Opdracht 2

Natuurkrachten en voortbeweging

Kleine dieren hebben maar weinig kracht nodig om vooruit te komen. Op de grens van water en lucht leeft bijvoorbeeld de oeverkever. Deze kever gebruikt de aantrekkingskracht tussen de watermoleculen om vooruit te komen.

Watermoleculen trekken elkaar aan. In het water wordt elk watermolecuul aan alle kanten omgeven door andere watermoleculen. Hierdoor wordt het molecuul aan alle kanten aangetrokken. Maar aan het wateroppervlak wordt aan de bovenkant niet getrokken door andere watermoleculen, daar ontstaat een oppervlaktespanning.

Oppervlaktespanning is het natuurkundig verschijnsel dat het oppervlak van een vloeistof aan een vloeistof-gasovergang zich gedraagt als een veerkrachtige laag. Vanderwaalskrachten tussen moleculen in de vloeistoffase veroorzaken deze oppervlaktespanning. Losse druppels worden zo veel mogelijk bolvormig. De oppervlaktespanning van water wordt verder verhoogd doordat watermoleculen onderling waterstofbruggen vormen. Schaatsenrijders (een insectensoort) en lichte voorwerpen zinken niet dankzij de oppervlaktespanning van het water.

Download het werkblad Natuurkrachten en voortbeweging en voer de experimenten uit.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​

Beantwoord na elk experiment de vragen.

Wil je de liftkracht zelf ervaren en is er geen zwembad in de buurt? Bekijk dan deze video.