Film maken
Filmen: zorg voor goed basismateriaal
Je kunt nog zulke goede monteer-apps en filtertjes achter de hand hebben, als het basismateriaal niet deugt, krijg je een minder mooie video. Een goed begin is het halve werk dus. Hoe zorg je voor goede beelden?
Tip 1: Film steady
Een constant trillend beeld komt niet erg professioneel over. Uit de losse hand filmen is lastig, maar het meest steady beeld – een beeld zonder trillingen – krijg je als je met beide handen je smartphone vasthoudt en je armen buigt. Gebruik daarnaast zoveel mogelijk een selfiestick, of leun met je armen op een muurtje, een meubelstuk of iets anders ‘vasts’. Voor het allerbeste beeld gebruik je een steadicam, speciaal voor smartphones of een statief.
De belangrijkste tip: houd je telefoon horizontaal als je gaat filmen, zo voorkom je zwarte balken aan de zijkant.
Tip 2: Film niet te kort
Tijdens het monteren is het belangrijk dat elk shot een aantal seconden duurt. Op deze manier heb je nog genoeg ruimte om te knippen in de montage. Daarnaast zijn té veel hele korte shots onrustig voor je kijkers. Als je voor een snelle video gaat, kun je een shot tussen de twee en vier seconden laten staan in je uiteindelijke video (en film je elk shot minstens vijf seconden). Voor een wat rustigere video is zes tot acht seconden aan te raden in je uiteindelijke video (en film je elk shot minstens tien seconden).
Tip 3: Mooie beelden
Een open deur, maar zorg voor mooie shots. Basistips als het gaat om fotograferen, kun je ook toepassen tijdens het maken van een video. Denk aan:
- Film tijdens de gouden uren voor het beste licht: dat is ’s morgens vroeg tot een uurtje of tien, of eind van de middag als de zon ondergaat. Op een zonnige dag zorgt het licht midden op de dag voor te veel contrast tussen licht en schaduw om mooie beelden te krijgen. Het beste resultaat krijg je als je met het licht mee filmt. Je hebt dan geen last van de zon in je camera.
- Let goed op de achtergrond als je iets of iemand filmt. Staat er niet net een lelijke prullenbak in beeld?
- Portret of landscape Als je staand (portrait) filmt dan heb je weinig aan de beelden in de montage. Je krijgt links en rechts een zwarte balk en mogelijk wordt er zelfs boven en onderaan een stuk afgesneden. Film dus altijd liggend (landscape). Let daar op als je filmt, je TV staat ook niet op zijn kant.
- Licht - tegenlicht: Zorg er voor dat de persoon of het voorwerp die je wilt filmen mooi vooraan belicht wordt. Probeer niet tegen het licht in te filmen: mensen voor het raam, de zon die in je lens schijnt, enz. De personen of voorwerpen die je filmt worden donker en je ziet geen enkel detail meer. De achtergrond is overbelicht. Het kan een mooi artistiek effect geven, je kunt het natuurlijk wel expres doen – als je dat effect wilt
Het effect van beeldkaders
De shotkeuze is een belangrijk element in de film, want via het camerashot wordt betekenis gegeven aan de film. Bij speelfilms denkt de regisseur goed na over elk shot. Dat shot heeft veel effect op de kijker, het bepaalt wat hij ziet, welke sfeer de scene meekrijgt. Hoe de camera beweegt, op welke hoogte en vanuit welke hoek wordt gefilmd. Ook het beeldkader heeft effect.
Very long shot (VLS)
Een groot totaal is een shot waarbij de kijker een overzicht te zien krijgt. Je ziet de locatie, de acteurs; het is een duidelijk geheel. De kijker kan bijvoorbeeld niet zien in wat voor stemming de acteurs zijn. Daar zijn andere beeldkaders voor nodig.
Long shot (LS)
Het totaal shot laat al iets meer zien, de locatie wordt gedetailleerder, je kunt zien wat de acteurs doen. Als je een mooi shot maakt zal de kijker zich al meer betrokken voelen. Je ziet de acteurs, je leert ze nog niet echt kennen.
Medium long shot (MLS)
Bij een medium longshot zorg je dat je de personen helemaal in beeld hebt, het kan dus om 1, 2 of meer personen gaan.
Medium shot (MS)
Met een medium shot laat je de mensen kennis maken met de acteur. Een medium shot ia van middel tot hoofd. Op deze manier laat je het publiek kennis maken met de acteur en kan je al iets van de emotie van het personage zien.
Head and shoulders of medium close-up (MCU)
Dit is het beeldkader dat helemaal gevuld wordt met de acteur met hoofd en schouders. Daarbij kun je de emotie van de acteur goed in beeld kunt brengen.
Close-up (CU)
Close up is waarschijnlijk de meest bekende term in het gewone spraakgebruik.
Met een close up raakt de kijker nog meer betrokken bij deze persoon.
Extreme Close Up (ECU)
In het dagelijks leven kom je maar zelden zo dicht bij iemands gezicht. Met een extreme close up bereik je dat de kijker erg alert wordt.
Als je emotie wil overbrengen met een extreme close up komt het keihard over
tip: voor een shot van een persoon
Als je een persoon in beeld brengt zorg er dan voor dat de ogen niet precies in het midden van het beeld staan, maar op ongeveer 2/3 – 3/4 van het beeld. Komt mooier over. Bovendien kijkt iemand zelden recht in de camera, meestal iets er langs en vaak kijkt de persoon ook ergens anders naar.
Camerastandpunt
Normaal Perspectief
Het meest voorkomende perspectief, ook in het dagelijks leven.
Vogelperspectief
Vanuit dit perspectief kijk je op iemand neer. Ideaal om het kind dat een standje krijgt van een ouder in beeld te brengen.
De kijker voelt dat de ouder machtiger is dan het kind.
Kikkerperspectief
Door als het ware omhoog te filmen krijgt degene die je filmt een machtige uitstraling.
Ook een leuk standpunt om eens te filmen hoe een kind de wereld ziet. Wat ziet een kind in de winkel, onder aan een trap, op de markt, van een pinapparaat?
Over Shoulder
De kijker kijkt mee over de schouder van de acteur naar de persoon met wie de acteur in gesprek is. De kijker identificeert zich met de acteur over wiens schouder we meekijken.
Je kunt natuurlijk ook van acteur wisselen, zodat de kijker over de schouder van de andere acteur meekijkt. Dit camerastandpunt zie je veel in soaps.
Point of View (middelste)
Dit is een subjectief standpunt, je leeft je in in de acteur, alsof je de acteur bent.
Het eerste en laatste shot is nodig om te weten dat het middelste shot dat is wat de acteur ziet.
Camerabeweging
We kunnen de camera op diverse manieren laten bewegen.
Zoom
De zoom is eigenlijk geen camera beweging. Door in te zoomen krijg je het gevoel dichterbij te komen. Perspectivisch verandert er niets. We vergroten alleen uit.
Pan
Dat is een afkorting van panoramiseren. We bewegen de camera horizontaal, vanuit een vast standpunt.
Tilt
Dat is de camera verticaal bewegen vanuit een vast standpunt
Lift
Dat is de camera zelf van beneden naar boven optillen
Rijder, ook wel tracking genoemd
We verplaatsen de camera op een karretje, plakken hem aan een auto of op de bagagedrager van de fiets en verplaatsen de camera in de gewenste richting.
Let erop dat elke beweging voor de toeschouwers een betekenis moet hebben. In feite sturen we de kijkers ergens heen. De camerabewegingen moeten altijd van iets naar iets zijn en in de betekenis staan van de inhoudsoverdracht. Een beweging die naar niks gaat en niet afgemaakt wordt zaait alleen verwarring. De camera zelf verplaatsen met een lift of rijder is heel dynamisch. Je tilt als het ware de kijker uit de stoel en brengt hem in een andere positie. Vaak werkt dit als een heel subjectieve en betrokken beleving. De beweging moet wel erg goed uitgevoerd worden. Schokkende bewegingen maken alleen maar misselijk.