1H02 Gemengde opgaven .......................................................................................................
| 1 | Lijnen |
Je ziet vier keer twee lijnen l en m getekend.
Geef per keer aan of de getekende lijnen evenwijdig lopen of loodrecht op elkaar staan of geen van beide.

I De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………
II De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………
III De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………
IV De lijnen l en m ……………………………………………………………………………………………
| 2 | vlakke figuren |
| 3 | vlakke figuren |
Bekijk de figuur hiernaast.
| 4 | Vier lijnen |

Bekijk de figuur. Je ziet vier lijnen en vier punten.
Vul in: lijnstuk, snijpunt, loodrecht of evenwijdige.
Lijn l en lijn m zijn ………………………………… lijnen.
Lijn p staat …………………………………… op lijn m.
Punt C is het ……………………………… van l en lijn p.
AB, BD, CD en AC noemen we een ………………………………………
| 5 | ![]() |
Afstanden |

Bekijk de figuur.
Je ziet een twee punten en twee lijnen.
| 6 | Lijnen |
| 7 | ![]() |
Vierhoek 1 |

Bekijk de figuur hiernaast.
Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
De zijden zijn ……………………………………………………
De zijden staan …………………………………………………
De diagonalen zijn ……………………………………………
De diagonalen staan …………………………………………
| 8 | ![]() |
Vierhoek 2 |

Bekijk de figuur hiernaast.
Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
De zijden AB en BC zijn .……………………………………
De zijden AD en CD zijn …………………………………….
De diagonalen staan ………………………………………….
| 9 | ![]() |
Vierhoek 3 |

Bekijk de figuur hiernaast.
Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
De zijden zijn ……………………………………………………
De diagonalen staan …………………………………………
| 10 | ![]() |
Vierhoek 4 |

Bekijk de figuur hiernaast.
Teken de diagonalen in de figuur.
Neem over en vul in:
ABCD is een ………………………………………………………
Zijden AB en CD zijn ………………… en …………………
Zijden AD en BC zijn ……………… en ………………
| 11 | Figuur |

Bekijk de figuur op roosterpapier.
De hokjes zijn 1 cm bij 1 cm.
Vul in:
De omtrek is …………… cm
De oppervlakte van de figuur is ………… cm²
| 12 | Driehoek |

Op roosterpapier is een driehoek getekend.
De hokjes zijn 1 cm bij 1 cm.
Bereken de oppervlakte van deze figuur.
Weet je het nog, je werkt met de formule:
opp = zijde x bijb. hoogte : 2
| 13 | Omrekenen 1 |
Je weet: 1 m = 100 cm
Reken om:
|
|
| 14 | Omrekenen 2 |
Je weet: 1 km = 1000 m
Reken om:
|
|
| 15 | Omrekenen 3 |
Je weet: 1 m² = 10000 cm²
Reken om:
|
|
| 16 | Omrekenen 4 |
Wat klopt? Kies het juiste antwoord.
A 232 cm = 23 m en 2 dm
B 632 cm = 63 dm en 2 cm
C 453 cm = 4 m en 53 dm
D 892 cm = 8 dm en 92 cm
| 17 | Lengtematen |
Reken uit. Schrijf de tussenstappen op!