Voor de zwangerschapsduur bestaan de volgende begrippen.
Abortus is de ontijdige geboorte van een niet levensvatbare vrucht voor de 16e zwangerschapsweek. Belangrijk hierbij is het onderscheid tussen een spontane abortus, ook wel miskraam genoemd, en abortus provocatus, een opzettelijk opgewekte abortus. Bij een abortus wordt niet van een bevalling gesproken; een vrouw met een miskraam heeft dus niet gebaard.
Een immature geboorte is een geboorte waarbij een foetus wordt geboren tussen de 16e en 28e week van de zwangerschap. Men spreekt ook wel van vroeggeboorte of late abortus. Dit laatste omdat een abortus provocatus tot in de 23e week kan worden uitgevoerd. Kinderen die immatuur worden geboren zijn vaak niet levensvatbaar, maar met de moderne technieken lukt het tegenwoordig soms om baby’s die vanaf 25 weken geboren worden, in leven te houden.
Een premature geboorte is een geboorte tussen de 28e en 37e zwangerschapsweek. Een bevalling die te vroeg dreigt te beginnen, kun je herkennen aan voortijdige weeën. Deze zijn te onderscheiden van de zogenaamde ‘harde buiken’, doordat de samentrekkingen toenemen in frequentie en hevigheid. Soms verliest de vrouw ook de slijmprop die de baarmoeder afsluit (dit heet tekenen), of verliest ze vruchtwater.
Een geboorte tussen de 37e en 42e zwangerschapsweek is à terme. Een geboorte à terme is de normale zwangerschapsduur. Een geboorte na meer dan 42 zwangerschapsweken, is serotien. Een andere term hiervoor is overdragen. Meestal wordt de bevalling ingeleid na 42 tot 43 weken zwangerschap. De placentafunctie en de hoeveelheid vruchtwater beginnen dan namelijk af te nemen, waardoor gevaar voor het kind kan ontstaan.