Lezen

Lezen

Blok 1

Onderwerp en hoofdgedachte

UITLEG - Onderwerp
Geschreven uitleg over het onderwerp van een tekst.

UITLEG - Hoofdgedachte
Geschreven uitleg over de hoofdgedachte van een tekst.

UITLEG en OEFENING - Hoofdgedachte
Geschreven uitleg en een oefening over de hoofdgedachte van een tekst.

OEFENING - Hoofdgedachte
Oefening met verschillende teksten waarbij je de hoofdgedachte van de tekst moet aangegeven.

Nog een keer de uitleg in een filmpje:

Deelonderwerp

Deelonderwerpen en tussenkopjes

A Deelonderwerp

Een tekst heeft naast een onderwerp vaak ook deelonderwerpen. Een deelonderwerp is een onderdeel van het onderwerp.
Zo kan een tekst over natuurgeweld verdeeld zijn in de vier deelonderwerpen: overstromingen, aardbevingen, orkanen en vulkaanuitbarstingen. Bij een nieuw deelonderwerp begint vaak een nieuwe alinea. Een deelonderwerp kan echter zo uitgebreid worden besproken, dat er meer dan één alinea aan wordt besteed.

Hoe kun je het deelonderwerp vinden?
Het onderwerp van een tekst kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele tekst over gaat. Het deelonderwerp (van een alinea) kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele alinea over gaat. Het antwoord is dan het deelonderwerp. Dit noteer je altijd in één of een paar woorden, dus niet in een zin.

Waar staat het deelonderwerp?

Voordat je op zoek gaat naar deelonderwerpen, moet je de tekst eerst verdelen in een inleiding, een kern en een slot. Deelonderwerpen staan alleen in de kern van een tekst. De inleiding en het slot hebben nooit een deelonderwerp.

Vaak staat het deelonderwerp al in de eerste zin van een alinea.

 

B Tussenkopje

Wat is een tussenkopje?
Een tussenkopje is een titel van een alinea. Het maakt duidelijk waar de alinea over gaat, net als de titel boven de hele tekst duidelijk maakt waar de hele tekst over gaat. Een tussenkopje geeft vaak aan wat het deelonderwerp van de alinea is.

Hoe ziet een tussenkopje eruit?
Het is vaak maar één woord. Het deelonderwerp kan heel goed als tussenkopje dienen. Een tussenkopje maakt direct duidelijk waar een alinea over gaat. Het maakt het zoekend lezen (als je snel informatie in een tekst aan het zoeken bent) een heel stuk makkelijker.

Opdracht 2a

Lees oefentekst 1 nauwkeurig.

Oefentekst 1

Katten aan de dope

I   Dronken bijen, hallucinerende rendieren, bedwelmde dolfijnen: wij mensen zijn niet de enige diersoort die soms onder invloed raakt van drugs. Ook bij katten gebeurt dit.

II  Als een kat zijn neus in kattenkruid steekt, verandert hij direct in een ware drugsverslaafde. Zijn pupillen worden groot. Hij likt aan de bladeren en geeft de plant kopjes. Af en toe onderbreekt het dier zijn activiteit door met een lege blik in de verte te staren. Gelukzalig rolt hij vervolgens miauwend over de grond.

III   Wat katten zo lekker vinden aan de plant? Kattenkruid bevat nepetalacton, een stof die de plant produceert tegen insecten. Voor katten dient de stof ook als een seksferomoon, een stof die dieren gebruiken om hun partner seksueel op te winden. Een kat die het feromoon heeft opgesnoven, vertoont het gedrag van een krols wijfje. Gek genoeg geldt dit net zo voor katers als voor poezen.

IV   In een grotere hoeveelheid lijkt het kruid ook hallucinerend te werken. Katten slaan met hun poot naar muizen die verder niemand kan zien of gaan achter onzichtbare vogels aan. Ook grote katten, zoals leeuwen en tijgers, zijn vaak gek op kattenkruid.

V   Toch heeft het spul niet op elke kat evenveel effect. Ongeveer dertig procent van de huiskatten is niet gevoelig voor deze drug. En wat doet het met mensen? Het kattenkruid (gewoon te koop bij elk tuincentrum) geeft bij ons geen reactie.

VI   Dus als je jouw kat een keer een plezier wilt doen, weet je wat je moet kopen.
bron: vrij naar Quest

Hoe ging het?

Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.

Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt.

Vind je het deelonderwerp lastig? Bekijk dan de theorie opnieuw en maak de opdrachten nog eens. Grote kans dat het kwartje dan wel valt.

Nog een keer de uitleg van het onderwerp, de deelonderwerpen en de hoofdgedachte van de tekst in een filmpje.

Blok 2

Feiten en meningen

Het zou mooi zijn als je feiten en meningen altijd gemakkelijk uit elkaar zou kunnen houden. Dat je een feit kunt herkennen aan: Het is zo en dat voor elke mening wordt gezegd: Ik vind dat...Helaas is dat niet het geval. Mensen geven vaak hun mening en verpakken die dan in de vorm van een feit:

Mark Rutte is niet betrouwbaar

of

Chocolade is lekker

Nou is bij deze twee zinnetjes de mening wel erg duidelijk te herkennen en weet je dat je zelf iets anders mag denken. Maar het is niet altijd zo makkelijk.

 

Oefening: Feit of mening?

Argumenten

Een argument gebruik je om een feit of mening te onderbouwen. Je kunt met argumenten anderen overtuigen dat jij gelijk hebt.

Voorbeelden van argumenten

Je zegt dat je niet buiten wil gymen maar binnen wil gymen . Als argumenten noem je:

  • het regent buiten en ik wil niet nat worden;
  • binnen doen we leukere dingen.

Om beter te worden in het verzinnen van goede argumenten is het goed om af en toe een debat te organiseren in de klas. Op deze site vind je daar allerlei oefeningen voor.

Signaalwoorden argument

Om te zorgen dat de lezer een argument herkent, gebruikt de schrijver signaalwoorden. Zie je zo'n signaalwoord in de tekst staan, dan weet je dat er een argument volgt.

Signaalwoorden voor argumenten zijn:

Want, omdat, namelijk, daarom, vanwege,
ten eerste, ten tweede, ten slotte.

Bronnen, betrouwbaar of onbetrouwbaar

Vorig jaar hebben we het gehad over de betrouwbaarheid van een tekst. Je begint bij de bron (staat meestal onder de tekst). Hier staat waar en wanneer de tekst is gepubliceerd.
Vervolgens bekijk je waar de tekst is gepubliceerd. Komt het uit een krant, zoals het NRC of de Trouw, dan mag je aannemen dat de tekst betrouwbaar is. Staat de tekst in de Girlz of in de Panna!, dan moet je kijken wie de tekst geschreven heeft. Is het een professor of een jongen van 10 jaar oud?
Kijk ook altijd naar de datum van de tekst. Op Facebook delen mensen soms een bericht dat al drie jaar oud is. Er kan in die tijd veel veranderd zijn, waardoor de tekst niet meer klopt.

Beoordelen

Als je zelf bronnen gaat bestuderen, moet je jezelf ook voortdurend de vraag stellen of je denkt dat het klopt wat er staat en waarom. Je gebruikt daarbij in eerste instantie je gezond verstand: staan er geen fouten en is het allemaal logisch? Maar ook je gevoel/intuïtie kan een belangrijke rol spelen: als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het dat misschien ook wel (je voelt achterdocht). In alle gevallen zul je de informatie die de bron je geeft beoordelen. Je trekt daarbij je eigen conclusie, op basis van de argumenten die je overtuigend vindt.

Onderzoeken

Om bronnen te kunnen beoordelen, moet je onderzoeken wanneer een bron is gemaakt. Dat zegt iets over de tijd waarin de informatie beschikbaar is gesteld. Ook is het belangrijk om uit te zoeken wie de informatie heeft opgesteld (en of we van die persoon iets willen aannemen). Daarbij is het ook nog eens belangrijk om te kijken of de informatie bestaat uit een mening van een persoon of uit een (controleerbaar) feit. Kijk ook naar hoe de informatie van een bron is verkregen: via wetenschappelijk onderzoek of anders? Probeer altijd zo veel mogelijk te weten te komen over de bron en besluit vervolgens of de informatie bruikbaar is.

 

 
 

Blok 3

Tekstverbanden

Als je tekstverband aanbrengt, zorg je voor samenhang in een tekst. Voor logica in de volgorde van de ene zin naar de andere en de ene alinea naar de andere. Zo begrijpen lezers sneller waar de tekst over gaat. Je brengt het verband dus aan tussen zinnen en tussen alinea’s.

Voorbeeld 1: Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.

Voorbeeld 2: Jan gaat binnenkort werken, want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.

Zie je het verschil tussen de twee voorbeelden? De zinnen in het eerste hangen als los zand aan elkaar. Het lijkt of het zinnen zijn die niets met elkaar te maken hebben.

In het tweede voorbeeld zorgen de vetgedrukte woorden ervoor dat er verband in de tekst komt. De zinnen staan met elkaar in verbinding. De woorden die daarvoor zorgen, heten signaalwoorden.

Er zijn verschillende soorten verbanden; bij ieder soort verband horen vaak andere signaalwoorden.


Opsommend verband

Bij een opsommend verband worden een aantal zaken achter elkaar opgenoemd.
Voorbeeld 3: Ik ga eerst naar school, dan ga ik huiswerk maken, vervolgens ga ik hockeyen en tenslotte kijk ik nog een half uurtje televisie.

Een opsommend verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
eerst, dan, daarna, vervolgens, tenslotte, ook, bovendien, verder, nog, daarnaast, ten eerste ... ten tweede ... 

 

Uitspraak-voorbeeld

Bij het verband uitspraak-voorbeeld kan er in een zin een uitspraak worden gedaan, terwijl in de zin erna een voorbeeld staat. Of in de ene alinea staat een uitspraak en in de volgende alinea volgt het voorbeeld.

Voorbeeld 3: In het Nederlands elftal hebben de afgelopen jaren geweldige spelers gevoetbald. Denk bijvoorbeeld aan spelers als Arjen Robben, Robin van Persie en Wesley Sneijder.

Voorbeeld 4:
Alinea 1: Vroeger hadden de mensen in Middelburg nooit last van overlast door jongeren. De laatste jaren echter is de overlast stevig toegenomen. De burgers van Middelburg krijgen steeds meer last van jongeren die vernielingen aanrichten.

Alinea 2: Denk bijvoorbeeld aan het bekliederen van bushokjes, het in brand steken van prullenbakken en het gooien van eieren tegen de ramen van omwonenden van hangplekken. De lijst met vernielingen wordt steeds langer en langer.

Opdracht:

Kijk eens naar deze 3 zinnen. Wat is de uitspraak en wat het voorbeeld?

1. Ik vind junkfood erg lekker, bijvoorbeeld Big Mac's, Whoppers en pizza’s.
2. Youssef is een goede voetballer, zo scoorde hij vorige week drie keer in één wedstrijd.
3. Thuis speel ik veel spelletjes, waaronder PES, FIFA en Minecraft.

 

Het verband uitspraak-voorbeeld kun je herkennen aan signaalwoorden als:
bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, neem nou, onder meer.

Oefening 1:

Lees eerst de tekst en beantwoord dan de vragen.

Dafne Schippers feestelijk onthaald op Rotterdam Centraal

Dafne Schippers en de rest van de Nederlandse atletiekploeg zijn vanmiddag per trein gearriveerd in Nederland na de WK atletiek in Londen. Op Rotterdam Centraal wachtte de wereldkampioene op de 200 meter een feestelijk onthaal.

Kinderen vormden een erehaag voor de atletiekploeg. De WK atletiek in Londen gaat de boeken in als de meest succesvolle in de Oranje-historie, met vier medailles en tien noteringen in de top acht. Naast het goud van Schippers nam Nederland drie bronzen plakken mee naar huis. Schippers pakte tevens brons op de 100 meter, Anouk Vetter werd derde op de zevenkamp en Sifan Hassan behaalde brons op de 5.000 meter.

Bron: AD door Marjolein Groenendijk, 2017

Vragen:

1. Wat is het onderwerp van de tekst?
2. Wat voor soort tekst is dit? Kies uit:
    A. advertentie
    B. ingezonden brief
    C. krantenartikel
    D. tijdschriftartikel
3. Dafne Schippers heeft een gouden medaille gewonnen op het WK atletiek. Op welk onderdeel?
4. In alinea 2 staat een opsomming. Schrijf de delen op.
5. Wat is het doel van deze tekst? Kies uit:
    A. amuseren
    B. informeren
    C. overtuigen
    D. overhalen

Blok 4

Tekstverbanden: tijd, oorzaak en gevolg

In een tekst kun je samenhangen aanbrengen door alinea's met elkaar te verbinden.
Die samenhang heet het verband in de tekst.Je kunt verbanden herkennen aan signaalwoorden.
Er zijn verschillende soorten verbanden; bij ieder soort verband horen vaak andere signaalwoorden.

Volgorde van tijd
Een zins- of alineaverband dat het verloop van de tijd aangeeft.
Voorbeeld:
Vroeger verplaatste men zich met de koets, later werd de stoomtrein een belangrijk vervoersmiddel en nu is de auto de makkelijkste manier om je snel te verplaatsen.

Andere signaalwoorden die een chronologisch verband aangeven: eerst, daarna, dan, vervolgens, later, in de toekomst, enzovoort.

Tekstverband oorzaak-gevolg
Dit verband geeft aan dat je nu met een situatie zit (gevolg) doordat er iets gebeurde waar je niets aan kon doen.
Voorbeelden:
Ik ben te laat op school, doordat de brug open stond.
Door de hevige regenval was een deel van de weg afgesloten.

Het is belangrijk dat je bedenkt wat er eerst gebeurde (oorzaak) en welk deel van de zin of alinea het gevolg daarvan aangeeft.

Een oorzaak-gevolg verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
door, doordat, ten gevolge van, daardoor, zodat, waardoor, enzovoort.

Blok 5

Schema's maken

Voor het begrijpen en onthouden van een tekst kun je ook een schema maken/gebruiken.

Hoe maak ik een schema?

Een schema is een heel korte samenvatting met steekwoorden die met elkaar in verband staan. Je maakt een schema van een moeilijke tekst om de belangrijkste zaken van een leertekst overzichtelijk bij elkaar te zetten. Daardoor kun je het beter onthouden en krijg je een beter inzicht hoe iets in elkaar zit.

Hoe pak je dat nu aan?

  1. Lees de tekst goed door.
  2. Onderstreep de belangrijkste woorden
  3. Schrijf het onderwerp van de tekst op.
  4. Zet de belangrijkste woorden in een schema (kolommenschema, pijltjesschema of opsomming)

 

  • Voorbeeld: Zet in een kolommenschema de kenmerken van de volgende huisdieren: hond, kat, cavia

 

Hond

kat

cavia

gewicht

.......... gram ........... gram .......... gram

voeding

     

leukste kenmerk

     

dagelijkse verzorging

     

huisvesting

     

 

Je maakt een schema met pijltjes als de verdeling in soorten steeds verder gaat.

Maak niet van elke tekst een schema. Bijvoorbeeld bij een opsommende tekst, waarin bijvoorbeeld kenmerken, voorbeelden, voorbeelden in voor komen. Je kan dan beter een overzicht met allemaal korte punten onder elkaar maken.

Bijvoorbeeld:

A                           1                       -

B.                          2                       -

C                           3                       -

 

 

Opdracht Nieuwsbegrip

Voor de docent: Ga naar het archief, tekst 2013-2014 9 Carnaval op C-niveau

Werkblad leerling

 

Oefening 2: Schoon doekje?

Tekst:

Vaatdoek

Een vaatdoek of schotelvod is een doekje waarmee het aanrecht plus gootsteen worden schoongemaakt. Een vaatdoek wordt ook gebruikt om tafels mee af te vegen.

De naam is wat verwarrend, want de vaat afdrogen wordt nou net niet met een vaatdoek gedaan, maar met een theedoek. Een vaatdoek wordt daarom ook aanrechtdoekje of dweiltje genoemd. Toch heeft de naam wel betrekking op de afwas — het is de voorloper van de afwasborstel.

Vaatdoeken kunnen veel bacteriën bevatten als ze niet regelmatig gewassen worden. Eind 2005 maakt de Consumentenbond bekend dat een vaatdoek in een studentenhuis gemiddeld 7,9 miljard bacteriën bevat. In een vaatdoek bij een Nederlands gezin werden gemiddeld 3,1 miljoen bacteriën aangetroffen. Alle doeken bleken bij het onderzoek al na één dag veel bacteriën bevatten. Dit hoeft geen probleem te zijn als de vaatdoek alleen wordt gebruikt voor het schoonmaken van het aanrecht. Door het doekje te wassen op zestig graden worden alle bacteriën gedood.

Bron: Wikipedia, 2017

 

Vragen:

  1. Wat is het onderwerp van de tekst?
  2. Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
  3. Wat is de bron van de tekst?
  4. Waarom zijn sommige woorden blauw gedrukt?
  5. Zet de belangrijke woorden in een schema.

Blok 6

Tekstverbanden: Voorwaardelijk verband

Voorwaardelijk verband
Een voorwaardelijk verband in een tekst beschrijft de voorwaarden waaronder iets gebeurt. In de zin of alinea wordt een voorwaarde genoemd.

Als er in de zin of alinea een voorwaarde wordt genoemd.
Voorbeeld

  • Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.

Een voorwaardelijk verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
als, mits, wanneer, indien, op voorwaarde dat, tenzij, in het geval dat, enzovoort.

Oefening: Mits of tenzij