Blok: Bewegen is een kunst - hv123

Blok: Bewegen is een kunst - hv123

Bewegen is een kunst

Intro

Dit thema gaat over kracht en bewegen.
In het blok ‘Ken je kracht’ heb je je vooral verdiept in krachten en de beweging die de kracht kan veroorzaken.

In dit blok kijk je hoe kracht en bewegen in de natuur samenhangen.
Je kijkt naar de manier waarop verschillende dieren zich voortbewegen. Wat is er nodig om te kunnen voortbewegen?
Beheers jij de kunst van het bewegen? Kun je blessures hierbij voorkomen?
Dat onderzoek je in de slotopdracht.

Startopdracht A

Voortbewegen

Bewegen is voor dieren van levensbelang.

Startopdracht B

Wie is het snelst?

Welk dier is het snelst? Dat is wel een lastige vraag, want kun je de snelheid in water en in lucht bijvoorbeeld wel met elkaar vergelijken?

In stap 2 van het blok ‘Ken je kracht’ heb je al geleerd dat de lucht en water een bepaalde weerstand geven aan voorwerpen.

Is de grootte van het dier ook belangrijk? Zo legt een kakkerlak per seconde 50 keer zijn lichaamslengte af.
Een menselijke sprinter zou in dat geval een snelheid halen van 330 kilometer per uur!
En wat dacht je van de vampiermier?
Dit agressieve insect kan zijn kaken dichtslaan met een snelheid van 320 kilometer per uur!

Daarom splitsen we de vraag op. We kijken niet naar de lichaamsgrootte, maar alleen naar de absolute snelheid waarmee het dier zich kan verplaatsen.
Wat is dan.

  • de snelste vogel?
  • het snelste insect?
  • het snelste landdier?
  • de snelste vis?

Dat ga je uitzoeken in de volgende oefeningen.

Bekijk het allersnelste dier aan het werk. Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.

Startopdracht C

Het kan ook anders!

Mensen zijn steeds op zoek om zich zo goed en zo snel mogelijk over land en water en door de lucht voort te bewegen. Vroeger bewoog men met heel simpele middelen, bijvoorbeeld met een boomstam over het water, soms met een zeil, maar heel vaak met eigen spierkracht.

In de vorige opdracht heb je gezien dat voor dieren vliegen de snelste manier van voortbewegen is, daarna zwemmen en lopen.
In de woestijn leven twee bewegingskunstenaars! Bekijk twee filmpjes,

 

 

Startopdracht D

Bewegen en spelen

Bewegen is niet alleen nuttig, maar het is ook leuk en gezond.
Bekijk het filmpje over bewegen en leerprestaties.

Bespreek in de klas hoeveel tijd er gemiddeld per dag wordt ‘gespeeld’.
Welke vormen van spelen zijn het populairst?

Voordat je begint

Benodigdheden:

  • glas
  • punaise zonder plastic
  • afwasmiddel
  • dik limonade rietje
  • teil
  • krantenpapier
  • tekenmateriaal
  • regenworm
  • papier A4
  • loep
  • liniaal
  • touw
  • stevig stuk karton
  • 4 lege closetrollen
  • statief met klemmen
  • verschillende gewichtjes (o.a 25 gram)
  • gewichtenschaal
  • pincet
  • papier
  • 2 personenweegschalen

 

Tijd (blok):
6 uur

 

Leerdoelen en vaardigheden

Leerdoelen

Je kunt:

  • verbanden leggen tussen bouw en functie van spieren en botten (beenderen) waardoor de mens kan voortbewegen.
  • enkele voorbeelden noemen van aanpassingen van dieren zodat ze op een bepaalde manier kunnen voortbewegen.
  • onderdelen van een spier benoemen en de functies aangeven.
  • het verschil tussen willekeurige en onwillekeurige spieren uitleggen.
  • uitleggen wat antagonisten zijn en voorbeelden van antagonisten noemen.
  • uitleggen hoe spieren worden aangestuurd.
  • twee typen skeletten noemen en het verschil daartussen aangeven.
  • verschillende typen beenverbindingen noemen en de verschillen daartussen aangeven.
  • uitleggen waardoor een bot sterk is en niet te breekbaar.

Stap 1: Bewegen, hoe doe je dat?

Opdracht 1

Om vooruit te komen heb je een kracht nodig die een voorwerp in beweging brengt. Vaak leveren dieren deze kracht zelf met hun spieren. Maar soms halen ze een deel ervan uit de uit de levenloze natuur.

Krachten in de lucht

In de lucht maken roofvogels gebruik van luchtstromen.
Lees de tekst over Thermiek. Beantwoord daarna de volgende vragen.

Opdracht 2

Natuurkrachten en voortbeweging

Kleine dieren hebben maar weinig kracht nodig om vooruit te komen. Op de grens van water en lucht leeft bijvoorbeeld de oeverkever. Deze kever gebruikt de aantrekkingskracht tussen de watermoleculen om vooruit te komen.

Watermoleculen trekken elkaar aan. In het water wordt elk watermolecuul aan alle kanten omgeven door andere watermoleculen. Hierdoor wordt het molecuul aan alle kanten aangetrokken. Maar aan het wateroppervlak wordt aan de bovenkant niet getrokken door andere watermoleculen, daar ontstaat een oppervlaktespanning.

Oppervlaktespanning is het natuurkundig verschijnsel dat het oppervlak van een vloeistof aan een vloeistof-gasovergang zich gedraagt als een veerkrachtige laag. Vanderwaalskrachten tussen moleculen in de vloeistoffase veroorzaken deze oppervlaktespanning. Losse druppels worden zo veel mogelijk bolvormig. De oppervlaktespanning van water wordt verder verhoogd doordat watermoleculen onderling waterstofbruggen vormen. Schaatsenrijders (een insectensoort) en lichte voorwerpen zinken niet dankzij de oppervlaktespanning van het water.

Download het werkblad Natuurkrachten en voortbeweging en voer de experimenten uit.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​

Beantwoord na elk experiment de vragen.

Wil je de liftkracht zelf ervaren en is er geen zwembad in de buurt? Bekijk dan deze video.

Opdracht 3

De ontdekking van voortbeweging

Wat waren de eerste dieren op aarde die konden bewegen?
Bekijk het filmpje (in het Engels, zet eventueel de Nederlandse vertaling aan).

Zeeanemonen

Zeeanemonen hebben een heel eenvoudig zenuwstelsel, een soort netwerk dat over het hele lichaam loopt.
De zintuigcellen die lijken op gevoelszenuwen in onze huid.
Door het zenuwstelsel is er een coördinatie mogelijk tussen de verschillende tentakels.
Spieren kunnen zo opdrachten krijgen om samen te trekken of juist te ontspannen.

Stap 2: Spieren

Opdracht 1

Spieren zorgen voor beweging. Maar hoe werken spieren?
Je hebt in je lichaam een heleboel spieren. Veel daarvan kun je met je wil sturen: je kunt besluiten een arm op te tillen of je wenkbrauwen op te trekken. Deze spieren noem je willekeurige spieren.
Je gaat eerst kijken hoe deze spieren zijn gebouwd en hoe ze werken.

Spieren

Lees het onderdeel 'Spieren' in de Kennisbank en beantwoord de vragen.

Spieren

Opdracht 2

Het spierstelsel

Download het werkblad Spierstelsel.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Overleg met je docent hoe deze opdracht wordt beoordeeld en beantwoord de vragen.

Opdracht 3

Het zenuwstelsel geeft de opdracht

Spieren trekken niet zomaar samen. Ze krijgen hun opdrachten via het zenuwstelsel.
In het thema Communicatie heb je al veel over het zenuwstelsel geleerd.

Wat weet je nog over het zenuwstelsel? Beantwoord de vragen.