Hoe weet je wanneer een zin enkelvoudig of samengesteld is?
In de vorige theoriestukjes hebben we een paar eigenschappen van samengesteld en enkelvoudige zinnen gezien. Die eigenschappen vatten we hieronder kort samen.
Kijk hoeveel persoonsvormen je ziet.
Eén persoonsvorm > enkelvoudig
Meerder persoonsvormen > samengesteld (check ook of je één van deze woorden ziet: maar, en, want, dus, of, dat, als, omdat, terwijl, zodra.
Voorbeelden
Lotte gaat naar school.
De enige PV is "gaat", dus enkelvoudig.
Lotte gaat naar school en ik ga naar mijn werk.
"gaat" en "ga" zijn allebei PV, dus de zin is samengesteld. Extra check: je ziet twee stukken die verbonden zijn door het woord "en".
Ik vind rode appels heel erg lekker.
De enige PV is "vind", dus enkelvoudig.
Ik vind rode appels heel erg lekker, omdat ze zo'n mooie kleur hebben.
"vind" en "hebben" zijn allebei PV, dus samengesteld. Extra check: je ziet twee stukken die verbonden zijn door het woord "omdat".