume is minder geworden door vermindering van plasma. Doordat er sprake is van algehele vaatvernauwing, verloopt de circulatie moeizamer en ontstaan er problemen met de bloedvoorziening van allerlei organen en weefsels;
  • lever- en stollingsafwijkingen. Bij het HELLP-syndroom treden leverfunctiestoornissen op. Laboratoriumonderzoek toont aan dat er meer leverenzymen in het bloed terechtkomen en dat de stolling gestoord is;
  • nierafwijkingen. De doorbloeding van de nieren is verminderd en de filtratie is afgenomen. In ernstige gevallen zie je dat de zorgvrager minder plast (oligurie);
  • zuurstofnood. Gebrek aan zuurstof kan leiden tot zuurstofnood (hypoxie). In ernstige gevallen kan de foetus doodgaan in de baarmoeder (intra-uteriene vruchtdood);
  • kans op overlijden van het kind of de kraamvrouw. In Nederland wordt driekwart van de sterfgevallen in het kraambed veroorzaakt door pre-eclampsie of het HELP-sydroom.

Behandeling en verpleegkundige zorg

Als er sprake is van pre-eclampsie of HELLP, zal de zwangere vrouw opgenomen worden in het ziekenhuis. De behandeling is erop gericht de bloeddruk te verlagen en complicaties bij moeder en kind te voorkomen. Een zorgvrager met pre-eclamptische klachten kun je beter op een kamer alleen leggen, omdat prikkels als licht en geluid een insult teweeg kunnen brengen.

Bedrust

De arts zal de zorgvrager bedrust voorschrijven. Afhankelijk van de ernst zal dat strikte bedrust zijn of bedrust met douche- en toiletfaciliteiten. Rusten in een liggende houding maakt de circulatie makkelijker. Het komt de bloedtoevoer naar de foetus ten goede. Bovendien zorgt rust ervoor dat de vrouw geen inspanningen verricht zodat de bloeddruk daalt. Je kunt de zwangere vrouw aanraden op haar zij te liggen. Ze drukt dan niet, zoals bij rugligging, de grote vaten naar de baarmoeder dicht.

Controles

Het is belangrijk dat je weet hoeveel vocht de zorgvrager binnenkrijgt en ook weer uitscheidt. Als ze weinig urine produceert zegt dat iets over haar nierfunctie en over de hoeveelheid vocht die ze vasthoudt.
Het is ook belangrijk dat je de bloeddruk meet. De arts zal aangeven hoe vaak dat moet gebeuren. Door deze meting regelmatig uit te voeren kom je te weten of de bloeddruk daalt door de bedrust.
Verder is het van belang dat je de zorgvrager minstens een keer per week weegt om te zien hoeveel ze groeit. Bovendien moet je de urine controleren op het eiwitgehalte.
Dit kun je doen door er een stickje in te steken. Als het eiwitgehalte te hoog is, zal de urine op het laboratorium onderzocht moeten worden. Ook zal er bloed naar het laboratorium moeten. Men kan daar de lever- en nierfuncties bepalen en stollingsonderzoek doen. Door al deze gegevens in kaart te brengen heb je een beter beeld van het verloop van de ziekte.

Ctg

De zwangere vrouw wordt niet alleen voor haarzelf opgenomen, maar ook voor haar kind. Het kind kan ook complicaties oplopen door de ziekte van de moeder. Daarom is het belangrijk dat er dagelijks een hartfilmpje (ctg) van de baby wordt gemaakt. Bovendien zal de arts regelmatig een echo maken.

Infuus en medicatie

In ernstige gevallen schrijft de arts bloeddrukverlagende middelen (antihypertensiva) voor. Als de zorgvrager een infuus heeft, kun je deze middelen intraveneus toedienen. Ze werken beter als de zorgvrager ze constant toegediend krijgt.

 

 

 

Insult

Bij een insult kun je de ongecontroleerde bewegingen van de vrouw niet tegengaan. Ga als volgt te werk:

  • Plaats de bedhekken omhoog om te voorkomen dat de zorgvrager uit bed valt. Zorg dat er geen scherpe dingen zijn waaraan zij zich kan bezeren.
  • Dien zo snel mogelijk een spierverslappingsmiddel (anticonvulsivum) toe. In sommige ziekenhuizen kan dat rectaal, in andere moet dat intraveneus. Dat kan echter alleen als de vrouw al een infuusnaaldje heeft.
  • Observeer de aanval en neem de tijd op. Bel een arts of volg het verpleegplan, zoals afgesproken.

    De aanval begint met een tonische fase, een fase van verstijving of verkramping. Het hoofd wordt naar een kant gedraaid en armen en benen strekken zich. Alle spieren zijn verkrampt waardoor de vrouw geen adem kan halen en blauw kan worden. Dit duurt enkele seconden tot een minuut. De tonische fase wordt gevolgd door de clonische fase, de fase van schokkende bewegingen. Ook kan de vrouw urine verliezen.
    Tijdens de tonisch-clonische fase kan een tongbeet optreden met bloederig speeksel. Hier valt niets aan te doen. Plaats niets tussen de tanden van de vrouw. Dit heeft geen zin en kan het gebit beschadigen.
    Na de aanval zal de arts meestal beslissen dat het kind geboren moet worden, omdat deze situatie voor moeder en kind levensbedreigend is. Vaak wordt er dan een keizersnede gedaan.

Video's vroeggeboorte

Bevalling vroeggeboorte

vroeggeboorte

Kennistest

Toets: Kennistest mogelijke complicaties

Start

Eerste contact moeder & kind

Wat is huid-op-huidcontact?

Bij huid-op-huid contact wordt de pasgeborene met alleen een luier aan, op deborst neergelegd. Dit kan zowel bij vader als bij moeder. Om warm te blijven, worden ouder en pasgeborene goed toegedekt. Probeer tijdens het huid-op-huid de ouder contact te laten houden met de pasgeborene. Deze ligt niet in buikligging, het hoofdje ligt opzijwaardoor de ademweg niet belemmerd wordt. Op deze manier ligt de pasgeborene veilig en comfortabel, en heeft eigenlijk de houding aangenomen zoals in de baarmoeder.

Huid op huid contact is nuttig ter bevordering van de borstvoeding en de moeder-kind binding. Het is belangrijk dat dit op de juiste manier gebeurt.

Het belang van huid-op-huid contact en de positieve effecten hiervan
Huid-op-huidcontact is goed voor de ouder-kind binding, zeker het eerste moment kort na de geboorte. Het vormt de basis voor een gezonde emotionele, sociale, verstandelijke en motorische
ontwikkeling van de pasgeborene.  Een intensief huid-op-huid contact bevordert het hechtingsproces tussen ouder en kind.

De pasgeborene zal zelf ook contact willen maken; kijkt , reageert op de stem en zal zelfs proberen om uit de borst te drinken of gaat juist ontspannen en vredig slapen. De pasgeborene zal minder stress ervaren, hoort de stem en ruikt de geur van moeder. Allemaal factoren die heel geruststellend zijn voor een pasgeborene.

De temperatuur van de pasgeborene is stabieler bij regelmatig huid-op-huid contact; de hartslag en de ademhaling zijn stabieler en het zuurstofgehalte zal hoger zijn evenals de bloedsuikerwaarden. Daarnaast heeft het huid-op-huid contact ook een groot positief effect op de moedermelkproductie en het voorkomen van allergieën en infecties. Ook ontwikkelen de hersenen van de pasgeborene zich beter door frequent en langdurig huid-op-huid contact. Hoe langer en vaker er huid-op-huid contact is, hoe groter het positieve effect.

 

 

Niet altijd meteen mogelijk

Huid-op-huidcontact vindt bij voorkeur in alle rust plaats, als de omstandigheden het toelaten, ook na bijvoorbeeld een keizersnede. Als de pasgeborene te vroeg geboren is of ziek is en is opgenomen op de couveuse afdeling, is dit eerste contact niet altijd mogelijk. Het huid-op-
huid contact kan dan vaak pas later plaatsvinden.

Baby’s in de wieg/couveuze
Voor pasgeborene die in een wieg/couveuze liggen en kleertjes dragen, is het mogelijk
belastend meerdere keren per dag helemaal uit te kleden om huid-op-huid contact te hebben. Er kan dena worden gekozen voor overslaghemdjes en -truitjes dieaan de voorkant gemakkelijk open
kunnen.

Voorwaarden voor veilig huid-op-huid contact:

. Leg de pasgeborene nooit in buikligging.
. Zorg dat het hoofdje goed opzij ligt
en de neus en mond altijd vrij zijn.
. Zorg dat er altijd contact is met de pasgeborene. Als de ouder erg slaperig of minder alert is, leg de pasgeborene dan terug in het wiegje (altijd op de rug) of eventueel bij partner als deze goed wakker blijft.
. Zorg dat er tijdens huid-op-huid contact volledig aandacht is voor de pasgeborene en niet wordt afgeleid door bijvoorbeeld telefoon, televisie of (veel) bezoek.
. Mocht er twijfel zijn over de ademhaling, kleur of reactie van de pasgeborene, stop dan het huid-op-huid contact, til de pasgeborene op en geef hulp.
. “Bedsharing” wordt afgeraden.
Aangeraden wordt de baby te laten slapen volgens de voorschriften van Veilig Slapen.

Hoe vaak, wanneer en hoe lang?

Frequent en langdurig huid-op-huid contact bevordert het natuurlijke hechtingsproces. Hoe vaak en hoe lang dit contact kan hangt af van de persoonlijke omstandigheden.
Aanbevolen wordt om voor een langere tijd huid-op-huid contact te hebben, minimaal een uur, maar bij voorkeur langer. De ouder kan dan echt een lange periode van rust, comfort en veiligheid
bieden en bovenal genieten.

Om de pasgeborene zo min mogelijk te storen in de slaap is het moment om te beginnen
met huid-op-huid contact bij voorkeur rondom een verzorg-/ voedingsmoment.
De ouder kan dan rustig tot het volgende verzorg-/voedingsmoment blijven zitten.

Risico’s van huid-op-huid contact

Tijdens huid-op-huid contact kan er een probleem met de ademhaling van de pasgeborene optreden door verschillende redenen. Dit kan voor pasgeborenen levensbedreigend zijn. Dit wordt Sudden Unexpected Postnatal Collaps (SUPC) genoemd. SUPC is te herkennen door afwezigheid van ademhaling, blauw/bleke verkleuring, slap zijn of niet reageren op aanraking. SUPC treedt meestal op tijdens huid-op-huid contact of het geven van borstvoeding gedurende de eerste 2 uur na de bevalling, soms kan dit ook nog optreden in de eerste week na de geboorte. De gevolgen kunnen ernstig zijn: er kan hersenbeschadiging optreden of pasgeborenen kunnen zelfs overlijden.

Hoe informeer jij de zorgvrager?

Huid op huid contact