Thema WeerKlimaat: Nederland-Spanje vmbo-kgt34 - kopie 1 - kopie 1

Inleiding

WK: Nederland - Spanje

Weer en klimaat: Nederland en Spanje
De exameneenheid Weer en klimaat geeft aan dat je weer en klimaat, klimaatverandering en klimaat van Nederland kunt beschrijven en moet kunnen vergelijken met een andere regio in Europa. De aangewezen regio is Spanje. Daarom staan in dit thema weer en klimaat in Nederland en Spanje centraal.

Het thema bestaat uit de volgende opdrachten:

  1. Het weer
  2. Weerberichten
  3. Het klimaat in Nederland en in Spanje
  4. Eilanden
  5. Neerslag in Nederland en in Spanje
  6. Invloed op de mens
  7. Landbouw
  8. Klimaatverandering in Nederland en in Spanje
  9. Gevolgen van klimaatverandering
  10. Versterkt broeikaseffect in Nederland en in Spanje

Werkplan

Het thema Weer en klimaat bestudeer je door tien opdrachten te maken.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt. Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het

 

Het weer

Vooraf

Leerdoelen

In deze opdracht bekijken we verschillende weerselementen die samen het weer bepalen en vergelijken we het weer in Nederland en in Spanje. We kijken ook naar een fenomeen dat wel in Spanje, maar in Nederland niet voorkomt: de ‘droge rivier’.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je vijf weerselementen noemen die het weer mede bepalen.
  • Kun je aangeven met welk apparaat je de temperatuur, de luchtdruk en de windkracht kunt meten.
  • Kun je de begrippen zonkracht en huidtype beschrijven en kun je uitleggen wat deze begrippen te maken hebben met de tijd die je onbeschermd in de zon kunt zitten.
  • Kun je beschrijven waarom de temperatuurverschillen in Spanje groter zijn dan in Nederland.
  • Kun je op een kaartje aangeven dat Spanje - wat het weer betreft - in tweeën is gedeeld, het droge en het natte (of groene) Spanje.
  • Kun je omschrijven wat 'droge rivieren'' zijn en kun je uitleggen waardoor de verdroging in Spanje steeds nijpender wordt.


Eindproduct
Het eindproduct bij deze opdracht is een toets.

Beoordeling
Als je voor de toets een score van minimaal 80% haalt, laat je zien dat je de leerdoelen van deze opdracht hebt behaald.


Werkwijze

Groepsgrootte
Deze opdracht doe je alleen.

Benodigdheden
Geen bijzonderhden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Kennisbank

Voor je met de opdracht begint, bestudeer je het volgende item uit de Kennisbank.

KB: Het weer

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen:

  1. Schrijf de namen van vier vormen van neerslag op.
  2. Wat is een barometer?
  3. Is een depressie een gebied met een hoge of met een lage luchtdruk?
  4. Hoe wordt de windkracht aangegeven?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 1

Het weer vandaag
Wat voor weer is het vandaag? Het antwoord is minder simpel dan het lijkt. Het weer is immers een samenspel van diverse weerselementen, zoals:

  • Temperatuur
  • Neerslag
  • Bewolking
  • Wind
  • Luchtvochtigheid
  • Bijzondere verschijnselen

Stel, het is het begin van de lente. Je popelt om weer eens een dag buiten te zijn. Dan is niet alleen de temperatuur van belang. Natuurlijk, als het 10 graden Celsius is, ga je niet het strand op om er te zonnen. Daarvoor moet het minstens een graad of 20 à 25 graden zijn. Maar je wilt ook graag weten of het droog blijft. Als het de hele dag plenst, kun je beter een paraplu dan badkleding meenemen. Ook van belang is of er weinig of juist veel bewolking is. Iedereen vindt het plezieriger om (op een terrasje) de eerste zonnestralen te voelen, dan een geheel bewolkte dag mee te maken.

Ook van belang is de wind (windsnelheid en –richting). Als het amper waait, voelt de temperatuur hoger aan dan wanneer het hard waait. Een noordenwind is vaker kouder dan een zuidenwind (op het noordelijk halfrond). Ook de luchtvochtigheid bepaalt of we spreken van ‘mooi weer’ of niet. Als de vochtigheidsgraad hoog is in combinatie met een hoge temperatuur, voelt dat benauwd aan en noemen we het weer ‘drukkend’. Tot slot zijn bijzondere verschijnselen van belang. Niemand loopt graag op het strand met onweer of als je getroffen kunt worden door een windhoos.

Wat voor de een ‘een mooie dag’ is, hoeft dat voor een ander niet te zijn. Een zonaanbidder in Nederland kijkt heel anders naar het weer dan een boer in Spanje. Een Spaanse boer ziet graag zijn gewassen groeien en daarvoor is zon, maar vooral voldoende (regen)water nodig.

Kijk naar de gemiddelde temperatuur en neerslag in Nederland en Spanje:

 

 
De gemiddelde neerslag en temperatuur in Amsterdam

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De gemiddelde neerslag en temperatuur in Granada (Zuid Spanje)

Vragen

  1. Kijk naar de afbeelding hiernaast.
    • Weet je wat dit apparaat meet en hoe we het noemen?
    • Welk weertype past hierbij als het boven de 70 komt?
  2. Waarom is een zonaanbidder beter af in Granada dan in Amsterdam? Geef twee redenen.
  3. Met welke problemen moet een boer in de buurt van Granada rekening houden? En welke problemen zou een boer in de buurt van Amsterdam kunnen krijgen?
  4. Geef aan waarom voor veel Nederlanders Zuid-Spanje een populaire bestemming is om te overwinteren.

Stap 2 - Deel 1

Zonkracht
We hebben in stap 1 gekeken naar de gemiddelde temperatuur in Nederland en Spanje. De hoogte van de temperatuur wordt grotendeels bepaald door de hoeveelheid zonlicht die er op een plek valt. Immers, licht = warmte. Op een wolkenloze dag is de temperatuur hoger dan op een dag waarbij de zon verscholen blijft achter een dik pak wolken. Voor iedereen die in de zon komt is ook de ‘zonkracht’ van belang.

De zonkracht is een maat voor de hoeveelheid ultraviolette straling (uv-straling) in het zonlicht die de aarde bereikt. Naast het "gewone" zichtbare licht straalt de zon ook ultraviolette straling uit, onzichtbaar voor onze ogen.
Het uv-zonlicht neemt toe naarmate de zon hoger staat en varieert met de seizoenen en het moment van de dag. Warmte heeft geen invloed: op een koele, zonnige dag kan de zonkracht even sterk of sterker zijn dan op een warme dag. Wel is de hoeveelheid uv-straling afhankelijk van bewolking, vocht of stof in de atmosfeer, en van de hoeveelheid ozon. De ozonlaag op grote hoogte in de atmosfeer beschermt het aardoppervlak tegen uv-straling. Als de ozonlaag er niet zou zijn, zouden we binnen de kortste tijd levend verbranden.

De ozonlaag houdt de meeste uv-straling tegen, maar een deel komt er wel doorheen. Op een koele, zonnige dag kun je toch ‘verbranden’, oftewel: pijnlijke, rode plekken op je huid krijgen. Langdurige blootstelling aan zonnestralen verhoogt de kans op huidkanker. Midden op de dag tussen 12:00 en 15:00 uur is de zon het krachtigst en is de kans op verbranden het grootst.
Aan de hand van de zonkracht en je huidtype kan de tijd worden bepaald die je onbeschermd veilig in de zon kunt doorbrengen.

Huidtype

  • verbrandt zeer snel (60).
  • verbrandt snel (100).
  • verbrandt zelden (200).
  • verbrandt nooit (300).
  • kinderen tot 10 jaar (60).

Lees verder op de volgende pagina.

Stap 2 - Deel 2

Zonkracht
Het aantal minuten dat je onbeschermd zonder schade in de zon kunt doorbrengen = huidwaarde gedeeld door zonkracht.

Stel, je hebt een gevoelige huid (100) en de zonkracht is 8. Dan kun je maar 12½ minuten onbeschermd in de zon blijven voordat je verbrandt. Daarna is het zaak om je zo spoedig mogelijk met een zonnebrandmiddel in te smeren.
Zonkracht kun je niet zien, maar je kunt wel op een website bekijken hoe sterk de zonkracht vandaag en de komende dagen zal zijn.

 

De zonkracht in Nederland en in Spanje op 15 augustus 2014

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Legenda zonkracht

 

 

 

 

 

 

Vragen:

  1. Wat zal de zonkracht morgen in Nederland zijn? Kijk op de website van weeronline of op je smartphone via de gratis app voor het antwoord.
  2. Wat zal de zonkracht morgen in Spanje zijn? Kijk op de website van weeronline voor het antwoord.
  3. Geef aan hoelang jij morgen onbeschermd met een blote huid in Nederland en in Spanje buiten kunt doorbrengen.
  4. Kun je bedenken waardoor de zonkracht in Spanje meestal groter is dan in Nederland?

Stap 3

Het weer in Nederland en Spanje
Het grootste temperatuurverschil (overdag) binnen Nederland was op 10 juli 1968. Op die dag lag er een warmtefront precies boven Nederland. Ten zuiden van het front was het in Maastricht bijna 30 graden, in Leeuwarden was het toen net geen 14 graden. Maar meestal zijn de verschillen in temperatuur veel kleiner, hooguit een paar graden.

In Spanje zijn de verschillen veel groter. In het zuiden van Spanje kan de temperatuur in de zomer tot 40 oC oplopen. De stad Sevilla in het zuidwesten behoort zelfs tot één van de warmste steden ter wereld tijdens de maanden juli en augustus. Temperaturen boven de 35 graden zijn heel normaal en regelmatig zijn er uitschieters richting 45 graden. In de bergen (bijvoorbeeld in Canfranc, in de Pyreneeën in het noorden van Spanje, bijvoorbeeld) is het in augustus soms maar 16 oC.

 

Het weer op 10 juli 1968

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In vergelijking met Nederland, ligt de gemiddelde temperatuur in Zuid-Spanje ook vaak zo'n 10 graden hoger.

Ook de hoeveelheid neerslag binnen Nederland loopt veel minder uiteen dan de hoeveelheid neerslag binnen Spanje. In Nederland valt er jaarlijks tussen de 750 en 925 mm. In Spanje loopt het uiteen van minder dan 200 mm bij Gabo (Kaap) de Gata tot meer dan 1600 mm in Santiago de Compostela.

De Spanjaarden zelf spreken over een España verde of húmeda tegenover het España seca. Of in het Nederlands: het groene of natte Spanje tegenover het droge Spanje. De neerslag in Nederland en het ‘droge’ Spanje is ook heel anders verspreid over het jaar. In Nederland valt de in de zomer (mei-oktober) meer regen dan in het zuiden van Spanje, maar in de winter (november-februari) zijn de rollen omgedraaid. Dan valt er meer neerslag in dit gebied in Spanje dan in Nederland. Toch is het zelfs in november in Zuid-Spanje vaak prachtig weer. Hoe dat kan? Als het regent, regent het vaak flink. Maar daarna is het vaak nog op dezelfde dag weer zonnig en lekker warm. Grauwe regendagen zoals in Nederland komen in Zuid-Spanje maar zelden voor. Zelfs in de natte wintermaanden is het aantal uren met zon er drie tot vier maal zo groot als in Nederland. Dat komt niet alleen door de korte buien, maar ook doordat Spanje veel zuidelijker ligt en de dagen in de winter dus veel langer zijn.

Vragen

  1. Kijk in de Grote Bosatlas (54e editie kaart 40A). Wat valt je op over de gemiddelde jaartemperatuur?
  2. Kijk in de Grote Bosatlas (54e editie kaart 41A). Wat valt je op over de gemiddelde neerslag?
  3. Kijk in de Grote Bosatlas (54e editie kaart 117B en kaarten 79A en 79B). Waar valt in Spanje jaarlijks de minste neerslag? Kun je verklaren waarom dat juist daar is?

Stap 4

Droge rivieren

Bekijk nogmaals de grafiek van stap 1:

De gemiddelde neerslag en temperatuur in Granada (Zuid-Spanje)


De grafiek van Granada is typerend voor veel plekken in Zuid-Spanje: een hoge temperatuur en weinig neerslag in de zomermaanden. Omdat de gemiddelde temperatuur in Spanje de afgelopen 35 jaar is gestegen, is ook de verdamping toegenomen. Als er voldoende water in de bodem zit, tempert de verdamping de opwarming. Als dat vocht ontbreekt, wordt het nog heter dan normaal. Een uitgedroogde bodem leidt tot een grotere stijging van de temperatuur.

Er ontstaat dan een vicieuze cirkel:
De temperatuur stijgt ➨ de mate van verdamping stijgt ➨ de temperatuur stijgt.

Grote rivieren als de Ebro, de Taag en de Guardiana hebben daar geen of minder last van, maar tientallen kleine rivieren in Spanje (en Portugal) vallen vaak in de zomer droog. Wandelen en fietsen door deze ‘droge rivieren’ is populair onder binnen- en buitenlandse toeristen. Je kunt er prachtige routes volgen.

Volgens verschillende klimaatscenario’s zal Spanje vanaf 2040 in de helft van de tijd te maken hebben met extreem warme zomers.

Vragen

  1. ‘Droge rivier’ is een contradictie, een interne tegenspraak. Wat is een betere naam voor een droge rivier?
  2. Welk gevolg van de toenemende verdroging kunnen we nu al in Spanje zien? Kijk daarvoor naar de kaart 125C van de Grote Bosatlas (54e editie).
  3. Als de gemiddelde temperatuur in Spanje blijft stijgen (een temperatuur van 48°C is in 2012 net niet bereikt) heeft dat volgens velen grote gevolgen voor de Spaanse economie. Kun je uitleggen hoe dat zit?

Stap 5

Eindopdracht
Beantwoord de vragen en controleer daarna je antwoorden.
Let op: elke vraag kan meerdere goede antwoorden hebben!

  1. Geef aan welke weerselementen met een apparaat gemeten kunnen worden (schrijf achter het weerselement indien mogelijk de naam van het bijpassende meetinstrument).
    1. Temperatuur
    2. Neerslag
    3. Bewolking
    4. Wind
    5. Luchtvochtigheid
  2. Hoe lang je onbeschermd in de zon kunt zitten, heeft te maken met:
    1. Huidtype
    2. Temperatuur
    3. Ultraviolette straling
    4. Wind
  1. Welke bijnamen gebruiken de Spanjaarden om (delen van) hun eigen land aan te duiden:
    1. Het droge Spanje
    2. Het gele Spanje
    3. Het groene Spanje
    4. Het natte Spanje
  2. Welke Spaanse steden hieronder staan bekend omwille van één van de weerselementen (en welke)?
    1. Canfranc
    2. Granada
    3. Santiago de Compostela
    4. Sevilla
  3. Welk probleem kent Zuid-Spanje?
    1. Overstromingen
    2. Verdamping
    3. Verdroging
    4. Verwoestijning 
 

Antwoorden

Stap 4 - Vragen

  1. Een droge rivierbedding.
  2. Verwoestijning (een term die gebruikt wordt voor zowel het oprukken of zich uitbreiden van een woestijn, als het ontstaan van nieuwe woestijngebieden).
  3. De Spaanse economie draait voor een groot deel op toerisme. Als het extreem heet gaat worden kan het zijn dat toeristen wegblijven.


Stap 5 - Eindopdracht

    1. Temperatuur ➨ thermometer
    2. Neerslag ➨ regenmeter
    3. Wind ➨ windmeter
    4. Luchtvochtigheid ➨ hygrometer
    1. Huidtype
    2. Ultraviolette straling
    1. Het droge Spanje
    2. Het groene Spanje
    3. Het natte Spanje
    1. Santiago de Compostela ➨ meeste neerslag per jaar (1600 mm)
    2. Sevilla ➨ hoogste temperatuur (tot 45o C)
    1. Verdroging
    2. Verwoestijning

Weerberichten

Vooraf

Leerdoelen
Spanje is een aantrekkelijk vakantieland en uit verschillende delen van Europa komen vooral ouderen naar Spanje om er te overwinteren. Dat heeft natuurlijk alles met het weer te maken. Het wijkt nogal af van het weer in Nederland. Deze opdracht gaat over de verschillen in het Nederlandse en Spaanse weertype.

Aan het eind van deze les:

  • Kun je de vijf kenmerken noemen die weerkundigen bekijken om het weer te beschrijven.
  • Kun je omschrijven welke rol metingen, satellietbeelden en luchtfoto’s spelen bij het maken van weerberichten.
  • Kun je aan de hand van enkele veel voorkomende weersituaties in Nederland en Spanje enkele verschillen tussen het weer in Nederland en in Spanje beschrijven.

Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een weersverwachting voor Spanje én voor Nederland.
Je werkt samen met enkele klasgenoten.

Beoordeling
De klimaatbeschrijving laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let de docent op:

  • de inhoud: laat het weerbericht zien dat je goed begrepen hebt waar het weer in Spanje overeenkomt of juist verschilt met het weer in Nederland?
  • de vorm: is het weerbericht met zorg gemaakt en is het voor iedereen helder genoeg?

 

Werkwijze

Groepsgroote
Stap 1 tot en met 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met enkele klasgenoten.

Benodigdheden

Blanco kaart van Nederland en een blanco kaart van Spanje.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Stap 1

Vijf kenmerken van het weer
Het weer is de toestand van de dampkring van de aarde op een bepaald moment in een bepaald gebied. Jouw woonplaats bijvoorbeeld of Nederland. Weerkundigen kijken naar het weer en meten het aan de hand van de volgende vijf kenmerken:

  • Neerslag: regen, motregen, sneeuw, motsneeuw, hagel, mist, dauw of rijp. Weerkundigen gaan na hoe lang achtereen er neerslag valt, of de neerslag verandert (bijvoorbeeld van sneeuw naar regen) en hoeveel neerslag er valt in een bepaalde periode, bijvoorbeeld 24 uur. Voor het meten van de hoeveelheid neerslag gebruikt men regenmeters.
  • Wind: Weerkundigen gaan na hoe hard het waait, wat de snelheid van de wind is, of de wind aanwakkert of afzwakt, uit welke hoek hij waait en of de wind van richting verandert. Als de windrichting tegen de wijzers van de klok in verandert, noemen we dat krimpen van de wind. Als de windrichting verandert met de wijzers van de klok mee, dan heet dat ruimen van de wind. Om aan te geven hoe hard het waait (in meters per seconde) gebruiken weerkundigen de Beaufortschaal. Zie de afbeelding.

 

Beaufortschaal:

 

  • Temperatuur: wordt meermalen gemeten met een thermometer. Zo wordt duidelijk of het warmer of kouder wordt. Meestal wordt de temperatuur gemeten in graden Celsius.
  • Luchtdruk: wordt meermalen per dag gemeten met een barometer om na te gaan of er sprake is van daling of stijging van de luchtdruk. Luchtdruk wordt meestal uitgedrukt in hectopascal.
  • Bewolking: weerkundigen gaan na hoeveel bewolking er is, hoe de wolken eruit zien en of het wolkendek toe- of afneemt.Hoeveel bewolking er op een bepaald moment is, wordt als volgt aangegeven: onbewolkt (de hele hemel is te zien), licht bewolkt(je ziet het grootste deel van de hemel of de zon is door de bewolking heen te zien), half bewolkt (je ziet ongeveer de helft van de hemel), zwaar bewolkt (je ziet maar een klein deel van de hemel) of geheel bewolkt (van de hemel is niets te zien).


Luchtdruk en wind
In weerberichten komt vaak het begrip ‘hogedrukgebied’ en ‘lagedrukgebied’ voor. Als je begrijpt wat daarmee wordt bedoeld, weet je ook waarom het bijna altijd waait.
Bekijk het eerste fragment van de film Kernpunt, het weer/weersverwachting van 08,16 minuten “Het aardoppervlak bestaat uit meren” tot en met Tot en met 09,37 minuten “’t Is ook heel zacht, hoor.“


Een hogedrukgebied wordt ook wel een maximum genoemd, een lagedrukgebied een minimum of depressie. Lucht wordt weggedrukt uit een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Die wind volgt daarbij nooit een rechte lijn. Op het noordelijk halfrond is er altijd een afbuiging naar rechts en op het zuidelijk halfrond altijd naar links. Dat is uitgedrukt in de Wet van Buys Ballot. De wet is genoemd naar een Nederlandse weerkundige uit de 19e eeuw die deze afbuiging heeft beschreven en verklaard.

Op weerkaarten zie je gebogen lijnen rondom een hoge- of lagedrukgebied. Die lijnen, of isobaren, verbinden de punten op het aardoppervlak met een gelijke luchtdruk. Hoe kleiner de afstand tussen de isobaren, hoe groter het verschil in luchtdruk en hoe harder het waait. Aan isobaren op een weerkaart kun je dus zien waar het hard waait in het gebied dat op de kaart staat en waar het minder hard waait.

Vragen:
Kijk naar kaart 47D Windsnelheid en –richting van de 53e editie van de Bosatlas.
of kaart 41C Wind van de 54e editie van de Bosatlas.

  1. Als er een lagedrukgebied nadert en langs Nederland trekt, wat gebeurt er dan met de luchtdruk?
  2. Wat gebeurt er met de luchtdruk als er een hogedrukgebied langs Nederland trekt?
  3. Waar hangt het nog meer van af hoe hard het waait in Nederland?
  4. Uit welke richting waait de wind in Nederland meestal?

Stap 2

Meten is weten, dat geldt ook voor de weersverwachting.
Hoe stellen weerdeskundigen hun weerberichten op aan de hand van metingen aan het weer?

Kijk naar het tweede fragment zien uit de film ‘Kernpunt, het weer / weersverwachting’ van 10,58 minuten ‘Maar hoe kom je nou aan al die gegevens?’ tot en met 14,18 minuten ‘...krijgen we een hele hoop regen.’.


Zoals het fragment laat zien, gebruiken weerkundigen voor het maken van hun weerberichten ook beelden van satellieten die voor dat doel in een baan rond de aarde zijn gebracht.

Vragen:

  1. Weerkundigen hebben meetgegevens nodig voor hun weersverwachtingen. Hoe komen ze aan de benodigde gegevens?
  2. Welk gereedschap gebruiken ze om die meetgegevens te verwerken?

Stap 3

Typisch Nederlands en Spaans weer
Wij Nederlanders denken vaak dat het hier altijd regent, het hele jaar door. En dat het in Spanje altijd mooi en warm weer is, vooral ’s zomers. Maar klopt dat wel?

In Nederland valt inderdaad elke maand van het jaar af en toe regen. Dat komt omdat er telkens vanuit het westen een lagedrukgebied langs of over Nederland trekt met veel regenwolken. Maar af en toe blijft het dagen of weken achtereen droog omdat er een hogedrukgebied in de buurt van of boven Nederland ligt. Dat zorgt ervoor dat er weinig of geen wolken ontstaan boven Nederland en dan valt er ook geen regen. In zo’n periode waait het ook niet of nauwelijks. ’s Zomers kan het dan flink warm worden en dagenlang warm blijven met temperaturen tot ruim 30 graden Celsius aan toe. ’s Winters kan het stevig gaan vriezen, vooral als het hogedrukgebied ten noorden van Nederland ligt en een aflandige wind uit het oosten koude vrieslucht aanvoert. Vooral ’s nachts kan het dan streng gaan vriezen (met temperaturen beneden -10 graden Celsius). Een paar dagen en nachten met dit weer en je kunt op natuurijs schaatsen.

En hoe is het in Spanje?
Vergelijk Kaart 47H Neerslag 1971-2000 en 117B Waterhuishouding van de 53e editie van de Bosatlas met elkaar. Let daarbij op de legenda bij deze kaarten.

Vraag:

  1. Wat valt je op bij de verdeling van de jaarlijkse neerslag over Nederland en Spanje?

Kijk naar de film Luchtstromen op aarde. Het is daarbij handig om te weten dat Spanje tussen de 36e en de 44e breedtegraad ligt en Nederland tussen de 51e en de 54e breedtegraad.


De hogedrukgordel in de subtropen (rond 30 graden noorderbreedte) en de lagedrukgordel rond de 60e breedtegraad verplaatsen zich gedurende het jaar. Als het op het noordelijk halfrond voorjaar is en het noordelijk halfrond steeds meer naar de zon is gekeerd, trekken deze gordels naar het noorden. Terwijl Nederland in de lagedrukgordel blijft liggen en lagedrukgebieden die van west naar oost trekken af en toe regen brengen, komt het grootste deel van Spanje in de hogedrukgordel te liggen.

Door de hogedrukgebieden boven Spanje is er weinig bewolking en regent het maandenlang niet of nauwelijks. En als het dan een keer regent, dan is het meestal een flinke onweersbui, die aan het einde van de dag ontstaat door grote verdamping. Het uiterste noorden en noordwesten van het land blijven buiten de hogedrukgordel. Daardoor kunnen lagedrukgebieden van de lagedrukgordel ook in dit gebied regen brengen.

In het najaar, als het noordelijk halfrond steeds meer van de zon is afgekeerd, trekken beide drukgordels naar het zuiden. Hierdoor komt geheel Spanje in de lagedrukgordel te liggen, zodat lagedrukgebieden overal in Spanje voor lange perioden met regen kunnen zorgen. Net als in Nederland.


Er zijn nog twee verschillen tussen het weer in Spanje en dat in Nederland.

  • Invloed van de zee: De zee zorgt ’s zomers voor afkoeling en ’s winters voor opwarming. Dat komt omdat de zee ’s winters langzamer afkoelt dan landmassa en langer warm blijft en ’s zomers langzamer opwarmt en langer koel blijft. Daardoor brengt wind van zee ’s winters warmere lucht binnen en ‘s zomers juist koelere lucht. Wind van zee heeft dus altijd een matigende invloed. Maar hoe verder je van zee af bent, hoe minder je van deze invloed merkt. In Nederland is de invloed van de zee groot, vooral omdat de wind meestal aanlandig is (zie vraag 4 van Stap 1). In het binnenland van Spanje is weinig of niets te merken van de invloed van de zee. Het kent een landklimaat met zomerse temperaturen van vaak 40 graden Celsius of meer, terwijl het ’s winters af en toe flink vriest. Aan de kust is de invloed van de zee wel goed merkbaar. De winters zijn meestal zacht en ’s zomers minder heet (als de wind tenminste niet aflandig is).
  • Invloed van het reliëf: Nederland is vooral vlak en het ligt net onder of boven de zeespiegel. Aanlandige wind die regenwolken het land in jaagt, wordt nergens door gehinderd. In Spanje is dat anders, er liggen enkele hoge bergketens. De belangrijkste zijn het Cantabrisch gebergte (foto) in het noorden en noordwesten en de Sierra Nevada in het zuiden. Deze bergketens houden aanlandige wind en regenwolken tegen. Hierdoor valt er in het binnenland weinig regen. En het binnenland van Spanje is een hoogvlakte. Het ligt een flink stuk boven de zeespiegel. Hoe hoger je komt, hoe kouder de lucht wordt. Ook daardoor kan het ’s winters flink vriezen.

Vraag:

  1. Wat vind je nu van de opvatting dat het in Nederland altijd regent en het in Spanje vooral ’s zomers altijd mooi weer is?

Stap 4

Extra opgaven Weer en klimaat
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Weerberichten

Stap 5

Eindopdracht
Je hebt inmiddels een heleboel informatie over het weer in Spanje en Nederland. Nu maak je met behulp van die informatie een weersverwachting voor morgen.
Vertel in die weersverwachting iets over de vijf kenmerken van het weer. Geef ook aan of het weer overal in Nederland of Spanje hetzelfde zal zijn of juist niet. Licht je weersverwachting toe met een weerkaart van Nederland of Spanje.
Wat je allemaal weer kunt geven op de weerkaart laat de afbeelding in Stap 2 zien.
Kijk ook op het weerkaartje van de weersverwachting. Spreek af wie de tekst van de weersverwachting schrijft en wie de weerkaart maakt.

Standaard weerssituatie I: Lagedrukgebied nadert Nederland vanuit het westen.
Standaard weerssituatie II: Lagedrukgebied nadert Spanje vanuit het westen in de winter.
Standaard weerssituatie III: Hogedrukgebied ligt vlakbij Nederland in de winter.
Standaard weerssituatie IV: Hogedrukgebied ligt vlakbij Nederland in de zomer.
Standaard weerssituatie V: Hogedrukgebied ligt vlakbij Spanje in de zomer.

Blanco kaart Nederland:

 

Blanco kaart Spanje:


Klaar?
Laat de weersverwachting beoordelen door jullie docent.

www.lvoorl.nl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder een video die goed past bij deze opdracht.
Bekijk de video.

Hoe ontstaat wind?

Nederland en Spanje

Vooraf

Leerdoelen

Het weer is grillig. Mooi en slecht weer en alles ertussen in wisselen elkaar onnavolgbaar af. Regen, zon, wind, bewolking, langer dan een paar dagen vooruit is het niet te voorspellen. Toch vormt het weer in een bepaald gebied een constante. Meet in dat gebied lange tijd achtereen, zeg dertig jaar, temperatuur, neerslag, wind, bewolking en luchtdruk. Reken de gemiddelden uit van alle meetresultaten en je hebt het gemiddelde weer: het klimaat. In deze opdracht gaat het om de klimaten van Nederland en Spanje.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je het begrip klimaat omschrijven en kun je de vier klimaatzones noemen.
  • Kun je vier factoren noemen die het klimaat in een bepaald gebied bepalen.
  • Kun je met een voorbeeld laten zien dat Köppen de klimaten in groepen heeft verdeeld.
  • Kun je een klimaatgrafiek lezen.
  • Kun je aan de hand van de vier klimaatfactoren deze klimaten in Nederland en Spanje beschrijven.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een of twee klasgenoten een beschrijving van het klimaat in een streek in Nederland of Spanje. Dat doe je voor een reisbureau, gespecialiseerd in reizen naar Nederland en Spanje.
Door de beschrijving te maken, laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De klimaatbeschrijving laten jullie beoordelen door jullie docent.`
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat de beschrijving zien dat je begrepen hebt welke klimaat of klimaten Nederland en Spanje hebben?
  • de vorm: is het eindproduct met zorg gemaakt en geeft het een duidelijk beeld van wat voor klimaat je aantreft in de streek in Nederland of Spanje die je onder handen hebt.


Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met een of twee klasgenoten.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Kennisbank

Voor je met de opdracht begint bestudeer je de volgende items uit de Kennisbank.

KB: Weer en klimaat

KB: Klimaatverschillen

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen:

  1. Schrijf de namen van de vier klimaatzones op.
  2. Schrijf drie kenmerken van een woestijn op.
  3. Tot welke klimaatzone behoren het zeeklimaat en het landklimaat?
  4. Schrijf drie klimaten op die behoren tot de koude klimaatzone.
  5. Schrijf vier factoren op die zorgen voor klimaatverschillen tussen gebieden.


Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 1

Wat is klimaat
Kijk naar de film Klimaatzones van de wereld. Hierin wordt uitgelegd dat weer en klimaat niet hetzelfde zijn en dat het klimaat op aarde niet overal hetzelfde is.


Wat voor klimaat een gebied heeft, hangt af van vier verschillende factoren:

Breedteligging (afstand tot de evenaar).
In de film wordt één reden genoemd waarom minder warmte van de zon het aardoppervlak bereikt naarmate je verder van de evenaar af bent. Er is nog een tweede reden: hoe verder je van de evenaar af bent, hoe langer de weg is die zonlicht door de dampkring van de aarde aflegt. En hoe langer die weg is, hoe meer zonlicht door de dampkring wordt tegengehouden.

Reliëf.
Bergketens hebben invloed op het klimaat, vooral als ze in een gebied liggen waar het grootste deel van het jaar de wind van zee komt. Die wind voert vochtige lucht aan die omhooggestuwd wordt als de bergen worden bereikt. Hoe hoger hoe koeler, de lucht koelt af en de waterdamp in de lucht condenseert. Die waterdamp vormt wolken waaruit vervolgens regen valt (aan de loefzijde) van de bergketens. De inmiddels droge lucht daalt aan de andere kant van de bergen (de lijzijde). Vooral als de wind het hele jaar door uit dezelfde richting waait, heerst er aan de lijzijde van de bergketens een droog klimaat.

Nabijheid van grote wateroppervlakken.
De temperatuur van zeewater schommelt minder hard dan de temperatuur op het vasteland. Dat geldt zowel voor dag- en nachtverschillen als voor de seizoenen. Daardoor heeft nabijheid van zeewater een matigende werking op de temperatuur. In de buurt van zeewater is het ’s winters minder koud en ’s zomers minder warm dan op plaatsen verder weg van de zee.

Zeestromen en wind.
Kijk naar de film Zeestromen en wind.

Vragen:

  1. Wat is klimaat?
  2. Welke klimaatzones op aarde worden in de film genoemd?
  3. Waarom lopen de grenzen tussen deze zones niet helemaal parallel aan de evenaar?
  4. Waarom zijn de winters aan de oostkust van de Verenigde Staten kouder dan in West-Europa op dezelfde breedtegraad?

Stap 2

De klimaatindeling van Köppen
Je hebt in Stap 1 gezien dat er verschillende klimaten zijn op aarde. Om al die klimaten duidelijk te kunnen beschrijven heeft de Russische wetenschapper Vladimir Köppen (1846-1940) klimaten in groepen ingedeeld. Elke groep heeft meerdere klimaten die een beetje van elkaar verschillen. Voor elk van die klimaten heeft Köppen een lettercode bedacht.

De indeling is als volgt:

  1. Tropische klimaten:
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat (f = geen droge periode).
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter (s = droge zomer, w = droge winter).
  1. Droge klimaten
    1. BS: Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter (S = steppe).
    2. BW: Woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter (W = Woestijn).
  1. Zeeklimaten:
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer (s = droge zomer).
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter (w = droge winter).
    3. Cf: Zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden (f = geen droge periode).
  1. Landklimaten:
    1. Df: Continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden (f = geen droge periode).
    2. Dw: Continentaal klimaat met droge winter (w = droge winter).
  1. Poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar een temperatuur tussen 0 en 10 °C (T = Toendra).
    2. EF en EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met een temperatuur die het hele jaar door beneden 0 °C ligt (F = IJskap, H = Hooggebergte) .

Van hooggebergteklimaat is alleen sprake in hooggebergten niet verder noordelijk dan 70 graden noorderbreedte en niet verder zuidelijk dan 70 graden zuiderbreedte.

Vragen:

  1. Welke twee kenmerken van het weer kom je tegen in de klimaatbeschrijvingen in dit overzicht?
  2. Zoek het antwoord op dat je op vraag 2 van stap 1 hebt gegeven. Aan welke klimaatgroep van Köppen kun je elke klimaatzone koppelen (Let op: één zone heeft twee klimaatgroepen!).

Stap 3 - Deel 1

Klimaat in Nederland en Spanje
Kijk naar de klimaatgrafieken.


Klimaatgrafiek De Bilt

Klimaatgrafiek De Kooy

Klimaatgrafiek Eelde

Klimaatgrafiek Madrid

Kijk ook naar de film 'Weer en klimaat in Nederland'.


Vragen:

  1. Heeft Nederland een uitgesproken droge periode in het jaar?
  2. Welke klimaatcode en klimaatomschrijving van Köppen passen dus het beste bij het klimaat in Nederland?

Ga verder op de volgende pagina.

Stap 3 - Deel 2

Nederland heeft zijn niet te warme en niet te koude en tamelijk natte klimaat omdat het:

  • in de gematigde klimaatzone ligt, en wel tussen 50,5 en 54 graden noorderbreedte;
  • aan zee ligt;
  • op enkele plekken na rond of onder de zeespiegel ligt;
  • warmte toegevoerd krijgt van de Warme Golfstroom en van warme wind van zee (zie de film ‘Zeestromen en wind’ in Stap 1).

Maar dat wil niet zeggen dat het klimaat overal in Nederland precies hetzelfde is. Aan zee, op de Veluwe en in Zuid-Limburg valt per jaar meer regen dan elders in het land. Dat de Veluwe en Zuid-Limburg tot de natste plekken in Nederland horen, komt omdat vochtige lucht op die plekken tegen heuvelhellingen wordt opgestuwd, waardoor stuwingsregens ontstaan.Ook neemt het verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur in een jaar toe naarmate je verder van de kust af bent. Zie de drie klimaatgrafieken op dit opdrachtblad.

En hoe is met het klimaat in Spanje? Kijk naar kaart 116 Spanje en Portugal in de 53e editie van de Bosatlas.

Vragen

  1. Tussen welke breedtegraden ligt Spanje?
  2. Wat kun je aan de hand van het antwoord op de vorige vraag al zeggen over het klimaat in Spanje?

Spanje krijgt onder meer warmte toegevoerd door de Warme Golfstroom en van warme wind van zee (zie de film ‘Zeestromen en wind’ in Stap 1). Maar dat is niet het hele verhaal, want Spanje heeft niet minder dan vijf verschillende klimaten. Dat kun je zien op de klimaatkaart van Spanje. Groen komt overeen met het ons bekende zeeklimaat (neerslag in alle jaargetijden). De andere vier klimaten kennen we in Nederland niet. Dat zijn het hooggebergteklimaat (paars), het continentaal klimaat met droge zomers (oranje), het Middellands Zeeklimaat (geel) en het steppeklimaat (rood). Hoe komt Spanje aan al die klimaten?
Kijk naar deze klimaatkaart en naar kaart 116, Spanje en Portugal, in de 53e editie van de Bosatlas en beantwoord de vragen.

Klimaatkaart Spanje:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vragen:

  1. Hoe hoog zijn de hoogste plekken in Spanje?
  2. Wat voor klimaat vind je op die plekken?

Kijk naar Kaart 117B, Waterhuishouding, in de 53e editie van de Bosatlas en naar kaart 116 Of Kaart 117B Waterhuishouding en Kaart 116 van de 54e editie van de Bosatlas.

  1. Op welke plekken in Spanje valt jaarlijks de meeste regen?
  2. Hoe komt dat?

In het grootste deel van Spanje is niets te merken van verkoeling van de zee ’s zomers en verwarming door de zee ’s winters, ook al bestaat een groot deel van de grens van Spanje uit kustlijn. Daardoor heeft dit deel van Spanje een continentaal klimaat. Dat komt omdat Spanje enorm uitgestrekt is. Kijk naar de klimaatdiagram van Madrid op dit lesblad. Deze stad ligt in het gebied dat het continentale klimaat heeft.

  1. Zoek op lesblad Stap 2 bij de vijf klimaten in Spanje de passende code van Köppen.
  2. Tot welke drie klimaatzones hoort Spanje dus?

Stap 4

Extra opgaven Weer en klimaat

Nederland en Spanje

Toets:Nederland en Spanje

Stap 5

Eindopdracht
Beschrijving van het klimaat van een streek in Nederland of Spanje

Je weet nu veel over het klimaat in Nederland en in Spanje. Die kennis ga jullie gebruiken om voor een reisbureau ‘De Klimaatgids Nederland/Spanje’ samen te stellen.
In teams van 2 of 3 krijg je door je docent één van de volgende gebieden toegewezen:

  1. De Veluwe
  2. Zeeuws-Vlaanderen
  3. De Achterhoek
  4. De Sierra Nevada
  5. Noord-Atlantische kust
  6. De vallei van de Guadalquivir (omgeving van Sevilla en Córdoba)
  7. De noordoostkust van Spanje (= kust van Catalonië)
  8. Zuidoostkust van Spanje (omgeving van Murcia en Almería)
  9. Spaanse Hoogvlakte (Madrid, La Mancha en Castilië)
  10. Vallei van de Ebro (Zaragoza en het binnenland van Catalonië)
  11. Zuidwest-Atlantische kust (omgeving van Cádiz en Huelva)

Zoek de betreffende streek op en maak samen een beschrijving van het klimaat in het gebied. Let daarbij vooral op de neerslag door het jaar heen en de temperatuur ’s winters en ’s zomers. Houd daarbij de klimaatkaart van Spanje in Stap 3 bij de hand en kaart 116 en 117B van de 53e editie van de Bosatlas.

Zoek er een afbeelding bij van de streek die een indruk geeft van de begroeiing in de streek en daarmee ook van het klimaat.

Zoek er ook een klimaatgrafiek bij van een grote of bekende stad in de streek.

Klaar:
Laat je beschrijving van het klimaat van de streek zien aan je docent. Hij beoordeelt je klimaatbeschrijving en bundelt daarna alle beschrijvingen met de afbeeldingen en klimaatgrafieken. Daarmee heeft het reisbureau zijn gids.

Eilanden

Vooraf

Leerdoelen
Het weer en het klimaat zijn op een eiland vaak anders dan op het vasteland. Ook binnen een eilandengroep of zelfs op één enkel eiland zijn er flinke verschillen. We bekijken het weer en klimaat van de Waddeneilanden in Nederland en van de Balearen en de Canarische Eilanden in Spanje.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je omschrijven waarom het weer en het klimaat op een eiland vaak anders zijn dan op het vasteland.
  • Kun je het begrip ‘microklimaat’ uitleggen.
  • Kun je omschrijven hoe het weer en klimaat op de Waddeneilanden anders in dan in de rest van Nederland.
  • Kun je een overeenkomst en een verschil noemen in weer en klimaat tussen de Balearen en de rest van Spanje.
  • Kun je een overeenkomst en een verschil noemen in weer en klimaat tussen de Canarische Eilanden en de rest van Spanje.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel.
Alle omschrijvingen hebben iets te maken met de inhoud van de opdracht.

Beoordeling
Je beoordeelt een puzzel van een klasgenoot.
Bij het beoordelen kijk je of het goed invullen van de puzzel laat zien dat je de inhoud van de les begrepen hebt.

 

Werkwijze

Groepsgrootte
De opdracht doe je in je eentje.

Benodigheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1

Eilanden
Het weer en het klimaat zijn vaak anders op een eiland dan op het vasteland. Als op een kleine schaal de omstandigheden anders zijn, spreken we van een microklimaat (micro = klein).

Zelfs de klimaten van eilanden in een eilandengroep kunnen onderling behoorlijk verschillen. Dat hangt af van de geografie (de aanwezigheid van bergen bijvoorbeeld), de begroeiing, de overheersende windrichting en soms ook menselijk ingrijpen, zoals de stedelijke bebouwing. Dit beïnvloedt de temperatuur, het aantal zonuren en de hoeveelheid neerslag.

We kijken achtereenvolgens naar de Waddeneilanden in Nederland, de Balearen (ten oosten van de oostkust van Spanje) en de Canarische Eilanden (voor de westkust van Marokko, maar onderdeel van Spanje).

Vragen

  1. Welke omstandigheid bij een eiland heeft meestal een temperende invloed op het weer?
  2. Welk weerselement zorgt vaak juist op een eiland voor extremere omstandigheden?

Stap 2

De Waddeneilanden
De Waddeneilanden tellen vijf bewoonde eilanden: Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Verder horen nog enkele kleine onbewoonde eilanden tot de Waddeneilanden: Noorderhaaks, Richel, Grind, Rif, Engelsmanplaat, Simonszand, Rottumerplaat en Rottumeroog.

De Waddeneilanden worden vaak genoemd in een weersverwachting voor heel Nederland: “Maximumtemperatuur tussen 21 graden op de Waddeneilanden tot 26 in Limburg.” Omdat er maar één officieel meetpunt voor temperatuur is op de eilanden (bij Hoorn op Terschelling) krijgen alle eilanden dezelfde weersverwachting mee, terwijl er grote verschillen kunnen zijn tussen de eilanden en tussen de noord- en de zuidkant van de afzonderlijke eilanden.
Het meetpunt staat op het strand, terwijl het achter de duinen (die op Vlieland net als op Terschelling wel 30 meter hoog kunnen zijn) een stuk warmer kan zijn. Bovendien staat daar veel minder wind.

 

Temperatuur- en neerslagverschil tussen Nederland en de Waddeneilanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De gemiddelde neerslag ligt op de Waddeneilanden lager dan in de rest van Nederland, maar ook tussen de eilanden zijn de neerslaghoeveelheden heel verschillend. Op Vlieland viel in augustus 2013 maar 16,9 mm, terwijl die maand er op Schiermonnikoog vier keer zoveel (60,8 mm) viel. In september van datzelfde jaar was het weer heel anders: 96,1 mm op Schiermonnikoog en 177,6 mm op Vlieland.

In het najaar en de winter kan het guur zijn op de eilanden, met stormachtig weer en buien. Vooral op Texel ontstaan er makkelijk stapelwolken die uitgroeien tot pittige buien.

Vraag

  1. Waarom zouden er boven Texel makkelijker stapelwolken ontstaan dan boven de andere eilanden?

Stap 3

De Balearen
De Balearen bestaan uit vier eilanden: Ibiza, Formentera, Mallorca en Menorca, zo’n 150 kilometer van Valencia op het vasteland van Spanje. Mallorca is een groot eiland van 70 bij 100 kilometer, negen keer zo groot als Texel. Het eiland heeft enkele grote bergen en op de hoogste plekken kan het in de winter af en toe sneeuwen. De meeste neerslag valt ook op dit eiland (maximaal 650 mm per jaar, meestal tussen 480-550 mm). Op de andere eilanden valt er minder (tussen de 400 en 500 mm). Zowel op het vasteland van Spanje als op de Balearen zijn de zomers lang, heet en droog. Maar terwijl de temperatuur in het binnenland ondraaglijk heet kan zijn, is de temperatuur op de eilanden –ondanks de hitte van boven de 30°C- toch aangenaam. Dat komt door een lichtverkoelende zeebries die er altijd waait.

Alle eilanden van de Balearen hebben veel zonuren per dag (in de zomer: 11 zonuren p/d), gedurende zo’n 300 dagen per jaar. De zeetemperatuur is in de zomer 24-25°C en daalt pas in november onder de 20°C.

Vragen

  1. Op Mallorca valt meer neerslag dan op de andere eilanden, maar ook op Mallorca zelf zijn de verschillen groot. Er valt meer regen aan de westkust dan aan de oostkust. Bekijk een geografische kaart van het eiland en probeer dan dat verschil in neerslag te verklaren.
  2. Stel, je moet een toeristische folder voor de ‘VVV’ van de Balearen samenstellen. Welke vijf onderwerpen zou je willen benadrukken en voor welke doelgroep?

Stap 4

De Canarische Eilanden
Hoewel de Canarische Eilanden staatkundig bij Spanje horen, liggen ze dichter bij Afrika dan bij het vasteland van Spanje. De zeven eilanden liggen voor de kust van Marokko. Van west naar oost liggen er: El Hierro, La Palma, La Gomera, Tenerife, Gran Canaria, Fuerteventura en Lanzarote.
Het grootste eiland is Tenerife, zo’n vier keer zo groot als Texel.

Het klimaat wijkt af van het klimaat op het vasteland van Spanje. In de wintermaanden is het meestal warmer dan in Spanje en in de zomer juist minder heet. Met één uitzondering: er kan een speciale wind waaien met zeer warme lucht, sirocco of calima genoemd. Door deze warme wind kan de temperatuur oplopen tot boven de 40 graden. Deze wind gaat gepaard met veel woestijnstof. Je kunt dan vrijwel geen hand voor ogen zien en door de extreme hitte is het extra onaangenaam. Een calima komt niet zo vaak voor en duurt nooit zo lang.

Gemiddeld valt er maar zo’n 300 mm neerslag per jaar op de eilanden, maar de verschillen zijn groot. Het natst is La Palma (800 mm in het oosten en 400 mm in het westen), het droogst is Fuerteventura met maar 110 mm per jaar. Fuerteventura is zo droog dat er kraanwater wordt gewonnen met behulp van ontziltingsinstallaties.

El Hierro is vooral bekend vanwege de mist. Vooral de wat hoger gelegen dorpjes zijn bijna permanent in de mist gehuld. De temperatuur ligt daar ook lager dan op de andere eilanden. In de bergen kan het ook sneeuwen in de winter. Op de andere eilanden komt de temperatuur in de winter zelden onder de 15 oC, maar meestal is het er rond de 20 oC. Daardoor hebben de Canarische Eilanden vaak lenteachtig weer.

Vraag
Zoek op internet naar de sirocco of calima. Waarom is deze wind zo warm en uit welke windrichting zal deze komen aanwaaien? En waarom komt een calima op de Canarische Eilanden niet zo vaak voor?

Stap 5

Extra opgaven Weer en klimaat
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Eilanden

Stap 6

Eindopdracht: De Eiland Kruiswoordpuzzel

Download het onderstaande document.

Kruiswoordpuzzel


Lever de ingevulde kruiswoordpuzzel in bij je docent.

Kruiswoordpuzzel maken

Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.  

 

Neerslag

Vooraf

Leerdoelen
Neerslag, je hebt het in soorten en maten. Bij koud weer heb je sneeuw, hagel, natte sneeuw of ijzel. Bij temperaturen boven 0 krijg je regen al komt zomerhagel ook voor. In deze opdracht onderzoek je het hoe en waarom van neerslag en de verschillen in neerslag in Nederland en Spanje.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je de begrippen stuwingsneerslag, stijgingsneerslag en frontale neerslag beschrijven zodat de verschillen duidelijk worden.
  • Kun je een verschil als het gaat om neerslag tussen Spanje en Nederland beschrijven.
  • Kun je het begrip vegetatiezone beschrijven.
  • Kun je aangeven wat het verschil is tussen Noord- en Midden-Spanje als het gaat om de hoeveelheid neerslag.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht doe je samen met een klasgenoot een onderzoek naar de neerslagverschillen tussen Nederland en Spanje, Noord- en Zuid-Spanje. Van je bevindingen schrijf je een verslag.

Beoordeling
Het verslag laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • De inhoud: laat het verslag zien zien dat je de belangrijkste begrippen kunt uitleggen en je verbanden kunt leggen.
  • Taalfouten: bevat het verslag niet te veel taalfouten.

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.  

Kennisbank

Voor je met de opdracht begint, bestudeer je het volgende item uit de Kennisbank.

KB: Het weer

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen:

  1. Schrijf de namen van vier vormen van neerslag op.
  2. Welke drie soorten regen kun je onderscheiden?
  3. Welke soort regen komt vooral voor in de tropen?
    En welke soort in West-Europa?
  4. Wat is een moessonregen?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 1

Verschillende soorten neerslag
We kennen drie soorten neerslag: stijgingsneerslag, stuwingsneerslag en frontale neerslag.
Bekijk het volgende filmpje:


Stuwingsneerslag
Een luchtstroom die op zijn weg een berg of gebergte tegenkomt, moet omhoog. Hoe hoger hoe koeler en warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht. De aanwezige waterdamp condenseert, verdicht zich en valt als neerslag naar beneden (condenseren is het overgaan van een gas- of dampvorm naar een vloeibare vorm). Deze neerslag heet stuwingsneerslag en valt meestal aan de loefzijde van de berg, de kant waar de wind vandaan komt. Aan de andere kant, de lijzijde, is het meestal erg droog. De waterdamp is aan de loefzijde al uit de lucht verdwenen. De droogte aan de lijzijde wordt ook wel de regenschaduw genoemd.

Stijgingsneerslag
Als de zon het aardoppervlak verwarmt dan warmt de lucht erboven ook op. Warme lucht stijgt op en koelt in hogere lagen weer af. Koele lucht kan minder waterdamp bevatten, er treedt condensatie op en neerslag is het gevolg. Stijgingsregens komen veel voor boven de evenaar. De kracht van de zon is er het grootst. Door de grote hoeveelheid vocht in de lucht ontstaan er tropische regenbuien.

Frontale neerslag
Frontale neerslag is neerslag die ontstaat op plekken waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen. Frontale neerslag zie je vaak in West-Europa. Warme lucht uit het zuiden waait naar het noorden en botst tegen koude lucht. Het front ligt op het punt waar de koude en warme lucht elkaar raken. De koude lucht is zwaar en dwingt de warme lucht om op te stijgen. Als de warme lucht opstijgt koelt hij af door de botsing met de koude lucht. Hierdoor ontstaat er een brede wolkenband waarin de aanwezige waterdamp gaat condenseren en als regen, hagel of sneeuw naar beneden valt.

 

Maak nu de volgende opdracht:

Kruiswoordpuzzel
Download het onderstaande document en maak de kruiswoordpuzzel.

Kruiswoordpuzzel

Maak de kruiswoordpuzzel en lever hem in bij je docent.

Stap 2

Neerslag: waar, wanneer en hoeveel…?
In de klimatologie wordt veel over “normaalwaarden” of “normalen” gesproken. Een “normaal” is de gemiddelde waarde van een bepaalde grootheid (bijvoorbeeld de gemiddelde temperatuur in juli of de gemiddelde neerslagsom in april) over de laatste 30 jaar.

Bij neerslag is het wenselijk om te meten over een langere periode dan 30 jaar. Neerslag is namelijk variabel. Het kan zo zijn dat het ene jaar relatief weinig neerslag valt, en het jaar erop relatief veel.

Dit heeft te maken met de luchtstromen en drukgebieden die variabel zijn.

Neerslagverdeling
Met neerslagverdeling wordt “de verdeling van de neerslag over de verschillende maanden van het jaar” bedoeld. Dit kan per gebied worden gemeten (vaak wordt De Bilt als uitgangspunt genomen) maar ook per land. Hoewel we in Nederland het gevoel hebben dat er veel neerslag valt, is dit feitelijk niet het geval. Gemiddeld valt er gedurende 7% van de tijd in Nederland neerslag in de vorm van regen, sneeuw, ijzel of hagel en dat staat gelijk aan ongeveer één uur en veertig minuten aan neerslag per dag.

Het gevoel dat Nederland een nat land is wordt vooral gevoed door de onvoorspelbaarheid van het Nederlandse klimaat. We kennen geen uitgesproken natte of droge periodes en de kans op neerslag is erg vaak aanwezig. Het KNMI kan ons maar zelden garanderen dat het een hele dag droog blijft. Dat het weer in Nederland alle kanten op kan gaan heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste zijn de ligging aan zee, het ontbreken van bergen en het feit dat we vaak op een scheidslijn van warme en koude luchtstromen liggen.

Waterbalans
De waterbalans is de verhouding tussen de hoeveelheid neerslag aan de ene kant en de mate van verdamping en de hoeveelheid afstromend water aan de andere kant. De hoeveelheid neerslag die we nodig hebben voor ons drinkwater, onze landbouw en voor planten wordt nuttige neerslag genoemd. Als er te veel neerslag valt ontstaan er vaak overstromingen; bij te weinig neerslag ontstaat er droogte. In Nederland kennen we in de zomer vaak een watertekort, in de winter vaak een wateroverschot. Op een dag met extreme neerslag kan het waterpeil in een rivier enorm stijgen. Al het regenwater dat niet in de bodem trekt moet worden afgevoerd via beken, zijstromen en rivieren. Tijdens zo’n piekafvoer moeten dijken het water binnen de uiterwaarden houden en overstromingen voorkomen.

Neerslagintensiteit
De intensiteit van de neerslag is een maat voor de hoeveelheid regen die gedurende een periode valt: zoveel water, in zoveel tijd. Neerslagintensiteit wordt uitgedrukt in millimeter per tijdseenheid: millimeter per uur, per 6 uur, of per dag, enzovoorts. We zeggen bijvoorbeeld: “Er viel 30 mm regen vandaag”. Dat betekent een laag van 30 mm water op één plek in één dag. In sommige landen wordt gesproken over het volume regen op een vierkante meter: ‘Er viel 10 liter regen per m2 vandaag.’ Een millimeter regen op een m2 is gelijk aan een liter.

Wat is een hoge of een lage intensiteit? Dat hangt van de lokale omstandigheden af, van de regenval waaraan men gewend is en die door het watersysteem kan worden verwerkt. Een hoge intensiteit in Nederland kan bijvoorbeeld 30 mm per uur zijn, een lage een paar mm per dag.

Vragen
Bekijk de Bosatlas 54e editie, pagina 41.

  1. Wat kun je vertellen over de neerslagintensiteit in De Bilt?
  2. Wat kun je vertellen over de neerslagintensiteit in Nederland?
  3. Wat kun je vertellen over het waterbalans in De Bilt per maand?
  4. Tot hoeveel mm is neerslag in De Bilt in september nuttig?

Stap 3

Gevolgen te veel of te weinig neerslag
Te weinig neerslag zorgt voor verdroging. Als er in een gebied minder dan 250 mm neerslag per jaar valt, spreken we over verwoestijning. In een woestijngebied is er weinig of geen begroeiing mogelijk. Ook mensen kunnen verwoestijning veroorzaken. Bijvoorbeeld door ontbossing of doordat landbouwgrond uitgeput raakt als lange tijd hetzelfde gewas wordt verbouwd. In Nederland kennen we geen verwoestijning, wel kennen we droge periodes waarbij landbouwgewassen en andere planten het moeilijk hebben.

Als er ergens meer neerslag ontstaat dan de beken, rivieren, meren en bodem kunnen opnemen, ontstaan er overstromingen. Nederland ligt voor de helft onder de zeespiegel. Het NAP (Normaal Amsterdams Peil, ongeveer het gemiddelde zeeniveau) ligt boven een groot gedeelte van het landoppervlak van Nederland. En ook het waterpeil in onze rivieren ligt vaak hoog ten opzichte van het binnendijkse land. Een natte periode kan hierdoor zonder goede dijken al snel leiden tot een overstroming. De grootste overstroming die Nederland heeft gekend in de afgelopen eeuw is de Watersnoodramp van 1953.

 

 

Wat doe je tegen verdroging en overstromingen?
Irrigatie
Als een gebied te maken heeft met verdroging of verwoestijning dan wordt de grond ongeschikt voor landbouw, bosbouw en andere begroeiing. Om verdroging of verwoestijning tegen te gaan en de opbrengst van de verbouwde gewassen zo hoog mogelijk te maken, is de meest voorkomende maatregel het toepassen van irrigatie. Er zijn verschillende methoden om land te irrigeren. De meest voorkomende methode is oppervlaktebevloeiing. Meer dan 80% van de irrigatie wereldwijd vindt plaats door middel van oppervlaktebevloeiing. Dit is het machinaal over het land laten stromen van water. De bekendste technieken voor oppervlaktebevloeiing van akkerland in Nederland zijn: bekkenbevloeiing, strokenbevloeiing, vorenbevloeiing en beregening.

Bekkenbevloeiing of bassinbevloeiing: Bij bekkenbevloeiing verdeelt men het land in meerder ‘bekkens’ of ‘vlakken’. Daaromheen wordt een walletje van aarde gemaakt zodat het een bassin wordt waar men water in kan gieten. Dit gebeurt net zolang totdat de bodem niets meer kan opnemen. De grond wordt op deze manier doordrongen met water, en weer vruchtbaar gemaakt. Nadeel van deze techniek is dat de bassins een perfecte horizontale ligging moeten hebben en dat de bassins meestal zo klein zijn dat mechanisatie van het zaaien en oogsten moeilijk uitvoerbaar is.

Strokenbevloeiing:  Strokenbevloeiing wordt vooral toegepast op flauw hellende terreinen. Langs de helling worden stroken gemaakt met daaromheen walletjes van aarde. Deze stroken lopen net als de helling bergafwaarts. Op het hoogste punt van de stroken wordt door een toevoerkanaaltje water toegevoegd, waarna het door de stroken door beneden stroomt en ondertussen in de grond wegzakt. Er wordt net zo lang geïrrigeerd totdat de grond verzadigd is met water.

Vorenbevloeiing: Net als strokenbevloeiing is vorenbevloeiing een stroombevloeiing die toegepast wordt op hellend terrein. Er worden hierbij kleine kanaaltjes (voren) door het land gegraven. Op het hoogste punt sproeit men water in de voren. Deze manier van irrigeren is zeer arbeidsintensief en bemoeilijkt bovendien het gemechaniseerd zaaien en oogsten, omdat daarbij mogelijk de voren worden vernield.

Beregening: Bij beregening wordt het water van bovenaf over het land gesproeid. Dit kan bijvoorbeeld met een sproeier. Het water wordt hierbij naar een aantal centrale punten op het land gepompt door een leiding of slang, waar het wordt verspreid door een sproeier. Tegenwoordig bestaan er ook geautomatiseerde, verrijdbare sproeiers, die zichzelf over grote stukken land kunnen voortbewegen. Het nadeel van beregening van bovenaf is de relatief grote hoeveelheid water die verloren gaat door verdamping. Daarbij kan water dat achterblijft op de bladeren van planten slechte gevolgen hebben voor de planten. Zo kunnen er makkelijker schimmels ontstaan, of bladeren kunnen zelfs verbranden op hete, zonnige dagen.

Drainage
Om overstromingen te voorkomen in gebieden waar het waterpeil te hoog is, wordt drainage (ontwatering) toegepast. Als er ergens een waterverschot is (bijv. op akkerland) wordt water afgevoerd door middel van buizen die 80 cm onder de grond liggen en uitkomen in kleine sloten of greppels. Waarna het water verder kan stromen in grotere sloten, rivieren en uiteindelijk de zee.

In Nederland is drainage vrij algemeen. Het is nodig om akkerbouw en veeteelt mogelijk te maken. Door drainage blijft de bodem droog en stevig genoeg om landbouwmachines te dragen. Voor sommige gewassen is een constant waterpeil belangrijk, bijvoorbeeld bij de bollen- en fruitteelt. Polders zijn zelfs alleen mogelijk door drainage. Zonder drainage zouden deze gebieden, die onder zeeniveau liggen, vollopen en veranderen in grote meren. In de stad voorkomt drainage dat kelders en loopruimtes onder huizen vollopen. Of denk aan straten of snelwegen in laaggelegen gebieden die bij regen overstromen.

Nadelen
Hoewel drainage voor de landbouw en voor stedelijke gebieden een uitkomst is, heeft het voor de natuurgebieden geen positieve uitwerking. Door traditionele drainage in de omliggende landbouwgebieden daalt het grondwaterpeil ook hier, wat verdroging veroorzaakt. Daarom is er een aantal jaar geleden een nieuwe techniek uitgevonden die nu steeds meer wordt ingevoerd: peilgestuurde drainage.

Peilgestuurde drainage
Peilgestuurde- of klimaatadaptieve drainage zorgt ervoor dat boeren het grondwaterpeil per perceel kunnen regelen. Als het erg nat is kunnen boeren het systeem zo instellen dat het water wegloopt en als het droog is kunnen ze het water vasthouden.

Opdracht
Maak de vragen uit het onderstaande filmpje.

Schrijf je antwoorden op. Aan het einde van het filmpje krijg je de antwoorden en kun je kijken hoeveel je van de stof hebt onthouden.

Stap 4

Vegatatiezones
Het weer is de toestand van de dampkring op een bepaald tijdstip op een bepaalde plaats. Die toestand van de dampkring wordt bepaald door temperatuur, neerslag, bewolking, vochtigheid van de lucht en wind. Zo kan het ‘weer’ in Den Helder zonnig en warm zijn tussen 13.00 en 17.00 uur, maar in Nijmegen regenachtig en koel. Het klimaat is het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar. Als we het over Spanje hebben zeggen we vaak: “Daar is het weer zo aangenaam”. Eigenlijk bedoelen we dan “Daar is het klimaat zo aangenaam”.

De wereld kent heel wat verschillende klimaten. Als verschillende gebieden een vergelijkbaar klimaat hebben behoren zij klimatologisch tot dezelfde zone. Bij dergelijke zones hoort een bepaalde vegetatie (spontane begroeiing). En zo is het begrip vegetatiezone ontstaan.

Opdracht
Zoek in de grote Bosatlas het klimaat van Nederland op. Wat betekent dit voor het weer in Nederland?
In welke vegetatiezone zit Nederland? Waaruit bestaat die vegetatie vooral?

Stap 5

Extra opgaven Weer en klimaat
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Neerslag

Stap 6

Eindproduct
Gedurende deze opdracht hebben we Nederland als voorbeeld genomen om de verschillende soorten klimaten en neerslag te bespreken, de gevolgen en de maatregelen die getroffen kunnen worden. Nu ben jij aan de beurt en ga je onderzoeken welke soort(en) neerslag, klimaten en vegetatiezone(s) Spanje kent. Je vergelijkt Noord- en Zuid-Spanje met elkaar en benoemt de verschillen met Nederland. Voor je bronnen zoek je op internet en in de grote Bosatlas.

In het eindproduct laat je in ieder geval zien:

  • Dat je weet en uitlegt wat de verschillende soorten neerslag inhouden en wat het verschil is tussen Nederland en Spanje.
  • Dat je weet welke klimaten en vegetatiezones Spanje kent en wat het verschil is met Nederland.
  • Dat je de verschillen kunt noemen tussen het noorden en het zuiden van Spanje wat betreft klimaten en vegetatiezones.
  • Dat je kunt beredeneren waar volgens jou in Spanje vaak gebruik gemaakt wordt van irrigatie en welke vorm van oppervlaktebevloeiing daar het best gebruikt kan worden.
  • Dat je kunt beredeneren waar in Spanje vaak gebruik wordt gemaakt van drainage.
  • Dat je weet wat peilgestuurde drainage (klimaat-adaptieve drainage) is.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Schrijf je bevindingen in een verslag van minimaal 2 A4tjes (lettertype 12, regelafstand 1,5). Gebruik waar mogelijk kaartjes en afbeeldingen ter verduidelijking.

Klaar?
Print het verslag uit en lever het verzorgd in bij jullie docent.

www.lvoorl.nl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder een video die goed past bij deze opdracht.
Bekijk de video.

Neerslag in de bergen

Invloed op de mens

Vooraf

Leerdoelen
In deze opdracht kijken we naar de invloed van verschillende weerselementen en het klimaat op het leven van mensen en hun activiteiten, in Nederland en in Spanje. Die invloed vinden we terug in hun gezondheid, hun gewoonten, hun arbeid en de manieren waarop ze hun energie opwekken.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je met een voorbeeld duidelijk maken dat het weer en het klimaat invloed op het leven in Nederland en Spanje hebben.
  • Kun je het belang van het weer en het klimaat voor het toerisme in Spanje beschrijven.
  • Kun je verklaren waarom de klimaatverandering een bedreiging is voor de Spaanse economie.
  • Kun je een voordeel en een nadeel noemen voor boeren van het weer en klimatologische omstandigheden in zowel Spanje als Nederland.
  • Kun je aangeven welke weerselementen voordelig zijn voor de opwekking van energie in Nederland en Spanje.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een alternatieve reisfolder.

Beoordeling
De reisfoler laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • De inhoud: laat de folder zien dat jullie de opdracht begrepen en bestudeerd hebben?
  • De vorm: is de folder met zorg gemaakt? Is jullie folder echt alternatief? En waar blijkt dat uit?
  • Taalfouten: bevat de folder niet te veel taalfouten?


Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 5 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 6) maak je samen met twee à drie klasgenoten.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.  

Stap 1

Weer en gezondheid
Volgens een Duits onderzoek heeft een derde van alle mensen last van bepaalde weersomstandigheden. Canadese wetenschappers hebben onderzocht welke weerselementen een grote rol in ons welbehagen spelen:

  • Zonlicht,
  • Temperatuur,
  • Luchtvochtigheid,
  • Luchtdruk,
  • Windkracht.

Je hoeft echter geen wetenschapper te zijn om dat te ervaren. Veel mensen bij de poolcirkels krijgen in de winter -als het zelfs overdag donker blijft- last van een winterdepressie. Ook in Nederland neemt de neerslachtigheid toe in de herfst en winter. In delen van Spanje snakken veel mensen tijdens een droge, bloedhete zomer juist naar een fris buitje.

Je gezondheid kan geschaad worden door de zonkracht, de hoeveelheid ultraviolette straling (uv-straling) uit het zonlicht. Langdurige blootstelling aan zonnestralen verhoogt de kans op huidkanker. En misschien denk je dat de mensen in Spanje daar meer last van hebben, maar dan heb je het mis! Huidkanker komt in Nederland veel meer voor. De tijd dat je onbeschermd veilig in de zon kunt zitten, wordt niet alleen bepaald door de zonkracht, maar ook door het huidtype. De gemiddelde Nederlander heeft een lichtere huid dan de gemiddelde Spanjaard. Een Spanjaard kan veel langer dan een Nederlander in de zon zijn voordat de huid verbrandt.

Het weer heeft ook positieve effecten voor mensen met bepaalde aandoeningen. Klachten als gevolg van reuma, jicht of longaandoeningen verdwijnen of worden veel minder in bijvoorbeeld de kuststreek van het oosten en zuiden van Spanje. De provincie Murcia is door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) uitgeroepen tot de streek met het meest gezonde klimaat van de wereld.

Vraag
Het meest kwetsbaar voor huidkanker is een Nederlandse toerist op vakantie in Spanje. Leg in je eigen woorden uit hoe dit zit.

Stap 2

Siësta
In Nederland kennen we de ‘9-tot-5-baan’. Daarmee bedoelen we dat iemand ’s ochtends precies om 9 uur begint met werken en ’s middags stipt om 5 uur weer naar huis gaat. In werkelijkheid beginnen veel mensen in Nederland eerder dan 9 uur en veel mensen stoppen later dan 5 uur met werken.

In Spanje, waar het midden op de dag veel heter is dan in Nederland, kennen veel mensen de siësta. Daarmee bedoelen we het middagdutje na de lunch. Tussen 14 en 17 uur zijn de meeste winkels en veel bedrijven gesloten, in de restaurants is het dan juist erg druk. Na de siësta gaan de winkels en bedrijven weer open tot 21 uur. Onderzoek heeft aangetoond dat het houden van een siësta gezond is. De Spaanse siësta is heel algemeen. In Portugal, waar het op het midden van de dag net zo heet is, is de siësta veel minder gebruikelijk.

Steeds meer Spaanse bedrijven willen van de siësta af, vooral bedrijven met internationale contacten. Ze kunnen ’s middags niet meer bellen of internetten met bijvoorbeeld Nederland en als zij zelf weer aan het werk gaan, zijn veel Nederlanders al naar huis en niet meer bereikbaar.

Toeristen die graag iets bezichtigen klagen ook vaak over de siësta. Ze kunnen maar moeilijk aan wennen aan dit andere dagritme.

Vraag
De verwachting is dat de afschaffing van de siësta veel banen zal kosten. Welke sector zal die afschaffing het meeste vrezen?

Stap 3

Toerisme
Je kunt geen vakantiefolder over Spanje doorkijken of je krijgt meteen teksten te lezen als: “Altijd mooi weer” en “Perfect klimaat voor een heerlijke strandvakantie”. Deze teksten komen uit twee folders van de grootste vakantieaanbieders. Hoe belangrijk het mooie weer en het klimaat voor Spanje zijn, kun je ook terugvinden in je atlas.

Kijk eerst naar de Grote Bosatlas (54e editie) kaarten 91C en 91F.
Je ziet daar dat Spanje niet de meeste buitenlandse toeristen ontvangt, maar wel het meeste verdient aan toerisme.

Kijk ook naar de Grote Bosatlas (54e editie) kaarten 117C en 91A.
Je kunt er duidelijk zien dat -op één na- alle belangrijke toeristengebieden aan de kusten van Spanje liggen en de meeste toeristencentra één soort toerisme kennen: strandtoerisme.

En kijk ook even naar de Grote Bosatlas (54e editie) 78B, 78C en 79B en het is duidelijk dat de droge, warme zomers zeer bevorderlijk zijn voor het massatoerisme in Spanje.

Vragen
Geef -voor zover mogelijk- de antwoorden op de vragen hieronder aan de hand van de kaarten in de atlas die je bekeken hebt.

  1. Wat heeft Spanje het meest, inwoners of toeristen? En Nederland?
  2. Welke land in Europa ontvangt meer toeristen dan Spanje?
  3. Verklaar ook hoe het kan dat Spanje meer verdient aan toerisme dan het land met de meeste toeristen?
  4. Waar zijn -naast de toeristencentra langs de kusten, de vele ‘costa’s’- ook veel toeristen te vinden? Wat is een belangrijke toeristentrekker, die niet met strandtoerisme te verbinden is?
  5. Volgens sommigen zijn de klimaatverandering en de opwarming van de aarde op den duur schadelijk voor de Spaanse economie. Kun je dat uitleggen?

Stap 4

Landbouw
Om optimaal van de landbouw te kunnen profiteren heeft een boer twee dingen nodig: voldoende zon en genoeg water voor zijn aanplant. Door de mechanisatie van de landbouw is het aantal boeren en tuinders in heel Europa flink gedaald. In 1950 werkte 50% van Spaanse beroepsbevolking in de landbouw, in Nederland was dat toen nog 20%. Inmiddels werkt rond 4% van de Spaanse beroepsbevolking in de landbouw (zie de Grote Bosatlas, 45e editie, statistiek 257), in Nederland is dat teruggezakt tot 2%. Toch wordt in beide landen nog veel met de landbouw verdiend.

Nederland is door de verregaande en zeer efficiënte mechanisatie een van de wereldleiders op het gebied van zuivel en bloemen.
Spanje is door zijn bijzondere klimatologische omstandigheden (veel zon!) een van de wereldleiders op het gebied van citrusvruchten en olijfolie (nummer 1 van Europa) en wijn (nummer 3). Bovendien is Spanje de grootste leverancier van groenten voor Europa tijdens de winter, als het in veel andere landen te koud is voor de akker- en tuinbouw. In Spanje komt op veel plekken de temperatuur in de winter niet onder de 15º C, terwijl in Nederland het dan net boven of onder het vriespunt kan worden.

Klimatologische veranderingen hebben echter in beide landen gevolgen voor de landbouw. In Nederland is de hoeveelheid neerslag al jaren aan het stijgen. Kijk maar eens naar de verschillen over de periode 1951-1980 en over 1981-2010 (zie de grote Bosatlas, 54e editie, kaarten 41A en 41B). Op piekmomenten kan er zoveel neerslag vallen dat de akkers zo vol water komen te staan dat de zware landbouwmachines daar niet gebruikt kunnen worden.

Spanje heeft heel andere problemen. In de provincie Murcia, in het zuidoosten van Spanje, is de gemiddelde neerslag gedaald van 370 mm in 1910 naar 270 mm in 2010. Tegelijkertijd is door de gestegen temperatuur -ten gevolge van de klimaatverandering die nu gaande is- de verdamping gestegen. Het zuidoosten verdroogt en de graanteelt is onzeker geworden. Steeds meer percelen worden verlaten en dragen bij aan de verwoestijning van Spanje.

Vraag
Het veranderende klimaat zorgt ervoor dat veel Spaanse boeren op extra kosten worden gejaagd. Leg in je eigen woorden uit hoe dat zit.

Stap 5

Energieopwekking
Verschillende bijzondere weerselementen zijn van invloed op menselijke activiteiten, zowel in Nederland als in Spanje.
Veel toeristen denken aan de klassieke Nederlandse windmolens, zoals ze te vinden zijn in Kinderdijk. Of aan de typische Spaanse molens in La Mancha, het land van Don Quichotte. Die oude windmolens met wieken van hout hebben nu vooral een toeristische en culturele betekenis, maar windkracht is nog steeds een belangrijke manier om energie op te wekken.

De moderne windmolens met drie bladen noemen we windturbines. De oude windmolen was zo’n 15 meter hoog, windturbines zijn vaak meer dan 100 meter hoog en naar verwachting zullen ze steeds groter worden, tot wel 200 meter hoog.
Nederland is vlak en het waait er vaak. Dit maakt ons land zeer geschikt om windenergie op te wekken. In 2020 moet 14% van de Nederlandse energieproductie duurzaam zijn. Windenergie op land en windenergie op zee leveren beide een belangrijke bijdrage om dat doel te bereiken.
Een windturbine levert stroom voor zo’n 2.000 huishoudens. En dat bijna twintig jaar lang. Windturbines staan steeds vaker in groepen bij elkaar. Nederland heeft diverse windmolenparken, waaronder twee op zee. Deze twee parken voorzien 255.000 huishoudens van stroom.

Zie ook het filmpje: De windmolen draait ook voor jou


Spanje doet het nog beter met windenergie. In 2014 was het aandeel windstroom zo’n 17%. Maar Spanje is ook beroemd voor zijn energieopwekking met behulp van de zon. Er staan uitgestrekte velden vol zonnepanelen die op een slimme manier aan elkaar geschakeld zijn. Een van de grootste is die van de Gemasolarcentrale in de buurt van Sevilla. De Gemasolar heeft een capaciteit van circa 110 Gigawatt-uur per jaar. Dit is voldoende om 25.000 huizen van stroom te voorzien.

Het bijzondere aan deze centrale is dat hij ook stroom opwekt als het donker is. De energiecentrale richt zijn 2.650 panelen op een ontvanger, een toren van 140 meter hoog die in het midden van de centrale staat. Hierdoor wordt 95 procent van het inkomende zonlicht opgevangen. Dat levert een flinke hitte op, tot wel 900°C. De warmte die niet direct wordt gebruikt om stoomturbines aan te drijven, wordt opgeslagen door er tanks met zout mee te verwarmen. Met deze warmte worden in de nachtelijke uren de turbines aangedreven. Zo kan een periode van maximaal 15 uur per etmaal zonder zonlicht worden opgevangen.

Vragen

  1. Windenergie is een schone en duurzame vorm om energie op te wekken. Waarom kunnen we niet al onze energie met windmolens opwekken? Geef twee redenen waarom dat niet kan.
  2. Waardoor kan de Gemasolarcentrale nooit 100% van de aanwezige zonnepanelen benutten om het zonlicht op te vangen?

Stap 6

Extra opgaven Weer en klimaat
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Invloed op de mens

Stap 7

Eindproduct: De alternatieve reisfolder
De meeste reisfolders richten zich op maar één aspect van Spanje: het mooie weer.

De actiegroep ‘Het Echte Spanje’ is dat een doorn in het oog.
De actiegroep wil het ‘echte leven’ laten zien, met de mooie en minder mooie kanten van het leven in Spanje.

Daarvoor ontwikkelen jullie een alternatieve reisfolder. Maak een eerlijk verhaal over het leven in Spanje. Gebruik zoveel mogelijk van de informatie in deze opdracht.

Veel succes!

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

Landbouw

Vooraf

Leerdoelen
Het klimaat in Nederland is gematigd, niet erg koud, niet erg heet en met regen in alle jaargetijden. Datzelfde klimaat vind je ook in een deel van Spanje. Maar Spanje kent ook heel andere klimaten. Weer en klimaat zijn van groot belang voor de landbouw. In deze opdracht brengen jullie dat in kaart.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je met een voorbeeld omschrijven hoe het klimaat in Nederland invloed heeft op de vegetatie.
  • Kun je met een voorbeeld omschrijven hoe het klimaat in Spanje invloed heeft op de vegetatie.
  • Kun je een overeenkomst en een verschil noemen tussen de landbouw in Nederland en in Spanje.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je een ‘conceptkaart’, met de begrippen die je in deze les tegenkomt. Een conceptkaart is een visuele voorstelling van een onderwerp en de begrippen die met dat onderwerp te maken hebben. Je maakt een conceptkaart door die begrippen op een vel papier te tekenen en er lijnen tussen te trekken. Met elke lijn geef je een verband weer tussen twee begrippen (oorzaak, komt voort uit, overeenkomst met, etc.).

Beoordeling
De conceptkaarten laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • De inhoud: laat de conceptkaart zien dat je begrepen wat voor invloed het klimaat in Nederland en Spanje heeft op de vegetatie en de landbouw?
  • De vorm: is je conceptkaart met zorg gemaakt en overzichtelijk?

 

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met een klasgenoot.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Benodigdheden
Download hieronder een lijst met 23 begrippen voor het maken van het eindproduct.

.

Stap 1

Het klimaat in Nederland en Spanje bepaalt mede wat er groeit.
Vraag

  1. Kijk naar de satellietbeelden van Nederland en Spanje. Zie je het kleurverschil tussen deze satellietbeelden? Hoe is dit verschil te verklaren?

Nederland:


Spanje:

 

Dat Nederland groen lijkt vanuit de ruimte heeft een reden: heel het land is zo’n beetje met vegetatie bedekt. Overal, tussen de dorpen en steden, vind je bossen, grasland, akkers en heide. Dat komt omdat Nederland een gematigd klimaat heeft, een zeeklimaat. Wind van zee tempert de hitte in de zomer en de kou in de winter. En zorgt voor neerslag in alle jaargetijden. Bovendien heeft Nederland een positieve waterbalans. Dat wil zeggen dat er meer water valt dan dat er verdampt. Daardoor kan een deel van de neerslag infiltreren in de bodem (in de bodem zakken) en dat is goed voor de plantengroei.

 

Ook Spanje heeft zijn groene delen, vooral in het noorden en noordwesten. Ook daar bestaat een weelderige vegetatie ten gevolge van het zeeklimaat ter plaatse. Er zijn vooral loofbossen te vinden en heidevelden op de berghellingen. Andere delen van Spanje zien er min of meer bruin uit, want de vegetatie is er minder weelderig of de bodem is er zelfs bijna kaal. Dat komt omdat het klimaat er een stuk droger is. Het levert een vegetatie op die we in Nederland niet kennen. Naast het zeeklimaat kent Spanje nog vier andere klimaten:

Het Middellands Zeeklimaat (met warme droge zomers) in het zuiden van Spanje (bijvoorbeeld in Andalusië) en langs de oostkust. Daar groeien onder meer palmen, agaven en schijfcactussen, soorten die in Nederland niet in het wild groeien.

Het continentaal klimaat (met koude winters en warme zomers en neerslag in alle jaargetijden) in het gebied tussen de zuidelijke hellingen van het Cantabrisch Gebergte en de Pyreneeën, de Portugese grens en de oostkust van Spanje. In dit gebied kom je graslanden tegen, bossen en struikgewas met rozemarijn, lavendel en tijm. In Catalonië en Extremadura staan ook kurkeiken, bomen die je evenmin in Nederland tegenkomt. Op berghellingen, ten slotte, groeien veel naaldbomen, mossen en korstmossen.

Het steppeklimaat (met warme zomers en weinig regen in zowel winter als zomer) in een strook langs de zuidoostkust van Spanje tussen Cartagena en Almeria in. Er is weinig begroeiing zodat dit gebied een beetje op een woestijn lijkt.

Het hooggebergteklimaat (met temperaturen die zelden boven het vriespunt komen) op hoge berghellingen en –toppen in de Pyreneeën, de Sierra Nevada en het Cantabrisch gebergte. Bomen kunnen er niet groeien want daar is het te koud voor, wel gras en bloemen als orchideeën, zonnedauw, gentianen en krokussen. Op de hoogste toppen ligt het hele jaar door sneeuw.

Vraag

  1. Waarom spreken Spanjaarden van een groen of vochtig Spanje en een droog Spanje?

Stap 2

Landbouw en water
De vegetatie in Nederland en Spanje zegt veel over de waterhuishouding ter plaatse en daarmee ook over de landbouwmogelijkheden. Landbouwgewassen hebben water nodig. Op plekken waar weinig of geen water voorhanden is, groeien weinig of geen bomen en planten, zelfs al is de bodem vruchtbaar. Het is er niet geschikt voor landbouw of hoogstens voor extensieve landbouw. Dat is landbouw met een lage opbrengst per hectare. Maar als de bodem vruchtbaar is en je hebt water om de bodem te bevloeien, dan is intensieve landbouw mogelijk, landbouw met een hoge opbrengst per hectare.

Vraag

  1. In woestijngebieden liggen rond bronnen en waterputten akkers en boomgaarden. Hoe komt dat volgens jou?

Landbouw in Nederland
Nederland heeft een vruchtbare bodem. En er is overal water voorhanden dankzij het zeeklimaat en de positieve waterbalans (zie Stap 1). Slechts af en toe, tijdens een hete zomer bijvoorbeeld, dreigt verdroging van de bodem. In dat geval besproeien de boeren hun akkers met sproei-installaties. In de glastuinbouw wordt de opbrengst per hectare nog verder opgevoerd. In kassen kun je het hele jaar door zorgen voor de ideale temperatuur, voldoende water en voldoende licht. Ongeacht het weer buiten de kas. Daardoor kan er in elk jaargetijde geoogst worden, tot driemaal per jaar. Bij teelt van gewassen in de buitenlucht blijft het bij één oogst per jaar. De Nederlandse landbouw levert veel meer op dan de voedselgewassen voor eigen consumptie. Er blijft veel over - bloemen, groenten en fruit - dat als handelsgewas wordt geëxporteerd naar het buitenland.

Vraag

  1. Verbouwen van gewassen in kassen heeft het voordeel dat je onafhankelijk bent van het weer en het seizoen. Maar het heeft ook nadelen. Kun je er enkele bedenken?

Stap 3

Landbouw in Spanje
In het noorden en noordwesten van Spanje is de bodem vruchtbaar en is er veel water te vinden voor de landbouw omdat er een zeeklimaat heerst. Hier en daar valt er jaarlijks zelfs meer neerslag dan in Nederland. In andere delen van Spanje is het een stuk droger. De waterbalans is er doorgaans negatief. Er verdampt meer dan er aan neerslag valt. Bovendien is het niet ongewoon dat er jaren achtereen ook ’s winters nauwelijks regen valt, waardoor de bodem uitdroogt.

Daardoor is intensieve landbouw in sommige delen van Spanje alleen mogelijk als er water wordt aangevoerd van elders om akkers of weidegebieden in die gebieden te irrigeren. Dat water komt uit rivieren waarin stuwdammen zijn gebouwd. ’s Winters, als het af en toe regent, verzamelt regenwater zich achter de dammen in een stuwmeer. ’s Zomers, als er weinig regen valt en de waterbalans vaak negatief is, doen deze stuwmeren dienst als waterreservoirs voor de landbouw en voor de drinkwatervoorziening. Door het aanleggen van stuwdammen en (andere) irrigatiewerken is bijvoorbeeld de vallei van de Ebro, in het noordoosten van Spanje, geschikt gemaakt voor intensieve landbouw. Daar worden rijst en olijven geteeld, bestemd voor de export. In de Ebrovallei is ook veel wijnbouw.

Het hooggebergte of de hoogvlakte is evenmin geschikt voor intensieve landbouw. Het is er voor dit soort landbouw te koud.

Ten slotte is in sommige gebieden de bodem minder vruchtbaar geworden door afspoeling van de vruchtbare bovenste laag van de bodem. Eerst waren die gebieden geschikt voor intensieve landbouw. Landbouwers teelden graan en andere voedingsgewassen. Maar door het rooien van bossen en overbeweiding (= het teveel schapen of andere dieren die grazen houden op een bepaald oppervlak, waardoor er steeds minder van de begroeiing op dat oppervlak overblijft) werd de bovenste laag van de bodem niet goed meer vastgehouden door plantenwortels, en kon het tijdens zware regenbuien wegspoelen. Op sommige plekken is zelfs alleen kale rotsbodem te zien en groeit er niets meer. Op die plekken kan regenwater niet meer infiltreren in de bodem en stroomt het naar beneden zodra het op de bodem valt. Of anders gezegd: op die plekken is er een snelle afstroming van regenwater.

Nu is er alleen extensieve landbouw mogelijk. Dat is bijvoorbeeld het hoeden van schaapskudden door herders en hun herdershonden (zie afbeelding). In enkele delen van Spanje wordt op een manier aan intensieve landbouw gedaan die we ook in Nederland kennen. Kijk naar de film Tuinbouw in Spanje van SchoolTV.

Vragen:
Kijk naar kaart 117B Waterhuishouding van de 53e editie van de Bosatlas
of naar Kaart 117B Waterhuishouding van de 54e editie van de Bosatlas.

  1. Zijn overal in Spanje gebieden te vinden waar akkers worden geïrrigeerd? (zie ook de afbeelding Spanje vanuit de ruimte)
  2. Noem twee handelsgewassen die in de kassen in deze film worden geteeld.
  3. Waarom is het voordeliger om gewassen in kassen bij Almeria te telen dan in kassen in het Westland?
  4. Wat voor functie hebben kassen in het Westland en de kassen in deze film?

Stap 4

Extra opgaven Weer en klimaat
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is. 

 

Toets:Landbouw

Stap 5

Conceptkaart
Je hebt gezien wat voor verbanden er bestaan tussen klimaat, vegetatie en de manieren waarop aan landbouw wordt gedaan in Nederland en Spanje. Daardoor kun je overeenkomsten en verschillen aangeven tussen de landbouw in Nederland en Spanje.

Je gaat de manieren waarop in beide landen aan landbouw wordt gedaan in kaart brengen. Niet door een landkaart te tekenen of een landkaart in te kleuren, maar door verbanden te leggen tussen begrippen die je in deze les bent tegengekomen. Die verbanden kunnen zijn: oorzaak en gevolg, herkomst, overeenkomst, enzovoort.

Dowload de lijst met 23 begrippen en pak een leeg vel.

Midden op het lege vel papier plaats je het begrip ‘landbouw’ en aan weerszijden de begrippen 'Nederland' en ‘Spanje’. Dan plaats je de andere begrippen erbij en je trekt lijnen tussen de begrippen die op de één of andere manier verband met elkaar houden. Bij elke lijn vermeld je het soort verband dat er volgens jou bij hoort. Bijvoorbeeld: Tussen A en B trek je een lijn omdat A en B een overeenkomst met elkaar hebben of omdat B de oorzaak is van A. Verwerk zoveel mogelijk van je kennis in de conceptkaart. Laat zien wat je weet!

Klaar?
Laat je conceptkaart beoordelen door jullie docent.

Klimaatverandering

Vooraf

Leerdoelen

Het klimaat verandert wereldwijd, ook in Nederland en Spanje. De gemiddelde temperatuur is de afgelopen jaren iets gestegen. Een van de oorzaken is het versterkt broeikaseffect. Deskundigen zijn het er over eens dat de klimaatverandering de komende tientallen jaren zal doorzetten. In deze opdracht ga je ontdekken wat je kunt merken van de klimaatverandering aan het weer in Nederland en in Spanje.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je het begrip klimaatverandering beschrijven en kun je twee verklaringen noemen die wetenschappers aanvoeren voor deze klimaatverandering.
  • Kun je met een voorbeeld duidelijk maken wat het effect van de klimaatverandering in Nederland zou kunnen zijn.
  • Kun je met een voorbeeld duidelijk maken wat het effect van de klimaatverandering in Spanje zou kunnen zijn.


Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een fictief nieuwsbericht (maximaal 1/4 A4-tje tekst met een afbeelding erbij) over het weer in Nederland of in Spanje op een dag in januari 2100 of een dag in juli 2100.
In het nieuwsbericht laat je zien dat je de leerdoelen van deze opdracht hebt behaald.

Beoordeling
Het fictieve nieuwsbericht laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • De inhoud: laat het fictieve nieuwsbericht zien dat je begrepen hebt wat voor invloed de opwarming van de aarde heeft op het weer en het klimaat in Nederland en Spanje?
  • De vorm: is het nieuwsbericht met zorg gemaakt en voor andere mensen duidelijk?


Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 3 en stap 5 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 4) maak je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Kennisbank

Voor je met de opdracht begint bestudeer je het volgende item uit de Kennisbank.

KB: Klimaatverandering

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen:

  1. Wat wordt bedoeld met het versterkt broeikaseffect?
  2. Schrijf drie mogelijke gevolgen op voor mensen, dieren en planten van veranderingen van het klimaat.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 1

Warmer en ook steeds natter of juist droger
Het wordt gemiddeld steeds warmer in Nederland. Tussen 1913 en 2013 steeg de gemiddelde jaartemperatuur in Nederland met 1,5 graden Celsius. Vooral in de lente en de zomer is dat merken, toen werd gemiddeld 1,8 graden Celsius meer gemeten. De winter en herfst werden gemiddeld 1,1 graden Celsius warmer.
Ook wereldwijd steeg tussen 1913 en 2013 de gemiddelde temperatuur met 0,9 °C.

Dat heeft ook gevolgen voor de neerslag. Lees de volgende tekst:

Piekbuien: waterpleinen en groene daken vangen regen in stad op
Waterschappen, gemeenten en wetenschappers werken aan manieren om iets tegen overlast door het stijgend aantal hevige regenbuien te doen. Die buien veroorzaken vooral in steden overlast. Ze willen er vooral voor zorgen dat rioleringen tijdens hevige regenbuien niet meer water te verwerken krijgen dan ze kunnen afvoeren.(…).
De afgelopen zestig jaar is het aantal zogenoemde piekbuien (extreem hevige buien) met 40 procent toegenomen, zegt het KNMI, en die stijging zet de komende decennia door.
Bron:NRC Handelsblad van 15 augustus 2014.

Vraag: waar of niet waar

  1. Tussen 1913 en 2013 werden de winters in Nederland gemiddeld zachter.
  2. De kans op wateroverlast is in 2013 even groot als in 1953.

Onthoud de antwoorden en vul deze in stap 5 in.

Ook in Spanje is het de afgelopen tientallen jaren gemiddeld warmer geworden. Tussen 1975 en 2004 gemiddeld bijna een graad, zegt klimaatdeskundige Rob van Dorland -die voor het KNMI werkt- in De Volkskrant van 23 juli 2005. De stijging doet zich voor in de winter, lente en zomer, niet in de herfst.

Door deze temperatuurstijging is de verdamping in Spanje toegenomen. Tegelijkertijd is er in Spanje gemiddeld niet meer neerslag per jaar gaan vallen. Ook begint de jaarlijkse droge periode in Spanje na 2000 gemiddeld een maand eerder in het jaar dan in de jaren ‘50 van de 20e eeuw.

Daardoor heeft Spanje steeds vaker een negatieve waterbalans (verschil tussen neerslag en verdamping van water) en duren periodes met een negatieve waterbalans langer.

Dat heeft twee gevolgen:

  • De bodem droogt uit en er dreigt zelfs hier en daar verwoestijning, waardoor de getroffen gebieden ongeschikt worden voor landbouw.
  • Gemiddeld is steeds vroeger in het jaar het vocht uit de bodem verdwenen. Daardoor kan de zon de bodem en lucht meer en sneller opwarmen.

Dorland legt uit waarom: “Het verdampen van water kost heel veel energie, die anders gaat zitten in het opwarmen van het land en de lucht. Er is steeds eerder in het jaar niks meer te verdampen, alles is er al uitgewrongen. En dus wordt het in het binnenland nog heter. Het is een zelfversterkend effect.”
Omdat het ’s zomers in het binnenland van Spanje warmer is geworden, zijn veel Spanjaarden vanuit het binnenland verhuisd naar de kust aan de Middellandse Zee omdat het daar ’s zomers minder warm wordt dan in het binnenland.

Vragen: waar of niet waar

  1. In Spanje is de waterbalans na 2000 gemiddeld even vaak negatief als in de jaren ’50 van de 19e eeuw.
  2. Boven een vochtige bodem wordt het op een zonnige dag minder warm dan boven een droge bodem.

Onthoud de antwoorden en vul deze in stap 5 in.

Stap 2

Gril van de natuur of versterkt broeikaseffect?
Voor de verandering van het klimaat worden twee verklaringen aangevoerd.

Sommige deskundigen stellen dat de klimaatveranderingen een speling van de natuur zijn. Menselijk handelen zou er geen rol in spelen. De deskundigen wijzen erop dat het klimaat altijd al is veranderd. Er is wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Zo heeft Europa de afgelopen 2,5 miljoen jaar enkele ijstijden gekend. Tijdens die ijstijden had Nederland een toendra- of sneeuwklimaat. De ijstijden werden afgewisseld door perioden waarin het gemiddeld net zo warm was als het nu is of zelfs nog iets warmer.

Andere deskundigen hebben een andere verklaring. Kijk de film “Het broeikaseffect en Nederland” van SchoolTV tot 1,49 minuten “Het broeikaseffect wordt erger en erger.”


De hoeveelheid CO2 in de dampkring neemt toe omdat de opname ervan door bomen en andere planten afneemt. Dat komt onder meer omdat mensen tropische regenwouden en andere bossen rooien om ruimte te maken voor weilanden en veeteelt of voor landbouwakkers om b.v. soja te telen.

Vragen: waar of niet waar?

  1. Ook zonder broeikaseffect zou de aarde bewoonbaar zin.
  2. Het broeikaseffect wordt volgens de film versterkt omdat vooral de hoeveelheid CO2 in de dampkring toeneemt.
  3. Mensen stoten CO2 in de dampkring uit door steenkool, aardolie, aardgas en hout te verbranden.
  4. Ontbossing draagt niet bij tot versterking van het broeikaseffect.

Onthoud de antwoorden en vul deze in stap 5 in.

Stap 3

Klimaatverandering in Nederland en Spanje zal doorzetten
Over één ding zijn alle deskundigen het eens: de aarde zal ook de komende tientallen jaren steeds warmer worden en daarmee zal het klimaat in Nederland en Spanje blijven veranderen. Dat gaan we merken aan het weer. Om te beginnen zal het steeds vaker dagen achter elkaar erg warm zijn, met temperaturen boven de 30 °C.

Lees de volgende tekst.

Meer extreme buien door opwarming
Nederland krijgt steeds vaker te maken met ongewoon hevige regenbuien. Daarbij neemt de kans op hagel en onweer fors toe. Dat heeft het KNMI vastgesteld bij onderzoek naar de gevolgen van de opwarming van de aarde voor het weer en het klimaat in Nederland. De winters zullen gemiddeld steeds zachter en natter worden. Op den duur zal het in Amsterdam ‘s winters gemiddeld net zo warm zijn als nu gemiddeld in Bordeaux (in Zuid-Frankrijk). De zomers zullen gemiddeld warmer worden en mogelijk ook droger. In 2050 zal de gemiddelde jaartemperatuur in Nederland tussen 1,0 en 2,3 graden Celsius zijn gestegen ten opzichte van 2014 en in 2085 mogelijk met 3,7 graden Celsius.
Bron:KNMI

 


En wat mag Spanje de komende decennia van het weer verwachten? Meer van het zelfde.
De zomers worden net als in Nederland gemiddeld steeds warmer. Daardoor zal het ook aan de Middellandse Zeekusten ’s zomers vaak zo warm worden dat het niet meer te harden is. Om die reden zullen steeds meer toeristen besluiten hun vakantie niet door te brengen aan de Spaanse ‘costa’s’, maar in koelere oorden. Ook zal Spanje steeds meer kampen met uitdroging van de bodem. Daardoor dreigen steeds meer gebieden waar nu landbouw mogelijk is te verwoestijnen en zal het moeilijker worden om steden en dorpen van voldoende drinkwater te voorzien.

Vragen: waar of niet waar?

  1. De zomers zullen de komende tientallen jaren gemiddeld natter worden.
  2. Het KMNI zal de komende tientallen jaren steeds vaker waarschuwen voor gevaarlijk weer.
  3. Tot in 2100 zal de gemiddelde temperatuur in de zomer in het binnenland van Spanje sneller oplopen dan aan de Spaanse kust.

Onthoud de antwoorden en vul deze in stap 5 in.

Stap 4

Fictief nieuwsbericht

Jullie hebben gezien dat het klimaat verandert, ook in Nederland en Spanje, en dat deze klimaatverandering de komende tientallen jaren zal doorzetten. Jullie hebben een indruk gekregen van wat je daarvan merkt aan het weer.

Maak duidelijk wat je daarvan weet in een fictief nieuwsbericht over een situatie in het jaar 2100. Jullie schrijven een bericht met een maximale lengte van ¼ A4-tje over het weer in Nederland of Spanje. Zoek daar wel een of meer passende afbeeldingen/illustraties bij.

Omdat ook in 2100 het weer wisselvallig is, schrijf je over één van volgende weersituaties:

  • een droge dag in Nederland in januari 2100
  • een droge dag in Spanje in januari 2100
  • een dag met buien in Nederland in januari 2100
  • een dag met buien in Spanje in januari 2100
  • een droge dag in Nederland in juli 2100
  • een droge dag in Spanje in juli 2100
  • een dag met buien in Nederland in juli 2100
  • een dag met buien in Spanje in juli 2100

Vermeld indien nodig of er op die dag sprake is geweest van gevaarlijk weer.

Tip: Wat als gevaarlijk weer wordt beschouwt kun je lezen op de site van het KNMI .

Klaar?
Laat je nieuwsbericht beoordelen door jullie docent.

Stap 5

Extra opgaven Weer en klimaat

Gevolgen klimaatverandering

Toets:Gevolgen van klimaatverandering

Stap 6

Toets
In stap 1, 2 en 3 heb je een aantal vragen gemaakt.
In onderstaande toets vind je die vragen nogmaals.
Beantwoord de vragen en vergelijk na afloop van de toets jouw antwoorden met de goede antwoorden.

Succes!

Toets:Waar of niet waar?

Gevolgen klimaatverandering

Vooraf

Leerdoelen

Het wordt warmer, over de hele wereld stijgt de gemiddelde temperatuur. Ook in Nederland en Spanje. Nederland krijgt meer nattigheid en Spanje wordt droger. Deze opdracht gaat in op de gevolgen van deze klimaatveranderingen.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je een gevolg noemen van de opwarming voor de vegetatie en de landbouw in Nederland.
  • Kun je een gevolg noemen van de opwarming voor de vegetatie en de landbouw in Spanje.
  • Kun je een gevolg noemen van de opwarming voor de waterhuishouding in Nederland.
  • Kun je een gevolg noemen van de opwarming voor de waterhuishouding in Spanje.
  • Kun je een ziekte/plaag noemen die in Nederland kan gaan voorkomen als gevolg van de opwarming.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht doe je mee aan het spel ‘De leerling als docent’. Hoe dat precies in zijn werk gaat, lees je in Stap 5.
Met het spelen van dit spel laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Zorg dat je actief meedoet tijdens het spel.


Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 4 doe je alleen.
Je doet mee aan het spel ‘De leerling als docent’ (Stap 5).

Benodigdheden
Geen bijzonderheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
Je hoort van je docent wanneer het spel gespeeld wordt.

Stap 1

Opwarming en neerslag
Op aarde zal het de komende tientallen jaren steeds warmer worden, ook in Nederland en Spanje. Sommige deskundigen menen dat het een gril is van de natuur. Veel andere deskundigen houden de door mensen veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen verantwoordelijk. Hoe het dan ook wordt veroorzaakt, de opwarming is het gevolg van de toename van broeikasgassen in de atmosfeer. Daardoor wordt het natuurlijke broeikaseffect versterkt.

Dankzij het broeikaseffect is er leven mogelijk op aarde. Hoe het werkt, zie je op de afbeelding. Dit heet het natuurlijk broeikaseffect. Veranderingen in dat broeikassysteem hebben grote gevolgen. Op dit moment wordt het broeikaseffect versterkt door de toename van CO2 in de dampkring. Deze toename wordt veroorzaakt door de verbranding van grote hoeveelheden steenkool, aardgas, hout en aardolie voor de energieproductie. Tegelijkertijd worden wereldwijd veel bossen gekapt. Bomen nemen CO2 uit de lucht op.

 
Broeikaseffect:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoe dan ook, het wordt warmer en dat gooit het weer wereldwijd in de war. Waarschijnlijk krijgen we vaker te maken met extreem weer: zwaardere buien, grotere droogte, meer wind. Sommige gebieden worden natter en andere gebieden droger. In Spanje zal de droogte toenemen. Kijk voor de gevolgen in Nederland naar het eerste fragment uit de film “Ons klimaat … verandert” van SchoolTV. Van 2,32 minuten “En het klimaat, ons klimaat” tot en met 3,51 minuten ”te maken met de zeespiegelstijging.”


Vragen

  1. Waarom wordt CO2 een broeikasgas genoemd?
  2. Wat zal er met de neerslag in Nederland gebeuren door de klimaatverandering?

Stap 2

Water, te veel of juist te weinig
Een direct gevolg van de opwarming is de zeespiegelstijging. Of nauwkeuriger gezegd: versnelling van de wereldwijde zeespiegelstijging.

Tussen 1900 en 1993 is de zeespiegel wereldwijd jaarlijks 1,4 tot 2 millimeter gestegen, na 1993 jaarlijks met 3 millimeter. Deskundigen verwachten dat het in de 21e eeuw nog iets sneller zal gaan, al zal niet overal ter wereld de stijging van de zeespiegel even groot zijn. Het KNMI verwacht dat de zeespiegel voor de Nederlandse kust tussen 2014 en 2085 met 25 tot 80 centimeter zal stijgen. Tegelijk zal de bodem in Nederland, die al aan het inklinken is, verder dalen. Waarom de zeespiegel al stijgt en welke gevaren er dreigen voor Nederland zie je in het tweede fragment uit de film “Ons klimaat … verandert” van SchoolTV. Van 7,45 minuten “Door de opwarming smelt er meer landijs” tot en met 9,37 minuten “Een somber toekomstbeeld voor Nederland.”

 

Vragen

  1. De film noemt twee oorzaken van de zeespiegelstijging. Welke?
  2. Welk gevaar levert zeespiegelstijging voor Nederland op?
  3. Waarom wordt dit gevaar steeds groter?
  4. Waarom moeten niet alleen kustbewoners in Nederland rekening houden met dit toenemende gevaar?
  5. Welke bewoners in Spanje lopen door de zeespiegelstijging in toenemende mate hetzelfde gevaar als veel mensen in Nederland?

Ook laaggelegen kustgebieden in Spanje worden bedreigd door het stijgende zeewater. Op den duur zouden veel stranden aan de Spaanse kust onder water kunnen verdwijnen. De stranden trekken jaarlijks grote hoeveelheden toeristen en aantasting van de kust zou voor de Spaanse toeristenindustrie een enorme klap zijn.

Een ander gevolg van de temperatuurstijging heeft met neerslag te maken. In Nederland wordt het gemiddeld natter. Dat geldt voor het gehele stroomgebied van de Maas (België en Frankrijk) en de Rijn (Zwitserland, Frankrijk en Duitsland). Deze grote rivieren in Nederland krijgen vaker grote hoeveelheden water te verwerken. Zoveel dat de kans bestaat dat ze buiten hun oevers treden en de dijken bedreigen. Een dergelijke serieuze dreiging vond plaats in 1993 en 1995. In dat laatste jaar zijn diverse plaatsen aan de Rijn (en verderop de Waal) ontruimd en de inwoners geëvacueerd.

Om die dreiging in de toekomst het hoofd te bieden zijn de rivierdijken in heel het land verhoogd en verstevigd en is het project “Ruimte voor de rivier” opgestart. Met allerlei maatregelen wordt ervoor gezorgd dat er meer water kan in de uiterwaarden. Met een mooie omschrijving zegt men dat ‘het waterbergend vermogen van de uiterwaarden wordt vergroot’.

Kijk naar de film “Ruimte voor de rivier.”


Vragen

  1. Noem drie manieren om meer ruimte te maken voor water in een rivier.
  2. Wat voor nieuwsberichten over neerslag in Nederland zul je de komende jaren steeds vaker horen?

Voor Spanje ligt de situatie anders: er dreigt een toenemend watertekort. Dat heeft verschillende oorzaken:

  • er valt minder neerslag valt,
  • de jaarlijkse periode waarin het weinig of niet regent wordt langer
  • de verdamping van water uit de bodem neemt toe omdat het warmer wordt.

Het gevolg is verdroging van de bodem op meer plaatsen. Wat dat betekent voor landbouw en vegetatie, zie je in Stap 3. Rivieren vallen vaker droog en de watervoorraad in stuwmeren neemt af. Voor de landbouw en de drinkwatervoorziening in steden betekent het dat het watergebruik er vaker op rantsoen wordt gezet. Zowel in de steden als op het platteland zullen bewoners vaker zuinig aan moeten doen met water. En dat terwijl de behoefte aan water toeneemt als het warmer wordt.

Niet alleen de Spanjaarden zelf zullen vaker met waterschaarste te maken krijgen, ook de buitenlandse toeristen. Voor hen moet veel water worden aangevoerd, voor zwembaden bijvoorbeeld en om te douchen. De kans bestaat dat waterschaarste toeristen zal afschrikken en een reden vormt om uit Spanje weg te blijven.

Vraag

  1. Waarom is toenemend watertekort in Spanje een bedreiging voor de werkgelegenheid in Spanje?

Stap 3

Vegetatie en landbouw
Voor vegetatie en landbouw in Nederland en Spanje heeft de opwarming van de aarde al enkele gevolgen. Volgens deskundigen bestaat de kans dat die gevolgen de komende tientallen jaren steeds duidelijker merkbaar zullen zijn.

Vegetatie
Het is al gebleken dat planten beter groeien naarmate er meer CO2 in de lucht zit. Dat geldt ook voor sommige landbouwgewassen. Dankzij de toenemende hoeveelheid CO2 in de lucht wordt de opbrengst van de teelt van deze gewassen hoger.

Ook is al vastgesteld dat het groeiseizoen door de opwarming van de aarde gemiddeld eerder in het jaar begint en langer wordt. Het is steeds vroeger in het jaar warm genoeg voor planten om te groeien en te bloeien. Deskundigen verwachten dat het groeiseizoen de komende tientallen jaren nog langer wordt.

Ten slotte verdwijnen er nu al soorten planten zowel uit Nederland als uit Spanje. In beide gevallen wordt het ze te warm; de vegetatie verschuift noordwaarts, naar streken waar het koeler is. Daar komen weer andere soorten voor in de plaats.

Ook dat zal volgens deskundigen de komende tijd doorgaan. Dat betekent wel dat in beide landen de voedselpiramide verandert. Dat is een systeem waarin dieren en planten van elkaar afhankelijk zijn. Onderin de piramide zitten planten en plantenresten. Ze worden gegeten door dieren die op hun beurt door andere dieren worden gegeten. Als er plantensoorten verdwijnen en plaats maken voor andere, verandert daardoor de onderste laag van de piramide en dat heeft weer invloed op de lagen daarboven.
Nederland zal in de komende tijd een weelderige vegetatie met bossen en weiden hebben dankzij het natte klimaat. In Spanje zal de vegetatie steeds meer lijden onder droogte en uitdroging van de bodem. Een bijkomend verschijnsel is het vaker voorkomen van bosbranden. Het seizoen waarin bosbranden meer kans hebben, wordt langer.

Vragen

  1. Sommige mensen hebben last van hooikoorts, veroorzaakt door stuifmeelkorrels van sommige bloeiende plantensoorten. Waarom zullen ze steeds eerder in het jaar hooikoorts krijgen?
  2. Kijk naar de afbeelding van de voedselpiramide. In welke laag of lagen worden planten of resten ervan gegeten?
  3. Waarom wordt het gevaar van bosbranden in Nederland niet zo groot als in Spanje?

Landbouw
In Nederland blijft intensieve landbouw (landbouw met hoge opbrengst per hectare) mogelijk, ook als het warmer wordt. We houden een nat klimaat en de temperatuurstijging is voor de landbouw niet per se een nadeel. Het blijft dus mogelijk om voldoende voedingsgewassen te telen (gewassen voor de binnenlandse voedselvoorziening), maar ook grote hoeveelheden handelsgewassen (oogst bestemd voor uitvoer naar het buitenland). Misschien dat tomaten, paprika’s, perziken en andere gewassen straks in de buitenlucht kunnen worden verbouwd, zoals in Spanje. Nu worden ze nog in kassen geteeld.

Daar staat tegenover dat gewassen meer bedreigd gaan worden door insecten en andere dieren. Voor de landbouw schadelijke dieren overleven de zachte winters, die in Nederland vaker zullen voorkomen.

Over de toekomst van de landbouw in Spanje zijn deskundigen minder optimistisch. Nu al is een groot deel van de Spaanse bodem alleen geschikt voor extensieve landbouw (met lage opbrengst per hectare) of extensieve veeteelt. Denk daarbij aan de grootschalige aanplant van olijfbomen of het laten grazen van schapen en runderen op grasland. Alleen waar voldoende water voorhanden is, kan aan intensieve landbouw worden gedaan.

Naarmate de aarde verder opwarmt zal de landbouw in Spanje steeds meer te kampen krijgen met een watertekort omdat de regenval afneemt en de droge periode langer wordt. De bodem zal op meer plaatsen en vaker uitdrogen en het wordt moeilijker om aan water te komen om er akkers mee te bevloeien. Waar de bodem uitdroogt, groeit er niets meer totdat er weer regen valt of de grond er wordt geïrrigeerd. In delen van Murcia, Andalusië, Aragón, Castilië en Valencia dreigt de bodem zelfs te verwoestijnen, waardoor deze voorgoed ongeschikt wordt voor landbouw. De productie van voedsel- en handelsgewassen in Spanje dreigt terug te lopen.

Vraag

  1. Waarom kan Spanje voor Nederland in de komende tientallen jaren een steeds belangrijker afzetmarkt worden voor handelsgewassen die in Nederland worden geteeld?

Stap 4

Door klimaatverandering nieuwe ziekten en plagen in Nederland
Door de klimaatverandering verdwijnen er planten- en diersoorten uit Nederland omdat het te warm voor ze wordt. Daar komen andere soorten uit zuidelijker streken voor in de plaats. Die vinden het in Nederland niet langer te koud. Daar zijn ook soorten bij die overlast veroorzaken voor mensen of gevaarlijk zijn voor mensen of voor vee. We noemen drie voorbeelden.

Tekst 1 - De eikenprocessierups

Deze rups heeft brandharen die hevige jeuk veroorzaken als je ze aanraakt. Soms zijn ze in enorme aantallen te vinden in eikenbomen.

Dan vormen ze een plaag voor mensen die in de buurt wonen of langs de bomen lopen, want de brandharen laten makkelijk los. Eerst kwam de rups alleen voor in Midden- en Zuid-Europa.

In 1996 was hij voor het eerst in groten getale te vinden in het zuiden van Nederland. In 2004 kon je hem ook ten noorden van de Rijn aantreffen. Nu komt hij overal in Nederland voor.

 

Tekst 2 - Knut en blauwtongvirus

De knut is een kleine muggensoort. Sommige knutten dragen het blauwtongvirus bij zich en dragen dat over op andere dieren. Het virus is niet gevaarlijk voor mensen, maar herkauwers kunnen er ziek van worden. Schapen en runderen kunnen er zelfs aan doodgaan. Oorspronkelijk kwamen knutten alleen voor in landen rond de Middellandse Zee en in Afrika en was het noordelijk van Spanje al te koud voor ze. Maar tijdens de hete zomer van 2006 doken ze voor het eerst op in Nederland. Bij Kerkrade werden enkele boerderijdieren ziek door het virus. Ook in de jaren erna raakte in Nederland vee besmet met het virus.


 

Tekst 3 - Schapenteek en borreliabacterie

De schapenteek leeft op warme vochtige plekken in bosrijke en dichtbegroeide gebieden. Omdat het in Nederland gemiddeld warmer is geworden, zijn er in ons land steeds meer plekken te vinden waar schapenteken kunnen leven. Sommige schapenteken zijn besmet met de borreliabacterie, de verwekker van de ziekte van Lyme. De teken brengen de bacterie over op mensen door ze te bijten en bloed op te zuigen. Mensen die het virus hebben opgelopen, kunnen er vanaf komen door antibiotica (middelen die ziektekiemen doden) in te nemen. Doen ze dat niet, dan krijgen ze op den duur last van hun hart, gewrichten of huid.

Ook gewassen lopen gevaar door de komst van nieuwe soorten.

Tekst 4 - Gewasziekten richting polen door klimaatopwarming
Door de klimaatverandering verspreiden gewasziekten zich richting de Noord- en Zuidpool met een snelheid van bijna drie kilometer per jaar. Dat hebben onderzoekers van de Universiteiten van Exeter en Oxford zondagavond bekendgemaakt in het digitale tijdschrift Nature Climate Change. Ze vermoeden bovendien dat als de temperatuur wereldwijd nog verder stijgt, er steeds meer ziekten bijkomen, waardoor meer voedsel verloren dreigt te gaan. Tot nu toe gaat ongeveer 10 tot 16 procent van de landbouwproducten verloren aan plagen en ziekteverwekkers, waaronder schimmels, virussen en insecten. Elke dag komen er nieuwe soorten bij. Hierdoor wordt wereldwijd de voedselzekerheid bedreigd.Men dacht altijd dat de verspreiding van deze soorten vooral kwam door internationaal vrachtvervoer, maar nu blijkt de klimaatverandering daar ook aan bij te dragen.De Britse onderzoekers stelden vast dat de ziekten niet alleen richting de Noord- en Zuidpool trekken, maar dat ze nu ook in gebieden voorkomen waar geen mensen wonen.

Bron: www.nu.nl, 1 september 2011


Ook Nederland kampt met nieuwe ziekten en plagen die gewassen bedreigen. Zo hebben tomatenkwekers vanaf 2007 te maken met het tomatengeelkrulbladvirus dat door tabakswittevliegen wordt overgebracht. Deze vliegen kwamen oorspronkelijk niet in Nederland voor, wel in landen rond de Middellandse Zee. Vanaf midden jaren ’80 van de 19e eeuw worden dennenbomen in Nederland aangevreten door roodzwarte dennencicaden. Daardoor raken deze bomen bruin verkleurd. In sommige jaren zijn deze cicaden zó talrijk dat hele dennenbossen in Brabant en op de Veluwe bruin verkleuren door deze insecten. De roodzwarte cicade kwam oorspronkelijk alleen voor in landen rond de Middellandse Zee.

Vragen

  1. Welke groepen veroorzakers van plagen en ziekten zijn er?
  2. Waarom zal zorgvuldige bestrijding van ongedierte en ziektekiemen in vlieg- en wegvoertuigen en op schepen die Nederland binnenkomen niet alle plagen en ziekten uit het buitenland kunnen tegenhouden?

Stap 5

De leerling als docent
Je hebt gezien dat de opwarming van de aarde voor Nederland en Spanje allerlei gevolgen heeft. Hoe goed de kennis van die gevolgen in je hoofd zit, ga je testen door mee te doen aan het spel ‘De leerling als docent’. Dat gaat zo:

De docent deelt de klas in groepen van vier leerlingen en geeft iedere groep een vel papier en potlood of pen. Ook geeft hij de leerlingen van elke groep het nummer 1, 2, 3 of 4. Het spel wordt in twee rondes gespeeld.

Ronde 1
Als je nummer 1 hebt, leg je aan je groepsgenoot met nummer 3 uit wat je in Stap 1 en 2 hebt geleerd over de mogelijke gevolgen van opwarming. Heb je nummer 2, dan doe je dat aan je groepsgenoot met nummer 4.
Heb je nummer 3 of 4, dan mag je tijdens de uitleg die je krijgt vragen stellen aan de groepsgenoot met nummer 1 of 2. Als er na deze ronde toch nog iets onduidelijk blijkt te zijn, maak je er een aantekening van op het vel papier.
 

Ronde 2
Als je nummer 4 hebt, leg je aan je groepsgenoot met nummer 1 uit wat je in Stap 3 en 4 hebt geleerd over de mogelijke gevolgen van opwarming. Heb je nummer 3, dan doe je dat aan je groepsgenoot met nummer 2.
Heb je nummer 1 of 2, dan mag je tijdens de uitleg die je krijgt vragen stellen aan de groepsgenoot met nummer 3 of 4. Als er na deze ronde toch nog iets onduidelijk blijkt te zijn, maak je er een aantekening van op het vel papier.

Eigen les maken

Je kunt natuurlijk ook je eigen les maken! Hierbij krijg je de ruimte om je eigen ideeën en inbreng uit te werken en uit te voeren.  

 

 

Klaar?
Jullie krijgen van de docent gelegenheid om vragen te stellen over wat er nog onduidelijk is.

Broeikaseffect

Vooraf

Leerdoelen

Het klimaat verandert, wereldwijd, en alles wijst op een versterkt broeikaseffect. Dat blijft niet zonder gevolgen. Deze opdracht gaat over hoe de gevolgen voor Nederland en Spanje en wat beide landen ertegen kunnen doen.

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je een gevolg noemen van het versterkte broeikaseffect in Nederland en Spanje.
  • Kun je een maatregel beschrijven om de gevolgen van het versterkte broeikaseffect te beperken of tegen te gaan.
  • Kun je een maatregel beschrijven om het versterkt broeikaseffect af te remmen.


Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht stel je samen met drie klasgenoten voor Nederland en Spanje een plan op om maatregelen te nemen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen in Nederland en Spanje. Geef het plan de titel Leven met Klimaatverandering in 2050.

Met dit plan streef je de volgende doelen na:

  • In 2050 moet je overal in Nederland en Spanje aan voldoende water kunnen komen.
  • In 2050 moet je overal in Nederland en Spanje veilig zijn voor overstromingen uit zee.
  • In 2050 moet je in Nederland en Spanje ook voedsel kunnen kopen van eigen bodem.

Beoordeling
Het plan laten jullie beoordelen door jullie docent.


Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 4 doe je alleen.
Het eindproduct (stap 5) maak je samen met drie klasgenoten.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1

Aanpak waterproblemen als gevolg van klimaatveranderingen
De aarde warmt op. In Nederland wordt het de komende tientallen jaren warmer en natter en in Spanje warmer en droger. De meeste klimaatdeskundigen zijn ervan overtuigd dat het versterkte broeikaseffect de opwarming van de aarde veroorzaakt.

Nederland
In Nederland veroorzaakt de klimaatverandering drie waterproblemen die moeten worden aangepakt.
Wateroverlast door zware plensbuien. Vooral in steden lopen tijdens zware regenbuien straten, kelders en woningen onder water. Deze wateroverlast ontstaat omdat regenwater op de meeste plaatsen niet in de grond kan zakken. De bodem is voor het overgrote deel bedekt met plaveisel, gebouwen en andere harde oppervlakken. Het water kan wel weg via de riolering, maar als het hard regent, krijgt de riolering meer water aangevoerd dan het kan verwerken. Wateroverlast is het gevolg. Daarom nemen steeds meer gemeenten maatregelen om een deel van het regenwater bij zware buien tijdelijk vast te houden in wadi’s (Water Afvoer Door Infiltratie), zodat de riolering niet overbelast raakt. Denk daarbij aan het aanleggen van bassins (zoals vijvers), waar regenwater tijdelijk kan worden opgeslagen en later kan worden afgevoerd. Denk ook aan andere plekken waar regenwater wordt vastgehouden, zoals tuinen op daken.

Toenemend gevaar van rivieroverstromingen. Ook rivieren kunnen door zware regenval meer water aangevoerd krijgen dan ze kunnen afvoeren. Als dat gebeurt, stijgt het waterpeil in rivieren zo sterk dat uiterwaarden onderlopen en het water tegen de dijken staat. De kans daarop wordt groter omdat er gemiddeld meer neerslag gaat vallen in Nederland en de rest van de stroomgebieden van de Nederlandse rivieren. Om de verwachte hogere waterstanden in de rivieren op te vangen en overstromingen te voorkomen, zijn rivierdijken verhoogd en verstevigd. Daarnaast is een hele reeks maatregelen genomen om het waterbergend vermogen van de uiterwaarden te vergroten. De video “Uiterwaardvergraving” laat voorbeelden zien.

Video - Millingerwaard uiterwaardvergraving

Toenemend gevaar van overstromingen vanuit zee. Als gevolg van de opwarming van de aarde stijgt wereldwijd de zeespiegel en dat zal ook de komende tientallen jaren doorgaan. Tegelijkertijd zakt de bodem in Nederland. Daardoor neemt de kans toe dat tijdens een zware storm die gepaard gaat met hoge waterstanden langs de kust, zeedijken breken en duinen worden weggespoeld, waardoor zeewater het land instroomt. Wat er gedaan wordt om dit in de toekomst te voorkomen, zie je in de film “Kustverdediging, Nederland”.

Video - Kustverdediging, Nederland


Kustversterking kan voor de natuur ongunstig uitpakken. Lees de tekst:

Kustversterking Petten mag door
PETTEN – De Raad van State heeft besloten dat de werkzaamheden aan de kustversterking bij Petten verder mogen gaan. Faunabescherming had om het stilleggen van de werkzaamheden gevraagd omdat door de kustversterking de strekdammen door zand bedekt zouden raken. Die strekdammen zijn plekken waar veel vogels hun voedsel halen. Volgens de Raad van State maken de strekdammen geen deel uit van het Natura 2000 gebied. Daarom hoeven geen maatregelen te worden getroffen om het verlies van de voedselplaatsen voor de vogels goed te maken.
Bron: Schagen FM, 8 augustus 2014

Vragen

  1. Wat is, gelet op de oorzaken, de overeenkomst tussen wateroverlast in steden en rivieroverstromingen?
  2. Noem twee manieren om de kust te versterken.
  3. Waarom wilde Faunabeheer het werk aan de kustversterking bij Petten laten stilleggen?

Spanje
Overstromingen. Ook in Spanje zullen stranden en andere laaggelegen kustgebieden steeds meer kans lopen op overstroming. Als de kust niet wordt versterkt, lopen veel toeristenstranden het risico definitief onder water te verdwijnen.

Watertekorten. Spanje krijgt steeds meer te maken met watertekorten. Er valt jaarlijks minder regen en de temperatuur stijgt. Vooral ’s zomers wordt het warmer; de verdamping van water neemt toe. De inwoners van Spanje zullen in de toekomst zuiniger met water moeten omspringen, zowel in de stad als op het platteland.
De noordelijke Spaanse deelstaat Catalonië kreeg in de eerste drie maanden van 2008 een voorproefje van het toenemende watertekort. In die periode daarvoor viel er ongewoon weinig regen. In Barcelona, de hoofdstad van Catalonië, ontstond een nijpende waterschaarste. Fonteinen in de stad werkten niet meer; openbare douches bij het strand waren buiten gebruik en werklieden waren bezig om naar lekken in gemeentelijke waterleidingen te zoeken en elk lek te dichten dat ze maar konden vinden. Ook moesten bedrijven en particulieren 3.000 euro boete betalen in het geval ze water verspilden. Daarom werden auto’s niet gewassen, tuinen niet besproeid en bleven privézwembaden leeg. Toch zat er in april 2008 nog maar weinig water in de stedelijke reservoirs. Om rantsoenering te voorkomen heeft het gemeentebestuur met tankers en treinen 35.000 m3 water aan laten voeren uit Frankrijk.
 

Aquifers. Spanje kan wel aan water voor landbouw en drinkwatervoorziening komen door meer water op te pompen uit aquifers. Dat zijn ondergrondse voorraden water in poreuze steenlagen. Deze aquifers beslaan bij elkaar ongeveer 1/3 van het landoppervlak van Spanje. Ook onder Barcelona is veel grondwater te vinden, maar het is door de bodemverontreiniging ter plaatse te vuil om te gebruiken.

Energieterkorten. Watertekort kan ook leiden tot energietekorten. In Spanje wordt veel stroom opgewekt met waterkrachtcentrales in rivieren. Als die rivieren door langdurige droogte weinig water aanvoeren, kunnen die centrales weinig stroom leveren.

Vraag

  1. Waarom waren ook toeristen de dupe van de waterschaarste in Barcelona?

Stap 2

Aanpak problemen in de landbouw als gevolg van klimaatveranderingen
De klimaatveranderingen hebben ook gevolgen voor de landbouw, al lijkt dat in Nederland nog enigszins mee te vallen. Hier zal het warmere en nattere klimaat ervoor zorgen dat vee en gewassen meer te maken krijgen met ziekten en plagen die oorspronkelijk uit zuidelijker gelegen streken afkomstig zijn. Maar daar is wel wat tegen te doen. Een manier om die nieuwe plantenziekten te bestrijden is het ontsmetten van zaaizaad. Ook kunnen gewassen worden beschermd tegen nieuwe plagen door ze te besproeien met bestrijdingsmiddelen. Dat heeft wel het nadeel dat die middelen ook voor andere dieren en planten schadelijk zijn.

In Spanje wordt het gemiddeld droger en warmer. Om ook dan intensieve landbouw (landbouw met hoge opbrengst per hectare) te bedrijven, kunnen gewassen worden geteeld die beter bestand zijn tegen langdurige droogtes dan de gewassen die nú op de Spaanse akkers staan. Aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen worden bijvoorbeeld nieuwe soorten tarwe en andere gewassen gekweekt die goed tegen droogte kunnen.

Intensieve landbouw blijft ook mogelijk als druppelirrigatie wordt toegepast. Bij deze manier om gewassen van voldoende water te voorzien krijgen de afzonderlijke planten op een akker water druppel voor druppel toegevoerd uit gaatjes in een slang. Die druppels gaan rechtstreeks naar de wortels van die planten. Deze manier om planten op een akker van water te voorzien kost minder water dan het toevoeren van water naar de akker via sloten en kanaaltjes of het besproeien van de akker.

Vraag

  1. Het telen van droogtebestendige gewassen en het toepassen van druppelirrigatie draagt bij in de bestrijding van waterschaarste in Spanje. Leg uit.

Stap 3

Klimaatverdrag en Protocol van Kyoto
De opwarming van de aarde is het gevolg is van het versterkte broeikaseffect en we moeten dus zorgen dat er minder broeikasgassen (zoals CO2) in de dampkring komen. Als het lukt de versterking van het broeikaseffect af te remmen, zo is de gedachte, zal het klimaat wereldwijd minder sterk veranderen en zullen de gevolgen van de klimaatverandering minder groot zijn dan wanneer we niets doen.

Dat kan alleen in internationaal verband, dus houden de Verenigde Naties zich intensief met dat probleem bezig. In 1992 hebben de leden van de VN een reeks afspraken op klimaatgebied vastgelegd in het ‘Klimaatverdrag’. De afspraken gaan met name over het verminderen van uitstoot van broeikasgassen in de dampkring. In 1997 heeft de VN in het Japanse Kyoto een grote klimaatconferentie georganiseerd en is een belangrijke aanvulling op het klimaatverdrag opgesteld: het Kyotoprotocol. Hierin staat duidelijk omschreven hoeveel elk land zijn CO2-uitstoot moet verminderen. Het protocol was geldig tot 2012, maar is inmiddels verlengd tot 2020.

Ga naar deze Wikipedia pagina.

Vragen

  1. Hebben ook Nederland en Spanje het Protocol van Kyoto ondertekend en bekrachtigd?
  2. Zo ja, wanneer?

Stap 4

Hoe Nederland en Spanje de versterking van het broeikaseffect (kunnen) bestrijden
 

 

Nederland en Spanje nemen maatregelen om het versterkte broeikaseffect tegen te gaan. We nemen er twee onder de loep.

Maatregel 1
Voor de opwekking van elektriciteit worden minder fossiele brandstoffen gebruikt en meer schone energiebronnen ingezet: windkracht, waterkracht en zonne-energie. Het inzetten van kernenergie staat ter discussie, zeker na het ernstige ongeluk met de kerncentrale in Fukushima, Japan (2011).

Elektriciteitscentrales die met behulp van fossiele brandstoffen elektriciteit opwekken, stoten CO2 uit. Denk aan steenkool, aardgas, bruinkool of aardolie. Centrales die op kernenergie, waterkracht, windkracht of zonne-energie draaien, doen dat niet. De meeste CO2 komt vrij bij het verbranden van steenkool, het minst bij het verbranden van aardgas. Je vermindert dus al de uitstoot van CO2 als je centrales op aardgas laat lopen in plaats van een andere fossiele brandstof. Hoe dan ook, de voorraad fossiele brandstoffen is eindig. Het raakt op.

 

Windkracht raakt nooit op maar het waait niet altijd (even hard) en veel mensen vinden de grote turbines lelijk. Windenergie is op dit moment ook duurder dan energie uit fossiele brandstoffen. Aan zonne-energie kleven ongeveer dezelfde nadelen: de zon schijnt niet altijd en de kilowattprijs ligt hoger dan bij fossiele brandstoffen. Voor waterkrachtcentrales moeten stuwdammen en –meren worden aangelegd en dat heeft nogal wat gevolgen voor mens en milieu. Bovendien kan er met een waterkrachtcentrale in een rivier weinig stroom worden opgewekt als de rivier door langdurige droogte weinig water aanvoert en het stuwmeer slechts voor een deel gevuld wordt (zie ook Stap 1).

Tussen 1998 en 2012 was aardgas de meest gebruikte energiebron voor de opwekking van stroom (zie de grafiek). Op de tweede plaats staat steenkool. Het aandeel van steenkool in de stroomopwekking kan groter worden; kijk naar een fragment uit het NOS-Journaal van 9 augustus 2014. “Kolen uit Amerika zijn spotgoedkoop.”

 


Maatregel 2
Met verschillende maatregelen wordt het gebruik van (deels) elektrische voertuigen gestimuleerd ter vervanging van benzine-, diesel- en lpg-voertuigen. De laatste categorie stoot veel CO2 uit. Elektrische voortuigen zijn een stuk schoner maar vragen wel weer een heel eigen infrastructuur, zoals snelle oplaadpunten. Het gebruik van schone auto’s die weinig of geen CO2 uitstoten, wordt aangemoedigd door een belastingmaatregel, de bijtelling. Hoe die maatregel werkt, lees je in de eerste alinea op deze website.

Spanje is op het punt van de elektrische infrastructuur nog lang niet zover als Nederland.

Vragen

  1. Waardoor wordt het in Nederland goedkoper om stroom te maken met steenkool?
  2. Hoe kan de Nederlandse regering het gebruik van duurzame energie (zoals windkracht) toch op peil houden of vergroten?
  3. Waarom kan zonne-energie alsnog een grote rol gaan spelen bij de stroomopwekking in Spanje?
  4. Waarom kun je de bijtelling zien als belasting op uitstoot van CO2?

Stap 5

Extra opgaven Weer en klimaat
Voor je aan de afsluiting van deze opdracht begint,
maak je eerst de volgende toets.

Vergelijk, na het beantwoorden van de vragen, jouw antwoorden met de goede antwoorden.
Heb je vragen fout, zorg dan dat je begrijpt waarom je antwoord niet goed is.

 

Toets:Broeikaseffect

Stap 6

Het plan Leven met klimaatverandering in 2050
Je hebt gezien dat de klimaatverandering gevolgen heeft voor de waterhuishouding en de landbouw in Nederland en Spanje. Je hebt ook gezien wat beide landen kunnen doen om die gevolgen te beperken. Ten slotte heb je gezien waarom deskundigen denken dat door vermindering van uitstoot van CO2 de klimaatverandering nog enigszins in de hand te houden is en de gevolgen minder ingrijpend zullen zijn.

Aan de hand van al deze kennis maak je het plan Leven met Klimaatverandering 2050. In dat plan neem je maatregelen die de versterking van het broeikaseffect afremmen om zo de gevolgen van klimaatveranderingen in Nederland en Spanje het hoofd te bieden.
Laat in dit plan zien dat je de volgende drie doelstellingen wil nastreven:

  • In 2050 moet je overal in Nederland en Spanje aan voldoende water kunnen komen.
  • In 2050 moet je overal in Nederland en Spanje veilig zijn voor overstromingen uit zee.
  • In 2050 moet je in Nederland en Spanje ook voedsel kunnen kopen van eigen bodem.

Probeer vooral duidelijk te maken hoe Nederland en Spanje met elkaar kunnen samenwerken om die doelstellingen te halen.
Heb je nog ideeën en aanvullingen, verwerk ze dan in je plan.

Klaar?
Laat het plan aan je leerkracht zien.

www.lvoorl.nl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder twee video's die goed passen bij deze opdracht.
Bekijk de video's.

Broeikaseffect
Broeikaseffect

Thematoets

Weer en klimaat

Je gaat een zogenaamde thematoets maken.
De thematoets bestaat uit 10 random (= willekeurige) vragen over dit thema.           
Soms is een vraag een reproductievraag, soms meer een inzichtvraag.

Doe je de toets een tweede keer dan krijg je weer 10 random vragen.
Dat zullen veelal anderen zijn, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.

Na het beantwoorden van de vragen krijg je je resultaat te zien.
Je ziet ook welke vragen je goed en welke vragen je fout hebt beantwoord.
Bij iedere vraag vind je onder [Meer info]-knop een link naar een item uit de Kennisbank.
Met behulp van die informatie kun je opzoeken wat het goede antwoord op de vraag is.

Thematoets: Weer en klimaat

  • Het arrangement Thema WeerKlimaat: Nederland-Spanje vmbo-kgt34 - kopie 1 - kopie 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Gijs Labots Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-09-18 10:23:26
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Broeikaseffect; Aardrijkskunde; Duurzaamheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    leerlijn, rerrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Sectie aardrijkskunde. (z.d.).

    Thema WeerKlimaat: Nederland-Spanje vmbo-kgt34 - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/126790/Thema_WeerKlimaat__Nederland_Spanje_vmbo_kgt34___kopie_1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Weerberichten

    Nederland en Spanje

    Eilanden

    Neerslag

    Invloed op de mens

    Landbouw

    Gevolgen van klimaatverandering

    Waar of niet waar?

    Broeikaseffect

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.