Plantenwerk

Plantenwerk

Inleiding

Er zijn ontelbaar verschillende manieren waarop je naar de wereld kan kijken. De meeste dingen kun je bekijken met het blote oog zoals het bewegen van de bladeren en takken van een boom door de wind en hoe een blad aan een boom verkleurt van groen naar rood/geel/bruin in de herfst.

Toch kun je dat blad van nog dichter bij bekijken door een microscoop en zo ontdek je een complete nieuwe wereld. Het volgende kleine filmpje laat je een glimp opvangen van die wereld verborgen overal om ons heen.

 

In deze wikiwijs nemen we jou mee in:

  • De bouw van planten
  • De verschillende weefsels van planten
  • De groei van planten
  • Het werken met een microscoop
  • Uitvoeren van een practicum.
  • De opgedane kennis testen door de vragen te maken.

Heel veel plezier met deze ontdekkingsreis.

Leerdoelen

Aan het einde van deze wikiwijs:

*Kan de leerling op correcte wijze, zoals beschreven in het stappenplan, met een microscoop omgaan.

*Kan de leerling een microscopisch preparaat van een plant maken en de verschillende plantenweefsels hierin herkennen

*Kan de leerling een biologische correcte tekening, volgens de geldende tekenregels in de wikiwijs, maken van de bouw van plantenorganen en de weefsels correct weergeven.

*Kan de leerling de bouw van de organen in de plant benoemen (bloem, blad, stengel, wortel, vrucht) en de juiste onderdelen bij de juiste groep plaatsen.

*Kan de leerling de 3 manieren benoemen waar een plant zijn stevigheid aan ontleent.

*Kan de leerling uitleggen hoe planten groeien.

*Kan de leerling de verschillende onderdelen van een microscoop aanwijzen, benoemen en uitleggen wat hun functie is.

Microscopie

Wist je dat....

 

Antoni van Leeuwenhoek vaak genoemd wordt als uitvinder van de microscoop, maar vermoedelijk was hij meer de eerste wetenschapper die de microscoop sterk wist te verbeteren en daarmee een veel sterkere vergroting kon realiseren.

Er verschillende soorten microscopen zijn. Zo heb je de lichtmicroscoop, waar we het in deze wikiwijs over gaan hebben, deze werkt met weerkaatsing van licht. Daarnaast heb je ook de elektronenmicroscoop en de akoestische microscoop.

Waar bestaat een microscoop uit?

Een microscoop is een instrument voor het bestuderen van objecten, die te klein zijn om goed met het blote oog te kunnen worden gezien, zoals onderdelen van een cel. Om een beeld goed te kunnen vergroten zitten er verschillende onderdelen in een microscoop die met elkaar samenwerken.

Hieronder een filmpje over alle onderdelen van een microscoop:

Als je nog even wilt oefenen. Kun je gebruik maken van de afbeelding hieronder. Daar zie je de verschillende onderdelen met naam en functie.

 

1. Oculair = bovenste lens van de microscoop waar je doorheen kijkt.

2. Revolver = de draaischijf waaraan de objectieven zitten.

3. Objectief = een van de lenzen aan de revolver.

4. Preparaatklem = hiermee klem je het voorwerpglas vast.

5. Tafel = op de tafel van de microscoop leg je het preparaat.

6. Diafragma = de draaischijf waarmee je de hoeveelheid licht regelt.

7. Lamp = zorgt voor licht.

8. Tubus = buis die het licht doorlaat naar het oculair.

9. Statief = met het statief pak je de microscoop vast.

10. Preparaat: hier ligt het voorwerp op dat je wil onderzoeken.

11. Kleine (stel)schroef = hiermee kun je fijn scherpstellen.

12. Grote (stel)schroef = hiermee kun je grof scherpstellen (tafel naar boven en beneden doen).

13. Voet = zorgt voor stevigheid zodat de microscoop niet wiebelt.

14. Kruistafelknoppen = met deze knoppen verschuif je de tafel zodat je het preparaat van links naar rechts en boven tot onder kunt bekijken.

Omgang met de microscoop

In dit hoofdstuk leggen we stap-voor-stap uit hoe je moet omgaan met een microscoop vanaf de kast en weer terug. We gebruiken voor de uitleg de termen uit het vorige hoofdstuk.

Stap 1. Voordat je begint zorg je ervoor dat je werkplek netjes is en er geen voorwerpen rondslingeren waar je over kunt struikelen als je de microscoop pakt.

Stap 2. Pak de microscoop uit de kast, door met één hand het statief vast te pakken en de andere hand onder de voet. Pak hem nooit vast bij de tubus of de revolver daar gaat de microscoop van kapot.

Stap 3. Zet de microscoop voor je neer met het statief naar jou toe. Staat je microscoop niet goed? Til hem dan op als je hem verplaatst en schuif niet want daar kunnen onderdelen verkeerd door gaan zitten en dat is lastig te herstellen.

Stap 4. Controleer of de tafel helemaal omlaag staat door aan de grote schroef te draaien en het kleinste objectief met het rode ringetje moet voor. Zet de lamp aan en draai het diafragma open.

Stap 5. Leg het preparaat tussen de preparaat klemmen zoals op de afbeelding hieronder

Je geeft ruimte voor het preparaat als je met je wijsvinger zoals hierboven tegen de klem drukt. Zorg ervoor dat het preparaat goed in de hoek ligt, zodat hij niet kan verschuiven en laat nu rustig je wijsvinger los zodat de preparaat klem tegen het preparaat aankomt. Niet plotseling loslaten want dan kan het preparaat stuk gaan.

Stap 6. Draai aan de kruistafelknoppen onder de tafel, om het midden van het preparaat (dat je wilt bekijken) boven de opening  van de tafel te schuiven.  

Stap 7. Doe het lampje aan en kijk door het oculair.

Stap 8. Je gaat nu het beeld scherpstellen. Kijk door het oculair en draai met de grote schroef de tafel langzaam omhoog en stop als je een scherp beeld ziet. Met de kleine schroef kun je het beeld nauwkeuriger scherp stellen zodat alle fijne lijnen duidelijker worden. Dit alles doe je met de het rode objectief nooit met een ander objectief.

Let op! De grote stelschroef gebruik je alleen maar bij vergrotingen van 40x(rood) en 100x(geel). Bij vergrotingen van 400x(blauw) en 1000x(Wit) is het verboden om nog aan de grote schroef te draaien. Je gebruikt dan alleen nog maar de kleine stelschroef. Als je op grote vergrotingen draait met de grote stelschroef, dan is de kans groot dat de lens van het objectief tegen het preparaat aankomt en wordt beschadigd.

Stap 9. Als je beeld bij de kleinste vergroting is scherp gesteld, dan kun je naar de eerstvolgende vergroting gaan. Draai aan de revolver naar het objectief met het gele ringetje .

Stap 10. Als er te veel licht in beeld is, kun je met het diafragma de hoeveelheid licht regelen (zie afbeelding hieronder). Het diafragma bevindt zich onder de tafel. Als je het hendeltje heen en weer beweegt, neemt de hoeveelheid licht af of toe.

De microscoop heeft aan de revolver verschillende objectieven met verschillende vergrotingen. De vergroting staat op het objectief. De kleinste objectief met het rode ringetje vergroot 4X, het objectief met het gele ringetje vergroot 10X en het andere objectief met het blauwe ringetje is 40X. Het grootste objectief met het witte ringetje kan 100X vergroten.

Dus de totale vergoting et het rode objectief is:

10(van het oculair) X 4(van de het rode objectief)= 40X vergroot.

Voorbeeld van een scherp beeld van de dwarsdoorsnede van de stengel van de linde bij een vergroting van 400X.

Wil je het beeld aan een andere leerling of je docent laten zien? Laat de microscoop staan als je dat doet. Als je de microscoop verplaatst, kan het voorwerp verschuiven of het beeld onscherp worden.

Als je niets ziet zijn dit de meest voorkomende oorzaken:

1. Je hebt de revolver niet goed gedraaid, zodat het objectief niet precies boven het preparaat staat. Bij de meeste microscopen ‘klikt’ de revolver in de goede stand.
2. Het preparaat ligt niet goed boven de opening van de tafel.
3. Je gebruikt een te sterke vergroting.

4. Het diafragma laat te weinig of te veel licht door.
5. Het lampje staat niet aan.  
6. Je beeld beweegt niet, dus moet je de tafel nog wat verder omhoog draaien met de grote schroef

Stap 11. De microscoop opruimen.
Als je klaar bent met de microscoop dan zet je hem weer terug in de beginstand.
Beginstand van de microscoop:
       Draai het kleinste objectief (met het rode ringetjes) voor.
       Draai de tafel omlaag.
       Haal het preparaat van de tafel.
       Zet de tafel tegen het statief en in het midden door aan de kruistafelknoppen te draaien.
       Zet het lampje uit.

 

BioVlogie presenteert "hoe werk je met een microscoop".

Werkwijze preparaat maken

Voordat je start met het maken van een preparaat moet je bepalen waarvan je een preparaat wil maken. Dan bepaal je wat je wil zien op het preparaat. Dit heeft namelijk invloed op welke kleurstof je gaat gebruiken of dat je helemaal geen kleurstof gebruikt. Dit doe je in overleg met je TOA.

Volg daarna het volgende stappenplan:

Stap 1. Trek je labjas aan, de meeste kleurstoffen kunnen bijten en zo kleding verpesten.
Stap 2. Verzamel de materialen van de afbeelding hiernaast. Van links naar rechts: kleurstof, demiwater, te onderzoek materiaal, (boven) prepareernaald en (onder) pincet.

Daarnaast heb je twee stukje piepschuim nodig en een scheermesje zoals op onderstaande afbeelding.

Ga je met uien aan de gang? Dan heb je ook een schilmes en snijplank nodig.

Stap 3. Maak je bijvoorbeeld een preparaat van een stengel: Leg dan aan beide kanten van de stengel een stukje piepschuim en snij met het scheermesje een flinterdun stukje van de stengel. Als goed is heb je dan een zo dun mogelijk schijfje .                                                                                         

Bij het maken van een preparaat van een ui: snij de ui in vieren, haal de uirokken uit elkaar aan de binnen kant van elke rok zit een vlies die je er voorzichtig met een pincet vanaf kan halen. Snij het vliesje op maat met een scheermesje.

Stap 4. Ruim de restanten van je te onderzoeken weefsel op.​

Stap 5. Leg het overgebleven stukje weefsel in een bakje met kleuring indien nodig.

Stap 6. Doe één druppel demiwater en/of kleuring op een objectglaasje

Stap 7. Leg je klaargemaakt stukje weefsel in de druppel met behulp van een pincet

Stap 8. Zet een dekglaasje met de zijkant schuin tegen de druppel vloeistof.​

Stap 9. Laat met behulp van een prepareernaald het dekglaasje langzaam op het voorwerp zakken.

Stap 10. Haal teveel water weg met papier.

Stap 11. Bij te weinig water leg je een druppel tegen het dekglaasje aan, het water wordt eronder gezogen.

Stap 12. je preparaat is nu klaar. Ruim de overige materialen op.

Tekenregels

De algemene tekenregels

 

Om het duidelijk te maken is hiernaast een schematisch voorbeeld opgenomen van de tekenregels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zoals vermeld moet jij jouw tekening een titel geven. Hoe je die titel bepaald zie je in afbeelding hiernaast.

 

 

 

 

 

 

 

Het verschil tussen een overzichtstekening en een detailtekening zie je hieronder.

Bouw van een plant

Planten zijn levende organismen. Een plant heeft net als andere organismen voedsel nodig om te groeien en bloeien.

Voor extra informatie, zie de volgende link: https://biologiepagina.nl/34mavo/Planten/zaadplanten.htm

De bouw van een plant bestaat uit bloem, blad, stengel en wortel.Onderdelen van de plant

 

Bloem

De bloemen zijn vaak fel gekleurd om insecten aan te trekken. Insecten zijn nodig voor de bestuiving van de bloemen. Uit een bloem ontstaan vruchten en zaden. 

De bloem bestaat uit verschillende onderdelen namelijk:

  • De stamper
    Dit is het vrouwelijk gedeelte van de bloem. De meeste bloemen hebben één stamper maar het kunnen er ook meer zijn.
    Het bovenste gedeelte van de stamper heet de stempel en is kleverig. Het is kleverig zodat de stuifmeelkorrels er na de bestuiving op kunnen kleven.
    De stempel zit soms op een dun steeltje genaamd de stijl.
    Het onderste gedeelte van de stamper wordt het vruchtbeginsel genoemd. Zoals het woord al aangeeft wordt het vruchtbeginsel later de vrucht. In het vruchtbeginsel zitten zaadbeginsels wat uiteindelijk het zaad wordt.
    De stempel en stijl kunnen allerlei verschillende vormen hebben.
  • De meeldraad
    Dit is het mannelijke gedeelte van de bloem. De hoeveelheid meeldraden in een bloem kan één zijn maar ook heel veel. Dit is afhankelijk van de bloemsoort. 
    Het bovenste gedeelte van de meeldraad bestaat uit de helmknoppen hier worden stuifmeelkorrels gevormd.
  • De kroonbladen
    Dit zijn de kleurrijke bladeren van een bloem. Deze bladeren kunnen allerlei verschillende vormen en kleuren hebben. De kleuren lokken insecten die voor de bestuiving kunnen zorgen. Veel grassen en bomen hebben kroonbladen die niet opvallend gekleurd zijn. Deze bloemen worden veelal door de wind bestoven.
  • De kelkbladen 
    De kelkbladen zijn meestal groen van kleur en hebben als functie het beschermen van de knop. Af en toe hebben de kroonbladen en de kelkbladen dezelfde kleur. Wanneer dit het geval is dan wordt dit een bloemdek genoemd.

Onderdelen bloem

Stengel

De stengel van een plant is fundamenteel voor transport en stabiliteit. De stevigheid van de stengel hangt onder andere af van het type plant en het type weefsel. Dit zal besproken worden bij de weefsels van de plant.
De stengel en het blad is opgebouwd uit verschillende onderdelen zoals hieronder in de afbeelding is te zien. Deze onderdelen zijn met het blote oog te zien.

Bron: https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Bouwstengelblad/bouwstengelblad.htm

 

De eindknop en de okselknop (bij meerjarige planten) zijn de plekken waar in het voorjaar nieuwe uitlopers komen. Uit de eindknop groeit een nieuwe steel en uit de okselknop groeit een nieuwe zijscheut of tak.

De bladoksel is de ruimte tussen de steel en het blad. Onder in de bladoksel bevindt zich tegen de steel aan een okselknop. Een okselknop of okselknop zoals hierboven al is genoemd, is een plek waar een nieuwe zijscheut of tak groeit.

Het stukje stengel wat tussen twee knopen in zit wordt een lid genoemd.

Het blad wat uit een okselknoop groeit zit aan de stengel vast met een bladsteel. Aan het bladsteel zit de bladschijf. De bladschijf bestaat uit de hoofdnerf, zijnerven (deze sluiten aan op de hoofdnerf) en bladmoes.
De nerven wordt ook wel het bladskelet genoemd omdat deze zorgen voor de stevigheid van het blad. Het bladmoes (ook wel chlorenchym genoemd) is het gedeelte wat tussen de nerven zit. Hoe het blad in elkaar zit wordt onder het kopje "blad" besproken.

In de stengel lopen hout en bastvaten (zoals in onderstaande afbeelding is te zien). De hout- en bastvaten zorgen voor het transport van water en voedingsstoffen. De houtvaten transporteren water met opgeloste stoffen van de wortels naar de bladeren en de bastvaten transporteren water met opgeloste stoffen van de bladeren naar de wortels.

Bron: https://www.biodoen.nl/lesmateriaal.php?go_to=21626 (dwarsdoorsnede van een stengel)

 

Blad

Het blad van de plant bevindt zich aan de steel of zijtak van een plant. Het blad staat aan de oppervlakte uit een bladsteel, en bladschijf. Op de bladschijf bevinden zich de hoofdnerf en zijnerven (samen het bladskelet genoemd) en het bladmoes. Het bladmoes is het weefsel wat om de nerven heen zit.

In het bladmoes zitten onder andere chloroplasten. Chloroplasten worden ook wel bladgroenkorrels genoemd. De chloroplasten zijn erg belangrijk voor de fotosynthese. In de chloroplasten zit chlorofyl. Chlorofyl is een pigmentcel die rood en blauw ligt absorbeert en groen licht terugkaatst. Daarom zijn de meeste bladeren groen. Chlorofyl heeft als eigenschap dat het zonne-energie om kan zetten in chemische energie. Deze chemische energie gebruikt de plant voor fotosynthese. Tijdens fotosynthese word koolstofdioxide (CO2) opgenomen via de huidmondjes (huidmondjes bevinden zich aan de onderkant van het blad). Via houtvaten wordt water (H2O) vervoerd naar het blad.
Koolstofdioxide wordt samen met water onder invloed van zonlicht (die in chloroplasten omgezet wordt naar chemische energie) omgezet naar glucose (C6H12O6) en zuurstof (O2). Je krijgt dan onderstaande reactie:

De glucose kan worden opgeslagen in het blad, de wortels vruchten en zaden. De plant gebruikt glucose om bijvoorbeeld te groeien. Alle dieren zijn in zekere mate afhankelijk van planten, niet alleen voor de zuurstof die ze produceren maar ook voor de voedingsstofen. Zelfs vleeseter zijn afhankelijk van planten want zij eten het vlees van dieren die planten eten.

Het zuurstof dat de planten produceren wordt via de bladeren voor een groot deel afgegeven aan de lucht. Zelf gebruikt de plant hier maar een klein deel van.

In de herfst zie je dat veel bladeren andere kleuren krijgen dan groen. Dit komt doordat de plant de chlorofyl opneemt uit het blad. Als de de chlorofyl weggenomen wordt blijven andere kleurstoffen zoals caroteen en xanthofyl over en die zorgen voor de mooie kleuren in de herfst. Caroteen en xanthofyl zijn het hele jaar door aanwezig en helpen bij het omzetten van suikers, echter is het chlorofyl dominater als het aankomt op kleurbepaling.

Wortel

De wortels van planten groeien in de grond en groeien bij voorkeur naar beneden. Wortels zijn er in verschillende vormen en maten (zie de afbeelding hieronder).

Bron:https://biologielessen.nl/index.php/dna-69/2221-7-2-wortels

 

Wortels hebben verschillende functies. Zo zorgen wortels ervoor dat de plant stevig kan blijven staan, dat er voedingsstoffen en water opgenomen kan worden en dat er voedingsstoffen opgeslagen kan worden.

Planten nemen voedingsstoffen op via de wortelharen. Dit zijn kleine kwetsbare haren aan op het uiteinde van een zijwortel. Wanneer je een plant voorzichtig uit de grond spit en daarna voorzichtig wast zou je ze kunnen zien.

Bron: https://biologielessen.nl/index.php/dna-69/2221-7-2-wortels

 

Het opslaan van voedingsstoffen in de wortels is voor veel planten cruciaal om te overleven tijdens de winter. In de herfst laten veel planten hun bladeren vallen en bij veel bloemen en planten sterft alles wat boven de grond leeft af. Onder de grond blijven de wortels vaak wel leven. Zodra het in het voorjaar warmer wordt gebruiken de planten de voedingsstoffen uit hun wortels om te groeien en bloeien.
De opslag van voedingsstoffen in de wortels wordt ook door veel dieren en mensen gewaardeerd. Wij eten namelijk deze delen van de plant. Denk maar eens aan wortels, aardappelen, bieten, enzovoort.

Wanneer de wortels te lang zonder voedingsstoffen en water zitten zullen ze afsterven en zal de gehele plant dood gaan.

Weefsels van een plant

Weefsels

Een plant bestaat uit verschillende weefsels en elk weefsel heeft zijn eigen functie. Weefsel van een plant kun je onderverdelen in vier soorten weefsels:

  1. Dekweefsel
  2. Vulweefsel
  3. Vaatweefsel (voor transport)
  4. Steunweefsel

 

Meer informatie over de verschillende weefsel, kunnen de volgende linkjes worden bezocht:


Bron: https://vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/labels/PL0130/
Bron: https://vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/labels/PL0130/

Epidermis
Palissadeweefsel
3  Sponsweefsel
4  luchtholtes
5  Epidermis
6  Huidmondjes
7  Trichoom (uitgroeisel epidermis)
8  Hoofdnerf
Houtvaten (xyleem)
10  Bastvaten (floëem)
11  Steunweefsel (sclerenchym)

Dekweefsel

Dekweefsel

De buitenste laag van een plant bestaat uit een enkele laag opeengepakte cellen. Deze laag wordt het dekweefsel genoemd. Het dekweefsel beschermt de plant tegen beschadiging, infecties en uitdroging van de onderliggende lagen. Een ander woord voor dekweefsel is ook wel opperhuid genoemd. Het dekweefsel bestaat uit epidermis en peridermis. Het periderm vervangt het epidermis tijdens de secundaire diktegroei.

https://www.vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/Fi007/
Bron: https://www.vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/Fi007/
Cytoplasmastroming in een epidermiscel van de ui

 

Vulweefsel

Vulweefsel (parenchym)

Vulweefsel vult de ruimte tussen weefsel van de bladeren, stengels en wortels. In bladeren van planten vindt veel fotosynthese plaats. De bladgroenkorrels die dat mogelijk maken, zitten in het vulweefsel. Vulweefsel bestaat uit cellen die ongeveer dezelfde vorm hebben. In het blad en aan het oppervlak van groene stengels bevat vulweefsel veel bladgroenkorrels (die maken fotosynthese mogelijk). Binnen in de stengel en de wortels bevat het vulweefsel geen bladgroenkorrels. De vulweefsel in de bladeren bevatten het sponsweefsel en het palissadeweefsel. Beide bezitten bladgroenkorrels.

  • Sponsweefsel: dit weefsel zit aan de onderkant van het blad en bevat veel intercellulaire holtes. Deze holtes zorgen voor een snel transport van gassen door het blad.
  • Palissadeweefsel: dit weefsel zit aan de bovenkant van het blad en bestaat uit langwerpige cellen.
https://plant-en-dier.jouwweb.nl/plantaardig-weefsels
Bron: https://plant-en-dier.jouwweb.nl/plantaardig-weefsels

 

Vaatweefsel

Vaatweefsel

Bron: http://kennisbanksu.com/wp-content/uploads/2017/06/stofwisseling.pdf
Bron: http://kennisbanksu.com/wp-content/
uploads/2017/06/stofwisseling.pdf

In deze vaten worden de stoffen, zoals water en mineralen, vervoerd. Dit vaatweefsel wordt dan ook wel transportweefsel genoemd. Vaatweefsel bestaat uit twee soorten vaten: Bast- en houtvaten. Deze vaten liggen meestal naast elkaar in de plant zelf en vormen vaatbundels. Deze vaatbundels wordt beschermd door de omliggende steunweefsel.
Bastvaten (Floëem): zijn en blijven levende cellen die een actieve rol in het transporteren van water en glucose (een product van fotosynthese) vanaf de bladeren naar alle delen van de plant hebben. De cellen hebben dunne celwanden en het transport kost de plant energie.
Houtvaten (Xyleem): zijn dode, holle buizen dit met elkaar verbonden zijn en hebben cellen met dikke celwanden (van hout). Deze vaten zorgen voor het transport van water en mineralen van de wortels naar de andere delen van de plant.

Steunweefsel

Steunweefsel

Een plant heeft niet net zoals ons een skelet, maar om als nog stevigheid te hebben heeft een plant steunweefsel. Steunweefsel zit in groeiende weefsels in de nieuwe delen van de plant. De cellen van steunweefsel hebben zeer dikke celwanden, maar deze verdikking kan om de gehele cel zitten of alleen in de hoeken. Steunweefsel bestaat weer uit collenchym en sclerenchym.
Collenchym: bestaat uit cellen waarvan de celwanden van ongelijkmatige dikte zijn, dit zorgt voor groei mogelijkheid. Collenchym geeft steun aan de jonge onderdelen van een plant.
Sclerenchym: bestaat uit cellen waarvan de celwanden van gelijkmatige dikte zijn. Deze cellen geven stevigheid en bescherming. De volwassen sclerenchymcellen zijn dood en hebben een verdikte celwand met lignine.

https://www.vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/labels/PL0069/
Bron: https://www.vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/labels/PL0069/

Lenticel
Epidermis met cuticula
3  Kurk
4  Kurkcambium
5  Collenchym
6  Parenchym
7  Slerenchym
8  Floeem
9  Xyleem

Stevigheid van een plant

In het vorige kopje kwamen de verschillende weefsels naar voren. Ook hier werd al een klein stukje over de stevigheid van de plant besproken. Namelijk over steunweefsel, maar deze steunweefsel zitten vooral in de groeiende weefsels van de nieuwe delen van de plant.
Daarnaast heb je de houtenvaten, deze vaten zijn dan wel dood, maar hebben nog altijd een functie. Niet alleen het vervoeren van water en mineralen, maar geven ook steun aan de plant zelf. De wanden van houtvaten bevatten cellulose en houtstof. Deze stoffen zorgen voor stevigheid van de celwand.

Turgor

Turgor geeft ook stevigheid aan de cellen van de plant. Turgor is de spanning tussen celinhoud en celwand. Door een verschil in osmotische waarde tussen de plantencel en de omgeving buiten de cel, kan er water de cel instromen. De cel neemt water op indien deze hypertoon is vergeleken met het omringende milieu.  Heeft de cel een lagere osmotische waarde vergeleken met het milieu, dan zal de cel water afstaan aan het milieu (hypotoon). Water zal uit een plantencel stromen als je een plantencel in water legt met veel opgeloste stoffen. De concentratie buiten de plantencel is hoger dan die in de cel.
Osmose is een proces waarbij water zich verplaatst door een membraan van een omgeving met een lage concentratie naar een omgeving met een hoge concentratie opgeloste stoffen.

 

Extra informatie, zie de volgende link: https://biologiepagina.nl/Havo4/N7Onderzoek/turgor.htm

Groeiwijze van een plant

Een plant kan op twee manieren gaan groeien. Dit kan in de lengte of in de breedte. Ook hierbij speelt een bepaald soort weefsel een belangrijke rol, namelijk het meristeemweefsel.

  • Apicale meristemen zorgen voor de lengtegroei van de plant (primaire groei).
  • Laterale meristemen zorgen voor de diktegroei van de plant (secundaire groei).

 

Lengte groei

Groeien in lengte

Bron: https://biologielessen.nl/Afbeeldingen/Begrippen_illustraties/P/Plasmagroei.jpg
Bron: https://biologielessen.nl/Afbeeldingen/Begrippen_illustraties/P
/Plasmagroei.jpg

Om een plant de laten groeien heeft het dus apicale meristeemweefsel nodig. Dit weefsel is te vinden in worteltoppen en knoppen van een plant, maar ook in de okselknoppen aan de stengel. Het apicale meristeem zorgt voor het verlengen van stengel en wortel van de plant. Apicale meristeemweefsel bestaat uit cellen die zich vermenigvuldigen -> celdeling. Cel van dit weefsel deelt zich in twee dochtercellen. Eén dochtercel blijft in het apicale meristeem en de andere dochter cel specialiseert zich in bijvoorbeeld vaatweefsel. Door dat het weefsel steeds blijft delen schuiven de cellen in de stengel steeds verder naar boven en in de wortel steeds verder naar beneden.

Bron: https://vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/PL0160/

(Legenda afbeelding rechts)

1  jong blad
2  bladnerf
3  top meristeem

 

Breedte groei

Groeien in de breedte

Naast dat planten in de lengte groeien, groeien ze ook in de breedte (denk aan bomen en struiken). Dit groeien in de breedte vind je alleen maar bij houtachtige planten, want bij secundaire groei wordt er hout gevormd. Tussen de bast- en houtvaten vind je cambium. Cambium is een deelweefsel waarvan de cellen zich blijven delen. De naar binnen toe gevormde cellen veranderen tot houtvaten en de naar buiten toe gevormde cellen veranderen tot bastvaten.

Bron: https://vcbio.science.ru.nl/image-gallery/show/print/PL0266/

   (Legenda afbeelding links)

   1  Sclerenchym
   2  Floeem
   3  Cambium
   4  Secundair xyleem
   5  Primair xyleem
   6  Merg

Planten practicum

Na de wikiwijs te hebben gezien, wordt er een practicum gemaakt. Bij deze practicum ga je leren om een preparaat te maken.

Benodigdheden:

  • Demiwater
  • Pincet
  • Object- en dekglaasje
  • Prepareernaald
  • Microscoop
  • Stengels van planten
  • Scheermesje
  • Piepschuim

Werkwijze

1. Kies uit één van de potjes een stukje stengel en maak hier een preparaat van.

2. Bekijk je preparaat onder de microscoop. Wat valt je op?

3. Maak overzichtstekening van je preparaat

4. Maak een detailtekening van je preparaat

 

Voor extra informatie, zie bioplek: https://www.bioplek.org/1klas/1klasplant.html

Oefening/toets

Oefening: Samenvattende opdracht

Indien je nog extra wilt oefenen, hier een link van Biologiepagina.nl:  https://biologiepagina.nl/34mavo/Planten/inleiding.htm

Of maak deze leuk en leerzame puzzel/oefening: https://biologiepagina.nl/Puzzels/Puzzelplanten.htm

  • Het arrangement Plantenwerk is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2019-11-21 14:25:41
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    In deze wikiwijs is gebruik gemaakt van afbeeldingen van de website: https://vcbio.science.ru.nl/

    De toegang tot het gebruik van deze bestanden is verleend via de Hogeschool NHL in Leeuwarden.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Met deze wikiwijs leer je de structuur, groeiwijze en verschillende soorten weefsels van planten kennen. Dit wordt door te werken met een microscoop. Biologie Vmbo leerjaar 4.
    Leerniveau
    VMBO theoretische leerweg, 4;
    Leerinhoud en doelen
    Dynamisch evenwicht; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Opbouw van leven;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    biologie, groeiwijze, klas 4, microscoop, plant, plantenpracticum, stevigheid van een plant, vmbo, weefsels, wortels

    Bronnen

    Bron Type
    BioVlogie presenteert "hoe werk je met een microscoop".
    https://www.youtube.com/watch?v=wbT3lIFmobg
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.