Echografie

Bij een echografie, meestal kortweg aangeduid met echo, kan door middel van geluidsgolven de foetus zichtbaar worden gemaakt. Op deze manier kunnen de grootte en ligging van kind en placenta worden vastgesteld en kan de groei worden gevolgd. Vaak worden deze onderzoeken uitgevoerd om uit te zoeken wat de reden is van te snelle of juist achterblijvende groei van de baarmoeder.
Berust dit op een fout berekende datum of op afwijkende groei van het kind? Sommige aangeboren afwijkingen kunnen ook met behulp van de echo worden waargenomen. Soms zijn deze afwijkingen voor de ouders te zien. In dat geval kan een echo een heel emotioneel onderzoek zijn.
Een echo kan zowel uitwendig als inwendig plaatsvinden. Een inwendige echo – ook wel een vaginale echo genoemd – wordt vaak aan het begin van de zwangerschap gemaakt, omdat deze een beter beeld geeft op de foetus. Een echokop van ongeveer anderhalve centimeter breed wordt in de schede gebracht. Een uitwendige echo wordt via de buikwand uitgevoerd. Er wordt een hoeveelheid gel op de buik van de zwangere aangebracht om de geluidsgolven goed te laten geleiden. De echokop van een uitwendige echo is groter dan die van een inwendige echo.

Via prenatale screening kunnen aanstaande ouders zich desgewenst laten informeren over de eventuele aanwezigheid van het downsyndroom, een open ruggetje en andere ernstige aangeboren aandoeningen. Standaard wordt aan iedere zwangere halverwege de zwangerschap een echo aangeboden. Doel van deze echo is het opsporen van lichamelijke afwijkingen. In gevallen van zwaar lichamelijke aandoeningen of handicaps kan besloten worden tot zwangerschapsafbreking. Na 24 weken is dit niet meer mogelijk.

Prenatale screening maakt grote veranderingen door.