Hechting is het verlangen, de behoefte van een mens, een jong kind in dit geval om de nabijheid te zoeken van een of meerdere specifieke personen. Baby’s zijn er van nature op ingesteld een hechte liefdevolle relatie aan te gaan met tenminste een persoon. Deze relatie biedt het kindje veiligheid, geborgenheid en voldoening. Hechting speelt een zeer belangrijke rol bij de ontwikkeling van een kind en is essentieel voor een goede emotionele en sociale ontwikkeling. Het helpt een kind om een eigen persoonlijkheid te ontwikkelen. Onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen die zich goed hebben kunnen hechten aan een of meerdere personen in het eerste jaar van hun leven sociaal emotioneel beter functioneren dan kinderen die niet de mogelijkheid hebben gehad zich veilig te hechten. De kinderen met een goede hechting blijken beter te kunnen omgaan met tegenslagen, hebben een beter gevoel van eigenwaarde, zijn sociaal vaardiger, weerbaarder, leergierig en minder angstig. Wat overigens niet wil zeggen dat een kind dat angstig aangelegd is, weinig zelfvertrouwen heeft of sociaal wat onhandig of angstig is zich dus niet goed heeft kunnen hechten. Ook bij goed gehechte kinderen zien we deze problemen wel, alleen minder vaak dan bij kinderen die zich niet goed hebben kunnen hechten.
Het verloop van de hechting
De eerste maanden wordt de basis gelegd en vindt de hechting nog onbewust plaats en nog niet selectief. Doormiddel van gehechtheidsgedrag probeert een baby al heel jong de mensen om zich heen nabij te houden. Onder dit gehechtheidsgedrag vallen huilen, lachen, brabbelen, grijpen, zuigen en volgen met de ogen. De eerste weken probeert het kindje nog met iedereen contact te krijgen (niet selectief), Maar zo rond de drie maanden beginnen kinderen voorkeur te ontwikkelen voor een paar personen in de directe omgeving van het kind en richt het kind het gehechtheidsgedrag voornamelijk nog op deze mensen. Het gehechtheidsgedrag begint reactief te worden, het is een reactie op de aanwezigheid van bepaalde personen en op het gedrag van deze mensen, in plaats van instinctief te reageren op de aanwezigheid van mensen. Dit gerichte gehechtheidsgedrag zorgt er voor dat het kind zich aan de ouders hecht, maar ook dat de ouders zich aan het kind hechten.
Vanaf 5/6 maanden begint het kind zich echt bewust te hechten aan de personen in zijn of haar directe omgeving. We zien dan vaak dat één persoon centraal komt te staan (exclusieve gehechtheid). Om een goede hechting te kunnen krijgen is het belangrijk dat er niet te veel verschillende personen voor het kind zorgen, dat er niet te veel wisselingen hierin plaats vinden en dat er personen zijn met wie het kind geregeld tijd doorbrengt. Maar enkel aanwezig zijn of enkel het kind verzorgen is niet voldoende om hechting te bewerkstelligen. Het kind hecht zich aan die personen die adequaat reageren op de signalen van het kind. De kwaliteit van de relatie en de continuïteit van de relatie is belangrijker dan de kwantiteit. Goed reageren op de behoeftes van het kind is dus belangrijker dan veel tijd met het kind doorbrengen. En door gehoor te geven aan de behoeften van het kind leert het kind te vertrouwen op de omgeving.
Zo rond de 7/ 8 maanden oud zien we dat kinderen eenkennig beginnen te worden, een duidelijk signaal dat ze zich gehecht hebben aan een of een paar mensen in de directe omgeving van het kind. Ook beginnen we dan scheidingsangst te zien wanneer de personen waaraan het kind gehecht is weg gaan. Op deze leeftijd begint het kind namelijk te beseffen dat de ouders of de persoon waaraan het kind gehecht is blijft bestaan, ook wanneer het kind deze persoon niet kan zien. Dit zorgt er voor dat het kind bij deze persoon wil zijn. Het kan dan ook goed zijn om op deze leeftijd te oefenen met het weggaan door heel kort weg te gaan, kiekeboe spelletjes te spelen en verstoppertje.
Meestal wordt rond de 8/9 maanden de kritieke fase voor de hechting afgesloten en is het kind (hopelijk) veilig gehecht. Maar de hechting blijft natuurlijk nog wel toenemen. Tot anderhalf/ twee jaar kunnen kinderen nog veel moeite hebben gescheiden te worden van de personen aan wie ze gehecht zijn en sommige kinderen blijven hier moeite mee hebben tot ze een jaar of vier zijn.
Vanaf drie jaar verandert het gehechtheidsgedrag steeds meer in de richting van partnerschapsgedrag, waarbij het kind zich meer op de behoefte van de ander gaat richten en niet alleen contact zoek voor zichzelf maar ook voor het plezier van de personen aan wie het gehecht is.
Veilig gehecht of niet?
Gelukkig verloopt de hechting tussen ouders en kinderen over het algemeen goed. We spreken dan van veilige hechting. Maar soms ook verloopt de hechting niet zoals dit zou moeten. Dit kan komen door problemen bij het kind, zoals hoge prikkelbaarheid bij het kind (bijvoorbeeld bij een huilbaby of een kind net een gesloten karakter) maar ook door problemen binnen het gezin of door lichamelijke of psychische problemen bij de ouders. Ook door omstandigheden buiten het kind of gezin op kan de hechting verstoord worden, bijvoorbeeld wanneer het kind door ziekte langere tijd gescheiden moet worden van de ouders.
We zien dan dat het kind onveilig gehecht is, hetgeen zich kan uiten in extreem aan de ouders hangen, maar ook in het juist amper opzoeken van de ouders/ opvoeders.
Een veilig gehecht kind durft zolang het zich veilig voelt de wereld te verkennen en zoekt wanneer het angstig is de veiligheid op bij de ouders. De ouders reageren adequaat op de signalen van het kind en zijn er voor het kind wanneer het kind de ouders nodig heeft, maar geven het kind ook de ruimte de wereld te ontdekken.
Wanneer ouders het kind afwijzen, verwaarlozen of niet reageren op de behoeftes van het kind zien we vermijdende gehechtheid. Het kind vermijdt contact met de ouders en heeft over het algemeen ook weinig vertrouwen in andere mensen. Het kind komt in een isolement
Dan is er ook een groep ouders die enkel op het kind reageren vanuit de eigen behoefte. Er wordt bijvoorbeeld met het kind gespeeld of geknuffeld wanneer het eigenlijk wil slapen en wanneer het kind behoefte heeft aan spelen of knuffelen geven de ouders geen reactie. Dit leidt tot angstig-afwerende hechting, waarbij het kind vaak juist erg aan de ouder hangt omdat het kind onzeker is over hoe en of de ouder zal reageren op het kind.
De meest onveilige hechting is de gedesorganiseerde hechting, welke over het algemeen ontstaat door een traumatische ervaring (zoals het verlies van een gehechtheidspersoon) of door een psychiatrische ziekte bij de ouder. De ouder reageert dan sommige periodes wel adequaat op de behoeftes van het kind en andere periodes helemaal niet. We zien bij deze kinderen zowel dat ze zich vastklampen aan de ouder als ook het afweren van de ouder. Het kind durft niet te vertrouwen op de ouder/ opvoeder
Voorwaarden voor een veilige hechting
Sensitief reageren.
Dit houdt in dat een ouder open staat voor de signalen van het kind, de signalen goed begrijpt en er snel en adequaat op reageert. Zo leert het kind dat zijn ouder beschikbaar is als veilige uitvalsbasis én als veilige haven. Ouders bieden een veilige uitvalsbasis door het zelfvertrouwen van hun kind te stimuleren met complimentjes, door samen plezier te maken, maar ook door structuur te bieden en grenzen te stellen, afgestemd op de leeftijd van het kind. De ouder is een veilige haven wanneer hij het kind troost bij verdriet, geruststelt bij angst of helpt bij woede of andere emoties. Om sensitief en voorspelbaar te kunnen reageren, moet een ouder betrokken zijn bij het kind. Anders ziet hij of zij de signalen van het kind niet. Ook moet een ouder het kind goed kennen en observeren om de signalen correct te kunnen interpreteren. In onderstaand filmpje valt te zien wat het effect is van het niet sensitief reageren.
Continuïteit.
Er is continuïteit in de aanwezigheid van de gehechtheidspersoon nodig. Het aantal volwassenen dat voor het kind zorgt, is liefst niet te groot en wisselt niet te vaak.
Mentaliseren.
Een ouder die mentaliseert verplaatst zich in het perspectief van de baby, en verwoordt dat ook. Bijvoorbeeld: ’Je voelt je niet fijn, je bent erg moe’.
Hechting voor het leven
Het eerste levensjaar van een kind is dus heel belangrijk voor de hechting tussen de ouders/opvoeders en het kind. Maar gelukkig betekent een moeilijk begin niet dat het kind dus voor het rest van zijn of haar leven slecht gehecht zal zijn. Met behulp van begeleiding aan de ouders kan de hechting als nog goed op gang geholpen worden. Ook na het eerste levensjaar is de hechting zeker nog beïnvloedbaar. Dit betekent dus dat een slechte hechting hersteld kan worden, maar helaas ook dat een goede hechting verstoord kan worden door een negatieve gebeurtenis.
De hechting wordt dus meestal opgebouwd in het eerste levensjaar, maar moet ook daarna altijd een punt van aandacht blijven.
Herstel van de hechting
Een onveilige hechting is te herstellen. Tot het 6elevensjaar is het goed mogelijk. Dit kan als door gevoelig, responsief en ontvankelijk te zijn. Na het 6elevensjaar is het moeilijker, want dan is de kans op terugval groot.
4 typen hechting Ainsworth
De Amerikaanse psycholoog Mary Ainsworth onderscheidde vier typen gehechtheid. Zij ontwikkelde een standaard observatieprocedure (De Vreemde-situatietest) waarmee bij kinderen van twaalf tot twintig maanden de hechtingstypen kunnen worden vastgesteld.
Type A:Onveilig-vermijdend gehechte kinderen. Deze kinderen hebben hun gehechtheid geminimaliseerd, omdat zij ervaren hebben dat de ouder relatief vaak afwijzend, zakelijk of weinig sensitief is. Ze negeren of vermijden de opvoeder en gedragen zich (prematuur) zelfstandig.
Type B:Veilig gehechte kinderen. Bij deze kinderen is er een goede balans tussen exploratiedrang en gehechtheidsgedrag. Kinderen durven nieuwe taken aan te gaan, zijn angstig wanneer de ouder uit het zicht is en zoeken toenadering bij terugkomst, waarna ze weer verder durven te exploreren. Ouders zijn sensitief, coöperatief en toegankelijk.
Type C: Onveilig-afwerend gehechte kinderen. Deze kinderen zoeken juist heel veel toenadering bij de opvoeder en zijn weinig geneigd om zelfstandig activiteiten uit te voeren. De afwezigheid van de opvoeder leidt tot angst terwijl de terugkeer van de ouder begroet wordt met boosheid en verontwaardiging. De opvoeder is vaak inconsequent sensitief, onvoorspelbaar voor het kind en afwezig op cruciale momenten.
Type D:Gedesorganiseerd gehechte kinderen. Bij deze kinderen is sprake van gedrag met kenmerken van hechtingstype A en C. Enerzijds zoeken zij toenadering tot de ouder, terwijl dat tegelijkertijd stress en angst oplevert. De omgang met de ouder is vaak inconsequent geweest en onvoorspelbaar terwijl ook vaak sprake is van trauma's of andere ingrijpende gebeurtenissen.
Hechtingsstoornissen
Onveilige gehechtheid leidt niet per definitie tot een hechtingsstoornis en moet daar dan ook niet mee verward worden.
Een geschiedenis van aanhoudende verzuiming van basale lichamelijke en emotionele behoeften van het kind in de vorm van ernstige verwaarlozing en/of mishandeling kan leiden tot een gehechtheidsstoornis bij het kind (Zeanah, Berlin & Boris, 2011).
Het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders oftewel DSM) kent de categorie reactieve hechtingsstoornis (RAD). Deze stoornis kan ontstaan wanneer er voor het kind geen duidelijk aanwijsbare gehechtheidsfiguur is op wie het zich kan richten en die adequaat op zijn of haar signalen reageert. In feite is er dus geen gehechtheidsrelatie gevormd.
Criteria hechtingsstoornis DSM-5
Het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders oftewel DSM) kent de categorie reactieve hechtingsstoornis (RAD). Deze stoornis kan ontstaan wanneer er voor het kind niet een duidelijk aanwijsbare gehechtheidsfiguur is op wie het zich richt. In feite is er dus geen gehechtheidsrelatie gevormd. De DSM-5 onderscheidt twee subtypen: het geremde en het ongeremde type. Het geremde kind trekt zich emotioneel terug of is erg timide en zoekt geen toenadering tot welke opvoeder dan ook als het bang of overstuur is. Er kan ook sprake zijn van toenadering op een tegenstrijdige of angstige manier. Het ongeremde kind is slechts tot oppervlakkige hechtingen in staat en is niet selectief in het kiezen van vriendschappen. Dit noemen we ook wel kritiekloze vriendelijkheid.
De criteria in DSM-5 voor de diagnose hechtingsstoornis zijn:
A) In de meeste situaties opmerking verstoorde en niet aan de ontwikkeling aangepaste sociale relatievormen, optredend voor het 5e jaar en duidelijk zichtbaar in:
een voortdurend mislukken om op een aan de leeftijd aangepaste wijze sociale interacties te stellen of erop te antwoorden, zoals duidelijk door overdreven geremde, overalerte of erg ambivalente en tegenstrijdige reacties;
een gebrek aan duidelijke bindingen, wat blijkt uit een onvermogen om in sociale relaties een onderscheid des persoons te maken, met een duidelijk onvermogen om op die verschillende personen passend te reageren.
B) De stoornis mag niet te wijten zijn aan een algemene ontwikkelingsstoornis zoals een mentale handicap, of een symptoom zijn van een pervasieve ontwikkelingsstoornis zoals het autisme.
C) Er moeten sporen zijn van een vroegkinderlijke verwaarlozing:
voortdurende veronachtzaming van emotionele basisbehoeften (koestering, troost, aanmoediging van het kleine kind);
verwaarlozing van de fysieke basisbehoeften (verzorging, voeding);
herhaaldelijke wisseling van basisverzorgers, waardoor geen stabiele hechtingen mogelijk waren.
D) Men mag veronderstellen dat de verwaarlozing onder punt c verantwoordelijk is voor het gestoorde gedrag, dat ook volgde op die verwaarlozing.
Het domino-effect van onveilige hechting
Hechtingsproblemen hebben grote nadelige consequenties. Natuurlijk in de eerste plaats voor de persoon zelf. Als je als kind geen veilige hechting hebt ervaren, heeft dat invloed op de veerkracht, op het verwerven en houden van sociale steun, op het goed kunnen reguleren van emoties, op hoe stevig de basis van vertrouwen is. Kinderen en volwassenen met hechtingsproblemen hebben een grotere kans op:
Psychiatrische aandoeningen. Bijvoorbeeld depressies, verslavingen, angststoornissen, eetproblemen, etc.
Ernstige gedragsproblemen en crimineel gedrag. Als je je niet geleerd hebt om rekening te houden met anderen of je moeilijk kunt inleven, kom je eerder in de problemen in sociaal contact. Ook is daarmee de kans groter om af te glijden naar de criminaliteit. In gevangenissen vind je veel grotere percentages mensen met een hechtingsproblematiek dan in de gewone maatschappij.
Kinderen met hechtingsproblemen. De hechtingsstijl waarmee je zelf bent grootgebracht, zie je vaak terug in je eigen kinderen. Blijkbaar wordt er in de eerste periode van iemands leven haast onuitwisbaar ingeprent ‘hoe mensen met elkaar omgaan’.
Dat zijn problemen die diep ingrijpen in het leven. Niet alleen is de kans op deze problemen groter. Deze problemen brengen ook allerlei bijkomende problemen met zich mee: denk bijvoorbeeld aan baanverlies, schulden, huisuitzettingen, afglijden naar criminaliteit, en noem maar op.
Het arrangement Hechting is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Elsa Wolfs
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-09-16 15:49:43
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.