Leeslogboek Kamilla van Dijk

Leeslogboek Kamilla van Dijk

Algemeen

Planning schooljaar 2019 - 2020

In havo 4 ga je 6 boeken lezen. Bij elk boek update je het leeslogboek

Hieronder vind je een schema met deadlines. Wanneer je dit schema volgt, weet je zeker dat je tijd genoeg hebt om alle boeken te lezen en je leeslogboek tijdig bij te werken. Je docent zal aangeven wanneer zij de leeslogboeken bekijkt. Op deze momenten kun je feedback ontvangen over de gelezen boeken en over de inhoud van je leeslogboek.

 

Leeslogboek starten       zorg dat je leeslogboek uiterlijk vrijdag 31 augustus gemaakt is
Boek 1                            periode 1 - week 39 - 23 tm 29 september
Boek 2                            periode 2 - week 46 - 11 tm 17 november
Boek 3                            periode 2 - week 3 - 13 tm 19 januari
Boek 4                            periode 3 - week 8 - 17 tm 23 februari
Boek 5                            periode 3 - week 14 - 30 maart tm 5 april
Boek 6                            periode 4 - week 20 - 11 tm 17 mei
Leeslogboek compleet   periode 4 - week 25 - 19 juni

Voorwaarden boekkeuzes

In havo 4 lees je 6 boeken. Geef altijd aan je docent door welk boek je gaat lezen. Op deze manier kan de docent
tijdig adviseren om eventueel een ander boek te kiezen.

De boeken op je leeslijst moeten aan een aantal eisen voldoen:
- De boeken moeten oorspronkelijk in de Nederlandse taal zijn geschreven. Dus geen vertaalde werken.
- Je leeslijst mag 1 literaire thriller bevatten.
- Er moet een ontwikkeling zichtbaar zijn in het niveau van de boeken die je leest.
Gebruik hiervoor https://15-18.jeugdbibliotheek.nl/lezen/lezen-voor-de-lijst.html

Lezen voor de lijst
Op de website Lezen voor de lijst vind je 6 verschillende leesniveaus (https://15-18.jeugdbibliotheek.nl/lezen/lezen-voor-de-lijst/de-niveaus.html) Probeer te bepalen welk niveau bij de start van havo 4 het beste bij jou past. Probeer om in havo 4 in elk geval één boek van een hoger niveau te lezen. Bij het mondeling in havo 5 komt de ontwikkeling ook ter sprake. Wil je een boek lezen dat je niet terug kunt vinden op Lezen voor de lijst? Overleg dan met je docent over het niveau van het boek.

Instructie leeslogboek

Hoe ziet je leeslogboek eruit?

Je leest in havo 4 in totaal zes boeken. Bij elk boek moet je je leeslogboek updaten. Maak de opdracht in Wikiwijs en niet via een bestand als bijlage!

 

Bij elk gelezen boek moet er een reflectie terug te vinden zijn in je leeslogboek. Hiervoor moet je de volgende stappen doorlopen:

1. Zorg er eerst voor dat je een eigen leeslogboek aanmaakt. De instructie die je stap voor stap uitlegt hoe dit moet, vind je in de studiewijzer.
2. De gemaakte opdrachten moeten direct zichtbaar zijn. Dat betekent dat je de teksten typt in Wikiwijs of kopieert vaunit Word. Je mag geen Worddocument toevoegen als bijlage!
3. Geef op het tabblad  'boekenoverzicht' een volledig overzicht van de gelezen boeken. Zo kun je in één oogopslag zien welke boeken je gelezen hebt. Noteer van elk boek: de titel, de auteur, het niveau van het boek en het aantal sterren dat je het boek zou geven. Hierbij geldt dat 5 sterren maximaal is. Houd dit overzicht up-to-date!
2. Voor elk boek maak je vervolgens een verwerkingsopdracht bij het gelezen boek. De opdrachten waar je uit kunt kiezen, vind je bij het tabblad 'opdrachten'.
3. Aan het begin en aan het einde van het schooljaar maak je de startopdracht en de eindopdracht.

Tussentijdse 'beoordeling'
Wanneer je docent tussentijds je leeslogboek bekijkt, zal hij/zij letten op de volgende aspecten:

- Kwaliteit: heb je de juiste opdrachten gekozen die passen bij jouw visie op het gelezen boek? Heb je ook niet altijd de makkelijkste weg gekozen?
- Ontwikkeling: is er in de gelezen boeken een ontwikkeling in niveau waar te nemen? Zoek je uitdaging en ontwikkeling in de boeken die je leest?
- Volledigheid: geeft je opdracht een volledig beeld van jouw visie op het gelezen boek?
- Taalgebruik: heb je niet te veel spel- en taalfouten gemaakt?

Je krijgt feedback van je docente zodat je eventueel de gemaakte opdrachten kunt aanpassen. Natuurlijk kun je de feedback altijd gebruiken bij de komende opdrachten.

 

 

Een Wikiwijspagina maken

Je gaat je leeslogboek maken in je eigen Wikiwijspagina. Je hebt hiervoor deze Wikiwijspagina nodig. Deze ga je kopiëren naar je eigen Wikiwijsaccount. Daar kun je de pagina wijzigen door steeds je eigen verwerkingsopdrachten toe te voegen.
Hoe je deze Wikiwijspagina naar je eigen account kunt kopiëren, vind je hier

 

 

Verwerkingsopdrachten

In je leeslogboek is het van belang dat je bij elk gelezen boek vooral aangeeft wat je ervan vond en waarom. Je kunt hierbij kiezen uit een aantal vaste opdrachten of je maakt een eigen verslag waarin de voor jou belangrijkste informatie is opgenomen.

Neem bij elk boek sowieso op: titel - auteur
Op deze manier is het voor jouzelf en voor je docent direct duidelijk over welk boek het verslag gaat.

 

Je mag bij elk boek kiezen uit onderstaande verwerkingsopdrachten:

Standaardverslag

Het standaardverslag bestaat uit de volgende onderdelen:
- samenvatting van het boek
- overzichtelijke analyse met de belangrijkste elementen uit de verhaalanalyse
- informatie over de schrijver
- je eigen mening over het gelezen boek
Bij deze opdracht geldt dat je alle informatie (met uitzondering van je eigen mening) letterlijk van internet mag overnemen. Vermeld in dat geval bij elk onderdeel de gebruikte bron. Wees kritisch in de bronnen die je gebruikt. Jij bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verwerkingsopdracht.

Recensieopdracht

Schrijf een recensie waarin je elementen uit de samenvatting, de analyse, de schrijversinformatie en je eigen mening combineert. Let hierbij op het volgende:
- Je schrijft de recensie voor iemand die het boek niet gelezen heeft. Laat de lezer van de recensie dus eerst kennismaken met het boek. Vertel kort waar het over gaat / neem een stukje uit het boek letterlijk over. Maak de lezer nieuwsgierig naar het verhaal
- Vertel in de kern meer over de analyse en de schrijver. Combineer deze informatie met je eigen mening. Leg dus steeds uit wat jij ergens van vindt.
- In het slot geef je je eindoordeel. Je vertelt wat je uiteindelijk ‘over-all’ van het boek vond. Je geeft een tip aan mogelijke lezers of reageert op de verwachting die je had voordat je ging lezen.
- Je recensie krijgt een passende en pakkende titel. Dat kan een quote zijn uit het boek, het mag al iets zeggen over je eindoordeel. Als het maar origineel is en de aandacht trekt.
- Markeer in je recensie de zinnen / zinsdelen waarin je je eigen mening verwoordt.

 

Opdracht van Lezen voor de Lijst

Maak de opdrachten die op de site www.lezenvoordelijst.nl horen bij jouw boek. Als er bij jouw boek opdrachten horen op verschillende niveaus, kies dan de opdracht die het beste bij jou past. Neem bij de uitwerking van de opdracht telkens de opdracht over en het bijbehorende antwoord. Geef tot slot kort aan waarom je voor deze opdracht gekozen hebt.

 

Juryrapport

Je doet alsof het boek dat je hebt gelezen is ingezonden voor een landelijke boekenwedstrijd. Bij deze wedstrijd ben je als jurylid op zoek naar het beste Nederlandstalige boek. Om dit beste boek te kunnen kiezen, moet je eerst bepalen aan welke eisen het moet voldoen. 2 eisen zijn al bekend, namelijk: - het boek moet een verrassend einde hebben EN - de titel moet perfect de strekking van het verhaal weergeven.
Wat ga jij als jurylid op papier zetten:
- Je vult de gegeven eisen aan met 3 eigen eisen waarvan jij vindt dat het beste boek daaraan moet voldoen. Geef ook een korte motivatie / verantwoording bij elke eis: waarom vind je deze eis belangrijk?
- Uiteindelijk heb je een lijst van 5 eisen verzameld die je nu moet gaan koppelen aan het gelezen boek. Dit doe je door bij elke eis een omschrijving te geven van jouw boek. Dus bijvoorbeeld: heeft het boek een verrassend einde? Waarom wel of waarom niet? De antwoorden hoeven niet altijd positief te zijn.
- De laatste stap is bepalen of jouw boek het beste Nederlandstalige boek is. Dit doe je door een conclusie te schrijven bij de 5 eisen. Je geeft een korte samenvatting van jouw bevindingen en komt tot een eindoordeel. Dit eindoordeel hoeft niet altijd positief te zijn!

 

Brief van de uitgever

Bij deze opdracht kruip je in de huid van de uitgever. Je doet je alsof het boek dat je gelezen hebt, nog niet is uitgegeven.
Stel je voor: je werkt bij een uitgeverij. De schrijver van jouw boek komt binnen met zijn verhaal en vraagt of jij het werk wilt uitgeven. Je bent best enthousiast, maar je ziet nog wel ruimte voor verbeteringen. Je besluit om jouw reactie op papier te zetten en naar de schrijver te sturen.
De opdracht:
- Schrijf een brief aan de schrijver. Je begint natuurlijk met een korte inleiding.
- Vervolgens geef je jouw persoonlijke oordeel over het boek. Het is jouw oordeel, dat betekent dat het zowel positief als negatief kan zijn.
- Daarna ga je aangeven waarom je op dit moment het boek nog niet wilt uitgeven. Je geeft 3 elementen waarvan je vindt dat deze aangepast moeten worden en waarom. Denk bij elementen aan de theorie van verhaalanlyse.
- Als je hebt aangegeven wat je aangepast wilt hebben en waarom, ga je de schrijver advies geven in hoe hij/zij het moet aanpassen. Je hebt hier als uitgever natuurlijk een visie in. Dus: wat zou de schrijver moeten doen om ervoor te zorgen dat je het boek wel uitgeeft.
- Je rondt de brief netjes af.

 

Brief aan de uitgeverij

Stel je voor: het werk dat je gelezen hebt, heb je zelf geschreven. Je blijkt over bijzonder schrijftalent te beschikken. Het verhaal is nog niet gepubliceerd, maar je wilt graag dat een uitgeverij het uit gaat geven. Je besluit een uitgeverij te schrijven om je verhaal te promoten!
- Je schrijft een brief aan een uitgeverij. Ga eerst eens op zoek naar bestaande uitgeverijen en kies een geschikte uit voor jouw boek.
- Je introduceert jezelf als schrijver en je vertet kort waarom je deze brief schrijft.
- In de kern introduceer je het verhaal. Je geeft informatie over de titel, het thema, het plot en het perspectief.
- Je legt uit voor welk publiek jouw boek geschikt is. Koppel dit aan de niveaus van Lezen voor de Lijst en leg uit waarom dit het geschikte publiek is.
- Rond je brief netjes af.

Beoordeling

Algemeen

In havo 4 ben je verantwoordelijk voor het eerste deel van je leeslogboek. Aan het einde van het schooljaar moeten er 6 boeken terug te vinden zijn in je logboek. Je docent zal tussentijds aangeven wanneer zij de leeslogboeken bekijkt. In havo 5 vul je het leeslogboek aan met nog 4 boeken. Aan het einde van havo 5 vindt tot slot het mondeling plaats over de 10 gelezen boeken. Voor dit mondeling krijg je een cijfer. Het leeslogboek dat je in havo 4 hebt opgebouwd wordt beoordeeld met een cijfer. Dit cijfer is onderdeel van het PTA van Nederlands.


Tussentijdse 'beoordeling'
Wanneer je docent tussentijds je leeslogboek bekijkt, zal ze letten op de volgende aspecten:

- Kwaliteit: heb je de juiste opdrachten gekozen die passen bij jouw visie op het gelezen boek? Heb je ook niet altijd de makkelijkste weg gekozen?
- Ontwikkeling: is er in de gelezen boeken een ontwikkeling in niveau waar te nemen? Zoek je uitdaging en ontwikkeling in de boeken die je leest?
- Volledigheid: geeft je opdracht een volledig beeld van jouw visie op het gelezen boek?
- Taalgebruik: heb je niet te veel spel- en taalfouten gemaakt?

Je krijgt feedback van je docente zodat je eventueel de gemaakte opdrachten kunt aanpassen. Natuurlijk kun je de feedback altijd gebruiken bij de komende opdrachten.

Startopdracht

Wat is je startpositie?

Het is natuurlijk niet zo dat je pas in havo 4 begint met lezen. Jullie hebben allemaal al eerder boeken gelezen. De één misschien wat meer boeken dan de ander. De één leest alleen, omdat het moet, terwijl de ander ook voor zijn of haar ontspanning leest.

Eén van de doelen die we in havo 4 en 5 met lezen hebben, is dat je je ontwikkelt op het gebied van literatuur. Je gaat nog beter ontdekken welk type boek past bij jou en waarom. Aan het einde van havo 5 moet je een beargumenteerde mening kunnen geven over jouw gelezen boeken.

We hebben dus een doel in havo 5, maar om een doel te hebben, moet je ook weten waar je gestart bent. Daarom de volgende opdracht voor jullie:
 

1. Denk eens terug aan de boeken die je de afgelopen jaren gelezen hebt. Denk je dat dit literatuur of lectuur is? Wat is eigenlijk het verschil tussen literatuur en lectuur? Kies één van de boeken uit die je recentelijk gelezen hebt. Welk boek kies je en waarom? Raad je mensen dit boek aan of juist niet? En waarom?

Beantwoord de vorige vragen en maak van je antwoorden een mooie tekst.

2. In de les maak je een opdracht die gaat over welk type lezer je bent. Wat voor type ben jij?

Verwerk de uitkomst van deze opdracht ook in je tekst.


 

 

 

Plan

Lees de tekst die je bij de startopdracht hebt gemaakt, nog eens goed door. Beantwoord de volgende vragen.

 

1. Welk soort boeken wil je gaan lezen dit jaar? Waaraan moet een leuk boek vooor jou voldoen?

2. Ga naar https://15-18.jeugdbibliotheek.nl/lezen/lezen-voor-de-lijst.html en bekijk welke titel je aanspreken. Maak hieronder een overzicht van de boeken die je wel aardig lijken om te lezen.

3. Je moet 6 boeken lezen en het is verstandig je aan de planning van de docent te houden. Hoe ga je er voor zorgen dat je dit jaar op schema blijft?

Boekenoverzicht

Hieronder staan alle boeken die ik heb gelezen voor het vak Nederlands in Havo 4:

1. Hersenschimmen van J.Bernlef

2. Red ons, Maria Montanelli van Herman Koch

3. Verraad me niet van Tessa de Loo

4. Schuld van Walter van den Berg

5. Op Zee van Toine-Heijmans

6. Robinson van Doeschka Meijsing

boeken

Maak hier een overzicht van alle boeken die je hebt gelezen. Vul het overzicht steeds aan. Doe het als volgt:

Titel - schrijver/schrijfster -  jaar van uitgave - aantal sterren dat je het boek geeft (1t/m 5)

Red ons, Maria Montanelli, 1989, niveau 2; 2 sterren

Hersenschimmen, J.Bernlef,1984, niveau 3;2 sterren

Verraad me niet, Tess de Loo, 2011,n.v.t.; 4 sterren

Schuld, Walter van den Berg, 2016; niveau3; 3 sterren

Op Zee, Toine-Heijmans,2011, niveau 3; 4 sterren

Robinson, Doeschka Meijsing, 1976,niveau 3; 3 sterren

Isabelle;  Tessa de Loo; 2012;niveau 2; 3 sterren

De donkere kamer van Damokles; Willem Frederik Hermans; niveau 4;1958; 4 sterren

Alles wat er was; Hanna Bervoets;2013;niveau 4;5 sterren

Birk; Jaap Robben;2014;niveau; 3 sterren

Red ons, Maria Montanelli, 1989, 2 sterren

Boekverslag Red ons, Maria Montanelli

 

Samenvatting

'Het verhaal dat ik wil vertellen gaat over de zwakbegaafde jongen. Hij heette Jan Wildschut (...).' Vier maanden na dato blikt een naamloze ikfiguur terug naar de tijd toen hij als zestienjarige op het Montanelli Lyceum zat in Amsterdam-Zuid, met name naar de dood van de zwakbegaafde Jan Wildschut. De verteller onderbreekt zijn verhaal over de zwakbegaafde jongen voortdurend met uitweidingen over ergernissen en haat die hij als puber voelde voor zaken en personen in zijn omgeving.

Met zijn vader heeft hij een slechte relatie. Zo walgt hij van de manier waarop deze elke keer weer 'de gerechten benadert: (...) altijd met vork en mes, om ze op die manier zo lang mogelijk op afstand te houden' (hoofdstuk 2). Erger nog vindt hij dat zijn vader al zeker vier jaar een buitenechtelijke verhouding heeft met een weduwe, die 'amper drie blokken verderop op zijn hartverwarmende komst zat te wachten' (1). Zijn moeder is van de verhouding op de hoogte, maar is te zacht en onmachtig om zich ertegen te verzetten. De verteller moet niets van de weduwe hebben: ze zwenkt 'als een fregat' over straat met haar kapsel dat 'in een windtunnel' lijkt te zijn geknipt en heeft alleen maar oog voor haar eigen uitstraling (2). Hij vindt haar bij uitstek passen in de chique buurt, waarin hij tot zijn spijt ook zelf woont ('die hele duffe en verwende kankerbuurt', 2). In lange tirades gaat hij tekeer tegen 'die opgefokte menopauzekoppen' die 'in hun dure bontjassen hun eigen weerzinwekkende spiegelbeeld in de etalageruiten lopen te bewonderen' (2). De buurt telt maar liefst 150 banketbakkers en delicatessenwinkels, waarin de verkoopstertjes 'van hun onderbroek tot uit hun stroperige tuitmondjes' stinken naar buitenlandse kaassoorten en fijne vleeswaren.

Bij hem om de hoek ligt het Montanelli Lyceum, de school die hij bezoekt en die hij grenzeloos verafschuwt. Het gebouw op zich vindt hij al deprimerend, maar van leerlingen, ouders, docenten en onderwijssysteem moet hij helemaal niets hebben. De ouders zijn vooral rijk en artistiek, de leerlingen vindt hij wijsneuzen en 'valse acteurs' en de docenten te soft en te psychologiserend. Het systeem komt erop neer dat iedere leerling in zijn eigen tempo en met veel verantwoordelijkheidsgevoel en eigen inbreng kan werken. In de praktijk vindt de verteller het systeem een wassen neus. Hij vraagt zich af waarom zijn ouders, niet bepaald rijk of artistiek, hem juist naar deze school hebben gestuurd.

Ook vraagt hij zich af hoe de zwakbegaafde jongen ooit op het Montanelli is terechtgekomen. Tijdens zijn begrafenis vond hij de ouders er maar heel gewoon uitzien. Hij denkt dat het Montanelli zich 'met een zekere trots' (3) op de borst heeft geklopt, omdat ze met open armen een zwakbegaafde jongen in huis haalden die op iedere andere school zou zijn geweigerd.

Jan Wildschut had midden in het jaar zijn entree in de school gemaakt. Al vanaf de eerste dag werd hij door de leraren bevoordeeld. Zo liet Vermaas, de leraar Engels, hem een stukje voorlezen uit Alice in Wonderland en spaarde hij hem zijn kritiek, toen het nergens op leek. De verteller moet niets van deze docent hebben: omdat hij als zittenblijver voor de tweede keer les in les uit het voorlezen uit dit zogenaamd grappige boek moet aanhoren. Hij neemt zich voor na school nooit meer een boek te lezen, 'in elk geval niet die boeken die je daar op het Montanelli ongevraagd in het gehoor werden gegoten' (5).

De verteller typeert zichzelf als niet onknap en mager, een wijsneus die weliswaar 'een grote bek' heeft (6), maar in wezen verlegen is. Door zijn sarcasme en brutaliteit staat hij voortdurend in het centrum van de belangstelling, maar heeft hij weinig of geen contact met anderen en is er voortdurend sprake van conflicten met docenten. Op zijn rapporten (die op Montanelli 'verslagen' heten en die geen cijfers maar 'beoordelingen' bevatten) staat steevast dat hij een negatieve houding heeft en een slechte invloed op de atmosfeer in de klas. Leraren spreken hem daar voortdurend op aan, omdat ze volgens hem nu eenmaal gek waren op 'flink in de diepte doorpsychologiseren' (7). Altijd zijn ze vol begrip, helemaal nadat zijn moeder gestorven is.

Op een avond kwam een leraar met zijn ouders praten, omdat het zo niet langer ging met hun zoon. Gezamenlijk kwamen ze op het idee hem naar een psycholoog te sturen. Als terzijde merkt de verteller hierover op dat de buurt waarin ze woonden 'vergeven' was van de psychiaters en psychologen, omdat iedereen 'werkelijk doodziek daar boven in zijn kop' was (8). Tijdens het kennismakingsgesprek met Van der Dussen, de psycholoog, kregen zijn ouders ruzie over de escapades van zijn vader. De verteller moest enkele tests doen en kreeg diezelfde middag al de resultaten te horen. Voor logisch denken had hij uitzonderlijk hoog gescoord. Dat maakte geen indruk op hem: daar had je op het Montanelli 'geen flikker' aan. Toch had hij wel vertrouwen in Van der Dussen. Ze maakten een afspraak voor over tien dagen. Van een tweede gesprek kwam het echter niet: de psycholoog was inmiddels overleden.

De verteller merkt op dat hij 'niet eens meteen' was begonnen met het pesten van de zwakbegaafde jongen (9). Zijn gevoelens voor hem waren tweeslachtig. Aan de ene kant wilde hij hem graag 'met zijn kop frontaal tegen zijn tafel aan beuken', als hij nadrukkelijk zielig voor zijn zwakbegaafdheid uitkwam of een van zijn vreselijke driftbuien kreeg, waarna de leraren onmiddellijk kwamen aangesneld om hem tot bedaren te brengen. Aan de andere kant voelde hij ook medelijden. Eén keer had hij Jan Wildschut mee naar huis genomen. Zijn moeder had nadien opgemerkt dat ze Jan bij uitstek iemand vond die erom vroeg om gepest te worden.

Ondanks dat zijn resultaten slecht waren geweest, was de ikverteller toch bevorderd. Het was hem duidelijk dat hij zijn overgang aan zijn moeder had te danken, die na een slopende ziekte was overleden. Hij had zich opgelucht gevoeld dat het lijden van zijn moeder eindelijk achter de rug was. Hij had enkele keren met zijn vader in restaurants gegeten. Het was tot een stevige ruzie gekomen, toen zijn vader over de weduwe was begonnen en had opgemerkt dat die 'zat te popelen' om hem te ontmoeten (10).

Kort na de zomervakantie werden de bestemmingen van de werkweek bekendgemaakt. Drie weken later vertrokken de verteller met onder anderen Erik, Gerard en Jan Wildschut met de trein naar het beginpunt van een trektocht. Overdag werd er flink gefietst en 's avonds moest er zelf worden gekookt, waarbij het de bedoeling was dat er een leraar werd uitgenodigd. Tot zijn teleurstelling kwam niet de jonge, knappe lerares Angelina Romeyn bij hem en zijn vrienden eten, maar de uitsloverige gymnastiekleraar Schutte.

Al na een paar avonden hadden de verteller en zijn twee vrienden er meer dan genoeg van. Ze besloten 's avonds stiekem een film in een dorpsbioscoop te gaan bekijken. Bij terugkomst werden ze opgewacht door twee docenten. Het bleek dat Jan Wildschut de jongens had verraden. Hoewel ze volgens de regels eigenlijk direct naar huis moesten worden gestuurd, wilden de leraren er nog wel een nachtje over slapen. De volgende ochtend deelde een leraar mee dat ze hun nog één kans wilden geven.

De verteller had de zwakbegaafde jongen er graag nog eens een keer flink van langs gegeven, 'maar het heeft niet zo mogen zijn' (13). Tijdens de fietstocht waren Erik, Gerard en de verteller een eind voor de rest uit gefietst. Om wat stoer te doen gingen ze op een brugleuning staan en wachtten op de anderen. Plotseling zagen ze Jan Wildschut als een bezetene aan komen fietsen. Hij stapte af en klom met houterige bewegingen op de brugleuning. De overige fietsers waren inmiddels in de verte zichtbaar. Zonder enige aanleiding deed Jan Wildschut plotseling een stap naar achteren en viel ruggelings in de verkeerde richting achterover. Niemand sprong de zwakbegaafde achterna, ook Schutte niet ('het bleef bij een hoop herrie en weinig wol vanaf de kant', 13).

De drie jongens werden als schuldigen aangewezen, maar mochten nog een halfjaar op school blijven, beducht als men was voor het behoud van de goede naam van de school. De verteller kreeg bij zijn kerstverslag te horen dat hij waarschijnlijk weer zou blijven zitten en niet in het systeem paste. Zijn vader probeerde tevergeefs hem op een andere school te krijgen.

Ruim vier maanden daarna heeft de ikverteller een droom, waarin Maria Montanelli de school bezoekt, nadat ze een brief van hem heeft ontvangen. Ze is ontzet door wat ze op de school ziet en hoort. Gedecideerd beveelt ze dat iedereen zich op de binnenplaats moet verzamelen. Ze roept de ikfiguur bij zich en vraagt hem naar de coördinaten van de school: de luchtmacht zal de school in één keer van de kaart vegen. In een grote Mercedes rijdt ze daarna met grote vaart de straat uit. Het luchtalarm begint te loeien. Tevergeefs rukt de verteller aan een deurknop. Hij weet zeker dat de naderende vliegtuigen hun doel niet zullen missen.

Een maand geleden is zijn vader het huis uitgegaan en bij de weduwe ingetrokken. Ongeveer eens in de week komt hij langs om hem een paar honderd gulden te geven. 'Schuld wordt duur betaald' (14). De verteller woont alleen in het huis en kan doen en laten wat hij wil. Met Erik heeft hij plannen gemaakt voor een grote reis. Hij wil hier zo snel mogelijk weg. Dat komt omdat het Montanelli Lyceum zo vlak om de hoek ligt en hij er voortdurend aan herinnerd wordt. Hij voelt dat er een nieuwe fase in zijn leven zal komen en vergelijkt zichzelf met de held uit een stomme film, die plotseling uit zijn stoel opstaat, waarna er alleen nog maar een tekst in beeld verschijnt: 'Er wordt een nieuwe bladzijde omgeslagen. Hij gaat nu bedenken hoe het verder moet. Hij heeft zijn hele leven nog voor zich.'

Onderwerpen

Bij de vaststelling van het thema van de roman heeft Herman Koch het de lezer niet eenvoudig gemaakt. In de beginzin en in de eerste hoofdstukken merkt hij diverse keren op dat hij het verhaal over 'de' zwakbegaafde jongen wil vertellen. Opvallend is het bepaald lidwoord 'de', dat al in de beginzin wordt gebruikt, terwijl er nog helemaal niets over deze zwakbegaafde is gezegd. Nadrukkelijk stelt de ikverteller: 'Waar dit verhaal in de eerste plaats over gaat is hoe de zwakbegaafde jongen op onze school de dood heeft gevonden'. In het slot van het eerste hoofdstuk neemt hij zich voor om zo goed mogelijk te vertellen 'op wat voor soort school wij eigenlijk zaten voordat we eraf werden getrapt, en waar die voor staat, in wat voor buurt, en hoe het voor een deel ook daardoor komt dat uitgerekend een zwakbegaafde jongen daar de dood vindt.'

Al snel blijkt dat de verteller het verhaal over de zwakbegaafde Jan Wildschut te pas en te onpas onderbreekt door uitweidingen. Hierdoor wordt het de lezer al gauw duidelijk dat het tragische verhaal over de zwakbegaafde weliswaar als een rode draad door de roman loopt, maar niet meer is dan een dunne draad in het boek. Om de haverklap uit de verteller zijn ongenoegen, ergernis, woede, cynisme en haat tegenover zijn vader, de buurt waarin hij woont, de bewoners daarvan, de zogenaamd progressieve school waarop hij zit, de leerlingen en de docenten. Centraal staat de wrok tegen de maatschappij. De zestienjarige puber steekt één grote tirade af tegen zijn milieu en tegen de school.

OUDERLIJK HUIS

De ikverteller vindt thuis weinig warmte.

In de beschrijving van de weerzinwekkende minnares van zijn vader trekt de verteller alle registers open: 'overgespoten stoephoer'; 'jonger dan zestig is dat mens zeker niet'; 'ronduit stuitende lakschoenen'; 'het verkeerde kapsel, alsof het in een windtunnel was geknipt' (hoofdstuk 2). Deze buitenechtelijke relatie legt een doem op het gezin. De verteller merkt op dat hij zijn ouders nog nooit heeft zien zoenen. Zijn moeder houdt van lekker koken, terwijl zijn vader 'walgt' van eten en dit tijdens elke maaltijd weer overduidelijk laat blijken. Aan tafel komt het soms tot uitbarstingen, waarna zijn vader demonstratief de dis verlaat. Soms vergelijkt de ikverteller die 'belachelijke' weduwe met zijn moeder, 'die zoveel jonger was en zoveel mooier en leuker, en die desalniettemin net deed alsof ze het allemaal wel uithield' (2), waarna hij razend wordt en snel aan iets anders moet denken, omdat hij anders 's nachts geen oog dichtdoet.

Dat zijn moeder haar man niet wil verlaten, zal wel met haar vorig huwelijk te maken hebben. Meteen na de huwelijksnacht had haar vorige echtgenoot tegen haar gezegd 'dat ze voortaan net zo voor hem moest zorgen als zijn eigen moeder altijd had gedaan. (...) Uiteindelijk heeft ze het nog zeven maanden met die zak uitgehouden' (7). Na een lang ziekbed sterft ze moederziel alleen: haar zoon kan het niet opbrengen die middag bij haar te blijven en zegt haar dat hij met Erik heeft afgesproken.

De verteller is niet in staat om zijn ware gevoelens voor zijn moeder te tonen. Hij zit ingekapseld in een ingewikkeld web van verlegenheid en bravoure en weet zich alleen staande te houden door middel van geforceerde leukheid en dodelijke spot. Na haar dood voelt hij 'een soort opluchting' en merkt hij spottend op 'dat het eindelijk achter de rug was, die ziekenhuislucht die altijd aan je kleren bleef hangen en zo'n veel te lang verhaal waarvan je het einde toch al een heel jaar onherroepelijk hebt zien aankomen' (10). Deze spot is echter zelfspot: hij houdt oprecht van zijn moeder en kan alleen op deze manier zijn gevoelens laten blijken. Zijn ware gevoelens voor haar blijken wel uit zijn reactie als zijn vader tijdens een etentje in een restaurant de weduwe aan zijn zoon probeert op te dringen: '(...) dat ik haar toch eens een keer moest ontmoeten, dat zij ook zat te popelen om mij te leren kennen' (10). De zoon wordt dan razend, omdat hij zijn moeder nog voortdurend als derde aan tafel heeft gevoeld en valt uit: 'Jij begrijpt ook geen ene zak'.

Enkele maanden later verlaat zijn vader het huis en trekt in bij de weduwe. 'We hebben waardig afscheid genomen, die dag dat hij definitief vertrokken is. We klopten elkaar zo'n beetje op de schouder en ik gaf hem zelfs een kus op zijn wang, die hij wat ongemakkelijk beantwoordde.'

BUURT

De verteller moet niets hebben van de ('kanker')buurt waarin hij is opgegroeid. Hij krijgt 'werkelijk schele hoofdpijn' van 'die opgefokte menopauzekoppen', die in hun dure bontjassen 'hun eigen weerzinwekkende spiegelbeeld in de etalageruiten lopen te bewonderen' (2). Hij walgt van de 'stinkende, stroperige tuitmondjes' van de verkoopsters in de honderdvijftig (!) banketbakkers-en delicatessenwinkels. 'Het komt allemaal door het geld, waar er gewoon te veel van is, dan krijg je vanzelf dat mensen niet meer op mensen gaan lijken maar op iets veel ergers' (2).

SCHOOL

Het Montanelli Lyceum is gehuisvest in een naargeestig, deprimerend gebouw, volgens de ikverteller. Maar dat is niet de belangrijkste oorzaak voor zijn haat.

De leraren moeten het in allerlei opzichten ontgelden. Over hun kleding: 'De nieuwelingen arriveerden meestal in verkeerd zittende grijze konfektiebroeken en kolbertjasjes, maar na drie weken hadden ze al een baard van een maand en een broek die ze in de badkuip minstens een half jaar in de bleek hadden liggen' (5). De verteller doet smalend over hun zogenaamd liberale, pedagogische aanpak. Hij prikt hun terminologie door, waarin 'rapporten' 'verslagen' worden genoemd en 'cijfers' 'beoordelingen' door aan te tonen dat er feitelijk geen enkel verschil was, omdat een 'voldoende' voor een zes stond, een 'ruim voldoende' voor een zeven enzovoorts.

De verteller is het eens met een uitspraak van de vader van Erik: 'Iemand met ook maar een beetje persoonlijkheid wordt geen leraar. (...) Voor de rest zijn het allemaal middelmatige zakkenwassers die eigenlijk hogerop hadden gewild maar uiteindelijk tot aan hun nek in het drijfzand van het leraarschap zijn blijven steken' (7).

Van de oorspronkelijke idealen van Maria Montessori (die lesgaf aan de allerarmsten in Napels), is op het Montanelli Lyceum weinig of niets meer overgebleven, aldus de hoofdpersoon. Hij laat Maria Montanelli alias Maria Montessori in hoofdstuk 13 het naar haar genoemde lyceum bezoeken en haar vol afgrijzen de opdracht geven de school en de populatie in één veeg plat te bombarderen, nadat ze gezien heeft hoe men haar idealen heeft verkwanseld.

Er wordt lesgegeven aan rijkeluiskinderen en kinderen van artistiekelingen, die in pauzes met een 'vals weggedraaid toontje over veel te boeiende onderwerpen staan te ouwehoeren' (3). Het lesgeven is doorgeschoten naar 'knus creatief doen met elkaar' en zelfwerkzaamheid en zelfontplooiing zijn ver te vinden: in de klassen wordt gewoon klassikaal lesgegeven en de lessen staan stijf van saaiheid. De docenten zijn weliswaar vol goede bedoelingen, maar hebben niet door dat halfzachte, huichelachtige heelmeesters soms stinkende wonden kunnen maken. Ze maken het te bont door (waarschijnlijk niet uit solidariteit maar meer om reclame voor hun school te maken) een zwakbegaafde toe te laten.

Als hij eenmaal van school is en enkele leraren in de buurt terugziet, denkt hij: 'Ze hebben levenslang. Ze moeten er de rest van hun leven in blijven geloven, in de goedheid van de wereld, maar vooral in hun eigen goedheid, anders is alles voor niets geweest' (14).

De hoofdpersoon slaat flink om zich heen, zijn walging en haat betreffen flink wat zaken en personen. Slechts enkelen mogen op zijn sympathie rekenen, enkele vrienden van school en verder hoofdzakelijk vrouwen. Op de eerste plaats staat wat dat betreft zijn moeder. Zij is steeds op de achtergrond aanwezig en beheerst van een afstand een groot deel van zijn gedachten, ook al beseft hij dat zelf niet. Op de tweede plaats komt zijn vriendinnetje, in wier lichamelijke nabijheid hij beelden ziet die 'nergens iets mee te maken hebben, behalve dat ze zo prachtig waren in al hun eenvoud en helderheid' (11). Gunstige uitzonderingen zijn ook de psycholoog Van der Dussen en de geschiedenisleraar Bronstein. Opvallend is dat sympathieke personen óf uit het leven van de hoofdpersoon verdwijnen (zijn vriendin, zijn vrienden), óf het leven niet aankunnen (Bronstein), óf overlijden (zijn moeder, Van der Dussen).

Het einde van de roman is beslist niet somber. Geheel in overeenstemming met zijn leeftijd eindigt het verhaal in een sfeer van jongensachtig optimisme, met het romantisch idee van een nieuw begin. De verteller is van plan weg te gaan uit zijn deprimerende omgeving en wil net als een filmheld een 'nieuwe bladzijde' in zijn leven omslaan: 'Hij heeft zijn hele leven nog voor zich'.

Titel en motto's

'Maria Montanelli' verwijst ondubbelzinnig naar de bekende pedagoge Maria Montessori (zie de paragraaf 'Context'). De titel Red ons, Maria Montanelli drukt de wanhoop uit van de hoofdpersoon, die aan den lijve heeft meegemaakt, hoe fnuikend het naar haar genoemde onderwijssysteem voor hem (en voor Jan Wildschut!) heeft uitgepakt. Hij heeft haar een brief geschreven waarin hij haar smeekt de school te redden. Haar antwoord is ondubbelzinnig: in hoofdstuk 13 komt zij in een Mercedes (niet bepaald een auto voor een volkse Napolitaanse!) aangereden en geeft zij bevel om de school te bombarderen.

Opbouw

De roman is verdeeld in veertien Arabisch genummerde hoofdstukken. De ikpersoon kondigt al in de beginzin aan een verhaal over 'de' zwakbegaafde jongen (Jan Wildschut) te willen vertellen. Dit verhaal wordt verteld met vele uitweidingen over het milieu van de hoofdpersoon en de school waarop hij zit. Het verhaal over de zwakbegaafde is een rode draad in de roman, maar niet de belangrijkste verhaallijn: die wordt gevormd door de uitingen van ongenoegen van de hoofdperoon met betrekking tot het Montanelli Lyceum. (Zie ook de paragraaf 'Thematiek'.)

De roman kan een raamvertelling of kaderverhaal worden genoemd, waarin twee ramen (kaders) een rol spelen: het heden (waarin de ikfiguur, vier maanden na de dramatische gebeurtenissen op school, aankondigt het verhaal over de zwakbegaafde te willen vertellen) en het verleden (het verhaal over de zwakbegaafde). In het tweede raam zijn allerlei uitweidingen, beschouwingen, flashbacks en zijsporen aanwezig. Het lijkt alsof de verteller louter zijn gedachten volgt en op een associatieve wijze van het ene onderwerp op het andere overspringt. Hoewel hij soms behoorlijk doordraaft (scène met Ferdinand Verwigt, hoofdstuk 4; vakantie bij oom, 7), komt hij toch steeds weer op het verhaal over Jan Wildschut terug, dat gaandeweg een prominentere rol speelt. Enkele keren komt de ikverteller uit het heden weer aan het woord ('Nu mijn moeder dood is, is het allemaal veranderd'; 'Ik ben er nu ruim vier maanden af'). Omdat het verhaal achteraf verteld wordt en er in het tweede raam vele flashbacks zijn aan te wijzen, is het niet-chronologisch. De vertelde tijd is ongeveer een jaar. Tegenwoordige en verleden tijd wisselen af.

Red ons, Maria Montanelli kan getypeerd worden als een ikroman, omdat er voortdurend één persoon aan het woord is: door middel van een monoloog geeft hij een beeld van zijn leven tot nu toe. Door de keuze van deze vertelwijze wordt de lezer geen totaalbeeld en geen commentaar geboden: aanvulling en interpretatie worden aan de lezer overgelaten.

In een interview met Nicoline Baartman ( BulkBoek) zegt Herman Koch dat hij lang geworsteld heeft met de vorm waarin hij het verhaal over het lyceum zou gieten: 'Ik dacht, als ik erover ga schrijven vanuit het perspectief van nu, van een dertigplusser die terugkijkt, dan lijkt het al gauw zo kinderachtig, dat je je daar nog druk over maakt. Je krijgt bovendien te veel overwicht, zodra je als volwassene met terugwerkende kracht aan het analyseren slaat. Dat vond ik ook een nadeel.' Uiteindelijk koos Koch voor een 'vermomming als tegensputterende scholier': 'Ik dacht, als ik het perspectief van een zeventienjarige neem, dan is het een gelijke strijd.'

De ruimte speelt een belangrijke rol in de roman. De winkelstraat waar de ikverteller het over heeft, is de Beethovenstraat in Amsterdam Nieuw-Zuid en de buurt eromheen is duidelijk herkenbaar geschetst. In negatieve zin zijn ook belangrijk: het deprimerende gebouw van het Montanelli Lyceum, de 'prachtige' tuinen van de buurtbewoners

Enkele keren speelt het fysisch perspectief een rol. In hoofdstuk 1 praat de ikverteller met zijn vader over de naderende dood van zijn moeder, terwijl ze in de auto zitten en het buiten pijpenstelen regent: '(...) terwijl het net lijkt of die auto zelf staat te janken en met zijn zwiepende ruitewissers de tranen uit zijn ogen veegt'. In het begin van hoofdstuk 4 merkt de verteller op dat het geen enkele zin had om vanuit het raam van het klaslokaal naar buiten te kijken: 'je werd er alleen maar nog ellendiger van'.

Personages

De voornaamste personages zijn al enigszins getypeerd in de paragrafen 'Samenvatting' en 'Thematiek'.

De anonieme hoofdpersoon is, zoals het een zestienjarige puber betaamt, een vat vol tegenstrijdigheden. Hij is verlegen, gevoelig en intelligent, wekt voortdurend irritatie op door 'zijn grote bek' (waar hij trots op is) en is een scherp observator. De docenten van het Montessori verwijten hem dat hij zich niet wil aanpassen en voortdurend in gevecht wil met volwassenen om hem heen. De hoofdpersoon kijkt door het bedrog en de huichelarij van de volwassenen heen en wil voortdurend attaqueren en ontmaskeren. Hij is onderhevig aan sterke gevoelens van ergernis, woede en haat (jegens zijn vader, de buurtbewoners, de school) en uit die in nauwelijks verholen, vaak boosaardige spot. Hij 'kleurt' zijn omgeving daarom niet realistisch, maar overtrokken en karikaturaal in. Woedend scheldend trekt deze 'ruwe bolster blanke pit' van leer tegen de opzichtige, lege levenskunst van zijn buurtbewoners en tegen de ijdel-ethische pretenties van zijn leraren.

De verteller scheert alle leerlingen van het Montanelli Lyceum over één kam. Wie eenmaal de school heeft bezocht, is volgens hem getekend voor het leven: arrogant, artistiekerig en nooit helemaal volwassen geworden. De verteller spreekt van 'Montanelli-hoofden' en van 'Montanelli-gedoe.' Hij herkent ze op afstand, pikt ze er onmiddellijk uit. Als ze veertig zijn, zijn ze nog steeds met een sociale dienst-uitkering 'enorm aan het schilderen', of hebben ze 'een knotsgek winkeltje' waar ze 'knotsgekke dingetjes' verkopen. En stuk voor stuk zijn ze vastbesloten 'het hé-lé-maal te gaan maken'.

Vanuit de optiek van de gemakkelijk overdrijvende puber is er vrijwel steeds sprake van karikaturen. Zo noemt hij de vader van zijn vriendin Cristina 'een ongeneeslijk gestoorde huistiran' en haar moeder 'een hopeloze zenuwmoot die geen seconde kan blijven staan'.

Taal en stijl

In een interview met Nicoline Baartman ( BulkBoek, 1989) typeert de schrijver deze roman als een 'praatboek'. Hij doelt hiermee op de typerende parlando-stijl waarin het boek geschreven is.

Koch heeft zich uitstekend weten in te leven in het typische taalgebruik van een puber, dat doorspekt is van modewoordjes, kreten, krachttermen en hyperbolen. Opvallend is de mengeling van uitersten als: cynisme en ontroering, stoerheid en kwetsbaarheid. Ook vergelijkingen zijn doortrokken van uitersten: 'Je gaat altijd nog eerder rauwe vis verkopen in de Sahara dan dat je terugkeert in de moederschoot die je als mongool gebaard heeft' (7).

De monoloog van de hoofdpersoon is één stroom van woorden. Hij volgt zijn associaties, slaat zijpaadjes in, maar keert toch terug bij zijn uitgangspunt: het verhaal over de zwakbegaafde jongen.

Koch heeft voor veel variatie gezorgd: er is een voortdurende afwisseling van heden en verleden, van tegenwoordige en verleden tijd, van vertellen en beschouwen, van korte en lange zinnen.

Verband met andere boeken van de auteur

Red ons, Maria Montanelli is de debuutroman van Herman Koch (1953). Daarnaast verschenen drie verhalenbundels: De voorbijganger (1985), Hansaplast voor een opstandige, de beste verhalen van Menno Voorhof (1991) en Geen agenda (1998) en twee romans: Eindelijk oorlog (1996) en Eten met Emma (2000). Dat hij als auteur niet zoveel produceerde, komt door zijn drukke werkzaamheden voor radio en televisie. Zo maakte hij met Michiel Romeyn en Kees Prins voor de VPRO het humoristische televisieprogramma Jiskefet, dat een groot succes werd.

De sterke kanten van de auteur lijken vooral: het verzinnen van een personage, dat in de ikvorm in een typisch eigen woordgebruik een verhaal vertelt. Hij besteedt grote aandacht aan nauwkeurig formuleren, omdat hij stijl de belangrijkste drijfveer van een schrijver vindt. Ook humor vindt hij belangrijk. Geen wonder dat hij een grote bewondering heeft voor de boeken van Gerard Reve.

Koch verwerkt vaak autobiografische gegevens (zie ook de paragraaf 'Context').

Mening

Dit boek werd aan mij aangeraden omdat het taalgebruik niet al te ingewikkeld zou zijn. Hier ben ik het wel mee eens, hoewel het af en toe wat lastig te begrijpen was. Dit kwam doordat er veel personages in voorkwamen. De schrijver van dit boek heeft een zeer agressieve toon en heeft op alles kritiek. Voorbeelden hiervan zijn de school zelf, maar ook klasgenoten, zoals de zwakbegaafde jongen. Vooral op de school waar hij opzat genaamd Maria Montanelli. Dit vond ik eigenlijk best wel komisch. Vooral omdat er soms onverwachte scheldwoorden in voorkomen die ik niet had verwacht. 

Wat mij het meest is nagebleven is dat de schrijver wel eens verteld over een schoolgenoot dat bekend staat in het boek als de zwakbegaafde jongen. Een persoon dat erg gevoelig, maar ook onhandig is. De ik-persoon had een hekel aan de zwakbegaafde jongen.

Tijdens het lezen had ik best vaak medelijden met de ik-persoon. Omdat er in het verhaal best wel wat nare gebeurtenissen voorkwamen. Zoals zijn moeder die overleed doordat ze ziek was. En omdat de ik-persoon zijn school totaal niet zag zitten.

Hersenschimmen, J.Bernlef,1984, 2 sterren

                                                              Boekverslag Hersenschimmen Bernlef

              

                                                                                                                                                            Kamilla van Dijk

                                                                                                                                                            H4D         

Samenvatting                                                                                                                                27-09-2019

De 71-jarige Maarten Klein woont met zijn vrouw Vera in Gloucester, in het noordoosten van de Verenigde Staten. Vijftien jaar geleden emigreerden zij uit Nederland naar Amerika. Hun kinderen bleven in Nederland wonen. Maarten werkte tot zijn pensionering bij de IMCO, de Intergovernmental Maritime Consultative Organisation, een organisatie voor visserijonderzoek. Aanvankelijk notuleerde hij de vergaderingen, later kreeg hij de opdracht om samen met zijn collega Karl Simic de vangstquota vast te stellen.
Het verhaal begint op een winterse zondagmiddag. Maarten staat uit het raam te kijken, te wachten op de schoolbus die iedere morgen voorbijkomt. Wanneer hij Vera vraagt waar de kinderen blijven, is hij verbaasd te horen dat het zondagmiddag is. Maarten begrijpt niet hoe hij zich zo heeft kunnen vergissen.Bovendien kan hij zich niets meer van de ochtend herinneren. Een ochtend waarin,zo blijkt, hij zijn koffie koud heeft laten worden en vergeten is hout te halen,hoewel Vera dat tot twee keer toe gevraagd heeft. Hij geeft de winter de schuld:'"Het komt door de sneeuw," zeg ik haastig, "die monotonie, als alles wit is om je heen vallen de verschillen weg. Ik verlang best naar de lente, jij niet?"' (p.11).Maarten maakt zich zorgen om zijn verwardheid. Hij is zijn hele leven al vergeetachtig geweest maar dit begrijpt hij niet. Bovendien dwalen zijn gedachten steeds vaker af naar het verleden en haalt hij heden en verleden soms door elkaar. Zo bevindt hij zich tot zijn verbazing opeens staande op een keukenstoel in het washok; hij vraagt zich af wat het boek van Graham Greene, The Heart of the Matter, op het leestafeltje doet - terwijl hij dat boek zelf aan het lezen is; hij kan zich niets meer herinneren van de verhalen die Vera vertelt over hun vakantie in Rome. Herinneringen lijken zomaar verdwenen te zijn. Maarten vraagt zich af: 'Herinneringen kunnen soms tijdelijk onbereikbaar zijn, net als woorden,maar totaal verdwijnen kunnen ze toch bij je leven niet?' (p. 24).
Die nacht slaapt Maarten slecht. Hij gaat uit bed en brengt de nacht door met puzzelen aan de keukentafel. Het verbaast hem dat hij niet goed op woorden kan komen - dat is hem nog nooit gebeurd. 's Ochtends brengt hij Vera ontbijt op bed.Maar beschuit met muisjes, daar houdt Vera niet van, en suiker in de koffie heeft ze al tien jaar niet meer.Tijdens een wandeling met de hond Robert brengt Maarten een bezoek aan een café.Hij denkt in het meisje achter de bar zijn eerste vriendin Karen te herkennen,maar dan dringt het tot hem door dat de tijd niet stil heeft gestaan, dat ook Karen vijftig jaar ouder geworden moet zijn. Vervolgens gaat hij naar het antiquariaat waar hij kort tevoren het boek van Graham Greene kocht. De antiquair vraagt hem hoe het boek is maar Maarten herinnert het zich niet. Wanneer hij zijn tocht wil vervolgen, stopt er een auto naast hem. Het is Vera, bezorgd omdat Maarten uren weggeweest is zonder iets te zeggen en bovendien Robert onderweg vergeten is.Thuisgekomen wil Maarten even gaan rusten. Hij wil daarom naar boven gaan, hoewel ze al jaren niet meer boven komen. Wanneer hij weer opstaat, is er bezoek. Een vriendin van Vera, Ellen Robbins, is er. Maarten vraagt naar haar man maar die blijkt jaren geleden overleden te zijn. Hij weet het niet meer.
Wanneer hij de volgende dag wakker wordt, is Vera niet thuis. Hij denkt dat ze aan het werk is in de bibliotheek, terwijl Vera allang niet meer werkt. Maarten maakt zich klaar voor een vergadering van de IMCO die hij denkt te hebben. Hij trekt een colbert aan en vindt daarin een ansichtkaart van zijn dochter Kitty -hij kan zich niet herinneren wie zij is. De buitendeur zit op slot en Maarten moet die forceren om op weg te kunnen. Het vakantiehuisje waar de vergaderingen altijd gehouden werden, is natuurlijk afgesloten. Ook hier forceert Maarten de deur. Wanneer hij binnen is, voelt hij zich niet goed en moet overgeven. Hij vraagt zich opeens af wat hij daar doet. Wanneer hij thuiskomt, treft hij Vera verslagen aan.Zij is bij dokter Eardly geweest, die haar heeft aangeraden om samen met Maarten oude foto's te bekijken om zo de herinneringen terug te halen. Maarten herinnert zich vrijwel niets uit het directe verleden, zelfs het bezoek van zijn kinderen drie jaar geleden kan hij niet plaatsen. De oorlogsjaren in Nederland staan hem wel goed voor de geest.Wanneer dokter Eardly op bezoek komt, voelt Maarten zich bedreigd. Hij heeft het gevoel dat de dokter iets van hem moet en om indruk te maken houdt hij een imposante redevoering. Hij beseft dat hij geen meester meer is over zijn taal;soms moet hij zinnen eerst vanuit het Nederlands in het Engels vertalen. Dit besef maakt hem angstig en woedend tegelijk.
De volgende dag aan het ontbijt voelt Maarten zich een klein kind en verwart Vera met zijn moeder. Steeds meer gaan heden en verleden door elkaar lopen. Wanneer Vera even weg is, slaat Maarten een ruit in om de hond binnen te laten. Omdat hij het koud heeft, wil hij thee zetten. Hij draait het gas open maar ziet de ketel nergens staan. Door bezwerend het woord 'ketel' te noemen, hoopt hij die terug te vinden. Hij vindt de ketel niet en het gas laat hij aan.Dokter Eardly komt op Vera's verzoek en geeft Maarten een kalmerende injectie.Hij denkt dat Nederland bevrijd wordt en dat een Amerikaanse soldaat hem vloeibaar voedsel toedient: '"Vloeibaar voedsel," mompel ik. "Ik was er hard aan toe. Ik voel het al. Mijn maag loopt vol. Heb dank, dank u alle twee heel hartelijk"' (p. 93-94).Omdat de situatie gevaarlijk wordt, komt de gezinshulp Phil Taylor bij Maarten en Vera inwonen. Maarten vergeet steeds wie zij is. Soms denkt hij dat zij een vriendin van zijn dochter Kitty is. Ook verwart hij haar met zijn vroegere pianolerares.
's Nachts gaat Maarten uit bed om te plassen, bedenkt zich en gaat piano spelen.Vroeger speelde hij stukken van Mozart altijd uit zijn hoofd, nu blijkt dat hij het begin niet meer kan vinden. Wanneer hij het stuk in notenschrift gevonden heeft, kan hij dat niet meer lezen. Hij is erg overstuur en Phil geeft hem een injectie.Maarten wordt wakker doordat hij in zijn bed heeft gepoept. Vera en Phil maken de riemen waarmee hij vastgebonden was los en stoppen hem in bad. Daar krijgt hij een erectie, maar beseft pas dat het zijn eigen geslacht is als hij het aanraakt.Maarten raakt nu steeds erger verward. De zinnen in het boek worden steeds korter. Als hij met Phil foto's gaat kijken, herkent hij helemaal niets meer.Vera en ook zichzelf kan hij niet meer benoemen en herinneren.Nog één keer ontsnapt Maarten uit het huis. Zonder jas loopt hij door de sneeuw,nogmaals op weg naar het vakantiehuisje waar de vergaderingen van de IMCO gehouden werden. Hij wordt opgepikt door de vuurtorenwachter, die hem in zijn jeep naar huis brengt. Hij herkent zijn eigen huis niet. Hij waant zich weer in Nederland ten tijde van de bevrijding. Even later komt dokter Eardly, die door Maarten voor een soldaat in burger wordt gehouden. Als de dokter hem een injectie wil geven, denkt Maarten dat hij verdacht wordt van collaboratie.Als hij wakker wordt, maakt Maarten een vuur in de open haard en verbrandt alle foto's waarop hij zelf is afgebeeld, zonder zichzelf te herkennen overigens. Ook Vera en Phil die hem op een stoel vastbinden, herkent hij niet meer.Dan wordt hij in een ziekenauto naar een inrichting gebracht. De lezer volgt Maartens verwarde, onsamenhangende hersenspinsels en observaties, waartussen soms een heldere gedachte komt bovendrijven. Hier eindigt het verhaal, zeven dagen nadat Maarten voor het raam op de schoolbus stond te wachten, met de mededeling van Vera dat de lente op het punt staat te gaan beginnen.

 

 

 

 

 

 

 

Informatie over de schrijver

J. Bernlef werd als Hendrik Jan (Henk) Marsman op 14 januari 1937 geboren in Sint-Pancras in de buurt van Alkmaar. Zijn jeugd bracht hij door in Amsterdam-West, in 1949 verhuisde het gezin Marsman naar Haarlem. In een interview met het blad Opzij (maart 2008) vertelt Bernlef dat hij rond zijn twaalfde het lezen ontdekte en vervolgens in plaats van buiten te voetballen vaak op zijn kamer zat. Op school werd hij soms gepest met zijn licht-autistische jongere broer, die later de inspiratiebron vormde voor de roman 'Vallende ster' (1994).

Terug in Amsterdam in 1954 kreeg de jonge Henk op de HBS Nederlands van de schrijver Rob Nieuwenhuys die hem en zijn vrienden Gerard Stigter en Gerard Bron (de latere K. Schippers en Gerard Brands) in contact bracht met het werk van schrijvers als Nescio, Elsschot en Carmiggelt. Na zijn eindexamen in 1955 studeerde hij zes maanden aan de faculteit voor politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en werkte vervolgens bij een boekhandel en een uitgeverij. Najaar 1956, vlak voor de Hongaarse opstand, moest hij in dienst. In 1957 verbleef hij drie maanden in het militair hospitaal Austerlitz. In deze periode debuteerde hij met het onder zijn eigen naam geschreven verhaal 'Mijn zusje Olga', dat later verscheen in het blad 'Hoos'. Naar aanleiding van die publikatie maakte de recensent Hans van Straten een vergelijking met de dichter Marsman. Dat was voor de jonge Henk Marsman reden na te gaan denken over een pseudoniem. Op een boekhandelscursus had hij net gehoord over de middeleeuwse Friese bard Bernlef, van wie geen werk bewaard was gebleven. Die naam, voorafgegaan door de beginletter van zijn tweede voornaam, werd zijn pseudoniem.

Na zijn diensttijd trok hij in 1958 naar Zweden, waar hij in de ban kwam van het weerbarstige landschap. Tot 1960 pendelde hij tussen Nederland en Zweden. Definitief terug in Amsterdam werkte hij tot 1965, toen hij besloot van het schrijven te gaan leven, bij een grote importeur van boeken. In 1960 trouwde hij met Eva Hoornik met wie hij twee kinderen kreeg. Zijn vriend Gerard Stigter trouwde met Eva's tweelingzusje.

Met Stigter en Brands richtte hij het 'tijdschrift voor teksten' 'Barbarber' op dat tot 1971 bestond. In 1977 was hij betrokken bij de heroprichting van 'Raster', een blad waarvan hij geruime tijd redacteur was. Als criticus schreef hij daarnaast voor uiteenlopende kranten en tijdschriften, zoals 'De Groene Amsterdammer', 'De Gids' en de 'Haagse Post'.

Een specifieke belangstelling heeft Bernlef altijd gehad voor de jazz, een onderwerp waar hij dan ook het nodige over geschreven heeft. Hij vervulde een bestuursfunctie bij de Stichting Jazz in Nederland. In 2005 hield hij op 4 mei de redevoering tijdens de bijeenkomst in het kader van de Nationale Herdenking. In 2008 schreef Bernlef het Boekenweekgeschenk, 'De pianoman'. Ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag en zijn vijftigjarig dichterschap verscheen in 2012 een keuze uit zijn poëtisch werk onder de definitief klinkende titel 'Voorgoed'. Vrijwel gelijktijdig verscheen een nieuwe verhalenbundel met een titel die kenmerkend is voor een kernthema uit Bernlefs werk: 'Help me herinneren'.

Enige tijd later kreeg Bernlef te horen dat hij aan een ongeneeslijke vorm van kanker leed. Op 29 oktober 2012, de dag dat dat jaar de AKO Literatuurprijs werd uitgereikt waarvan hij in 1987 de eerste winnaar was, overleed hij.

Analyse

Het boek geeft een verslag van het dementieproces van Maarten Klein, gezien door de ogen van de patiënt zelf. Maarten ervaart dat het contact met de dingen, de mensen en de tijd steeds meer breuken gaat vertonen. Bernlef heeft voor dit boek de vakliteratuur over dementie bestudeerd, regelmatig verpleeginrichtingen bezocht en zich verder zeer goed proberen in te leven in de gedachtenwereld van een demente. Afgezien van het registreren van het ziektebeeld, is er ook het verhaal van Vera, de vrouw van Maarten, die zichzelf gedwongen ziet de aftakeling van haar man te accepteren. Een motief dat in Hersenschimmen  is verwerkt is de gedachte dat de mens de feiten van zijn leven niet kan overzien; hij kan ze registreren, niet samenvatten. Ook de gezonde mens heeft geen overzicht van zijn eigen leven. In dit verband is de vader van Maarten van belang. Deze had de gewoonte om alle weergegevens te registreren. Niet dat hij dacht er bij zijn leven een systeem in te ontdekken, maar hij hoopte dat wellicht over generaties genomen er een vast patroon in viel waar te nemen. Deze vader was overigens griffier, dus ook iemand die moest registreren. Maarten zat op hetzelfde spoor: hij was notulist geweest bij vergaderingen.

Tijd
Het aftakelingsproces van Maarten speelt zich in een medisch niet erg waarschijnlijk tijdsbestek van acht dagen af: vanaf de eerste tekenen van vergeetachtigheid tot en met de totale dementie die het noodzakelijk maakt Maarten in een inrichting op te nemen. Gewoonlijk duurt het dementeren veel langer.

Ruimte
Het verhaal speelt in en rond het huis van Maarten en Vera aan de kust in Gloucester boven Boston in de U.S.A. Met opzet heeft de schrijver deze lokatie gekozen. Maarten valt steeds meer terug op zijn jeugd en de taal van zijn jeugd, zodat een Amerikaanse omgeving extra vervreemdend werkt.

Perspectief
Het verhaal wordt verteld door Maarten zelf van het begin tot het (onsamenhangende) einde. Vanuit de patiënt wordt het ziektebeeld beschreven. In het begin heeft Maarten wel besef van zijn kwaal, maar hij realiseert zich ook, dat hij er weinig tegen kan doen. Hij voelt zich als 'een zeilschip, dat in een windstilte is terechtgekomen. En dan plotseling is er even weer wat wind, vaar ik weer. Dan heeft de wereld weer vat op me en kan ik weer meebewegen' (blz. 70).

Figuren
De hoofdpersoon is de 71-jarige Maarten Klein die uit Alkmaar afkomstig is, maar al lang in Amerika woont. Tot zijn pensioen werkte hij bij het IMCO (IntergovernmentaI Maritime Consultative Organisation) waar hij notulen van vergaderingen maakte en vangst quantums vaststelde zonder enig overzicht te hebben van de organisatie. Hij is al vijftig jaar samen met zijn vrouw Vera, die in het verhaal haar man kwijt raakt. Verder zijn er nog William, die boodschappen komt brengen en klusjes in huis doet, Dokter Eardly en Phil Taylor, de verzorgster van Maarten. De laatste drie zijn flat characters. Een rol speelt ook nog Robert, de hond van Maarten en Vera.

 

Stijl
Het onderwerp brengt zoveel gevoel met zich mee, dat Bernlef een koele, vaak onderkoelde stijl hanteert. Dat biedt de lezer ruimte voor zijn eigen gevoelens ten aanzien van dit met zoveel liefde gebrachte verhaal.

 

Eigen mening

Het thema  van dit boek sprak mij aan: een man dat langzaam maar zeker dement aan het worden is en niet meer in staat is  om zich  vast te grijpen aan de werkelijkheid. Dan vroeg ik me af hoe dat ging verlopen, en hoe zijn  omgeving, bijvoorbeeld zijn vrouw Vera, met deze verandering om zou gaan.

 

De schrijfstijl vond ik wat minder. Dat komt omdat ik  het zo nu en dan lastig vond om te begrijpen wat er gebeurde, waar Martin zich bevond en of het een gedachte was of dus de werkelijkheid.

 

Een stuk uit het boek, wat mij het beste is nagebleven, is een stukje dat gaat over Martin die alleen binnen zit in het huis. Hij is opgesloten zodat hij niet naar buiten kan gaan en niet nog een keer kan verdwalen. Dan ziet Martin dat zijn hond voor het raam staat en naar binnen wilt. Het was koud, want het was winter en er lag sneeuw. Martin zag op dat moment geen betere optie dan de ruit door te slaan zodat zijn hond naar binnen kon springen. Niet veel later dan dat was hij weer vergeten wat hij had gedaan.

Verraad me niet, Tess de Loo, 2011, 4 sterren

Juryrapport: Verraad me niet, Tessa de Loo

Kamilla van Dijk

H4D

3-2-2020

 

1.Heeft het boek een verrassend einde?

2.Geeft de titel perfect de strekking van het verhaal weer?

3.Blijft de lezer tijdens het verhaal nieuwsgierig?

4.Is het taalgebruik toepasselijk voor het publiek?

5.Hebben de personages is het boek duidelijke personages/ karakters?

 

Eis 1 is belangrijk omdat een verrassend einde veel invloed heeft op de beoordeling van de lezer. De lezer heeft een belangrijk doel: erachter komen hoe het verhaal afloopt. Als hij/zij er uiteindelijk achter komt dat het einde niet verrassend en erg voorspelbaar is, kan diegene teleurgesteld zijn en het boek afraden aan anderen. Een verrassend einde van een boek is dus erg van belang.

Eis 2 is belangrijk omdat de titel één van de eerste dingen is wat een lezer aanspreekt wanneer hij of zij een boek pakt. Zodra de titel werkelijk aansprekend is, is het natuurlijk van belang dat het verhaal er bij past. Anders verliest de schrijver de aandacht van de lezer.

Eis 3 is belangrijk omdat er tijdens het lezen ook vragen moeten opkomen bij de lezer. Dat geeft de lezer nog een rede om verder te lezen. Namelijk erachter komen wat het antwoord op de vraag is. Zo blijft de lezer nieuwsgierig en blijft het lezen van het boek interessant.  

Eis 4 is belangrijk omdat er niet te moeilijke maar ook niet te makkelijke taalgebruik moet staan in het boek. Als het publiek leerlingen zijn tussen de 12 en 15 jaar oud, moeten er vooral korte zinnen instaan met weinig lastige woorden. Maar er kunnen ook lezers zijn die houden van uitdaging, en kiezen voor een boek met een hoger niveau qua taalgebruik.

Eis 5 is belangrijk omdat de lezer bij duidelijke personages en karakters meer beeld en fantasie kan gebruiken tijdens het lezen. Dit kan voor de lezer erg prettig zijn, en geeft hem of haar meer interesse om verder te lezen.

Heeft het boek een verrassend einde?

Bij het einde wordt de mysterieuze situatie waar het boek overgaat in details verteld. Een groepje jongeren hebben een ander in elkaar geslagen waarvan Wolf, de broer van Michiel, de dader is. Maar wegens broederschap heeft Michiel belooft om te zwijgen. Dit levert hardnekkige dilemma’s voor op voor Michiel. Vooral wanneer de broer van zijn beste vriendin verdachte is, hoewel die er niks mee te maken heeft. De lezer wordt door het boek heen op het verkeerde been gezet. De lezer vraagt zich namelijk af of Michiel uiteindelijk wel of niet besluit zijn broer te verraden. Maar de politie is er uiteindelijk zelf achter gekomen en Michiel vertelde het verhaal over de gebeurtenis aan zijn ouders. Dit maakte het een verrassend einde, omdat de lezer zou verwachten dat Michiel zijn broer zou verraden, of juist dat hij zijn vriendin liet stikken en zou leven in een leugen.

 

Geeft de titel perfect de strekking van het verhaal weer?

Het is makkelijk te begrijpen waarom de schrijver voor deze titel gekozen heeft. Namelijk omdat Wolf niet wilt dat zijn broer hem verraad op de daad dat hij heeft gedaan. Echter vind ik de titel niet erg toepasselijk bij het verhaal. Omdat het verhaal vooral vanuit Michiel wordt gesproken en niet vanuit zijn broer Wolf. Dus nee, de titel geeft geen perfecte strekking van het verhaal weer.

 

Blijft de lezer tijdens het verhaal nieuwsgierig?

De lezer blijft tijdens het verhaal zeker nieuwsgierig. Zeker omdat de lezer zich telkens afvraagt wat de keuzes zijn die Michiel gaat maken. En hoe zijn omgeving omgaat met de gebeurtenissen die er plaatsvinden. Thuis wordt er bijvoorbeeld veel gepraat over de gebeurtenis, waarbij de ouders van Michiel en Wolf ook bij zijn betrokken. Dit maakt het verhaal boeiend, omdat de lezer constant wil weten hoe Michiel met dit soort situaties omgaat. Ook wil de lezer weten waarom wat Michiel van plan was toen hij midden in de nacht naar het monument ging van het ongeluk met de motor. Toen de vriend van Wolf was omgekomen door een motorongeluk, toen hij zich aan een rijdende auto vastklemde. Wat moest hij daar in vredesnaam uitspoken? Uiteindelijk kwam het erop neer dat hij het monument zwart had geverfd, om te laten zien hoe zwart en hard het leven is. Tegelijkertijd kwam de vraag bij de lezer op of Michiel op heterdaad betrapt zou worden. En die kans was vrij groot. Aangezien zijn broer Wolf dan toevallig ook met zijn motor langs komt rijden. Maar gelukkig voor Michiel wist hij zich te verstoppen.

 

Is het taalgebruik toepasselijk voor het publiek?

Het taalgebruik uit dit boek is niet moeilijk, er worden geen hoog niveau van woordenschat toegepast en de verhaallijn is makkelijk te volgen. Hoewel er wel af en toe best diepgaande gedachtes omgaan in het hoofd van Michiel. Maar dat neemt niet weg dat het verhaal niet toepasselijk is voor het publiek, wat voor jongeren tussen de 15 en 18 jaar bestemd zou zijn.

 

Hebben de personages is het boek duidelijke personages/ karakters?

De personages uit dit boek hebben zeker duidelijke personages. Zo is Wolf een type dat erg vaak weg van huis is op zijn motor, en in het verhaal wordt duidelijk dat hij vreemd is gegaan met een meisje. Ook luistert hij vaak midden in de nacht naar harde muziek. Dit maakt dus erg duidelijk dat hij niet het meest vriendelijke persoon is uit het boek.  

Daarentegen is Paul, de broer van de vriendin van Michiel, wie verdachte werd van de misdaad, een persoon die erg verlegen is. En nooit zo’n daad zou hebben uitgevoerd. Hij wordt ook omschreven als iemand die creatief is en goed kan tekenen.  

De ouders van Michiel worden ook wel een beetje omschreven. Zo is de moeder van Michiel en Wolf iemand die erg gevoelig is, terwijl hun vader als een sterke man wordt omschreven die troost geeft aan zijn vrouw en sterk probeert te blijven nadat Michiel zijn broer heeft verraden.

 

Conclusie

Vind ik dit boek het beste Nederlandse boek? Over het algemeen zou ik het goed keuren. Omdat het een spannend verhaal is met een duidelijke lijn. De lezer wordt continu nieuwsgierig gehouden tijdens de gebeurtenissen die er plaatsvinden. En er vinden ook duidelijke personages in plaats. En het verhaal een best goed verrassend einde. Wat wel een minpuntje is, is de titel van het boek. Omdat ik hem niet volledig bij het verhaal vindt passen. Maar ik zou hem dan alsnog goedkeuren als het beste Nederlandse boek!

 

 

 

Schuld, Walter van den Berg, 2016, 3 sterren

Brief van de uitgever, Schuld: Walter van den Berg

Kamilla van Dijk

Geachte Walter van den Berg,

Als uitgever ben ik best enthousiast over uw geschreven boek “Schuld”. Uw vraag was of ik dit werk zou willen uitgeven. Dus vandaar deze brief.

Echter zijn er wel wat verbeteringen nodig.  Ik hoop dat u hier open voor staat.

Om te beginnen is het woordgebruik die u heeft gebruikt voor dit boek wel erg aangenaam. Er is sprake van een alledaags taalgebruik. Dat is toepasselijk, omdat het verhaal zich afspeelt in Amsterdam. Daar wordt dus vaak op deze manier naar elkaar gesproken als dat er in dit boek voorkomt.

Helaas vind ik het zeer verwarrend dat er zoveel tijdsprongen in het verhaal voorkomen. De lezer moet goed opletten wanneer een bepaalde gebeurtenis plaatsvindt. Zo worden er sprongen gemaakt van een dag uit 2013 naar 2015. En er wordt vaak als het ware gewisseld van perspectief. In het ene deel wordt het verhaal verteld vanuit bijvoorbeeld Kevin, en dan weer vanuit Ron, Cor of Sandra. Persoonlijk vind ik dus dat dit niet prettig leest, en heb ik veel moeite met het volgen van het verhaal.

Van de andere kant zorgen de flashbacks ervoor dat er meer duidelijkheid is over de personages, en de relaties ertussen. Zo komt er een aantal keer een flashback voor naar een verjaardag van Kevin die hij samen met zijn vader in de Macdonalds beleefd. Dan verteld de vader over hoe slecht de moeder van Kevin is, en dat mannen als het ware helden moeten zijn. Dit geeft dus een duidelijk beeld over de relaties.

Wat ik ook nadelig vind aan dit boek is dat het tempo waarop het verhaal wordt verteld zeer hoog ligt. Het ligt er maar net aan wat de situatie is. Als het een spannende situatie is, bijvoorbeeld wanneer Kevin een ‘'slechte vrouw’' opbelt en die bedreigt met naaktvideo’s, heeft dit tempo zijn voordeel. Maar zodra er een omgeving wordt omschreven, of iemand ergens naartoe gaat, is dit nadelig. Omdat de lezer dan ook erg snel een beeld moet vormen die u hem of haar wilt geven. En dat kan dus voor onrust en verwarring zorgen.

Ik ga u nu informeren waarom ik het boek Schuld momenteel nog niet wil uitleggen.

Ten eerste is het zeer opvallend dat er vooral perspectief wordt gebruikt op de mannelijke personages uit het boek. Dat is interessant, maar het verhaal had nog meer kracht gewonnen als er ook meer vanuit een vrouwelijk perspectief verteld zou worden. Ik zou het boek wel uitgeven als er meer wordt verteld over Sandra. Dus er zou meer geschreven kunnen worden over hoe Sandra de gebeurtenissen uit het boek ervaart.  

Ten tweede zijn de hoofdstukken verdeeld over de personages. Het ene hoofdstuk gaat over Cor, en de ander meer over Kevin. Maar er is slechts één hoofdstuk waarin alle personages betrokken zijn. Dat hoofdstuk zorgt voor minder verwarringen. Ik zou u dus willen adviseren om meer hoofdstukken toe te voegen/ aanpassingen doen aan het boek zodat er meer hoofdstukken komen waar iedereen in voorkomt.

Ten slotte is het in het boek belangrijk dat je de straten in Amsterdam kent om een goed beeld te kunnen vormen van de omgeving. Huizinga, Bluebanddorp en Snack 88 komen regelmatig terug in het verhaal. Maar niet elke lezer heeft dus een goed beeld van deze plaatsen. Daarom zou het wat mij betreft beter zijn om deze plaatsen wat beter te gaan omschrijven. Dus of de omgeving juist open is, waar veel kunnenmensen komen. Of dat het misschien juist een donker steegje is ergens in Amsterdam.

Dit was alles wat ik u wilde vertellen. Hopelijk kunt u hier iets mee, en hoor ik snel iets van u terug. Met vriendelijke groet,

Kamilla van Dijk

Op Zee, Toine-Heijmans,2011, 4 sterren

Brief aan de uitgeverij “Op zee”  

Beste Uitgeverij Boekscout,

Ik heb een boek geschreven die ik heel graag zou willen uitgeven. Toen ik naar een uitgeverij opzoek was, kwam ik al snel op jullie website terecht. En dit is precies wat ik zocht!

Ik heb al een aantal boeken en verhalen geschreven, maar deze vind ik toch één van de beste, en daarom zou ik die dus graag bij jullie willen uitgeven.

Het boek waar ik het over heb heet “Op Zee.”  

In dit verhaal komen er een aantal thema’s voor. Zoals vaderschap: een vader neemt zijn 7-jarige dochter mee op de Noordzee met een zeilboot. Hierdoor ontstaat een bijzondere band. De 7-jarige dochter genaamd Maria wordt namelijk geschreven als de perfecte dochter, en de vader genaamd Donald als de perfecte vader. Donald leert zijn dochter een hoop over hoe ze het beste een boot kan besturen, en hoe ze de zeilen op moet hijsen. Dit is iets wat alleen tussen hen speelt, want de moeder genaamd Hagar vindt er maar niks aan, om op zee te gaan.

Dan komen we bij het volgende thema: vertrouwen. Hagar had er moeite mee om Donald met haar dochter op zee te laten gaan. Ze was erg bang dat het mis kon gaan, Donald wist Hagar uiteindelijk toch over te halen, en Maria ging mee op zee. Echter wordt in het boek geschreven dat ze er een aantal nachten niet door kon slapen. Ook stuurde ze regelmatig sms’jes naar Ronald met de vraag hoe het eraan toe gaat.  

Daarnaast hoort het thema zee er natuurlijk ook bij. Donald is drie maanden lang alleen op zee geweest.  Daar waar hij zichzelf heeft gevonden. Eerst zag hij de zee als een vriend, een betrouwbare. Maar nadat er iets afschuwelijks gebeurde, dacht hij dat de zee een vijand was. Maar ook dat klopt niet. Hij zei dat zee geen vijand kan zijn, maar ook geen vriend. Het is er gewoon. Als er iets misgaat, heeft dat te maken met de domheid van de mens zelf. De zee heeft die gebeurtenis niet gepland. Het is er, en verder niks.

Het plot van het verhaal is dus dat er een vader met zijn dochter samen op zee gaan. Om samen iets bijzonders mee te maken. Maria, Donald en de zee. Niets meer, niets minder. Bijna de hele reis verliep goed. Het duurde niet erg lang meer voordat ze weer terug thuis zouden zijn. Maar dat gebeurt er iets verschrikkelijks. Iets wat de nachtmerrie wat de nachtmerrie van elke vader is. Waar is Maria? Is ze verdwenen? Of toch niet?

Het perspectief wordt het grotendeels vertelt vanuit Donald. Hoe hij vaart op zee. Waar hij tijdens de reis aan denkt, en wat hij ziet. Af en toe denkt hij aan de aankomst. Over hoe ze naar Hagar zullen zwaaien als ze samen de gracht in varen. Maar ook hoe hij samen met Maria op de zeilboot vaart.

Dit boek is geschikt voor jongeren tussen de 15 en 18 jaar.  Het niveau is 3. Dit niveau is toepasselijk, omdat de lezer in de eerste instantie denkt dat het een makkelijk een begrijpend verhaal is, wat het voor het grotendeel ook wel is. Maar op het einde is er sprake van een plot-twist. Die wel best lastig te begrijpen is. Donald komt namelijk niet met Maria aan in de gracht, maar hij was de hele reis alleen. Ook loopt het verhaal niet chronologisch. Er wordt bijvoorbeeld eerst verteld over het vertrek, dan is Maria verdwenen, vervolgens wordt er een lang stuk verteld op zee, en dan weer naar de gebeurtenis met Maria. Dat maakt het volgen van het verhaal dus een beetje ingewikkeld, maar dat past dus ook goed bij dit niveau. Want niveau 3 hoort ook niet makkelijk te zijn.

Dit was alle informatie dat ik aan u kwijt wilde. Als u nog vragen heeft, stuur gerust nog een bericht terug. Hopelijk bent u tevreden met dit verhaal en wilt u het gaan uitgeven.

Met vriendelijke groet,

Kamilla van Dijk

Robinson, Doeschka Meijsing, 1976, 3 sterren

Opdracht van Lezen voor de Lijst

Maak de opdrachten die op de site www.lezenvoordelijst.nl horen bij jouw boek. Als er bij jouw boek opdrachten horen op verschillende niveaus, kies dan de opdracht die het beste bij jou past. Neem bij de uitwerking van de opdracht telkens de opdracht over en het bijbehorende antwoord. Geef tot slot kort aan waarom je voor deze opdracht gekozen hebt.

Opdracht niveau 2 | Personages

A


Opdracht 1


Maak een namenweb. Schrijf je eigen naam in het midden. De namen van degenen die het belangrijkst voor je zijn (ouders, vrienden, vriendinnen) er omheen.

 

 

Opdracht 2


Maak verbindingslijnen tussen je eigen naam en die van de anderen. Hoe belangrijker de relatie, hoe dikker de lijn. Goede relaties geef je aan met groene lijnen, minder goede (ruzies misschien?) geef je aan met rode. (Je kunt groene lijnen ook voorzien van een rood lijntje ernaast!)

Met de dikste van lijnen was het niet erg duidelijk hoe de relatie was. Daarom heb ik dit aangepast met emoji’s. Een vinkje betekent een goede relatie. Als er een neutrale emoji achterstaat, speelt er tijdelijk iets tussen. Een glimlachende emoji is ook een redelijk goede relatie. En een emoji die sip kijkt, betekent dat het niet goed loopt.



Opdracht 3

Had je dit web een jaar geleden ook zo getekend? Zo niet, wat is er veranderd en hoe komt dat?

Dit web zou een jaar geleden veel overeenkomsten hebben. Een aantal relaties, bijvoorbeeld met vrienden, zijn wat minder sterk geworden. Dat komt bijvoorbeeld door een ruzie, of doordat we ver uit elkaar wonen elkaar niet vaak zien.
Met de dikste van lijnen was het niet erg duidelijk hoe de relatie was. Daarom heb ik dit aangepast met emoji’s. Een vinkje betekent een goede relatie. Als er een neutrale emoji achterstaat, speelt er tijdelijk iets tussen. Een glimlachende emoji is ook een redelijk goede relatie. En een emoji die sip kijkt, betekent dat het niet goed loopt.

B


Opdracht 1


Neem het begin van de roman Robinson als uitgangspunt. Maak nu een namenweb met Robinson in het midden. Zet haar vader, moeder, Daniël, Johanna Freida en de rector er omheen.


Opdracht 2


Maak weer rode en groene, dikke en dunne lijnen van Robinson naar de andere personages.

Opdracht 3

Beschrijf nu – voor alle vijf relaties – wat er aan het einde van het schooljaar is veranderd: is die relatie verbeterd, verslechterd, voorbij? Gebruik het schema hieronder:


1. De relatie tussen Robinson en haar moeder is nauwelijks veranderd. De moeder van Robinson behandelt haar zo netjes als zij zelf en wilt haar continu controleren op wat ze doet. Zelfs op school. Vanaf het begin tot het eind van dit verhaal vertoont de moeder van Robinson dit soort gedrag, waar Robinsons zich natuurlijk aan ergert. Bovendien had haar moeder geen dochter gewild, maar een zoon. Vandaar dat zij de naam Robinson heeft gekregen.  


2. De relatie tussen Robinson en haar vader is erg verslechterd. De vader van Robinson is een kapitein en is vaak van huis. Maar Robinson had wel een goede band met haar vader. Totdat hij Johanna Freida ontmoette. De vader van Robinson wordt namelijk verliefd op haar.  


3. De relatie tussen Robinson en Daniël is slechter geworden. In het begin van het schooljaar hadden Robinson en Daniël een goede band, maar dat verandert doordat ze allebei verschillende interesses hebben. Daniël praat ontzettend veel. En dan vooral over kwaad en de duivel. Maar Robinson houdt daar juist helemaal niet van.  Ze kan zijn geklets op een gegeven moment ook niet meer aanhoren.


4. De relatie tussen Robinson en Johanna Freida is verslechterd.  Johanna Freida is de docent van Duits op de school van Robinson. In de  eerste instantie vond Robinson haar een vrolijke een aardige vrouw. Totdat Johanna Freida verliefd werd op Robinsons vader. Dit heeft Robinson diep geraakt. Omdat haar vader de enige was die ze vertrouwde, en nu dus niet meer.


5. De relatie tussen Robinson en de rector is verslechterd. Robinson vind de rector gevaarlijk. Daniël is de neef van de rector, maar zodra Daniël verliefd wordt op Robinson, moet Robinson bij de rector komen. Ze wordt gewaarschuwd dat er geen gedoe mag zijn tussen Robinson en Daniël.


C


Maak de volgende zinnen af:

  • Een moeder als die van Robinson zou ik niet willen hebben, omdatik net als Robinson mijn zelfvertrouwen zal verliezen, als ik weet dat een  

          een moeder als die van Robinson een jongen had gewild in plaats van een  Meisje. Ook zou ik het helemaal niet fijn vinden als ik op alles gecontroleerd  

          zou worden en mijn moeder dan alles over mij te zeggen heeft.

  • Een vader als die van Robinson zou ik niet willen hebben, omdat ik net als Robinson mijn vertrouwen in een vader als die van Robinson zou verliezen, zodra ik erachter zou komen dat hij verliefd wordt op mijn lerares.

  • Een schoolvriendje als dat van Robinson zou ik niet willen hebben, omdat ik me enorm aan zou ergeren als hij telkens over kwade dingen zou praten. Verder is Daniël iemand die vaak op school in de problemen komt. En daar zou ik dus niet mee om willen gaan.

  • Een lerares als Johanna Freida zou ik niet willen hebben, omdat Robinson door Johanna Freida het gevoel heeft dat haar vader werd afgepakt door haar. En zoiets zou ik niet willen meemaken.

  • Een rector als van deze school zou ik niet willen hebben, omdat zo’n rector veel te streng is en zich te veel met zaken bemoeid dat hem niet aangaat.  

 

Isabelle; Tessa de Loo; 2012; 3 sterren

Samenvatting

Isabelle Amable, een beeldschone Franse filmster, logeert bij haar ouders op het landgoed Le Pompon (Auvergne, Frankrijk). Ze bereidt zich voor op een nieuwe filmrol. Op een dag keert zij niet terug van een wandeltocht in de bergen. Dagenlang kamt de politie de bossen en bergen uit, bijgestaan door verontruste streekbewoners. Ze ondervraagt Gaspard Peyrol, een pafferige boer, die haar als laatste gezien heeft, en Jeanne Bitor, een zonderlinge schilderes met het uiterlijk van een heks, die met twee pitbullterriërs (Jules en Jim) een kilometer bergopwaarts in een oude boerderij van haar overleden ouders woont. De naspeuringen leveren echter niets op en de interesse voor Isabelle verflauwt. Het onderzoek wordt ten slotte gestaakt; het dossier Amable wordt afgesloten.

Alleen Bernard Buffon, de dorpsonderwijzer, geeft de moed niet op: op eigen houtje zoekt hij door. Hij is lelijk, buitengewoon dik door een schildklierafwijking en kaal. Daarentegen is hij ook romantisch (hij houdt erg van de muziek van Schubert), innemend, zacht en vriendelijk. Hij koestert een bijna ziekelijke bewondering voor Isabelle, die voortkomt uit een voorval uit zijn jeugd. Met haar vader had zij de tienjarige Bernard uit een waterton gered, waarin hij door een groepje jongens ondersteboven gezet was. Bernard was toen altijd het mikpunt van plagerijen en spot.

Wat Bernard niet weet, is dat Isabelle gevangen wordt gehouden door Jeanne Bitor. Zij heeft Isabelle ontvoerd met behulp van haar twee honden en opgesloten in haar kelder. Omdat ze als schilderes geobsedeerd is door dood en verval, wil ze Isabelle langzaam uithongeren om de verschillende stadia van deze aftakeling op grote olieverfschilderijen vast te leggen. Eerder al maakte Jeanne serieportretten van dieren, zoals van een pasgeboren dode haas: een portret waarop de maden zich over hem ontfermd hebben en een waarop het afgekloven skelet te zien is.

Onderwerpen

Het hoofdthema van het boek is de tegenstelling of confrontatie tussen schoonheid en lelijkheid, en de oneerlijkheid van het lot. De schilderes Jeanne Bitor is lelijk, bitter en vereenzaamd en Isabelle is geliefd, vrolijk en mooi. Met behulp van een drietal citaten kan die tegenstelling aannemelijk gemaakt worden.

(Jeannes gedachten terwijl ze Isabelle schildert):

'Daar lag ze, fee en vamp, meisje en vrouw, nimf en hoer. (...) Dit was de vleesgeworden verleidelijkheid, dit was alles wat Jeanne niet was, dit was het toppunt van onrechtvaardigheid: Isabelle's buitengewone schoonheid was niet haar eigen verdienste, ze was gewoon zo geboren. Bewonderaars, aanbidders, minnaars... tederheid, hartstocht... alles viel haar in de schoot om de simpele stompzinnige reden dat zij mooi was' (p. 24).

(Dialoog tussen Isabelle en Jeanne):

'"Waarom ben je zo gebeten op schoonheid?" zei Isabelle toonloos. "Gebeten? Ik ben niet..." begon Jeanne. Maar waarom zou ze lafhartig terugkrabbelen, nu ze de kans had vrijuit te spreken over wat sinds onheuglijke tijden zwaar op haar drukte. Ze keek strak naar het doek en bracht met vaste hand een minutieus veegje paars achter Isabelles oor aan. "Dankzij de schoonheid ben ik lelijk." "Dat begrijp ik niet." Jeanne zuchtte. "De mensen hebben in de loop der eeuwen normen bedacht voor de ware, zuivere schoonheid. Wat van die norm afwijkt is lelijk. Ik... voldoe aan geen enkele schoonheidsnorm..."' (p. 48).

(Dialoog tussen Isabelle en Bernard over de straf die Jeanne verdient):

'"Ik heb nog nooit iemand ontmoet," zei Isabelle (...) "die zo... ongelukkig is. Ik heb me dan ook nooit gerealiseerd dat een vrouw zozeer het slachtoffer kan worden van haar uiterlijk... van haar lelijkheid..." "Maar lelijkheid is toch geen excuus!" riep Bernard uit. "Ieder mens vindt beproevingen op zijn weg. De een verhardt erdoor, de ander wordt erdoor gelouterd. Onaantrekkelijke mensen kunnen hun lelijkheid compenseren... met buitengewone vriendelijkheid, of geestigheid, of door... ik noem maar iets... prachtig piano te spelen. Dan ziet men de lelijkheid niet meer en kan zij zelfs... als het ware... een verdienste worden. Er is geen enkel excuus voor iemand die door de natuur gelukkiger bedeeld is, daarvoor te laten boeten. Stel je voor, om die reden zou de ene helft van de mensheid de andere helft kunnen uitroeien!"' (p. 120-121).

Een motief is de tegenstelling schijn-werkelijkheid. Jeanne Bitor is iemand die uit frustratie de schoonheid wil ontmaskeren en Bernard Buffon als iemand die zich (ook uit frustratie) afwendt van de werkelijkheid en kiest voor de droom. Schijn spreekt ook uit de leugens die roddelbladen over Isabelle verspreiden. Ten slotte blijkt de schijn uit de pogingen die Isabelle doet om te overleven: ze dist een verhaaltje op over een zielige jeugd en speelt een zelfmoord. Vreemd genoeg gelooft Jeanne deze fantasieën en trekt ze een onverwachte conclusie als het bedrog uitkomt: 'Toen was ze... je zou kunnen zeggen... gelukkig. Dat dit geluk onterecht was, omdat het gebaseerd was op het onwaarachtige gevoel van een ander, vernietigde toch niet de herinnering aan het geluksgevoel. (...) Hoeveel mensen waren gelukkig op valse gronden zonder het te weten?' (p. 95).

De overige motieven in het kort:

  • Obsessie: Jeanne is geobsedeerd door haar eigen lelijkheid en de schoonheid van anderen.

  • Jaloezie/haat: Jeanne is jaloers op Isabelle en haat haar omdat zij zo mooi is.

  • Wraak: Jeanne wil wraak nemen op Isabelle en daardoor op 'de' schoonheid.

  • Feminisme: Jeanne moet niets hebben van de autoritaire man, van wiens goed- of afkeuring de vrouw afhankelijk is; Isabelle schetst haar (fictieve!) ongeluk ten gevolge van een machtswellustige stiefvader en twee echtgenoten.

  • Queeste (zoektocht): Bernard Buffon zal altijd op zoek blijven naar de vervulling van zijn droom (daarom luistert hij het liefst naar Schuberts Unvollendete).

  • Rode schoentjes met hoge hakken (leidmotief).

Schrijfster

Tessa de Loo is een Nederlandse schrijfster van romans, verhalen en novellen. Ze debuteerde in 1983 met de verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek, waarmee ze onmiddellijk haar naam vestigde. Het boek beleefde meer dan twintig drukken en werd bekroond met twee debuutprijzen (de Anton Wachterprijs en het Gouden Ezelsoor). Sindsdien publiceerde De Loo meerdere romans en novellen. Ander werk dat bekendheid bij het grote publiek geniet is De tweeling (1993), Isabelle (1989) en Kenau (2013). De genoemde boeken werden verfilmd, waarvan De Tweeling in 2004 genomineerd werd voor een Oscar.

Mening

Ik vind dit boek interessant, omdat de lezer zich constant afvraagt wat er verder gaat gebeuren. Waarom heeft Jeanne Isabelle ontvoerd? Zou Isabelle nog gevonden worden? Ook zet Tessa de lezer aan het denken door subtiel onderscheid te maken tussen lelijk en mooi. Jeanne vindt zichzelf erg lelijk en is stik jaloers op de schoonheid van Isabelle. Ook is het fijn hoe Tessa de omgeving omschrijft. De kelder waarin Isabelle opgesloten zit, is erg koud en smerig. Het enige licht dat er doorheen komt is door een klein rooster. Dit zorgt ervoor dat de lezer zich makkelijk kan inleven en kan begrijpen waar het boek over gaat.

 

Bronnen

https://www.hebban.nl/auteur/tessa-de-loo#filter=language:nl

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/294848/isabelle

 

De donkere kamer van Damokles; Willem Frederik Hermans; 1958; 4 sterren

Recensie De donkere kamer van Damokles, Willem Frederik Hermans

Held of loser?

"Ik heb eigenlijk niets gedaan. Ik ben onschuldig. Ik zou liever een held wezen, maar ik weet zeker dat ik onschuldig ben. Er schijnt een man rond te lopen die sprekend op mij lijkt. De daden van die man worden mij aangewreven. De Duitsers hebben mij geconfronteerd met een andere gevangene. Die gevangene beweerde dat hij mij bij hoog en bij laag mij herkende. Ik had hem nooit gezien."

Het boek De donkere kamer van Willem Frederik Hermans gaat over een man genaamd Hendri Osewoudt die in de tijd van de Tweede Wereldoorlog heeft geleefd. Hij werkte in een sigarenwinkel totdat een man genaamd Dorbeck zijn winkel binnenkwam. Osewoudt moest voor deze man opdrachten gaan uitvoeren tijdens de Tweede Wereld oorlog. Deze twee mannen lijken sprekend op elkaar. Ze hebben precies dezelfde lengte, dezelfde gezichtsvorm en vooral wanneer Osewoudt zijn haar zwart had geverfd waren ze niet meer van elkaar te onderscheiden.  

Door alle daden die Osewoudt namens Dorbeck heeft gepleegd zijn er door heel het land foto's te zien van hem waaronder staat dat hij vermist is. Degene die Osewoudt zou vinden kreeg maar liefst 500 gulden. Osewoudt is hierdoor gevangen komen zitten en moest gaan bewijzen dat hij die daden niet had gepleegd, maar dat het opdrachten waren van Dorbeck. Hetgene wat het voor hem lastig maakte om dit te gaan bewijzen, was dat Dorbeck nergens meer te bekennen was.  Osewoudt beweerde dat hij een foto had gemaakt met een Leica waarbij hij naast Dorbeck stond. Wanneer deze foto werd gedrukt in de donkere kamer bleek deze volledig zwart te zijn. Er is verder weinig bewijs dat Dorbeck werkelijk bestaan heeft. Voor hetzelfde geld zou het een hersenschim zijn geweest. Dit is iets waar de lezer nooit achter zal komen en dus zelf kan invullen.  

Persoonlijk denk ik dat het wel een hersenschim geweest zou kunnen zijn. In het boek staat namelijk dat er duizenden papieren zijn gebruikt om te onderzoeken of Osewoudt nu gelijk heeft of niet. Maar geen een van die documenten beweert dat Dorbeck werkelijk bestaan heeft. Wat het voor Osewoudt nog lastiger maakt om het te bewijzen dat het wel zo is, is dat zijn kennissen en familieleden tijdens de oorlog zijn komen te overlijden. Zij zouden namelijk ook in contact gekomen zijn met Dorbeck.  

Willem Frederik Hermans was een Nederlandse schrijver die geleefd heeft vanaf 1921 t/m 1995. Hij heeft de oorlog dus zelf ook daadwerkelijk meegemaakt. Ik vind dit erg interessant, want door zijn schrijfstijl is het best makkelijk om je in te beelden hoe het was op in die tijd te leven. Hij geeft bijvoorbeeld veel omschrijvingen van plaatsen waar het verhaal zich afspeelt. Zoals de gevangenis waar Osewoudt in gevangen zat. Maar ook de denkwijze van Osewoudt is erg goed omschreven. Een voorbeeld hiervan is dat Osewoudt erg gefrustreerd werd toen de Duitsers hem niet wilde geloven dat hij die daden niet heeft gepleegd. Of hoe hij zich voelde toen de oorlog al voorbij was en iedereen was bevrijd behalve hij.  

Een voorbeeld van een thema dat bij dit boek past is oorlog. Dit is natuurlijk best vanzelfsprekend, omdat het ten eerste in de tijd van de Tweede Wereld oorlog heeft plaatsgevonden, en ten tweede omdat Osewoudt erg veel te maken kreeg met de Duitse militairen. Hij wilde zelf ook graag het militaire leger in, maar daarvoor kreeg hij de kans niet omdat hij daarvoor net te klein was.

Een ander thema dat in dit boek regelmatig voorbijkwam was liefde. Op het moment dat Osewoudt zijn haren zwart liet verven door Marianne werd hij verliefd op haar. Zij zag hem als een held in de oorlog. Hier werd Osewoudt wat onzeker van, omdat Marianne hem nooit voor de oorlog had gekend toen hij maar een gewone man was die in een sigarenwinkel werkte. Hij was bang dat Marianne verliefd zou worden op Dorbeck, omdat Osewoudt zichzelf een mislukt kopie van hem vond.

Eén van de belangrijkste thema's is 'foto'. In het boek komen regelmatig dezelfde drie foto's voor van Duitse militairen. Wat deze foto's bijzonder maakt is dat Osewoudt eigenlijk nooit aan deze foto's mocht komen, omdat dat een soort bezit was van de Duitsers. Hierdoor kwam hij in de problemen. Osewoudt beweerde dat hij die foto's voor Dorbeck moest laten drukken. Ook de foto waarop Osewoudt en Dorbeck samen in voor kwamen heeft te maken met dit thema.

Ik vind dit een boek waarbij je wel goed moet opletten wat er gebeurt. Een situatie dat al eens eerder is voorgekomen wordt vaak herhaald en is dat dus erg belangrijk. Als lezer wordt dit boek pas echt leuk als je deze situaties later weer kan herkennen wanneer Osewoudt bijvoorbeeld wordt overhoord door één van de Duitsers. Een voorbeeld van zo'n situatie is toen Osewoudt samen met Marianne in de bioscoop zat en een foto van hem op het grote scherm werd geprojecteerd. Het valt me ook op dat het taalgebruik erg anders is dan het taalgebruik van nu. Dat is natuurlijk helemaal niet gek, aangezien dit boek uit 1958 komt. Voordat ik begon met lezen had ik bijvoorbeeld nog nooit van een Leica gehoord. Dat is een soort camera uit die tijd.  

 

Alles wat er was; Hanna Bervoets;2013;5 sterren

Opdracht van Lezen voor de Lijst

Alles wat er was: Opdracht

Opdracht niveau 3 | Perspectief: onbetrouwbare verteller

In Alles wat er was doet Merel, als ik-verteller, verslag van de gebeurtenissen. Je ziet de andere personages door haar ogen. Wat de andere personages denken en voelen weet je niet of slechts gedeeltelijk. In deze opdracht ga je onderzoeken welke invloed deze vertelwijze heeft op jouw visie op de gebeurtenissen.

Titel

Alles wat er was

Niveau boek

4

Opdracht

niveau 3 | Perspectief: onbetrouwbare verteller

Studielast

1 à 2 uur

Werkvorm

individueel

Focus

perspectief

Je leert

over onbetrouwbare vertellers.

Gemaakt door

Marlies Schouwstra

Bron 1

wikipedia.org | 'Onbetrouwbare verteller'

Bron 2

hebban.nl | 'Hanna Bervoets: Mijn personages creëren vaak een verhaal dat hen op de been houdt' (interview)

 

A

Reageer snel op de onderstaande uitspraken. Denk niet te lang na.
A Merel legt heel duidelijk en precies uit wat er in de school gebeurt. ja/nee
B Merel vertelt soms nogal warrig, waardoor je niet weet wat er echt gebeurt en wat alleen in haar hoofd gebeurt. ja/nee
C Merel geeft een gekleurd beeld van de gebeurtenissen om zo een beter en mooier beeld van zichzelf te schetsen. ja/nee
D Merel verdraait de feiten om andere personen in een kwaad daglicht te stellen. ja/nee
E Merel doet haar best om objectief te zijn, maar zij zit, net als
iedereen, ook een beetje gevangen in haar eigen perspectief. ja/nee


B

Het is je waarschijnlijk wel duidelijk dat je Merel niet altijd helemaal op haar woord kunt geloven.

Vraag 1

Op welk moment in het verhaal had jij voor het eerst door dat de dingen in werkelijkheid iets anders lagen dan Merel je had doen geloven?

Op het moment toen Joeri veel aandacht van Merel vroeg. Merel had het idee dat Joeri dit deed om zijn moeder Natalie jaloers te maken. Merel ging samen met Joeri een spel spelen. Het zogenaamde mattenspel. Maar dat ging gruwelijk mis. Joeri gleed uit van de trap en brak zijn arm. Op het moment toen Joeri al was komen te overlijden, vertelde Leo of Barry tegen Merel dat Merel er naast zat. Dat Joeri helemaal niet zoveel aandacht van haar vroeg om Natalie jaloers te maken, maar omdat Joeri Merel gewoon leuk vond. Hij praatte vaak over Merel. Ook wanneer zij er niet bij was. En wanneer er werd voorgelezen vernoemde Joeri één van de personages naar Merel. Dit was dus het moment waarop ik dacht dat de dingen in werkelijkheid iets anders lagen dan dat Merel de lezer liet doen geloven.

Vraag 2

Noteer nog twee andere voorbeelden van situaties of gebeurtenissen waarvan Merel geen juist (of een heel vaag) beeld schetst.

Merel schetste een vaag beeld op het moment dat ze het medicijnendoosje wilde laten zien aan de rest. Van tevoren had ze al een aantal keer voorgesteld hoe de anderen zouden gaan reageren wanneer zij het pillenkokertje zou laten zien. In één van die situaties dacht ze dat het pillenkokertje van Natalie zou zijn en zij het zou bekennen. Of Kaspar zou boos worden op het moment dat hij het pillenkokertje zou zien en heb in zijn zak zou stoppen. Echter is geen van deze situaties werkelijk gebeurd. Wat er namelijk wel was gebeurd, was dat Kaylem het kokertje herkende en hem drie weken geleden in de gang had gevonden. Hij wilde hem weggooien. Merel heeft dus geen juist beeld geschetst over hoe de anderen zouden gaan reageren op het moment dat het kokertje werd laten zien.

Een andere situatie waarbij Merel een vaag beeld schetst, was toen ze samen met Barry op een mat lag. Het is zes uur, maar het lijkt alsof het al voor de derde keer zes uur is. En de tijd gaat snel en langzaam tegelijk. Dan concentreert ze zich op de adem van Barry en maakt ze daar notities van. Daarna gaat ze voorlezen voor Barry, maar het komt niet bij haar binnen wat ze leest. In deze situatie is Merel dus behoorlijk verward en niet meer goed bewust van de huidige situatie.

Vraag 3

Hoe kwam je erachter dat de informatie die Merel over deze situaties of gebeurtenissen geeft niet helemaal klopt?
Ik kwam erachter dat de informatie die Merel over de situaties of gebeurtenissen geeft niet klopt, omdat zij Natalie, Kaylem en Kaspar een keer had beschuldigd van het gebruiken van de pillen. Maar uiteindelijk bleek geen van hen werkelijk de schuldige te zijn. Het was namelijk Leo die de pilletjes had gebruikt voor zijn basketbalcarrière en er vervolgens verslaafd aan was geraakt.  

C

Bestudeer bron 1.

Vraag 1

Door welke vier oorzaken kan een verteller onbetrouwbaar zijn? Noteer ze allemaal.

De verteller kan onbetrouwbaar zijn, als die:

1.een psychologische tekortkoming heeft;

2. een sterk vooroordeel uitdraagt;

3. geen expertise heeft;

4.zelfs bewust het publiek bedriegt;

Vraag 2

Laat zien dat Merel door ten minste twee van deze oorzaken onbetrouwbaar is.

Merel is onbetrouwbaar, omdat ze ten eerste zelf een psychologische tekortkoming. Ze leeft namelijk van een groot gebrek aan voedsel. Als iemand enkele rijstkorrels per dag zal eten, zal dat zeker niet iets goeds betekenen voor de betrouwbaarheid van haar bronnen. Zo'n iemand kan namelijk erg vermoeid raken en ook niet helder denken. Daarom is Merel onbetrouwbaar.

Ten tweede is Merel onbetrouwbaar, omdat ze geen expertise heeft. Het enige waar Merel haar feiten op baseert is op de gebeurtenissen die ze opschrijft in de agenda van Melissa. Maar al die gebeurtenissen die zij opschrijft is geschreven vanuit haar perspectief. Er wordt niet bijgeschreven wat de anderen die dag hebben beleefd en hoe ze dat hebben ervaren. Dus ook daarom is Merel onbetrouwbaar.

 

Vraag 3

In bron 2 worden twee 'narratieve' (= verteltechnische) functies genoemd die een onbetrouwbare verteller kan hebben. Welke functie heeft Merels onbetrouwbaarheid in Alles wat er was?

De functie van Merels onbetrouwbaarheid in 'Alles wat er was' was om ervoor te zorgen dat de lezer wordt misleidt door een fout perspectief te geven op het verhaal.


D

Merel is het enige personage dat jou als lezer informatie geeft, maar ze is niet betrouwbaar. Daardoor zit je je voortdurend af te vragen wat er nu precies aan de hand is. De kans is groot, dat je - zelfs als je heel geconcentreerd hebt gelezen - nog steeds met vragen zit. Op dag 124 trekt Leo bijvoorbeeld Merels zwangerschap in twijfel. Daardoor ga je jezelf ook afvragen of Merel die hele zwangerschap misschien verzonnen heeft.

Vraag 1

Is Merel echt zwanger of heeft ze dat verzonnen, denk je? Leg je antwoord uit.

Van de ene kant is de kans best aanwezig dat Merel zwanger is. Ze heeft namelijk een aantal keer seks gehad met Leo. Bovendien is ze een tijdje niet ongesteld geweest. Maar van de andere kant is het wel zo dat ze maandenlang nauwelijks heeft gegeten. Hierdoor zou ze wellicht kunnen hallucineren. Ook zou het kunnen dat haar lichaam te zwak is om Merel zwanger te laten worden. Ze heeft immers veel te weinig gegeten en er zit nauwelijks vet meer om haar lichaam.

Vraag 2

Lees bron 2 en noteer het antwoord dat op deze vraag wordt gegeven.

Hanna Bervoets zegt dat haar personages vaak een verhaal creëren dat hen op de been houdt. Merel zou dus niet echt zwanger zijn. Ik denk dat ze dit heeft verzonnen, omdat ze zelf een kinderwens heeft. Op het einde van het boek schetst Merel een beeld waarin ze met haar kind in een auto zit en de sterren aanwijst. Eerder in dit boek werd er door Merel vertelt dat ze daar behoefte aan heeft."Ik, alleen in mijn auto, glijdend door het donker, langs wegrestaurants en lichtbakken op palen: gele McDonald's bogen, rode Texacologo's en honderdduizend lampjes in snoeren langs de weg gelegd..." Dus door te verzinnen dat ze zelf zwanger is houdt ze zich op de been, omdat ze op die manier een wens toch vervult.


E

Wat vind jij van een onbetrouwbare verteller? Kies een of meer van de volgende woorden en licht je antwoord toe. Kies uit: (heel) leuk - interessant - irritant - leerzaam - moeilijk - teleurstellend - iets anders, namelijk …

Ik vind een onbetrouwbare verteller moeilijk, omdat het lastig te achterhalen is wat de werkelijkheid is en wat zo'n verteller zelf heeft verzonnen.  Dit maakt het ook weer interessant, omdat het me aan het denken zet wat feitelijk is en wat niet. Waarschijnlijk zal er niet veel feitelijk zijn, omdat het geschreven is vanuit één perspectief en er dus geen andere waarnemingen zijn.

Waarom ik voor deze opdracht gekozen?

Ik heb voor deze opdracht gekozen, omdat de onbetrouwbaarheid van Merel een grote rol speelt in het boek 'Alles wat er was'. De lezer wordt namelijk erg vaak misleidt en het is lastig te onderscheiden wat er wel werkelijk gebeurt in het verhaal en wat niet. Ik vond deze opdracht ook best interessant, want hierdoor besefte ik me beter wat er dan onbetrouwbaar was. Ook past deze opdracht goed bij mijn niveau.  

Birk; Jaap Robben; 3 sterren

Samenvatting

Deel I
In zijn zwembroek komt de negenjarige Mikael thuis, waar zijn moeder met het eten wacht. Ze is duidelijk geïrriteerd omdat haar man er nog niet is. Mikael krijgt geen hap door zijn keel. Even later vertelt hij een onsamenhangend verhaal over zijn vader, die onder het water weggezwommen is. Op vragen wat er precies is gebeurd, geeft hij antwoorden die elkaar tegenspreken. Ze gaan samen naar de plek waar hij met zijn vader gezwommen heeft en vinden alleen de spullen die ze achterlieten op het strand. Op het roepen van de naam 'Birk' komt geen antwoord. Mikaels moeder rent naar buurman Karl, die met zijn kotter op zee gaat zoeken. Terwijl zijn moeder met de kustwacht belt om te vertellen dat Birk Hammerman in zee verdwenen is, kruipt Mikael in de trapkast. Achter zijn gesloten ogen ziet hij een bleke vlek. Karl komt vertellen dat hij niks gevonden heeft. Even later arriveert de kustwacht om Mikael en zijn moeder te ondervragen. Mikael wordt boos als er over zijn vader gepraat wordt alsof hij verdronken is. Hij verzint liever hoe hij weer opduikt met zijn rode bal en Mikael voor straf een klap geeft.

Het huis waar Mikael woont staat op een eilandje. Even verderop ligt het huis van de visser Karl en aan de andere kant van het eiland staat het verlaten huis van mevrouw Augusta Pernille. Ondanks hun leeftijdsverschil waren Karl en Augusta ooit geliefden. Toen ze van de trap gevallen was, bracht Karl haar naar Tramsund op het vasteland, waar ze overleed. Mikaels vader haalde soms iets uit Augusta's huis als 'sorrycadeautje' voor zijn vrouw Dora. Mikael gooit een flessenbrief in zee met een brief aan zijn vader. Zijn moeder roept dat hij in bad moet. Tot zijn verbazing komt een verkleinde versie van zijn vader uit de waterkraan, die weer verdwijnt als zijn moeder binnenkomt. Als hij een paar dagen later weer een fles in zee gooit, roept Karl hem bij zich om hem te helpen de visvangst te sorteren. Mikael vraagt Karl of hij zijn rode bal op zee gezien heeft. 's Morgens sluipt hij naar beneden naar de slaapkamer van zijn moeder. Vanonder de deken komt zijn minivader tevoorschijn die in het kuiltje in zijn moeders hals gaat slapen.

Omdat Mikael thuis les kreeg van zijn vader, besluit zijn moeder de lessen over te nemen. Vier keer per jaar ontvangt hij voortgangstoetsen die hij terug moet sturen. De didactische tips voor zijn vader werden in de kachel verbrand. Karl komt aan de deur met een nieuwe rode bal. Mikael liegt tegen zijn moeder als ze vraagt of hij zijn eigen bal kwijt is. In de schuur ziet hij heel even zijn kleine vader weer. Elf dagen na de vermissing komt Brigitta de boodschappenman de bestellingen brengen. Mikaels moeder raakt buiten zinnen als hij zegt dat haar man voer voor de palingen is. Nadat ze hem weggejaagd heeft, roept ze dat haar man dood is. Dan biecht Mikael op dat hij vanaf de rotsen zijn bal is nagesprongen in zee. Door de stroming dreef hij steeds verder weg. Zijn vader was hem achterna gesprongen en had hem vastgegrepen. Nadat hij Mikael tegen de rotsen omhoog had geduwd, zag Mikael hoe zijn vader onder water terugdreef naar zee. Na de bekentenis sluit Mikaels moeder hem twee dagen op in zijn kamer. Daarna noemt ze haar man alleen nog Birk en geen papa, om Mikael te laten voelen dat Birks dood zijn schuld is.

Deel II
Na Birks verdwijning is in huis alles bij hetzelfde gebleven. Mikaels moeder kookt nog steeds voor drie personen. Na Mikaels bekentenis leven ze zwijgend naast elkaar. Telkens als Karl vraagt of Mikael een keer mee wil naar Tramsund, houdt zij hem tegen. De jaren gaan voorbij. Als Mikael twaalf is, is hij al groter dan zijn moeder en ontdekt hij zijn eerste schaamhaar. Zijn moeder helpt hem niet meer met zijn huiswerk en hij gooit de opgaven in de kachel. Vlak voor zijn vijftiende verjaardag schrijft hij een brief aan de onderwijsdienst. Hij doet zich voor als zijn moeder en deelt mee dat hij is overleden.

Deel III
Karl vraagt of Mikael vaker wil helpen en stelt voor 's avonds koffie te komen drinken. Mikael vindt nog een pakje met sigaretten in Augusta's huis. Op de bovenverdieping ontdekt hij een broedende meeuw op een bed. Karl vraagt opnieuw of Mikael niet eens meewil naar 'vrouwenstad'. Hij noemt Tramsund zo omdat hij daar naar de hoeren gaat. Mikael rookt met Karl een sigaret, die op zijn beurt zijn shag met hem deelt. Aan een beginnende snor en ontluikende seksuele gevoelens merkt Mikael dat hij volwassen wordt. Hij lijkt nu ook sprekend op zijn vader. Omdat Mikael niet meer in zijn bed past, ruilt zijn moeder met hem van slaapkamer. Brigitta komt nu samen met zijn zoon Ingmar boodschappen brengen. Wanneer Mikael bij de meeuw kijkt, heeft ze een ei uitgebroed. Mikael voert de moedermeeuw en probeert het meeuwtje handtam te maken.

Op een nacht kruipt Mikaels moeder naast hem in bed en valt in slaap. 's Morgens doen ze net of er niets gebeurd is. Mikael gaat vaak naar de meeuwen om met fijngekauwde mosselen het meeuwtje te lokken. Hij gaat nu ook met Karl mee om op zee vis te vangen. Zijn moeder lijkt niet meer te rouwen. Ze wast zijn vaders kleren en maakt een blouse op maat voor Mikael, die hem weglegt. Ze begint schaamteloos gedrag te vertonen door naar de wc te gaan terwijl Mikael nog aanwezig is. Ze scheert ongevraagd zijn snorretje af en wil de tegenstribbelende Mikael een trui van zijn vader aantrekken. Als hij niet wil, jaagt ze hem het huis uit. Uit kwaadheid gaat hij met Karl mee naar Tramsund, waar Karl een hoer bezoekt. Thuisgekomen biedt Mikael excuses aan. Zijn moeder zegt dat hij haar geen 'mama' meer mag noemen, maar 'Dora' moet zeggen. Hij vlucht naar het meeuwtje om zijn hart te luchten. Karl laat zijn haar knippen door Dora, waardoor Mikael zich buitengesloten voelt. 's Ochtends komt Dora naakt bij Mikael en dwingt hem om haar haar te kammen. Karl wordt steeds intiemer en vraagt of Dora wel eens over hem praat. Mikael ziet dat Karl een blouse van zijn vader draagt. Omdat Dora alle kleren van zijn vader aan Karl heeft gegeven, haalt Mikael de zak met kleren stiekem op en legt alles weer in de kast. Op een dag betrapt Dora Mikael in het huis van Augusta. Wanneer ze ontdekt dat hij een meeuw beschermt, dreigt ze het huis te verbranden. Karl komt vragen of Dora die avond bij hem televisie komt kijken. Ze stemt toe en Mikael gaat op de loer liggen. Na een tijdje wordt Karl handtastelijk, wat Dora beantwoordt. Als ze op het punt staan te gaan vrijen, gooit Mikael een steen door het raam.

Vanaf die dag gaat Mikael zijn vaders kleren dragen. Omdat ze nog te wijd zijn, begint Dora hem vet te mesten. Karl komt aan de deur, maar ze doet alsof ze hem niet kent. 's Nachts kruipt ze weer bij Mikael in bed. De volgende dag stelt Ingmar zijn vriendin Mikaella voor, die hij in de borsten knijpt. Dora kondigt aan dat ze wil opruimen. Ze gooit Mikaels kinderbordje kapot en vernielt zijn speelgoed. 's Nachts komt ze in haar onderbroek naast hem liggen en ontstaat er een seksuele spanning tussen hen. Dora pakt Mikaels hand, die ze tegen haar borst duwt, terwijl ze Birks naam fluistert. Mikael vlucht naar zijn oude kamer. Dora, die denkt dat Birk teruggekomen is, bonst op de deur. Pas 's middags wordt Mikael wakker en ziet vlammen door het raam. Dora gooit spullen van Mikael op het vuur, zoals zijn kleren, zijn meubels en zijn knuffels. Alleen het halfverbrande zwemdiploma kan hij nog redden. Als ze als laatste om zijn laarzen vraagt, schopt hij haar weg. Omdat hij bang is dat ze Augusta's huis zal verbranden, besluit hij de meeuwen los te laten. Hij vindt een gehavend meeuwtje dat door de uitgehongerde moeder is gedood en opgegeten. Mikael sluit zich met de dode vogel op in een kast en besluit er nooit meer uit te komen. Hij denkt aan zijn vader die opeens tussen de jassen tevoorschijn komt. Mikael vraagt hem of hij met hem van leven geruild heeft.

Onderwerpen

Het thema van Birk is de ongeoorloofde relatie tussen ouder en kind. Na de verdwijning van Birk blijft Mikael met zijn moeder achter. '"Tja, die moeder van jou, Pittige tante, maar het blijft een vrouw alleen." "Ze is helemaal niet alleen." "Heeft ze iemand?" "Mij." "Jou?" "Ja"' (p. 112). Wat hier nog een onschuldige situatie lijkt, verandert langzaam in een ongezonde verhouding tussen moeder en zoon.

In eerste instantie is Dora bang om ook Mikael te verliezen: 'Hier blijven alsjeblieft. (...) Bij mij. Bij mij blijven' (p. 40). Ze wil ook niet dat hij het eiland verlaat (p. 88). Als hij volwassen wordt, gaat ze zich anders gedragen. Ze wil ze zich mooi voor hem maken (p. 130-131) en wil dat hij op zijn vader lijkt (p. 168, 171). Ze wordt steeds schaamtelozer (p. 168, 201-202) en vertoont claimgedrag: 'Ik moet genoeg voor jou zijn'; 'Jij moet bij mij zijn' (p. 215-216). Kwam ze eerst nog per ongeluk in Mikaels bed terecht (p. 145), de tweede keer gaat ze halfnaakt naast hem liggen (p. 232) en de derde keer vraagt ze ongeoorloofde handelingen van Mikael, die ze Birk noemt (p. 243 e.v.). Net op tijd beseft Mikael dat zijn moeder hiermee een grens overschrijdt.

Motieven die het thema ondersteunen zijn: isolement, schuld en rouwverwerking. Het wonen op een klein eiland plaatst de bewoners in een isolement, waardoor Dora's gedrag niet gecorrigeerd wordt. Mikael voelt zich schuldig aan de dood van zijn vader. Hij zoekt daarom ook naar sorrycadeautjes voor zijn moeder (p. 107). Omdat ze elkaar niet kunnen troosten, verwerkt Mikael de dood van zijn vader door hem in zijn fantasieën terug te laten komen. Dora blijft hopen dat haar man terugkomt en laat de eerste jaren alles onveranderd. Daarna projecteert ze haar gevoelens voor haar man op haar zoon.

Titel en motto's

De titel Birk verwijst naar Birk Hammerman. Zijn plotselinge verdwijning c.q. dood heeft grote gevolgen voor zijn vrouw en zoon.

Opbouw

De roman bestaat uit drie delen. Het eerste en derde deel bestaan uit respectievelijk 20 en 55 hoofdstukken. In het eerste deel is Mikael negen jaar. In de zes volgende jaren lijken de dagen zo op elkaar dat deel II maar uit acht pagina's bestaat. Het versturen van het overlijdensbericht aan de onderwijsdienst is alleen het vermelden waard. Het derde deel begint als Mikael vijftien is en zijn moeder met andere ogen naar hem begint te kijken. De vertelde tijd beslaat ruim zes jaar. De chronologie van het verhaal wordt onderbroken door herinneringen aan de tijd dat Birk nog leefde. In deel II vindt tijdverdichting plaats. Aanwijzingen voor de tijd waarin het verhaal zich afspeelt, zijn er niet. De naam van het eiland wordt evenmin vermeld. Volgens gegevens van de uitgever op het omslag ligt het eiland tussen Schotland en Noorwegen. Het eiland staat symbool voor het sociale isolement waarin de drie bewoners verkeren. Luxe is er niet te vinden. Ze leven in het goedkoopste huis ter wereld en leiden het goedkoopste leven (p. 115).  

Het perspectief ligt bij Mikael, die als ik-verteller in deel I en II achteraf de gebeurtenissen beschrijft. In deel III gebruikt de ik-verteller de tegenwoordige tijd en is hij een 'belevend ik'.

Personages

Mikael groeit alleen met zijn ouders op. Zijn vader noemt hem een 'schijtertje', omdat hij nogal bang is aangelegd. Hij gaat niet naar school en heeft geen vriendjes. Zijn vader geeft hem les. Met de dood van Birk raakt Mikael ook zijn rolmodel kwijt. De schuld aan zijn vaders verdwijning staat tussen Mikael en zijn moeder in. Dat verandert als hij lichamelijk verandert. Omdat hij intuïtief aanvoelt dat het gedrag van zijn moeder niet klopt, loopt hij bij haar weg.

Dora heeft moeite met haar eigengereide man, maar als hij verdrinkt is ze totaal van slag. Omdat zijn lichaam niet gevonden wordt, blijft ze in haar verdriet hangen. Ze straft Mikael door veel te zwijgen, maar tegelijkertijd wil ze hem voor zichzelf houden. Ze is erg jaloers als hij niet bij haar in de buurt is. Ze verliest het contact met de werkelijkheid door in Mikael steeds meer haar man te zien.

Door de herinneringen van Mikael aan zijn vader ontstaat er een beeld van Birk. Hij is een vrijbuiter die zijn gezin isoleert door een huis op een eiland te kopen. Hij moet niets hebben van gezag en gaat – tot ergernis van Dora – zijn eigen gang. Hij heeft goed contact met zijn zoon.

Karl is een eenzame visser die uit gebrek aan beter een verhouding begint met zijn oudere buurvrouw. Na de dood van Birk ontfermt hij zich over Mikael en zoekt hij toenadering tot Dora.

Augusta is de tweede afwezige die via herinneringen opgeroepen wordt. Ze neemt het leven zoals het is.

Ingmar is de enige jongere die contact legt met Mikael. Hij en zijn vriendin zijn het gezonde tegendeel van Mikael en zijn moeder.

Taal en stijl

Aan de stijl van het verhaal is te zien dat de schrijver ook theatermaker is. De beschrijvingen van de omgeving leveren een filmisch beeld op. Door het personaliseren van het decor word je als het ware het huis van Augusta ingezogen, waarna je het interieur bijna aan kunt raken (p. 109-109). De beklemmende sfeer die het boek ademt, wordt veroorzaakt door de dialogen die kort en afgemeten zijn. Hoofdstuk 9 in het tweede deel bestaat vrijwel in zijn geheel uit zo'n gesprek. Mikael geeft opvallend vaak ontwijkende antwoorden, zoals: 'Weet ik niet', 'Nee' en 'niks'.

Dichterlijke taal is te vinden in woordspelingen als 'gromlacht' (p. 220), 'stroeve koffie' (p. 25) en zinnen als 'Papa trok zich ongemerkt terug in foto's' (p. 88).

Schrijver

Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984) wilde eigenlijk archeoloog worden, maar sloot eerst zijn studie in het vak Milieu-Maatschappijwetenschappen af. Daarna ging hij naar het Koningstheateracademie in 's-Hertogenbosch. Vanaf 2008 was hij twee jaar lang de stadschrijver (stadsdichter) van Nijmegen.

Sinds 2004 heeft Robben meerdere van zijn boeken gepubliceerd, waarvan sommige prijzen hebben gewonnen. Naast zijn gedichten, prentenboeken en romans schrijft hij ook teksten voor theaters. Hij geeft lezingen en verantwoordelijke workshops voor creatief schrijven.

Ik vond het boek Birk best wel heftig om te lezen. Het zoontje van Dora genaamd Mikael wordt door haar misbruikt. Zijn moeder lijdt namelijk aan nostalgie. Zij mist haar man enorm en aangezien haar zoontje erg veel op hem lijkt probeert ze te doen alsof hij haar man is. Zo wilt zij in dit boek met haar zoon gaan vrijen en dwingt zij hem om in de kleren van haar zoon in rond te lopen. Verder vond ik dit boek best makkelijk te volgen, omdat het boek geen lastig woordgebruik heeft.  

Bron:

https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/488877/birk

https://nl.wikipedia.org/wiki/Jaap_Robben

Eindopdracht havo 4

Boekenoverzicht en boekenplan

 

In havo 5 rond je het onderdeel literatuur af met een presentatie over 10 gelezen boeken. Bij deze presentatie is het vooral de bedoeling dat je je mening geeft over de boeken en dat je laat zien dat je als lezer gegroeid bent. Dit kan betekenen dat je in leesniveaus gestegen bent, maar ook dat je beter ontdekt hebt welke boeken bij je passen.

Om daar vast bewust over na te denken, maken jullie de volgende opdracht.

Wat moet je doen?

Je maakt een overzicht van de boeken die je gelezen hebt in havo 4. Het overzicht eindigt bij je plan voor de boeken die je nog gaat lezen in H5. Dus: op basis van wat je gelezen hebt en hoe je boeken gekozen hebt, maak je een plan voor de boeken die je nog gaat lezen in havo 5.


Hoe moet je het doen?

Maak een mindmap of schema van de gelezen boeken.
Werk zoveel mogelijk met afbeeldingen en kleuren en zo min mogelijk met woorden. Gebruik altijd alleen maar steekwoorden! Je mag de mindmap digitaal maken, je mag ook op papier werken en de opdracht inscannen.

In de mindmap moeten de volgende onderdelen terugkomen:

Per boek
- Hoe / waarom heb je dit boek gekozen?
- Waarom heb je op deze manier het boek gekozen?
- Wat vond je na het lezen van het boek?
- Wat leerde dit boek je over de volgende boeken die je ging lezen? Wil je bijvoorbeeld juist wel/niet meer boeken lezen over het onderwerp van dit boek? Zou je nog een boek van deze schrijver willen lezen? Waarom wel / niet?

Totaal over alle boeken
- Valt je iets op als je naar de gelezen boeken kijkt? Hebben ze overeenkomsten of zijn ze juist erg verschillend? (dit kun je met kleuren gemakkelijk aangeven in je mindmap)

Slotvraag

Het is belangrijk dat je boeken kiest die bij je passen en niet zomaar boeken die ‘iedereen leest’. Dus:
- Hoe ga je je boeken volgend jaar kiezen?
- Waar wil je nog graag over lezen?
- Probeer een omschrijving te geven van de boeken die erg goed bij jou passen.

 

Sla het resultaat van deze opdracht op in je leeslogboek.

Sla de opdracht op in je leeslogboek. Indien je op papier gewerkt hebt, lever je de papieren versie in en sla je een foto van het werk op in het leeslogboek.

mindmap boeken
mindmap boeken

Eindopdracht havo 5

Objectieve maatstaven bij literaire teksten is hartstikke overbodig!

"Het is onmogelijk om objectieve maatstaven te vinden voor de beoordeling van literaire teksten (bijvoorbeeld voor recensenten) en dat moeten we dan ook niet proberen."

Ik ben het met deze stelling eens, omdat literatuur voor iedereen net andere betekenis heeft. Misschien vindt één persoon een boek pas echt literatuur wanneer er bijvoorbeeld veel leitmotieven in een boek voorkomen. Dus wanneer een voorwerp, dier, woord of symbool vaak voorkomt in het verhaal. Maar misschien denkt iemand anders daar helemaal anders over. Wellicht dat die het belangrijker vindt dat er in een boek onvoorspelbaar is. Hoe meer onverwachte wendingen, hoe beter.

Een ander voorbeeld wat iemand mogelijk belangrijk vindt is dat personages in literaire boeken vollediger zijn uitgewerkt. Zo'n personage kan dan meerdere persoonlijkheden hebben. Ook leer je hun gedachtes en gevoelens kennen. Maar ook dit hangt af van het feit of iemand dit eist in een literair boek of niet. Het is dus onmogelijk om een objectieve maatstaaf te vinden bij literaire teksten, omdat iedereen er anders tegen aan kijkt.

Een poortwachter is iemand die bepaalt of een boek literair genoeg is of niet. Maar ook zo'n persoon moet het niet proberen om boeken met objectieve maatstaven te beoordelen. Als een boek in het literaire veld komt, komt dat vaak doordat het door schrijvers is geschreven die een symbolisch kapitaal hebben. Zij zijn dus door hun literaire boeken erg beroemd geworden. Het komt nog steeds vaak voor dat die schrijvers helemaal geen moderne boeken hebben geschreven, maar alsnog veel symbolisch kapitaal hebben. Een voorbeeld hiervan is het boek 'Hersenschimmen' van J.Bernef. Zijn boek komt uit 1982. Dat is dus best wel een tijdje terug. Wanneer een poortwachter een boek beoordeelt, hangt het ervan af of diegene het belangrijk vindt dat een boek juist oude verhalen heeft geschreven of wat moderner is. Dit is dus ook iets waarbij je geen objectieve maatstaf bij zou kunnen gebruiken.

Er zijn ook literaire boeken die worden beoordeeld op het feit of er wel externe motieven in voorkomen. Dit zijn verwijzingen naar een ander verhaal, boek, lied of gedicht. Een voorbeeld hiervan is uit het boek 'Alles wat er was'. Daarin gingen personages namelijk het lied "With or without you" zingen van U2. Wanneer iemand nog niet zoveel literaire boeken heeft gelezen zijn dit voor hen soms lastig te herkennen. Terwijl iemand die al veel boeken heeft verslonden waarschijnlijk ook vaak externe motieven kan herkennen. Het zou ook zomaar kunnen dat iemand deze externe motieven wel herkent, maar ze in een literair boek overbodig vindt.  

Kort samengevat moeten we dus absoluut niet beginnen met het gebruiken van objectieve maatstaven voor de beoordeling van literaire boeken, omdat iedereen anders over literaire boeken denkt. Er zijn veel verschillen tussen wat er volgens iemand wel in een literair boek moet komen en wat dus niet. Misschien is dat maar goed ook. Want hoe saai zou het zijn als iedereen precies dezelfde mening heeft over literaire boeken? Schuif dat idee van objectieve maatstaven dus maar gelijk van tafel. Onzin is het!

Visie op literatuur

Je hebt 10 boeken gelezen. In de les heb je geleerd wat literatuur is en wat niet. Ook heb je gemerkt dat er binnen de literatuur nog veel verschillen zijn. En dat er verschillend gedacht wordt over wat literatuur is.

In de volgende link vind je een proef: je onderzoekt wie of wat bepaalt wat literatuur is. Maak deze proef: https://litlab.nl/proef/literaire-kwaliteit/.

Wanneer je klaar bent met het maken van deze proef voeg je je antwoorden hier toe. Vervolgens beantwoord je de volgende vragen.

Wat is volgens jou literatuur? Wanneer mag je een boek literair noemen volgens jou?

  • Het arrangement Leeslogboek Kamilla van Dijk is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Kamilla van Dijk Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-03-04 14:34:45
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 4;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Literatuur;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    40 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    havo4, havo5, leeslogboek, literatuur, nederlands

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    van der Ven, Jolanda. (z.d.).

    Leeslogboek havo 4 - 2019/2020

    https://maken.wikiwijs.nl/145170/Leeslogboek_havo_4___2019_2020

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.