Deze les gaat over enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Niveau: 2 mavo
De doelen voor deze les zijn:
Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp in een zin aanwijzen (1.1);
Ik ken de eigenschappen van een enkelvoudige zin (1.2);
Ik weet het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin (1.3);
Ik kan van een samengestelde zin de hoofdzin(nen) en bijzin(nen) bepalen (1.4 en 1.5).
Voordat je aan de slag gaat met enkelvoudige en samengestelde zinnen, moet je eerst je kennis over de persoonsvorm en het onderwerp opfrissen. In het menu links zie je een kopje met "Persoonsvorm en onderwerp". Daar klik je op. Daarna werk je alle paragrafen en opdrachten af van boven naar beneden.
Je kunt zelfstandig aan de slag met deze opdrachten. Je mag ook samenwerken met je buurman/buurvrouw. Als je er niet uitkomt, kun je de docent om hulp vragen tijdens de les.
Persoonsvorm en onderwerp
Persoonsvorm en onderwerp
Voordat je aan de slag kunt gaan met enkelvoudige en samengestelde zinnen, moeten we wat voorkennis opfrissen over de persoonsvorm en het onderwerp. Daarvoor maak je opdracht 1.
Ben je vergeten hoe het zat met de persoonsvorm en het onderwerp? Bekijk dan het filmpje hieronder.
Opdracht 1
Oefening: Opdracht 1: Persoonsvorm en onderwerp
Oefening: Opdracht 1: Persoonsvorm en onderwerp
0%
Bepaal van de zinnen hieronder de persoonsvorm en het onderwerp.
Enkelvoudige zinnen zijn de makkelijkste zinnen. Het zijn zinnen met maar één persoonsvorm (en dus ook één onderwerp).
Voorbeelden zijn:
Lotte gaat naar school.
Ik vind rode appels heel erg lekker.
Konijnen zijn mijn lievelingsdieren.
Maar enkelvoudige zinnen kunnen ook langer zijn:
Morgen ga ik tomaten en bloemen kopen op de markt in Emmen.
Gisteren moest ik door de regen van school naar huis fietsen.
De persoonsvorm en het onderwerp staan altijd naast elkaar, de volgorde maakt niet uit. Kijk maar naar de zinnen hierboven. "Lotte gaat...", "Ik vind...", "Konijnen zijn...", "... ga ik", "... moest ik".
Samengevat
In enkelvoudige zinnen...
staat maar één persoonsvorm;
staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd meteen achter elkaar.
In de vorige opdracht heb je gezien dat niet elke zin enkelvoudig is. Als een zin niet enkelvoudig is, noemen we de zin samengesteld: de zin bestaat uit meerdere onderdelen.
Bekijk het filmpje hieronder tot 1:15, dan zet je het filmpje op pauze. Lees daarna de uitleg eronder.
Eigenschappen van samengestelde zinnen zijn:
Een samengestelde zin heeft meer dan één persoonsvorm
Een samengestelde zin kun je vaak (niet altijd!) herkennen aan deze woorden:
Hoe weet je wanneer een zin enkelvoudig of samengesteld is?
In de vorige theoriestukjes hebben we een paar eigenschappen van samengesteld en enkelvoudige zinnen gezien. Die eigenschappen vatten we hieronder kort samen.
Kijk hoeveel persoonsvormen je ziet.
Eén persoonsvorm > enkelvoudig
Meerder persoonsvormen > samengesteld (check ook of je één van deze woorden ziet: maar, en, want, dus, of, dat, als, omdat, terwijl, zodra.
Voorbeelden
Lotte gaat naar school.
De enige PV is "gaat", dus enkelvoudig.
Lotte gaat naar school en ik ga naar mijn werk.
"gaat" en "ga" zijn allebei PV, dus de zin is samengesteld. Extra check: je ziet twee stukken die verbonden zijn door het woord "en".
Ik vind rode appels heel erg lekker.
De enige PV is "vind", dus enkelvoudig.
Ik vind rode appels heel erg lekker, omdat ze zo'n mooie kleur hebben.
"vind" en "hebben" zijn allebei PV, dus samengesteld. Extra check: je ziet twee stukken die verbonden zijn door het woord "omdat".
Opdracht 4
Oefening: Opdracht 4: Enkelvoudig of samengesteld?
0%
Bepaal van de volgende zinnen of ze enkelvoudig of samengesteld zijn.
Zoals je in de vorige opdracht hebt gezien, bestaan samengestelde zinnen uit twee stukken. Die stukken worden aan elkaar geplakt door voegwoorden: maar, en, want, dus, of, dat, als, omdat, terwijl, zodra.
Eén van de stukken noemen we de hoofdzin. In de hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm altijd naast elkaar. Het andere deel noemen we de bijzin. In een bijzin staan het onderwerp en de persoonsvorm los van elkaar. Een ander verschil is dat je de hoofdzin zelfstandig kunt gebruiken: de bijzin is gewoon los een gekke zin.
Let op: Soms is het andere deel óók een hoofdzin, dan heb je dus helemaal geen bijzinnen. Hoe dat werkt, leer je later. Eerst is het belangrijk dat je in zinnen met een hoofdzin en een bijzin de hoofdzin kunt herkennen.
In het menu links zie je twee voorbeelden. Bekijk de voorbeelden en maak daarna opdracht 5.
Voorbeeld 1
Vandaag blijven we binnen, omdat het weer slecht is.
Deze zin bestaat uit twee stukken:
1 2
Vandaag blijven we binnen omdat het weer slecht is.
PV: blijven PV: is
OND: we OND: het weer
In het eerste deel staan PV en OND naast elkaar.
In het tweede deel staan ze niet naast elkaar, "slecht" staat ertussen.
Het lijkt er nu dus op dat het eerste deel de hoofdzin is.
De laatste check: kunnen we het eerste deel als zelfstandige zin gebruiken? "Vandaag blijven we binnen." Ja, dat kan.
Het tweede deel kunnen we niet zelfstandig gebruiken: "Het weer slecht is." Dat is een gekke zin.
Voorbeeld 2
Als de chauffeur weer terug is, rijden we door naar Amsterdam.
Deze zin bestaat uit twee stukken:
1 2
Als de chauffeur weer terug is rijden we door naar Amsterdam.
PV: is PV: rijden
OND: de chauffeur OND: we
In het eerste deel staan PV en OND niet naast elkaar.
In het tweede deel staan ze wel naast elkaar (rijden we).
Het lijkt er nu dus op dat het tweede deel de hoofdzin is.
De laatste check: kunnen we dit deel als zelfstandige zin gebruiken. "Rijden we terug naar Amsterdam", ja dat is een vraagzin.
Het eerste deel, "De chauffeur weer terug is", kan geen zelfstandige zin zijn.
Opdracht 5
Oefening: Opdracht 5: Welk deel is de hoofdzin?
Oefening: Opdracht 5: Welk deel is de hoofdzin?
0%
De zinnen die je zo ziet, zijn allemaal samengestelde zinnen. Ze zijn alvast voor jou in stukken verdeeld. Welk deel is de hoofdzin?
In de vorige opdracht kreeg je samengestelde zinnen die uit een hoofdzin en een bijzin bestaan. Het kan ook zijn dat een samengestelde zin uit twee hoofdzinnen bestaat. Of uit twee hoofdzinnen en een bijzin. Hieronder zie je welke combinaties je moet kunnen herkennen. In het linkermenu zie je combinatie 2, 3 en 4 ook. Daar vind je een voorbeeld en uitleg. Voor combinatie 1 kijk je in de vorige paragraaf voor de uitleg en voorbeelden.
Hoofdzin en bijzin (zie vorige paragraaf)
Hoofdzin en hoofdzin
2 hoofdzinnen en 1 bijzin
1 hoofdzin en 2 bijzinnen
Hoofdzin en hoofdzin
Kijk eens naar de volgende zin:
Wij gaan naar de kermis en hij gaat naar huis.
In deze zin zie je twee delen:
1 2
Wij gaan naar de kermis en hij gaat naar huis
Beide delen hebben de PV en het OND naast elkaar staan. Beide delen zou je ook zelfstandig kunnen gebruiken. Beide delen zijn dus hoofdzinnen.
Dit is ook zo bij de volgende voegwoorden:
Maar
Mijn lievelingskleur is rood, maar de lievelingskleur van mijn broer is blauw.
Want
Wij gaan naar het zwembad, want het is mooi weer.
Dus
Ons team heeft alle wedstrijden gewonnen, dus we zijn kampioen.
2 hoofdzinnen en 1 bijzin
Net heb je naar deze zin gekeken:
Wij gaan naar de kermis en hij gaat naar huis.
Deze zin bestaat uit twee hoofdzinnen. We kunnen er nog iets aan toevoegen, bijvoorbeeld:
Wij gaan naar de kermis en hij gaat naar huis,omdat hij ziek is.
Nu hebben we nog steeds twee hoofdzinnen, maar ook een extra stuk: "Omdat hij ziek is". Je ziet dat de PV (is) en het OND (hij) niet naast elkaar staan ("ziek" staat ertussen). Dit is een bijzin.
We hebben nu een zin met twee hoofdzinnen en één bijzin:
Wij gaan naar de kermisen hij gaat naar huis, omdat hij ziek is.
hoofdzin hoofdzin bijzin
1 hoofdzin en 2 bijzinnen
Kijk eens naar de volgende samengestelde zin:
Als we vrij zijn, gaan we naar de kermis, omdat het mooi weer is.
We verdelen de zin in stukjes:
1 2 3
Als we vrij zijngaan we naar de kermis omdat het mooi weer is.
Deel 1: PV (zijn) en OND (we) staan niet naast elkaar, dus bijzin.
Deel 2: PV (gaan) en OND (we) staan wel naast elkaar, dus hoofdzin.
Deel 3: PV (is) en OND (het) staan niet naast elkaar, dus bijzin.
Dit is dus een zin met één hoofdzin en twee bijzinnen.
Opdracht 6
Oefening: Opdracht 6: Bepaal de hoofdzin en de bijzin
Oefening: Opdracht 6: Bepaal de hoofdzin en de bijzin
0%
In deze opdracht ga je bepalen welk deel de hoofdzin of de bijzin is. Lees steeds goed de vraag.
Oefening:Opdracht 6: Bepaal de hoofdzin en de bijzin
Afsluiting
Je bent nu klaar met de module Enkelvoudige en samengestelde zinnen.
De leerdoelen waren:
Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp in een zin aanwijzen (1.1);
Ik ken de eigenschappen van een enkelvoudige zin (1.2);
Ik weet het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin (1.3);
Ik kan van een samengestelde zin de hoofdzin(nen) en bijzin(nen) bepalen (1.4 en 1.5).
Heb je deze doelen bereikt? Ga dan naar de toets. Twijfel je nog bij één of meerdere leerdoelen? Ga dan terug naar de paragraaf die erachter staat om de uitleg nog eens te lezen en opnieuw te oefenen.
Als je de toets gedaan hebt, maak je de opdracht Reflectie.
Toets
Toets: Toets
0%
Beantwoord de vragen hieronder in je eigen woorden en zo duidelijk mogelijk.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Enkelvoudige en samengestelde zinnen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Annemiek Zuur
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-10-02 11:02:44
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Opdracht 1: Persoonsvorm en onderwerp
Opdracht 2: Is de zin enkelvoudig?
Opdracht 3: Lastige voegwoorden
Opdracht 4: Enkelvoudig of samengesteld?
Opdracht 5: Welk deel is de hoofdzin?
Opdracht 6: Bepaal de hoofdzin en de bijzin
Toets
Reflectie
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.