Cellen aan de basis

Cellen aan de basis

Hoe ga je te werk

Je gaat via dit webpad leren over cellen. Er zijn voor dit webpad in iedergeval 3 instructielessen gereserveerd. Dit betekend dat je per subonderdeel:

- plantaardige en dierlijke cellen

- De stofwisseling

- microscopie

Een instructie krijgt. Voordat je de opdrachten gaat maken die op dit webpad staan, is het handig eerst de instructie te volgen. Het is uiteraard niet verplicht, alle informatie is namelijk ook te vinden op dit webpad. 

Wanneer je alle theorie gezien, gehoord en gelezen hebt en alle oefeningen gemaakt hebt, ben je toe aan de eindopdracht.

De eindopdracht maak je alleen, vervolgens krijg je van je docent een beoordeling over je leerproces. Deze beoordeling over jouw leerproces komt terecht in jouw Portal.

Alle opdrachten die je voorafgaand aan de eindopdracht maakt, zijn onderdelen van jouw leerproces, zodat je uiteindelijk in staat bent de eindopdracht te maken. Als jij wilt samenwerken, omdat dit jouw leerproces verbeterd, moet je dit vooral doen! Let er wel op dat je andere klasgenoten niet afleid.

 

Heel veel succes met dit thema: 'cellen aan de basis.'

 

Via dit webpad ga je je kennis verbreden over de volgende sleutelbegrippen:


 

  • Organisme

  • Cellen

  • Weefsels

  • Organen

  • Dierlijke cellen

  • Plantaardige cellen

  • Organellen

  • Stofwisseling

  • Fotosynthese

  • Assimilatie

  • Dissimilatie

  • Celmembraan

  • Glucose

  • Vacuole

  • Celwand

  • Cytoplasma

  • Celkern

  • Bladgroenkorrels

 

Per subonderdeel staat vermeld aan welke leerdoelen je werkt. 

Cellen van planten en dieren

In dit filmpje heb je heel veel verschillende cellen en organismen voorbij zien komen. Je hebt meteen gezien wat je met de kennis van cellen kunt. Door de kennis van cellen en het bekijken van cellen, weten we nu waarom een koe bijvoorbeeld zoveel magen heeft. Dit is één van de voorbeelden waarom het handig en belangrijk is om te weten dat er verschillende cellen zijn en hoe deze opgebouwd zijn. Dit thema ga je alles leren over de verschillende cellen.

 

Leerdoelen:

  • Je benoemt delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven. Je wijst delen van een cel of de omgeving van de cel aan in afbeeldingen of in modellen. Je benoemt de functies van de delen van de cel.

 

  • Je benoemt kenmerkende eigenschappen van cellen van dieren, planten, schimmels en bacteriën. Je noemt verschillen in bouw en grootte van cellen

 

  • Je benoemt de functies van de kern, vacuole, celwand, celmembraan, cytoplasma, bladgroenkorrel en verschillende plastiden

Waaruit bestaan planten en dieren?
Dierlijke cellen en plantaardige cellen lijken op elkaar, ze hebben veel overeenkomsten, maar er zijn ook een aantal verschillen. In deze animatie worden de verschillen en overeenkomsten zichtbaar gemaakt. Daarnaast worden de verschillende onderdelen (organellen) van de cellen uitgelegd.

Plantaardige en dierlijke cellen

Organellen benoemen
Cellen bestaan uit verschillende onderdelen. Een onderdeel van een cel noem je een organel. Benoem de organellen in de tekening

Oefening: Organellen en hun functies

Start

Plastiden
Bekijk de animatie voor uitleg over de korrels in plantencellen.

Stofwisseling van de cel

Leerdoelen:

  • Je benoemt kenmerkende eigenschappen van cellen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
  • Je licht toe dat een organisme als een geheel beschouwd wordt en dat processen in onderlinge samenhang plaatsvinden.
  • Je benoemt wat de stofwisselingsprocessen, verbranding en fotosynthese voor betekenis hebben voor de instandhouding van een organisme. 
  • Je legt  welke stoffen nodig zijn bij verbranding en fotosynthese.

  • Je benoemt waar stoffen vandaan komen en waar ze naartoe gaan in het proces van verbranding en fotosynthese.

  • Je legt uit waarom bepaalde stoffen belangrijk zijn voor groei, energie en herstel van de cel.

Fotosynthese

Uitleg fotosynthese
Hier vind je een stukje theorie over fotosynthese.

Uitleg 2 fotosynthese
Op deze pagina kun je lezen over fotosynthese, of nog een filmpje kijken.

Oefening: Test je kennis over Fotosynthese

Start

Maak de oefening witte dovenetel en fotosynthese

Verbranding

Elk levend wezen heeft energie nodig. Energie om te bewegen en om warm te blijven. Die energie ontstaat door de verbranding van voedingsstoffen.

Bij het woord verbranding denk je misschien aan vuur. Verbranding van voedingsstoffen is echter verbranding zonder vuur. Dat komt doordat die verbranding heel langzaam gaat.

In de video leer je meer over verbranding in het lichaam.

Verbranding in het lichaam

Oefening: Test je kennis over de verbranding

Start

Fotosynthese en verbranding
Maak de opdracht fotosynthese en verbranding door op deze link te klikken.

Assimilatie

Assimilatie is de vorming van energierijke organische stoffen waaruit een organisme bestaat. Je vindt hier filmpjes, teksten en oefeningen om dit proces te leren begrijpen.

Animatie uitleg assimilatie
Een stukje theorie over assimilatie.

Oefening: Test je kennis over assimilatie

Start

Microscopie

Hoe werk je met een microscoop

Leerdoel:

- Je werkt zelfstandig en veilig met de microscoop. 

 

Je gaat straks onder een microscoop cellen en weefsels bekijken. Voordat je ermee aan de slag gaat, moet je weten hoe een microscoop werkt. Hier staan een aantal teksten en filmpjes waar de microscoop, met zijn verschillende onderelen wordt uitgelegd. Ook wordt uitgelegd hoe je met de microscoop te werk hoort te gaan. 

De onderdelen van de microscoop
De microscoop helpt je bij het bekijken van cellen. Iets wat je niet met het 'blote'oog kunt zien, kun je onder een microscoop wel zien. Een schoolmicroscoop kan een voorwerp tot wel 400 keer vergroten. Ga met je muis over de verschillende onderdelen van de microscoop en lees wat de functies van de verschillende onderdelen zijn.

Hoe werk je met een microscoop?

Hoe werk je met een microscoop deel 2

Oefening: onderdelen van de microscoop
Test hier je opgedane kennis over de verschillende onderdelen van de microscoop.

Schematische tekening

Leerdoel:

Je kunt een schematische tekening maken.

 

Wanneer je met een microscoop iets bekijkt, maak je daar vaak een schematische of biologische tekening van. Hoe je die tekening maakt gaan we leren. Er zijn namelijk wat regels voor het maken van zo een tekening.

Practicum

Leerdoel:

Je benoemt delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven. Je wijst delen van een cel of de omgeving van de cel aan in afbeeldingen of in modellen. Je benoemt de functies van de delen van de cel.

 

Je kunt dierlijke of plantaardige cellen bekijken met de microscoop en in een schematische tekening weergeven.

 

Overleg met je docent welke practica je kan doen en wanneer. Het moet namelijk allemaal klaargezet worden.

Stappenplan preparaat maken
Dit is een link naar een document waarin een stappenplan voor het maken van een preparaat staat.

Microscopie van algen

In dit practicum ga je zelf (of je docent of TOA) zoetwateralgen verzamelen. Dat kan alleen in de zomer/nazomer. Je maakt een preparaat, bekijkt de algen door de microscoop en maakt een schematische tekening.

Algen verzamelen

Manier 1

Materialen

  • (plankton) netje
  • pot met deksel.

Werkwijze: Vul het potje met water. Vis met het netje een paar keer door het water van een sloot of plas, zodat er in de onderkant een groen/bruine kleur zit. Draai het netje boven het potje om en spoel de groen/bruine kleur uit in het water in het potje. Herhaal dit een paar keer..

Neem het potje mee naar school.

 

Manier 2

Materialen

  • emmer, eventueel met deksel
  • koffiefilter met filterzakje

Werkwijze: Haal een emmer water uit de sloot of plas en neem dit mee naar school. Vul een klein potje met water uit de emmer. Giet de rest van het water uit de emmer, beetje bij beetje door het koffiefilter. Als al het water gefilterd is blijft er onderin het filterzakje een aanslag over. Schraap de aanslag voorzichtig van het filterzakje en roer dat in het kleine potje met water.

Preparaat maken en microscopie

Materialen:

  • pipet
  • prepareerglas
  • dekglas
  • microscoop

Laat het potje even rustig staan. Haal met een pipet een beetje water van de bodem van het potje.

Leg een druppel op het prepareerglas en dek af met een dekglaasje.

Bekijk je preparaat onder de microscoop.

Zie je dierlijke en plantaardige (algen) organismen? Let op: sommige algen kunnen ook bewegen.

Maak een schematische tekening van een plantaardig organisme. Benoem de onderdelen.

Microscopie van wangslijmvlies

Wangslijmvliescellen

dierlijke cel


Inleiding

Cellen zijn de bouwstenen van organen. In dit practicum ga je dierlijke cellen onder de microscoop bekijken. In de afbeelding hiernaast zie je een eenvoudige dierlijke cel getekend. Een dierlijke cel is omgeven door een celmembraan. In het cytoplasma ligt de celkern; deze bestaat uit kernplasma omgeven door het kernmembraan.
Aan de binnenzijde van onze wangen bevindt zich slijtage-epitheel. Slijtage-epitheel bestaat uit cellen die heel snel vervangen worden door nieuwe cellen. Aan de binnenzijde van de wang zijn de cellen die binnenkort vervangen worden door nieuwe cellen gemakkelijk met een lepeltje of roerstaafje los te maken. Van deze cellen maak je een biologische tekening.

 

 

Methode

wangslijmvliescellen

    1. Maak een preparaat van je wangslijmvliescellen:

a. Laat op je objectglas een druppel eosine pipetteren;

b. Ga voorzichtig met een lepeltje langs de binnenkant van je wang;

c. Roer de cellen door de eosine (let op: eosine gaat niet uit kleding!);

d. Leg een dekglaasje bovenop de druppel eosine.

  1. Bekijk de cellen met een microscoop.

  2. Maak een natuurgetrouwe tekening van het preparaat. Zorg dat de tekening voldoet aan de eisen van een biologische tekening.

 

Reflectievragen

Schrijf op de achterkant de antwoorden op de volgende vragen:

  1. Waarom gebruiken we eosine bij het maken van dit preparaat?

  2. Waarom roeren we de cellen door de eosine?

  3. Wat is de functie van de kern?

  4. Wat is de naam van een soort vlies dat de inhoud van de cel bij elkaar houdt?

Microscopie van een uiencel

Opperhuidcellen van een ui

Informatie

Een ui bestaat uit rokken. Dit zijn sterk verkorte en verdikte bladeren. Er zitten geen bladgroenkorrels in. Wel bevatten de rokken veel reservevoedsel. Dit reservevoedsel is zetmeel en zit in zetmeelkorrels.
Aan de buitenkant van een rok zit aan beide kanten een dun velletje. Dat velletje wordt de opperhuid genoemd. De opperhuid bestaat uit cellen die er ongeveer hetzelfde uitzien en ook dezelfde taak hebben. Men noemt zo'n groep cellen een weefsel.
De cellen van de opperhuid hebben tot taak de bescherming van de andere cellen van de rok. Zo'n weefsel noemt men dekweefsel. Het dekweefsel van planten wordt dus opperhuid genoemd. De opperhuid bestaat meestal uit één cellaag.

Preparaat

  • Haal met een pincet het buitenste velletje (het zit zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant) van een stukje van een rok van een ui.
    Zorg ervoor dat het velletje niet dubbelklapt.

    Het velletje is sterk waterafstotend waardoor er gemakkelijk luchtbellen onder blijven liggen. Tik daarom met de achterkant van een pen of een pincet op het velletje tot alle luchtbellen verdwenen zijn.
     
  • Bekijk het preparaat onder de microscoop.
     
  • Haal daarna het preparaat onder de microscoop vandaan en kleur het preparaat met een jodiumoplossing of met methyleenblauw. Hierdoor worden de onderdelen beter zichtbaar.

  • Doe aan de ene kant van het dekglaasje een druppel kleurstof, houd aan de andere kant een filtreerpapiertje waarmee je de kleurstof onder het dekglaasje zuigt.
     
  • Als je een goed preparaat gemaakt hebt, kun je de celwand, de kern en het celplasma (vooral in de hoekpunten) zien. Soms zie je in de kern nog kleine rondjes zitten, de kernlichaampjes.
  •  
  • Maak een biologische tekening van de cel, denk aan de tekenregels!

Eindpresentatie

Zoals je van ons gewend bent, word je beoordeeld op je leerproces. Je kunt L (lerend), G (goed op weg) of E (expert) scoren. De leerkracht beoordeeld jouw eindproduct door te kijken naar het proces wat jij hebt doorlopen in samenspraak met alle beoordelingscriteria.  De beoordeling vindt mondeling plaats en wordt vervolgens in de Portal gehangen. Dit gesprek vindt plaats tijdens een leerpleinmoment, je leerkracht zal met jou een moment inplannen voor de eindbeoordeling.

 

Beoordelingscriteria:

  • Je vergelijkt jouw schematische tekeningen van cellen met plaatjes van een plantaardige cel en een dierlijke cel. Je benoemt de volgende celonderdelen en geeft hun functie. Celkern; cytoplasma; celmembraan, vacuole; celwand, zetmeelkorrels, plastide, en bladgroenkorrels.
  • Je legt het verschil tussen een plantaardige en dierlijke cel uit.
  • Je laat zien dat je de stofwisseling in een cel begrijpt door de betrokken processen en stoffen te benoemen.
  • Je kunt een goede biologische schematische tekening maken van dierlijke en plantaardige cellen.
  • Je geeft in de microscopische tekening van cellen de verschillende celonderdelen aan.

Werkwijze

Stap 1:

Vraag aan je docent of TOA twee vaste preparaten: één van dierlijke cellen en één van plantencellen.

Let op: vaste preparaten zijn vaak gekleurd, waardoor onderdelen beter te zien zijn. Met de microscoop bekijk je de cellen.

Maak een schematische tekening van één plantaardige cel en een gedeelte van omliggende cellen en van één dierlijke cel met een gedeelte van omliggende cellen.

Benoem de onderdelen, denk hierbij aan de tekenregels!

 

Stap 2:

Je gaat opzoek in het biologieboek, een bronnenboek, op het internet etc. naar een afbeelding van een dierlijke cel, en een afbeelding van een plantencel. Je vergelijkt de afbeeldingen met jouw schematische tekeningen. De verschillen schrijf je op.

 

Voor de laatste stap heb je drie keuze mogelijkheden.

Keuze 1 is een mondelinge (mini) presentatie aan je docent.

Keuze 2 is het maken van een prezi/powerpoint.

Keuze 3 is het presenteren aan één of meerdere klasgenoten wat wordt gefilmd.

 

Keuze 1:

De afbeeldingen en jouw schematische tekeningen laat je zien aan je docent. Je vertelt wat je aan verschillen hebt gezien en waardoor het kan dat er verschillen zijn. Ook vertel je over de functies van de verschillende onderdelen van de cel.

Je vertelt over de stofwisseling van de cel.

Eventueel beantwoord je nog wat vragen van de docent.

 

Keuze 2:

Deze keuze voer je alleen uit, je kunt dus niet dezelfde presentatie als een klasgenoot hebben.

Je maakt een prezi, powerpoint of je werkt het uit op een grote poster.

Je zorgt dat jouw schematische tekeningen te zien zijn. Je legt uit wat de verschillende onderdelen van de cellen zijn en hun functies.

Je vertelt eventueel met behulp van afbeeldingen over de stofwisseling van de cel.

Maak er een duidelijk en overzichtelijk geheel van, dit lever je in bij je docent.

 

Keuze 3:

Je presenteert jouw schematische tekeningen aan minimaal één klasgenoot. Deze klasgenoot filmt jouw presentatie. Je vertelt wat je getekend hebt en legt de functie van de verschillende onderdelen van een cel uit. Ook leg je uit wat de verschillen tussen een plantaardige en dierlijke cel is. Je hebt een afbeelding van een dierlijke en een plantaardige cel opgezocht en geeft aan wat het verschil is met jouw schematische tekening en hoe het kan dat die verschillen er zijn.

Je legt de stofwisselingsprocessen van een cel uit, eventueel met ondersteunende afbeeldingen.

Dit filmpje en jouw schematische tekeningen lever je in bij je docent.