§6 Gemengde opgaven

§6 Gemengde opgaven

§6 Gemengde opgaven

Uitleg

Hieronder vind je allerlei handige links naar youtube uitlegvideo's.

 

Loodrecht & evenwijdig

 

Afstanden

 

​Vlakke figuren

 

Omtrek & oppervlakte

 

Metriek stelsel

 

Opgaven.

1H02 Gemengde opgaven .......................................................................................................

  Lijnen

 

Je ziet vier keer twee lijnen l en m getekend.

Geef per keer aan of de getekende lijnen evenwijdig lopen of loodrecht op elkaar staan of geen van beide.

I De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………

II De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………

III De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………

IV De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………

 

  vlakke figuren

 

  1. Teken in een passend assenstelsel de volgende punten; A(-2,-1), B(1,-1), C(-1, 3)
  2. Maak van de punten A, B, C, parallellogram ABCD.
  3. Noteer de coördinaten van punt D.
  4. Teken de diagonalen in de figuur.
  5. Zet in zijden die even lang zijn, even lang tekentjes
  6. Zet in zijden die evenwijdig zijn, evenwijdig tekentjes.

 

  vlakke figuren

 

Bekijk de figuur hiernaast.

  1. Er is een foutje gemaakt bij het tekenen van de figuur hiernaast. Noteer op je ruitjespapier welke fout er gemaakt is.
  2. Welke zijde van de figuur is gekleurd?
  3. Wat is het overliggende hoekpunt van hoekpunt B
  4. Hoe kun je zien dat zijde AB en CD even lang zijn
  5. Noteer de twee paren evenwijdige zijden.

 

 

  Vier lijnen

 

Bekijk de figuur. Je ziet vier lijnen en vier punten.

Vul in: lijnstuk, snijpunt, loodrecht of evenwijdige.

Lijn l en lijn m zijn ………………………………… lijnen.

Lijn p staat …………………………………… op lijn m.

Punt C is het ……………………………… van l en lijn p.

AB, BD, CD en AC noemen we een ………………………………………

 

 

 

 

 

 

Afstanden

 

Bekijk de figuur.

Je ziet een twee punten en twee lijnen.

  1. Teken de afstand tussen de punten A en B.
    De afstand van A tot B is ongeveer ………… cm.
  2. Teken de afstand tussen punt A en lijn m.
    De afstand van A tot m is ongeveer ………… cm.
  3. Teken de afstand tussen punt B en lijn l.
    De afstand van B tot l is ongeveer ………… cm.
  4. Teken de afstand tussen m en n.
    De afstand tussen m en n is ongeveer ………… cm.

 

 

 

 

 

  Lijnen

 

  1. Teken in een passend assenstelsel de punten P(4,5) Q(1,3), R(3,0) en S(2, 6)
  2. Verbind punt R met punt S zodat lijnstuk RS ontstaat.
  3. Teken met groen kleurpotlood door punt P de lijn k loodrecht op RS, maak de lijn minimaal 4 cm lang.
  4. Teken met blauw kleurpotlood door punt Q de lijn b evenwijdig aan RS, maak de lijn minimaal 3 cm lang.

 

Vierhoek 1

 

Bekijk de figuur hiernaast.

Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
De zijden zijn ……………………………………………………
De zijden staan …………………………………………………
De diagonalen zijn ……………………………………………
De diagonalen staan …………………………………………

 

 

 

 

Vierhoek 2

 

 

 

 

Bekijk de figuur hiernaast.

Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
De zijden AB en BC zijn .……………………………………
De zijden AD en CD zijn …………………………………….
De diagonalen staan ………………………………………….

 

 

 

 

 

 

 

 

Vierhoek 3

 

Bekijk de figuur hiernaast.

Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
De zijden zijn ……………………………………………………
De diagonalen staan …………………………………………

 

 

 

 

 

 

10  Vierhoek 4

 

 

 

 

Bekijk de figuur hiernaast.

Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
Zijden AB en CD zijn ………………… en  …………………

Zijden AD en BC zijn ………………  en  ………………

 

 

 

 

11    Figuur

 

Bekijk de figuur op roosterpapier.

De hokjes zijn 1 cm bij 1 cm.
Vul in:
De omtrek is …………… cm
De oppervlakte van de figuur is ………… cm²

 

 

 

 

 

 

 

12    Driehoek

 

Op roosterpapier is een driehoek getekend.

De hokjes zijn 1 cm bij 1 cm.
Bereken de oppervlakte van deze figuur.

Weet je het nog, je werkt met de formule:

opp \(\triangle\) = zijde x bijb. hoogte : 2

 

 

 

 

13    Omrekenen 1

 

 

 

 

Je weet: 1 m = 100 cm

Reken om:

  1. 5 m = ……………… cm
  2. 0,5 m = ……………… cm
  3. 2,2 m = ……………… cm
  1. 600 cm = ……………… m
  2. 70 cm = ……………… m
  3. 430 cm = ……………… m

 

14    Omrekenen 2

 

Je weet: 1 km = 1000 m

Reken om:

  1. 5 km = ……………… m
  2. 0,5 km = ……………… m
  3. 2,2 km = ……………… m
  1. 6000 m = ……………… km
  2. 700 m = ……………… km
  3. 4300 m = ……………… km

 

15     Omrekenen 3

 

Je weet: 1 m² = 10000 cm²

Reken om:

  1. 3 m² = ……………… cm²
  2. 0,7 m² = ……………… cm²
  3. 2,5 m² = ……………… cm²
  1. 20000 cm² = ……………… m²
  2. 5000 cm² = ……………… m²
  3. 67000 cm² = ……………… m²

 

16    Omrekenen 4

 

Wat klopt? Kies het juiste antwoord.

A 232 cm = 23 m en 2 dm
B 632 cm = 63 dm en 2 cm
C 453 cm = 4 m en 53 dm
D 892 cm = 8 dm en 92 cm

 

17     Lengtematen

 

Reken uit. Schrijf de tussenstappen op!

  1. 220 cm + 6,4 m     = ………………… = ………………… dm
  2. 900 cm + 30 dm    = ………………… = ………………… m
  3. 110 cm + 500 mm = ………………… = ………………… dm
  4. 8 cm    + 13,42 m = ………………… = ………………… dm
  5. 90 cm  + 31 dm    = ………………… = ………………… m
  6. 114 cm + 560 mm = ………………… = ………………… dm

Uitwerkingen.

1H02 Uitwerkingen Gemengde opgaven .........................................................................................

   

 

  1. De lijnen l en m   lopen evenwijdig
  2. De lijnen l en m   zijn niet evenwijdig en staan niet loodrecht op elkaar
  3. De lijnen l en m   lopen evenwijdig
  4. De lijnen l en m    staan loodrecht op elkaar

 

   

 

Om van punt A naar B te komen, ga je …4… hokjes naar rechts en …2… hokjes omhoog.

Om van punt C naar D te komen, ga je …4… hokjes naar rechts en …2… hokjes omhoog.

Wat je op zou moeten vallen: je gaat in beide gevallen 4 hokjes naar rechts en 2 hokjes omhoog

 

   

 

Om van punt A naar B te komen, ga je …4… hokjes naar rechts en …2… hokjes omhoog.

Om van punt C naar D te komen, ga je …2… hokjes naar rechts en …4… hokjes omlaag.

Wat je op zou moeten vallen: de getallen zijn gelijk, maar ‘omgekeerd’.

 

   

 

Lijn l en lijn m zijn   evenwijdige   lijnen.

Lijn p staat   loodrecht   op lijn m.

Punt C is het …… snijpunt …… van l en lijn p.

AB, BD, CD en AC noemen we een   lijnstukken

 

   

 

  1. De afstand van A tot B is    ongeveer  4,7 cm.
  2. De afstand van A tot m is    ongeveer  1,5 cm.
  3. De afstand van B tot l is    ongeveer  2 cm.
  4. De afstand tussen m en n is    ongeveer  2,2 cm.

 

   

 

  1.  
  2. Ja, de twee lijnstukken zijn evenwijdig, want de afstand tuseen de lijnen is steeds even groot.

 

   

 

AB is de   diameter   van de cirkel.

CM is de   straal   van de cirkel.

M is het   middelpunt   van de cirkel

 

   

 

Vliegtuig   B

 

   

 

* eigen ontwerp *

 

10     

 

ABCD is een   vierkant

De zijden zijn   even lang

De zijden staan   loodrecht op elkaar

De diagonalen zijn   even lang

De diagonalen staan   loodrecht op elkaar

 

11     

 

ABCD is een   vlieger

De zijden AB en BC zijn   even lang

De zijden AD en CD zijn   even lang

De diagonalen staan   loodrecht op elkaar

 

12     

 

ABCD is een   ruit

De zijden zijn   even lang

De diagonalen staan   loodrecht op elkaar

 

13     

 

ABCD is een   parallellogram

De zijden AB en CD zijn   even lang

De zijden AB en CD lopen   evenwijdig

De zijden AD en BC zijn   even lang

De zijden AD en BC lopen   evenwijdig

 

14     

 

De omtrek is 6 + 6 + 2 + 1 + 2 + 3 + 2 + 2 = 24 cm

De oppervlakte van de figuur is   26 cm²

 

15     

 

De oppervlakte van de figuur is   (6 × 6) : 2 = 18 cm²

De omtrek is ongeveer 6 + 6 + 8,5 = 20,5 cm

 

16     

 

  1. 5 m      =  500 cm
  2. 0,5 m   =    50 cm
  3. 2,2 m   =  220 cm
  1. 600 cm  =     6 m
  2. 70 cm    =  0,7 m
  3. 430 cm   =  4,3 m

 

17     

 

  1. 5 km     =  5000 m
  2. 0,5 km  =    500 m
  3. 2,2 km  =  2200 m
  1. 6000 m  =    6 km
  2. 700 m   =  0,7 km
  3. 4300 m  =  4,3 km

 

18     

 

  1. 3 m²     =  30   000 cm²
  2. 0,7 m²  =    7000 cm²
  3. 2,5 m²  =  25   000 cm²
  1. 20000 cm² =    2 m²
  2. 5000 cm²  =  0,5 m²
  3. 67000 cm² =  6,7 m²

 

19     

 

Antwoord B  ( 632 cm = 63 dm en 2 cm) is juist

 

20     

 

  1. 220 cm + 6,4 m = 22 dm + 64 dm =  86 dm
  2. 900 cm + 30 dm = 9 m+ 3 dm =  12 m
  3. 110 cm + 500 mm = 11 dm + 5 dm =  16 dm
  4. 8 cm + 13,42 m =0,8 dm + 134,2 dm =  135 dm
  5. 90 cm + 31 dm = 0,9 m + 3,1 m =  4 m
  6. 114 cm + 560 mm = 11,4 dm + 5,6 dm =  17 dm
  • Het arrangement §6 Gemengde opgaven is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    D. Giessen Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-10-14 17:31:44
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten