Om de ziektebeelden van hart en bloedvaten te kunnen begrijpen, is het essientieel dat je de basiskennis beheerst van de bloedsomloop. In deze Wikiwijs ga je aan de slag met de anatomie en fysiologie van het circulatiestelsel, namelijk:
het hart
bloedvaten
lyfevaten
het bloed
De benamingen in de wikiwijs zijn in het Nederlands als Latijns beschreven. De keuze voor Latijnse benamingen is dat in de pathologie de benamingen in het Latijns worden benoemd (bijvoorbeeld atriumfibrileren).
Je gaat met behulp van tekststukken, filmpjes en afbeeldingen door de theorie. Deze theorie kan je dan vervolgens oefenen met verschillende quizjes.
Aan het einde van ieder thema is er een oefentoets en aan het einde van de Wikiwijs is er een eindtoets. Na het doorlopen van de module stuur je als bewijs het document met de uitkomst van de eindtoets naar je coach.
Veel succes
Koen Moors
Doel van het circulatiestelsel
Het circulatiestelsel heeft als functie:
het aanvoeren van zuurstof en voedingsstoffen voor de lichaamscellen en organen.
het afvoeren van afvalstoffen naar de buitenwereld (koolstofdioxide en afvalstof van de lichaamscellen).
1. Het hart
1.1 Anatomie van het hart
Het hart is een orgaan dat grotendeels uit spierweefsel bestaat. Het ligt in de borstholte tussen de longen (mediastinum) vlak achter het borstbeen (sternum) en aan de linkerzijde. Het hart ligt met de punt naar beneden en weegt ongeveer 300 gram. Doorgaans is hij ongeveer even groot als twee gebalde vuisten.
Het orgaan bestaat uit een pompgedeelte en een stimulerend gedeelte die nauw anatomisch met elkaar verweven zijn, maar functioneel duidelijk moeten worden onderscheiden. Een gezond hart is een geoliede machine die de spieren en weefsels voorziet van voedingstoffen en zuurstofrijk bloed.
Het endocard (endocardium): dit is een laag endotheel met daaronder een laagje bindweefsel. Het endocard is de gladde binnenbekleding van de hartwand.
Het myocard (myocarium): dit is veruit de dikste laag van de hartwand en bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel. Het myocard van het linker ventrikel (kamer) is het dikst omdat daar het bloed de aorta in wordt gepompt.
Het epicard (epicardium): dit is het dunne elastische laagje van het hart. Het vormt het binnenste blad van het dubbelwandige hartzakje.
Het pericard (pericardium): is een vezelachtig dubbelvlies dat het hart losjes omgeeft. Het bestaat uit de volgende drie delen:
het viscerale pericard (visceral pericadium): dit is de binnenste maar dunne laag van het dubbelvlies, die direct om het hart zit en ermee vergroeid is.
de pericardiale ruimte (pericardial fibrosum): is de ruimte tussen de twee lagen van het dubbelvlies, deze ruimte is met vloeistof gevuld is.
het pariëtale pericard(parietal pericadium): is de buitenste laag van het dubbelvlies, die ondoordringbaar en zeer stevig is.
Het pericard beschermt het hart en zorgt dat het op zijn plaats blijft. De binnenkant van het pariëtale pericard scheidt in de pericardiale ruimte een vloeistof af. Dankzij dit smeermiddel kunnen de twee lagen van het pericard gemakkelijk langs elkaar glijden tijdens het pompen van het hart.
Je ben aan de slag gegaan met de anatomie van de verschillende lagen van het hart. Om deze leerstof te oefenen, zie je in de onderstaande link een opdracht. De opdracht houdt in dat je opzoek gaat naar de Latijnse benamingen van de verschillende spierlagen van het hart, Dit aan de hand van flashcard. Oefen met deze kaarten de Latijnse benamingen, door op de kaartjes te drukken en ga vooruit en terug door middel van de pijltjes
De hartspier bestaat uit hartspierweefsel dit is zowel wilsonafhankelijk als dwarsgestreept, met een onregelmatige opbouw. Dit type spierweefsel wordt alleen in de hartwand aangetroffen en verschilt van alle andere spierweefsels. Het bestaat uit korte, cylindrische, vertakkende vezels.
De hartspier staat niet onder controle van de wil, maar contracteert automatisch en op ritmische wijze het hele leven door. Wel wordt de frequentie van dat ritme door zenuwen aangestuurd. Deze kunnen het hart sneller of langzamer laten kloppen. Alle spierweefsels staan in verbinding met elkaar om samen impulsen te kunnen geleiden.
Bron: van Straaten-Huygen, A., Grégroire, L., & Trompert, R. (2017). Anatomie en fysiologie
Opdracht: hartspier
1.1.4 De kransslagaders
Kransslagaders (coroniaren) zijn kleine bloedvaten die aan de buitenkant van de hartspier lopen. De kransslagaders liggen als een soort krans er omheen en voeren zuurstofrijk bloed aan richting het hart. Er zijn 2 hoofdtakken die ontspringen aan de lichaamsslagaders (aorta): de linker en rechterkransslagader (linker coronair arterie en de rechter coronair arterie). Deze vertakken zich in steeds kleiner wordende vaten. De linkerkransslagader voedt vooral de linkerhelft van het hart, de rechterkransslagader de rechterhelft en de onderzijde van de linkerhelft van het hart. Beide kransslagaders vertakken zich in een groot aantal steeds kleinere slagaders, die uiteindelijk de hartspier induiken en uitmonden in haarvaten. In deze haarvaten worden zuurstof en afvalstoffen uitgewisseld.
De medische term voor een kransslagader is coronair arterie. De twee kransslagaders zijn de Linker Coronair Arterie en de Rechter Coronair Arterie, meestal afgekort tot LCA en RCA. Maar in feite zijn er drie hoofdtakken, want de linkerkransslagader splitst zich in tweeën. De twee takken heten de LAD of linker voorste dalende kransslagader (Left Anterior Descending), die aan de voorkant van het hart naar beneden loopt, en de RCX kransslagader, afkorting van Ramus circumflex, die een omcirkelende beweging maakt naar de achterkant van het hart.
Je heb verdieping gezicht in de anatomie van de kransslagaders. Om deze leerstof eigen te maken, ga je deze oefenen met een opdracht. Met deze opdracht ga je de Nederlandse benamingen combineren met de Latijnse benamingen.
Het hart is van boven tot onder verdeeld in twee helften; een linkerkant en rechterkant. De beide kanten worden gescheiden door een spierwand genaamd: het harttussenschot (septum). Iedere harthelft is dan nog eens verdeeld in een bovenste en onderste ruimte. De bovenste ruimte aan beide zijden worden boezems (atria) genoemd. De onderste ruimtes heten de kamers (ventrikels). Beide boezems staan in verbinding met een kamer aan dezelfde zijde.
De boezems vormen het reservoir. Zij vangen het bloed op uit het lichaam en de longen. De linkerkamer is het werkpaard van het hart, hij heeft de belangrijkste taak; rondpompen van zuurstofrijk bloed doorheen je lichaam. De rechterkamer pompt het bloed uitsluitend naar de nabij gelegen longen.
Aan het hart kun je ook de aansluitingen met de grote bloedvaten zien:
In de rechterboezem monden twee grote bloedvaten uit. Dat zijn de bovenste holle ader (vena cava superior) en de onderste holle ader (vena cave inferior), hier doorheen stroomt het zuurstofarm bloed de rechterboezem in.
In de rechterkamer zie je de oorsprong van de longslagaderstam (truncus pulmonalis), die zich als snel opsplitst naar een linker en rechterlongslagader (arterie pulmonis sinistra en dextra)
In de linkerboezem monden dan weer vier longaders (vena pulmonalis) uit.
Aan de linkerkamer zit de lichaamsslagader (aorta) vast.
Bron: https://www.bcfvzw.be/hcm.php
Quizlet: boezems en kamers
In de paragraaf boezems en kamers ben je aan de slag gegaan met de verschillende holtes van het hart. In de onderstaande opdracht je ga de verschillende onderdelen van het hart combineren met de bijhorende afbeelding. Je sleept de Latijnse benaming naar de juiste plek op de afbeelding.
Het hart is opgebouwd uit twee holle spieren; boezemspier en kamerspier. Deze twee spieren zijn van elkaar gescheiden door twee bindweefselringen (annuli fibrosi cordis). De twee ringen hebben elk twee openingen: twee tussen de boezems en kamers en twee openingen tussen de kamers en de lichaamslagaders. Deze vier openingen worden door middel van bindweefselvliezen afgesloten. Dit zijn de hartkleppen.
De hartkleppen openen en sluiten zich door drukverschillen in de bloedstroom, die ontstaan door het afwisselend samentrekken en ontspannen van het hart. Als het hart zich samentrekt, wordt de druk hoger en sluit de ene klep terwijl de andere zich opent. Daardoor stroomt het bloed de juiste kant op.
Hartkleppen worden onderverdeeld in:
Boezem-kamerkleppen:
Tricuspidalisklep (valvula tricuspis) heeft drie bindweefselslippen en bevindt zich tussen de rechterboezem en rechterkamer.
Mitralisklep (valvula mitralis) heeft twee bindweefselslippen en bevindt zich tussen de linkerboezem en linkerkamer.
Arteriele kleppen: de beide kleppen hebben drie zakvormige slippen, deze slippen hebben de vorm van een halve maan:
Aortaklep (valva aortae) bevindt zich tussen de linkerkamer en de lichaamsslagader.
Longslagaderklep (valva trunci pulmonalis) bevindt zich tussen de rechterkamer en de longslagader.
In de onderstaande foto zie je de verschillende plaatsen van de hartkleppen.
In dit hoofdstuk ga je de fysiologie van het hart bestuderen. De fysiologie betekent de werking van het hart. De onderwerpen die aan bod komen zijn:
De prikkelgeleiding
Ecg of hartflimpje
De hartcyclus
Autonome zenuwstelsel en de prikkelgeleiding
Het autonome zenuwstelsel regelt de prikkelfrequentie van het hart. Het parasympatische zenuwstelsel stimuleert de afgifte van acetylcholine. Deze neurotransmitter heeft een kalmerende werking naar de sinusknoop toe en verlaagt de hartslag. Dit gebeurt tijdens rust, in een ontspannen toestand. Het sympathische zenuwstelsel stimuleert de afgifte van (nor)adrenaline.
Hierdoor wordt de sinusknoop geactiveerd en de prikkelfrequentie (hartslag) verhoogt. Tijdens stress en fysieke inspanning komen adrenaline en noradrenaline ook via het bloed in de hartspier terecht. Hierdoor wordt de hartslag verhoogd. Een onbalans tussen het sympathische en het parasympatische zenuwstelsel, bijvoorbeeld bij chronische stress of bijnieruitputting, kan hartritmestoornissen uitlokken.
1.2.1 De prikkelgeleiding
Op bepaalde plaatsen in het hart zitten tussen de gewone hartspiercellen ook nog gespecialiseerde hartspiercellen. Een deel hiervan heeft het vermogen om elektrische impulsen op te wekken. Een ander deel is gespecialiseerd in het geleiden van deze prikkels. Deze twee impulsen vormen samen de prikkelgeleiding.
De prikkelgeleiding bestaat uit:
De sinusknoop (nodus sinuatrialis): ligt in het mycoard van de rechterboezem. Hij wekt de elektrische impulsen op. Door deze impulsen gaan de boezems samentrekken.
De atrioventriculaire knoop (nodus atrioventricularis) ligt ook in het myocard van de rechterboezem, beetje lager dan de sinusknoop. De boezem-kamerknoop ontvangt de prikkels van de sinusknoop en geeft op zijn beurt de prikkels weer door aan de bundel van His.
Vanuit de atrioventriculaire knoop loopt een bundel met prikkelgeleidendespiercellen doorheen het harttussenschot van de kamers. Dit is de bundel van His. Deze spiltsen zich weer op in een linker en rechtertak (de bundeltakken).
De prikkels verplaatsen zich via de bundeltakken in het harttussenschot richting de hartpunt (apex).
Via de vele purkinjevezels bereiken de prikkels vrijwel alle hartspiercellen in het myocard van de kamers. Waardoor de kamers gaan samentrekken.
Bron: van Straaten-Huygen, A., Grégroire, L., & Trompert, R. (2017). Anatomie en fysiologie
Quizlet: prikkelgeleiding
In deze Quizlet ga je opzoek naar de cyclus van de prikkelgeleiding. In de onderstaande opdracht zie je een foto met de verschillende onderdelen van het hart die zorgen voor de prikkelgeleiding. Zet de juiste onderdelen van de prikkelgeleiding bij het bijhorende nummer.
De elektrische prikkels die zich over de hartspier verspreiden, veroorzaken elektrische verschijnselen. Deze kun je aan de buitenkant van het lichaam meten. In het onderstaande filmpje kan je zien hoe deze elektrische impulsen visueel worden gemaakt door een elektrocardiogram.
De hartcyclus is een reeks gebeurtenissen van samentrekken en ontspannen van het hart. Het menselijk hart klopt gemiddeld zo'n 72 keer per minuut. Bij die snelheid duurt elke hartcyclus ongeveer 0,8 seconden.
Bij een cyclus trekt het hart zich samen, waardoor het bloed uit de kamers in de slagaders wordt gepompt. Vervolgens is er een ontspanningsfase. Dankzij deze ontspanningfase kunnen de kamers zich weer met bloed vullen. De periode van samentrekking heet, systole en die van ontspanningfase, diastole.
Systole of samentrekking:
De systole is de naam van de fase waarin de kamers zich samentrekken en het bloed in de bloedsomloop wordt gepompt. De hartkleppen tussen de boezems en de kamers sluiten zich. De kleppen tussen de kamers en de slagaders gaan open. De rechterkamer stuwt zuurstofarm bloed via de longslagader de longen in om zuurstof op te nemen. Dit is de kleine bloedsomloop. De linkerkamer stuwt zuurstofrijk bloed via de grote lichaamsslagader (aorta) naar de rest van het lichaam.
Diastole of ontspannen:
Diastole is de naam van de fase waarin de kamers zich ontspannen en vollopen met bloed. De hartkleppen tussen de boezems en de kamers gaan open. De kleppen tussen de kamers en de slagaders sluiten zich. Zuurstofarm bloed uit de rechterboezem stroomt naar de rechterkamer. Zuurstofrijk bloed stroomt uit de linkerboezem naar de linkerkamer. Op het eind van de diastole trekken de boezems nog eens extra samen.
Bron: https://www.youtube.com/watch?v=IF5CKcZ4FNc
Test je kennis: anatomie en fysiologie van het hart
Toets: Test jezelf Anatomie en fysiologie van het hart
Bloed moet voortdurend stromen om zuurstof en voedingsstoffen naar organen en weefsels te transporteren. Het bloed neemt zuurstof op in de longen, stroomt via het hart en de slagaders naar de kleinste bloedvaten, de haarvaten, en staat daar zuurstof af aan het omringende weefsel. Op zijn weg terug neemt het bloed afvalstoffen mee. Vervolgens stroomt het bloed via de aders weer terug naar het hart en vandaar naar de longen om opnieuw zuurstof op te nemen. De bloedsomloop, het onophoudelijk circulerende bloed, houdt het lichaam in leven. De pomp die de bloedsomloop in beweging houdt, is het hart.
Bovenstaande afbeelding zie je de algemene bouw van een bloedvat:
Bron: van Straaten-Huygen, A., Grégroire, L., & Trompert, R. (2017). Anatomie en fysiologie
Opdracht bloedsomloop
2.1 Grote en kleine bloedsomloop
Hieronder volgt een filmpje waarin uitleg wordt gegeven over de grote- en de kleine bloedsomloop.
Bron: https://youtu.be/u6OrnNmD2R8
Opdracht grote en kleine bloedsomloop
2.2 Slagaders (Arteriën)
Vanuit de linkerhelft van het hart komt het zuurstofrijke bloed eerst in de grootste slagader, de aorta. De aorta vertakt al snel in kleinere slagaders, die het bloed omhoog voeren richting hersenen en omlaag naar de organen in de buik en verder, tot in de puntjes van de tenen en de vingers. Slagaders, ofwel arteriën, zijn stevige bloedvaten met een gladde binnenwand waarin het bloed snel en makkelijk kan stromen. Het bloed stroomt in de slagaders altijd van het hart af.
Meestal bevat een slagader zuurstofrijk bloed. Uitzondering zijn de slagaders die vanuit de rechterhelft van het hart naar de longen leiden, en waar zuurstofarm bloed door stroomt. Slagaders hebben spiercellen in hun wanden waardoor die kunnen samentrekken om de bloedstroom te regelen. Hoe nauwer de slagader, hoe minder bloed er doorheen kan.
In de onderstaande afbeelding zie je een overzicht van de slagaders in het lichaam.
Quizlet slagaders
Je ben aan de slag gegaan met de anatomie van de slagaders. Om deze leerstof te eigen te maken, zie je in de onderstaande link een opdracht. Met deze opdracht ga je de woorden en zinnen met elkaar combineren. Deze vormen een defenties van de verschillende onderdelen van de slagaders.
2.3 Kleine slagaders (arteriolen) en haarvaten (capillaren)
De grotere slagaders voeren het zuurstofrijke, lichtrode bloed naar de kleinere slagaders, de arteriolen. Via de arteriolen komt het bloed in de kleinste bloedvaten: de haarvaten. Haarvaten hebben een dunne wand en een microscopisch kleine doorsnede, die maar net iets groter is dan een rode bloedcel. In de haarvaten stroomt het bloed vrij traag, zodat stoffen makkelijk door de dunne vaatwand kunnen worden uitgewisseld. Zuurstof en voedingstoffen worden afgestaan aan het omringende weefsel, afvalstoffen worden opgenomen en meegevoerd.
Hieronder een afbeelding de overloop naar verschillende soorten bloedvaten.
Opdracht kleine slagaders en haarvaten
2.4 Aders (Venen)
Na de stofwisseling in de haarvaten stroomt het zuurstofarme, donkerrode bloed via de aders weer terug naar het hart. In de aders is de bloeddruk lager en stroomt het bloed trager. Aders kunnen meer bloed bevatten dan slagaders, doordat de aderwand slapper is en kan uitzetten. Dat is bijvoorbeeld te merken aan de aders op de rug van je hand, die het ene moment uitzetten en goed zichtbaar zijn en het andere moment onder de huid verdwijnen. Aan de blauwige kleur van de aders is te zien dat het bloed zuurstofarm is. Het stelsel van aders vormt een belangrijke opslagplaats van bloed. De aders monden bij het hart uit in de bovenste holle ader en de onderste holle ader.
Hieronder een afbeelding met de aders in het lichaam.
Quizlet aders
Om de leerstof eigen te maken gaan jullie aan de slag met deze opdracht. De opdracht bevat 7 van multiple choicevragen over de leerstof van de aders.
Quizlet: aders
Klik op de bovenstaande link om de Quizlet te openen.
Test je kennis over de bloedsomloop
Oefening: Test je kennis bloedsomloop
0%
Door middel van deze kennistoets over de bloedsomloop, kun jij bepalen welke stof jij voldoende beheerst en welke jij nog niet volledig beheerst.
Het lymfevatenstelsel is een gesloten buizensysteem dat de werking van het bloedvatenstelsel ondersteunt. In de lymfevaten stroomt een heldere vloeistof, die lymfe heet. Lymfe onstaat in de weefsels. Een deel van het weefselvocht wordt opgenomen in de lymfevaten.
Je lymfestelsel heeft twee belangrijke functies:
Verwijderen van afvalstoffen uit je lichaam. Je lymfeklieren zijn een soort zuiveringssysteem die ervoor zorgen dat afvalstoffen uit het lymfevocht worden gefilterd.
Afweer tegen infecties. De lymfeklieren bevatten witte bloedcellen die infecties helpen bestrijden.
Naast je bloedvatenstelsel is er nog een tweede vaatstelsel aanwezig in je lichaam, namelijk het lymfevaatstelsel. Anders dan je bloedvatenstelsel is je lymfestelsel puur een afvoerend systeem. Het lymfestelsel begint in de weefsels en vervoert lymfe van de weefsels naar steeds grotere lymfevaten. Lymfe of lymfevocht ontstaat in je weefsels en neemt vocht en afvalstoffen uit je lichaam op. Als het lymfevocht minstens één lymfeklier is gepasseerd, komt het weer in de bloedbaan terecht.
Op de plaatsen waar meerdere lymfevaten kruisen, liggen de zogenaamde lymfeklieren, ook wel lymfeknopen genoemd. Lymfeklieren liggen in grote aantallen in de volgende gebieden:
De nek.
De oksels.
De liezen.
Langs de luchtpijp.
Bij de longen.
Bij de darmen
Achter in de buikholte.
Lymfeklieren zijn boonvormige orgaantjes die werken als zogenaamde zuiveringsstations van het lymfestelsel. Ziekteverwekkers als bacteriën en virussen worden onschadelijk gemaakt. Lymfeklieren zijn een soort tussenstation in de lymfevaten.
Lymfevaten nemen weefselvocht op waarin verschillende opgeloste eiwitten of afvalstoffen aanwezig zijn. Deze afvalstoffen worden in lymfeknopen direct vernietigd. Op deze manier werkt het lymfestelsel als een filter in ons lichaam. Je lymfeklieren bevatten veel witte bloedcellen die bacteriën en virussen vernietigen. Deze witte bloedcellen kunnen via lymfe weer terug in de bloedsomloop worden gebracht.
De samenstelling van lymfe is grotendeels dezelfde als die van het weefselvocht waar het lymfevat zich bevindt. De samenstelling van lymfevocht:
Water
Witte bloedcellen: granulocyten, monocyten en lymfocyten.
Voedingsstoffen
Antistoffen
Dode lichaamscellen
Opdrachten: lymfevatenstelsel
4. Het bloed
Inleiding
Bloed is het vloeibare weefsel in je bloedvaten. Je kan het rekenen tot steunweefsel omdat het bestaat uit bloedcellen in een waterige, vloeibare tussencelstof. Bloed is ''het'' transportmedium van het lichaam. Het transporteert alle nodige stoffen naar organen (zuurstof en voedingstoffen) en neemt vervolgens de afvalstoffen weer mee. Bloed vormt de schakel tussen het inwendige mileu rondom de weefselcellen en het uitwendig milieu buiten je lichaam
De hoeveelheid bloed van een mens bedraagt ongeveer 7,5% van zijn lichaamsgewicht. Bij een volwassen persoon van 70 kilogram is dit ongeveer 5 liter. Bloed is een roodgekleurde,enigszins stroperige vloeistof. Bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Ongeveer 55% van het bloed is plasma en 45% zijn bloedcellen.
In het onderstaande filmpje: zie een visuele voorstelling van de samenstelling van het bloed.
Bloedplasma heeft een lichtgele of lichtgrijze kleur, het is het vloeibare gedeelte in het bloed. Bloedplasma vervoert alle bloedcellen en bloedplaatjes door het hele lichaam, maar ook stoffen zoals zuurstof, voedingsstoffen, koolstoffen en afvalstoffen Zonder bloedplasma zou het onmogelijk zijn voor de cellen om zich door het lichaam te vervoeren. Bloedplasma heeft dus een belangrijke functie. Bloedplasma bestaat ook uit verschillende onderdelen.
7% plasma-eiwitten: fibrinogeen is een van deze plasma eiwitten. De functie van fibrinogeen is het stollen van wondjes.
91% water: om vloeistoffen mee te vervoeren.
2% overig stoffen die in het water zijn opgelost: bijvoorbeeld voedingsstoffen, zouten en bloedgassen.
Bloedcellen worden aangemaakt in het beenmerg (het binnenste van je botten). De bloedcellen ontstaan uit stamcellen. Als de cellen rijp zijn, zwermen ze uit naar de bloedbaan, waar ze door het plasma worden meegenomen doorheen het hele lichaam. Eenmaal in de bloedbaan hebben bloedcellen een beperkte levensduur. Rode bloedcellen leven 120 dagen. Witte bloedcellen leven gemiddeld twee dagen en bloedplaatjes leven maar tien dagen. In je lichaam worden voortdurend oude cellen afgebroken en vervangen door nieuwe cellen.
Rode bloedcellen (erytrocyten) vormen het grootste bestanddeel van de bloedcellen. Zij vervoeren het zuurstof door je lichaam met behulp van hemoglobine; dit is een eiwit dat via ijzer zuurstof aan zich kan binden en daardoor een ideaal transportmiddel is voor zuurstof. De dode rode bloedcellen worden afgebroken in de lever. Het ijzer dat daarbij vrijkomt wordt weer gebruikt bij het aanmaken van nieuwe rode bloedcellen.
Je hebt zo`n 5000 - 10000 witte bloedcellen per kubieke millimeter. Er zijn 3 types van witte bloedcellen. Alle drie hebben ze te maken met de afweer van het lichaam. Sommige witte bloedcellen ruimen vreemde stoffen en ziekteverwekkers op, andere zijn gespecialiseerd in het opruimen van oude en zieke lichaamscellen.
Witte bloedcellen zijn relatief groot. Ze worden gevormd in het beenmerg, de levensduur van een witte bloedcel loopt uiteen van enkele dagen tot enkele weken.
De drie type witte bloedcellen zijn:
Granulocyten: dit zijn de specialisten in het opeten van bacterien.
Monocyten: zij begeven zich in de bloedbaan als er in het lichaam een ontsteking optreedt.
Lymfocyten: zijn de specialisten in het bestrijden van bacterien.
Als het opeten en verteren niet lukt, dan hebben de witte bloedcellen nog een andere manier om de bacteriën en virussen op te ruimen. Ze produceren antistoffen tegen de bacterie of het virus. Deze antistoffen plakken dan aan de ziekteverwerkers en maken ze dan onschadelijk.
Bloedplaatjes zijn zeer kleine stukjes cel. Ze ontstaan door afsnoering van stamcellen in het beenmerg. Ze bestaan uit een beetje celplasma, omgeven door celmembraam. De bloedplaatjes zitten vol tromboplastinogeen. Deze stof speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling.
Om terug te kijken of je de leerstof van bloedcellen hebt begerepen. Is er in de onderstaande opdracht een quiz gemaakt. In deze quiz zie je een beschrijving van de functie`s van de bloedcellen. Het is aan jou om de juiste benaming van de bloedcellen in te vullen.
Biologie met Joos (2016, 6 december). Basisstof 8 Weefselvloeistof en lymfe [Videobestand]. Geraadpleegd op 23 oktober 2019, van https://www.youtube.com/watch?v=OGGyFVpHWGs
JuffDanielle. (2018, 16 oktober). Atiumfibrilleren - Oorzaken, symptomen, behandeling, en complicaties. [Videobestand]. Geraadpleegd op 11 oktober 2019, van https://www.youtube.com/watch?v=avTAYdXboNo
JuffDanielle. (2018, 22 oktober). Hartinfarct: Oorzaken, symptomen, diagnose, complicaties en behandeling. [Videobestand]. Geraadpleegd op 11 oktober 2019, van https://www.youtube.com/watch?v=dbQ6bNEm_og
Het arrangement Thema: Bloedsomloop (circulatie) is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Lesdoel:
Aan het eind van deze digitale les heb je kennis op gedaan van de anatomie, fysiologie en pathologie van de bloedsomloop.
- Hart- en bloedvatenstelsel
- Ziekte en gezondheid
Deze les is bedoeld voor studenten die de leraren opleiding gezondheidszorg en welzijn (LGW) volgen.
Aan het einde van deze e-learning word er afgesloten met een diagnostische toets.
Lesdoel:
Aan het eind van deze digitale les heb je kennis op gedaan van de anatomie, fysiologie en pathologie van de bloedsomloop.
- Hart- en bloedvatenstelsel
- Ziekte en gezondheid
Deze les is bedoeld voor studenten die de leraren opleiding gezondheidszorg en welzijn (LGW) volgen.
Aan het einde van deze e-learning word er afgesloten met een diagnostische toets.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Test jezelf Anatomie en fysiologie van het hart
Test je kennis bloedsomloop
Test je kennis bloedsomloop
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.