Met deze Wikiwijs kun jij je voorbereiden op het tentamen T2.
Het tentamen gaat over:
Stoffen en deeltjes (komt overeen met hoofdstuk 1)
Zouten (komt overeen met hoofdstuk 5)
Water en schoonmaken (komt overeen met hoofdstuk 7)
Dit onderwerp begint met kunnenlijsten (welke vaardigheden moet je kunnen voor de toets) gevolgd door kennenlijsten (welke begrippen moet je kennen voor de toets).
Succes bij het leren.
Kunnen lijsten
In de Kunnenlijsten staan:
Begrippen die je moet kunnen uitleggen
Verschillen die je moet kunnen uitleggen
Rekenvaardigheden (welke berekeningen moet je kunnen maken)
We delen de stoffen die we kennen in op verschillende manieren. Eigenlijk gaan we steeds beter naar de stof kijken om ze te verdelen.
We kijken eerst of een stof echt één stof is (een zuivere stof) of eigenlijk uit meerdere stoffen bestaat (mengsel).
We kunnen het verschil ontdekken door de stof te gaan smelten of te gaan koken. Verandert de temperatuur niet tijdens het smelten (koken) dan spreken we van een smeltpunt (kookpunt) en dat komt alleen voor bij een zuivere stof. Verandert de temperatuur wel tijdens het smelten (koken) dan spreken we van een smelttraject (kooktraject) en dat komt alleen voor bij een mengsel.
Van een mengsel kun je dan meerdere zuivere stoffen maken, dit doe je door te scheiden. Er bestaan een aantal manieren om te scheiden dit zijn:
Bezinken en afschenken (zware deeltjes zakken naar beneden en dan giet je de lichte deeltjes er voorzichtig vanaf)
Filtreren (in het filter zitten kleine gaatjes, de kleine deeltjes zoals water en opgeloste stoffen, gaan door de gaatjes (= filtraat) en de grote brokken blijven op het filter liggen (residu). Dit lijkt op zeven.)
Indampen (je gaat het mengsel verwarmen. Één van de onderdelen van het mengsel verdampt eerder dan de ander en die verdwijnt op deze manier. Je houdt het andere deel over.)
Destilleren (Je doet hetzelfde maar nu vang je de verdampte stof op en koelt deze op een andere plaats af. Deze condens ga je dan weer gebruiken en dit noem je het filtraat. De stof die niet verdampt en achterblijft noem je het residu.)
Extraheren (Je giet een oplosmiddel over je mengsel, maar een deel van het mengsel is oplosbaar. Door hierna te filtreren kun je dan het niet oplosbare deel en het wel oplosbare deel van elkaar scheiden.)
Adsorberen (Je gebruikt altijd een vorm van koolstof (norit, actieve kool, koolstoffilters, ...). Gifstoffen, geurstoffen en kleurstoffen hechten aan de koolstof en die kun je dan uit het mengsel filtreren.)
Ontleedbare stoffen en niet-ontleedbare stoffen.
Als we de zuivere stoffen beter gaan bekijken dan zien we dat er zuivere stoffen bestaan waarvan alle atomen hetzelfde zijn (dus één atoomsoort) en zuivere stoffen die uit verschillende soorten atomen bestaan.
Als ze uit verschillende atoomsoorten bestaan, noem je ze verbindingen of ontleedbare stoffen. De verschillende atoomsoorten zijn aan elkaar verbonden door een binding. Dit kan op twee manieren, om dit te onderzoeken heb je je BINAS, tbel 34 nodig. In deze tabel zie je twee kleuren die aangeven of je te maken hebt met een metaal of een niet metaal.
Je kunt te maken hebben met twee niet metalen (bijvoorbeeld water = H2O)
In je Binas staat ook een versimpelde weergave van het periodiek systeem der elementen. Voortaan wordt dit PS genoemd (Periodiek Systeem).
Wat staat er in het PS, welke gegevens van de elementen kun je uit het PS halen.
Het symbool van het element. Het element (ongeveer 120) wordt aangegeven met een hoofdletter en vaak nog een kleine letter. Dit noemen we het symbool. Maak geen fouten hiermee.
Het atoomnummer van het element (het laagste getal). Dit getal geeft aan hoeveel protonen er in de kern zitten.
De relatieve atoommassa van het element (het hoogste getal). Dit getal geeft aan hoeveel unit (u) één atoom gemiddeld weegt. Dit heb je nodig om de massa van een molecuul te berekenen.
Met de kleur wordt aangegeven of het element een metaal of een niet-metaal is, grofweg zitten de niet-metalen aan de rechterkant en de metalen aan de linkerkant van het PS.
De periode (een rij) in het periodieksysteem geeft aan hoeveel schillen het atoom van dit element heeft. In de eerste periode staan ook maar 2 elementen omdat er maar 2 elektronen in de eerste schil (K-schil) passen.
De groep (een kolom) in het periodieksysteem geeft aan hoeveel elektronen er in de buitenste schil zitten. Alle elementen die in dezelfde groep zitten reageren ook op dezelfde manier.
De edelgassen (elementen in groep 18) hebben een volle buitenste schil en daarom reageren ze niet met andere elementen.
De halogenen (elementen in groep 17) hebben 7 elektronen in de buitenste schil (maximaal 8) dus kunnen makkelijk deze schil vullen. De halogenen zijn niet-metalen die erg makkelijk (dus agressief) reageren met een metaal, er wordt dan een zout gevormd.
Bekijk het element chloor hiernaast.
Zo staat hij ook in het PS van je Binas.
De kleur is geel dus je weet het is een niet metaal.
Het symbool is Cl
Het atoomnummer (laagste getal) is 17 dus heeft chloor totaal 17 protonen in de kern zitten. Een atoom heeft evenveel elektronen als protonen dus ook 17 elektronen in de schillen. De verdeling is K-schil 2 elektronen; de L-schil 8 elektronen en de M-schil 7 elektronen.
De relatieve atoommassa is 35,5 dus 1 atoom chloor heeft een massa van 35,5 u.
Een atoom bestaat uit 2 delen. In het midden zit de kern. De kerndeeltjes bepalen de massa van het atoom. Er bestaan twee soorten kerndeeltjes, de neutronen en de protonen. Beide hebben een massa van 1 unit (u). Hoe meer protonen en/of neutronen des te meer massa heeft dit atoom. Het aantal kerndeeltjes wordt aangegeven met het massagetal (dus het massagetal is het aantal protonen en neutronen samen).
Om de kern bewegen de elektronen in een elektronen wolk. Een elektron heeft een massa van ongeveer één duizendste u, dus we doen net of deze geen massa heeft (hij is te licht).
De elektronen wolk wordt verdeeld in schillen. De schil gelijk buiten de kern noemen we de K-schil, hierin passen 2 elektronen. Daarna komt de L-schil waarin maximaal 8 elektronen passen, de M-schil en de N-schil. Jullie mogen er van uitgaan dat er steeds maximaal 8 elektronen in de schillen passen.
Opdracht atoom tekenen.
Je gaat zelf een aantal atomen tekenen. Om dit goed te doen moet je met je periodieksysteem een aantal dingen uitzoeken.
Welke deeltjes zitten er in de kern (teken de kern en schrijf daarin de 2 kerndeeltjes)
Het aantal protonen is gelijk met het atoomnummer (kleine getal) schrijf dit getal op de juiste plaats in de kern.
Het aantal neutronen moet je uitrekenen. Rond de relatieve atoommassa af op een heel cijfer. Trek hier het atoomnummer vanaf. Je houdt het aantal neutronen over.
Hoeveel schillen heeft het atoom, dit is gelijk met de periode. De eerste schil heet de K-schil, de tweede schil heet de L-schil, de derde schil heet de M-schil en de vierde schil heet de N-schil.
Noteer het aantal elektronen die totaal in de schillen zitten (= atoomnummer - lading; voor jullie is de lading nu steeds 0, dus mag je direct het atoomnummer nemen)
Verdeel de elektronen over de schillen, begin bij de K-schil (maximaal 2 elektronen) dan de L-schil (maximaal 8 elektronen), de M-schil (ook maximaal 8 elektronen) en dan de N-schil.
Vraag nu een tekenblad aan de docent en teken de volgende atomen.
Waterstof
Zuurstof
Natrium
Argon
Kalium
Zwavel
Neon
Noteer welke atomen dezelfde eigenschappen hebben (op dezelfde manier reageren), dit zijn de atomen die een gelijk aantal elektronen in de buitenste schil hebben
(Je hoeft maar halve atomen te tekenen)
Ionen
Moleculaire stoffen
Samengevat:
Stoffen.
Gemaakt van moleculen.
Iedere stof heeft zijn eigen eigenschappen, dit zijn de stofeigenschappen.
Voorbeelden: kleur, geur, smaak, brandbaarheid, oplosbaarheid (in water), oplosbaarheid (in olie), dichtheid (de massa van 1 dm3), stroomgeleiding, warmte geleiding, fase bij kamertemperatuur, kookpunt (= temperatuur waarbij een stof kookt), smeltpunt (= temperatuur waarbij een stof smelt)…
Zuivere stof
Dit is een stof die bestaat uit één molecuulsoort.
Mengsel
Dit is een stof die uit verschillende molecuulsoorten bestaat.
Het mengsel heeft de eigenschappen van alle stoffen die in het mengsel zitten. Daarom heeft een mengsel geen kookpunt (of smeltpunt) maar een kooktraject (smelttraject)
Voorbeelden:
Oplossing, suspensie, emulsie, schuim, nevel, rook en legering
Verbinding
Het molecuul bestaat uit verschillende atoomsoorten.
Element
Het molecuul bestaat uit één atoomsoort.
Er bestaan ongeveer 120 elementen (binas 33 en 34)
Ionair
Verbinding tussen een metaal en een nietmetaal
Moleculair
Verbinding tussen nietmetalen
Metaal
Links in het p.s. elementen die elektronen kunnen afstaan
Nietmetaal
Rechts in het p.s. elementen die elektronen kunnen opnemen
Het arrangement 2019-2020 Mavo 4 nask 2 Tentamen 2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Remco de Jong
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-09-02 18:08:07
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oefenvragen periodiek systeem
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.