Voorwoord
Fijn dat u mijn site bezoekt met informatie over motivatie bij leerlingen. Mijn naam is Marieke van Dijken. Voor mijn opleiding MEN- gedragspecialist onderzoek ik wat van belang is in de omgang met ongemotiveerde leerlingen. Op welke wijze zijn leerlingen te motiveren? Wat vormt de basis voor motivatie? In het onderwijs komen we leerlingen tegen die vastlopen en/ of gewoon stoppen met leren en ontwikkelen. Ik wil onderzoeken wat nodig is in de onderwijspraktijk en wat werkt voor deze leerlingen. Op deze manier wil ik graag een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van leerlingen die van nature toch allemaal gemotiveerd zijn?
Wat is motivatie?
Veerle zit aan haar tafel en kijkt uit het raam. Voor haar ligt haar werkboek spelling onaangeroerd. Zo gaat het bijna elke dag. Er zijn echter ook dagen dat Veerle haar werk wel doet en dat het resultaat voldoende en soms goed is.
Een heel gewoon voorbeeld uit de praktijk. Veel leerkrachten zullen de situatie herkennen. Wat te doen? Wat vragen we van de leerling en bovenal wat doen we als leerkracht in een situatie als deze?
Motivatie is een centrale en eeuwige kwestie op het gebied van psychologie geweest, want het is de kern van biologische, cognitieve en sociale regulering. Misschien nog belangrijker, in de echte wereld, wordt motivatie enorm gewaardeerd vanwege de gevolgen ervan: motivatie produceert (Deci & Ryan, 2000).
Motivatie heb je nodig om te leren en ontwikkelen. Een gemotiveerde houding helpt de leerling om zijn werk te doen. Leerlingen brengen niet alleen eerdere leerresultaten mee in de les maar ook: leermotivatie, leerstrategieën en hun vertrouwen in het leren (Hattie, 2015). Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en verlangen ernaar ergens succesvol in te zijn (Nelis & Sark, 2014). Kinderen zijn gemotiveerd om te laten zien wat ze kunnen en ook gemotiveerd om méér te kunnen. Zo is een mens gebouwd: pro- actief, intrinsiek gemotiveerd om zich te ontwikkelen en te leren, een leven lang (Stevens, 2010). Kinderen die gemotiveerd zijn ontplooien hun talenten eenvoudiger zelfstandig dan leerlingen die niet gemotiveerd zijn. Zij leren omdat zij een taak leuk en of interessant vinden. Ze leren van tegenvallers en ontwikkelen zich juist aan de hand van lessen die ze eruit trekken (Bors & Stevens, 2018).
Zelfdeterminatietheorie
Figuur 1 zelfdeterminatietheorie
Deci & Ryan (2000) hebben de zelfdeterminatietheorie ontwikkeld. De grondgedachte hiervan is dat ieder mens een natuurlijke aangeboren neiging heeft om bezig te zijn met interessante zaken en dat hij daarbij zoekt naar een verbinding tussen zichzelf en de wereld.
Volgens de zelfdeterminatietheorie hebben kinderen drie fundamentele behoeften:
- Ervaren competentie: het gevoel hebben dat je iets kan, dat je in staat bent uitdagingen het hoofd te bieden.
- Autonomie: zelf je koers bepalen
- Verbondenheid: relaties aan kunnen gaan, erbij horen en door anderen worden geaccepteerd.
Deze fundamentele behoeften bepalen de kwaliteit van de motivatie (Bohlmeijer, Bolier, Westerhof & Walburg, 2013). Als er aan alle fundamentele behoeften wordt voldaan zal de motivatie van hogere kwaliteit zijn (Deci & Ryan, 2000). Schunk en Zimmerman (1994) benoemen de voorwaarden: keuze, haalbaarheid, ruimte voor zelfregulering, beschikbaarheid van anderen, feedback en hoge verwachtingen.
Motivatie basistypen
Deci & Ryan (2000) maken in hun theorie onderscheid tussen verschillende basistypen van motivatie. De typen verschillen van elkaar in de mate waarin de motivatie zelfgedetermineerd is. De belangrijkste motivatietypen zijn:
- Externe motivatie: komt voort uit externe druk. Beloning/ straf.
- Geïnternaliseerde motivatie: komt voort uit interne sancties
- Gecommiteerde motivatie: komt voort uit identificatie met het doel. Belangrijk/ waardevol.
- Intrinsieke motivatie: komt voort uit je interesse en plezier dat je aan de activiteit beleeft.
Wanneer we doelen nastreven die zelfgedetermineerd zijn dan heeft dit een positief effect op het functioneren (Bohlmeijer, Bolier, Westerhof & Walburg, 2013).
Veelal wordt er onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Bij intrinsiek gaat het om taken die mensen vanuit zichzelf uitvoeren. Het gaat om het proces van leren en doen. Bij extrinsieke motivatie vertonen mensen motivatie omdat ze daarmee een beloning verwachten te krijgen of om straf te vermijden. Daarbij gaat het om het bereiken van een doel en niet om de activiteit zelf (Nelis & Sark, 2014). Zelfmotivatie kan het gevolg zijn van intrinsieke en of extrinsieke beloningen. Hoe meer de motivatie intrinsiek is, hoe groter de investering in het leren zal zijn, waardoor het resultaat ook beter wordt (Hattie, 2015).
Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen leren, motivatie en emotie. Alle drie lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. Er is geen hiërarchisch verband (Van der Werf, 2005). De gedachte dat eerst emotie en motivatie op orde moeten zijn voordat het kan leren is onjuist. Effectief en adaptief onderwijs heeft een preventieve werking. Wanneer een leerling zich inspant en zijn capaciteiten en interesses benut bij het werken aan uitdagende opdrachten, dan krijgt deze leerling het gevoel iets te kunnen. Van hieruit ontstaan zelfvertrouwen en zelfstandigheid (Pameijer, Van Beukering en De Lange, 2011).
Sleutels voor motivatie
De leermotivatie kan sterk worden bevorderd door schoolkeuze en lesinhoud direct te laten aansluiten bij de interesse van de leerling. De motivatie van leerlingen kan nog verder versterkt worden door prestaties te erkennen en te waarderen. Ook kan men inspanningen en prestaties bijhouden om leerlingen te laten zien dat eigen inspanning leidt tot betere prestaties. Van belang is de leerlingen te leren positieve verwachtingen over zichzelf op te bouwen (Scholte & Van der Ploeg, 2017).
De leerkracht van cruciaal belang
Motivatie van de leerlingen is sterk te beïnvloeden door de leerkracht (Pameijer, Van Beukerink & De Lange, 2011). De taak van de leraar begint met het creëren van verbondenheid. Zonder relatie kunnen leerlingen zich niet gemotiveerd voelen en kan geen goede match gevonden worden tussen onderwijs en de leerling (Bors & Stevens, 2018). Het benoemen van sterke kanten van een kind verhoogt hun gevoel van competentie. Door gerichte concrete positieve feedback te koppelen aan wat nog beter kan, neemt de motivatie om zich in te zetten flink toe (Pameijer, Van Beukering & de Lange, 2011).
Een essentiële taak van de leerkracht is het stimuleren van de leerling om nieuwe interessegebieden te gaan ontdekken en het inzichtelijk maken van de waarde van kennis en vaardigheden (Renninger, 1990;1992).
Optimaal leerklimaat
Essentieel is het creëren van een uitdagende en kwalitatief goede leeromgeving, afgestemd op verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen.
Veel aandacht besteden aan de ervaringswereld van de leerling bevordert de intrinsieke motivatie en vergroot de kans op het zich eigen maken van de leerstof (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011). De sfeer in de klas en het leerklimaat hebben invloed op motivatie. Bepalend hiervoor is het pedagogisch leiderschap van de leerkracht (Bors & Stevens, 2018).
Omgaan met verschillen in leerprestaties
De leerkracht met zijn visie op leren en ontwikkeling en zijn visie op verschillen tussen leerlingen heeft een essentiële invloed op het leergedrag en de motivatie van leerlingen (Bors & Stevens, 2018). Leg minder de nadruk op remediëring en meer op preventie en vroegtijdig ingrijpen. Het is belangrijk om leerachterstanden te voorkomen. Het gaat om motiveren van leerlingen in combinatie met het activeren en intensiveren van het leerproces. Een valkuil hierbij is dat de leerstof in een vaste aparte groep met weinig ruimte biedt voor eigen inbreng en eigen keuzes en nauwelijks mogelijkheden tot samenwerkend leren. Dit kan leiden tot demotivatie en frustratie. Het is van ontzettend groot belang dat juist bij deze leerlingen aandacht wordt besteed aan het ‘leren leren’ en leren om het gedrag te reguleren. Het werken met flexibele groeperingen blijkt het meest effectief te zijn (Van der Wolf & Van Beukering, 2014).
Feedback
Feedback geven heeft een enorme impact op het leren, de werkhouding en het sociaal emotioneel functioneren van de leerling. Het geeft informatie over hun eigen gedrag. De leerkracht heeft met feedback een krachtig middel in handen om de ontwikkeling van kinderen te beïnvloeden. Feedback moet regelmatig gegeven worden, want dat verhoogt de motivatie van leerlingen. Goede feedback moet specifiek en doelgericht zijn (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011).
Goede feedback geeft volgens Hattie & Timperley (2007) antwoord op de volgende vragen:
Waar werk ik naar toe? (Feed Up)
Hoe doe ik het tot nu toe? (Feed Back)
Hoe nu verder? (Feed Forward)
Deze verschillende vragen zijn helpend in het geven van feedback aan de leerling. Positieve feedback moet worden ingezet voor verbetering van prestaties in zowel leren als gedrag (Ellis & Tod, 2015).
Doelen stellen
Als een kind het besef heeft dat hij zijn leven in eigen hand kan nemen kan er vanuit de ontwikkelingspsychologie gesproken worden van ‘locus of control’. Een kind met een hoge interne locus of control heeft het idee zelf invloed te hebben op zijn leven. Het plaatst de bron van controle over zijn leven in zichzelf. Iemand met een lage interne locus of control heeft het idee dat veel van wat hij meemaakt bepaald wordt door factoren buiten hemzelf (Rigter, 2013).
Leerlingen kunnen goed aangeven wat ze willen leren. Elke leerling wil graag grip hebben op zijn ontwikkeling en zich er medeverantwoordelijk voor voelen. Door de leerling ‘mederegisseur’ te maken en aan te sluiten bij zijn mogelijkheden ontstaat er betrokkenheid bij het eigen leerproces. Het gaat om toenemende zelfsturing bij de leerling (Van der Wolf en Van Beukering, 2014). Leerlingen willen als gelijkwaardig worden gerespecteerd, het vertrouwen krijgen om eigen keuzes te maken, maar ook ruimte om hun eigen fouten te maken en daarvan te leren (Bors & Stevens, 2018). Leerlingen die werken aan leer- en ontwikkeldoelen vanuit competentie, autonomie en relatie bereiken betere resultaten (Nelis & Van Sark, 2014).
Leg bij het stellen van doelen de lat hoog, maar niet te hoog. De doelen mogen ambitieus en uitdagend zijn, maar moeten niet te hoog gegrepen zijn. Hoge verwachtingen zorgen ervoor dat de leerling gaat bloeien. Zorg ervoor dat het doel in positieve termen wordt geformuleerd: wat moet het kind ‘wel’ in plaats van ‘niet’ (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011). Als leraren leerlingen aanmoedigen om zich in te zetten de doelen te behalen en als zij feedback aan de leerlingen hoe zij met succes kunnen leren, neemt de kans dat leerlingen deze doelen ook bereiken toe (Hattie, 2015).
Door ze erbij te betrekken krijgen ze mee grip op hun leerproces, werkhouding en gedrag. Dit verhoogt hun motivatie (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011).
Belonen en straffen
Wanneer in de klas of in andere leersituaties inzet of prestatie beloond wordt, zal de kans op falen toenemen. Dat komt omdat leerlingen zich dan meer op de beloning en minder op de activiteit zelf zullen concentreren. Beloningen moedigen leerlingen niet aan tot experimenteren omdat zij daarmee het verkrijgen van de beloning zelf onzeker zouden kunnen maken. Ze kiezen voor de veilige weg en vallen terug in werkwijzen die in het verleden effectief bleken. De beloningen gaan voorbij aan achterliggende redenen voor gedrag en presteren. Ze verminderen de kritische reflectie en leiden niet tot meer inzicht in de manier waarop geleerd wordt en problemen worden opgelost (Bors & Stevens, 2018).
Straffen is een stevige vorm van het stellen van grenzen. In plaats van straffen zou een leraar zijn energie moeten steken in constructieve en relatieversterkende activiteiten. Naar kansen zoeken en die benutten als ze zich voordoen (Van der Wolf & Van Beukering, 2014).
Marzano (2010) zegt over beloning dat het van belang is dat elk systeem van tastbare beloning vergezeld dient te gaan van een grondige discussie over de onderliggende principes van het systeem. Het werken met een beloningssysteem brengt het gedrag weer op een bewust niveau. Zorg ervoor dat beloningen echt beloningen zijn voor de leerling en zorg voor afwisseling (Jeninga, 2013).
Succeservaringen
Succescriteria hebben vooral te maken met het kennen van de eindpunten. Het belangrijkste is dat leerlingen betrokken zijn bij de uitdaging van het leren en daar plezier in hebben. Het is die uitdaging die ervoor zorgt dat ze hun best blijven doen in het willen bereiken van hun doelen (Hattie, 2015). Belangrijk is dat een leerling niet alleen succeservaringen opdoet, maar ook in staat wordt gesteld om deze ervaringen zelf en vaak te organiseren. Zo leert een leerling dat hij controle kan krijgen over het opdoen van succeservaringen (Van der Wolf &Van Beukering, 2014).
Begeleiding en coaching
Als een kind de gelegenheid krijgt om zijn of haar mening te vertellen, voelt hij zich daardoor al geholpen (Delfos, 2014). In een gesprek met een leerling kan je zicht krijgen op zijn ideeën over leren en gedrag, over jou als leerkracht, de groep en de school. Dit levert veel informatie op en stimuleert de motivatie en het eigenaarschap van de leerlingen bij hun ontwikkeling. Het heeft een positief effect op de relatie tussen de leerling en de leerkracht (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011).
Om inzicht te krijgen in het proces met de leerling kan men de fasen gebruiken omschreven door Winne en Hadwin (2008):
- Zie de kloof: de leerling ziet de kloof tussen wat hij nu weet en wat hij moet leren.
- Doel stellen: het hebben van een doelstelling en een plan
- Strategieën: het bepalen van strategieën
- Overbrug de kloof: de leerling kijkt of de kloof is overbrugd op een manier waarop van succes kan worden gesproken zodat hij kan doorgaan.
Gebruikmaken van oplossingsgerichte principes is een krachtig middel om motivatie van de leerling om zijn gedrag te veranderen te vergroten. Bij oplossingsgerichte principes is men gericht op de eigen krachtbronnen (competenties) van de leerling op dat wat goed gaat en men toont vertrouwen in de mogelijkheden van de leerling. Motivatie en bereidheid tot verandering zijn van cruciaal belang bij het uitvoeren van interventies (Jeninga, 2004).
Bio-ecologisch model
Figuur 2 Bio-ecologisch model
Bronfenbrenner (1989) heeft de principes van de sociale ecologie uitgewerkt. Hierdoor is zichtbaar op welke manier de omgeving invloed heeft op het kind en andersom. In het werk als leerkracht en het bevorderen van de motivatie dient altijd gekeken te worden naar de brede context waarin het kind zich bevindt.
Figuur 1. Het model van Bronfenbrenner bestaat uit verschillende lagen die elkaar beïnvloeden. Verkregen op 29 mei januari 2019, via https://adolescentenportret.wordpress.com/2015/03/05/psychosociale-ontwikkeling/
Bronfenbrenner is van mening dat de ontwikkeling van een kind alleen maar in zijn natuurlijke, sociale context adequaat kan worden bestudeerd. Dat wordt uitgedrukt met het begrip ecologie. Het model wordt gebruikt om recht te doen aan alle verschillende invloeden op gedrag. We onderscheiden zes lagen in het model:
- Intrapersoonlijke kenmerken: de persoon zelf en zijn persoonlijke kenmerken (veranderlijk)
- Microsysteem: de ontwikkeling van de relaties tussen het kind en de personen uit zijn directe omgeving. Een kind is onderdeel van meerdere microsystemen.
- Mesosysteem: de ontwikkeling van relaties tussen de verschillende microsystemen waarvan het kind deel uitmaakt. Ook deze systemen beïnvloeden elkaar.
- Exosysteem: meerdere maatschappelijke systemen waarvan het kind niet direct deel uitmaakt, maar wel via de micro- en mesosystemen zijn ontwikkeling direct beïnvloeden.
- Macrosysteem: dit is de systeemlaag zonder mensen, maar wel wetten, instituties en de daarbij horende normen en waarden.
- Chronosysteem: de permanente beïnvloeding van de persoon door zijn omgeving en omgekeerd de beïnvloeding van de omgeving door het kind leidt tot verandering. Onder chronosysteem valt ook de tijdsperiode waarin een kind opgroeit.
(Rigter, 2013)
Door gericht te kijken naar beïnvloeding van de verschillende systemen is ook zichtbaar voor de leerkracht en begeleider wat een kind nodig heeft in deze context.
Ouderbetrokkenheid
Het betrekken van de ouders bij het motiveren van het kind is essentieel. Zoals Bronfenbrenner aangeeft beïnvloeden verschillende contexten elkaar wederzijds. Om hier meer zicht op te krijgen is het contact met ouders van wezenlijk belang. Ouders zijn de ervaringsdeskundigen als het gaat om hun kind, de leerkracht is de onderwijsprofessional. Ouders en school hebben een gemeenschappelijk belang, namelijk dat het goed gaat met ‘jullie kind, onze leerling.’
Verwoord zowel zorgen als positieve aspecten. De kunst is om positieve betrokkenheid naar het kind uit te stralen en tegelijkertijd goed te informeren over de ontwikkeling van hun kind. Constructieve communicatie met ouders is effectief als het gaat om verbeteren van het welzijn, de werkhouding, sociaal emotioneel functioneren en de schoolprestaties.
(Pameijer, Beukering & De Lange, 2011).
Wat werkt? Conclusies en aanbevelingen
Terugkomend op het verhaal van Veerle dat aan het begin geschetst werd. Wat te doen? Zet als leerkracht in op relatie, competentie en autonomie. Zoek naar oplossingen. Wat werkt al, en wat nog meer? Laat de leerling merken dat je betrokken bent en bereid om te investeren. Door observatie, het inzetten van interventies, investeren in de leerling, het aanboren van krachtbronnen en het ‘zien’ van de leerling, kan elke leerling tot zijn recht komen. En dat is één van de mooiste uitdagingen van een leerkracht.
Positieve aspecten bieden perspectief: dat wat goed gaat zullen we verder gaan uitbreiden (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011).
10 Praktische tips Sark (2016)
1. Intrinsieke motivatie kun je niet beïnvloeden
De motivatie die iemand vanuit zichzelf heeft om iets te doen leg je niet van buitenaf op. Je kunt wel voorwaarden creëren, waardoor de intrinsieke motivatie niet verdwijnt.
2. Realiseer je je invloed
De leerkracht heeft een grote impact op de extrinsieke motivatie van leerlingen. Realiseer je dat de manier waarop je over een leerling denkt doorwerkt in de wijze waarop je hem of haar benadert en dat dit bepalend is voor de motivatie van die leerling. Wees verwachtingsvol!
3.Help leerlingen hun motivatie te ontdekken.
Denk bewust na over hoe je jouw passie kunt overbrengen.
4. Laat leerlingen ervaren dat ze groeien.
Ergens beter in worden werkt motiverend. Laat ze vaker reflecteren op hun leerstrategie en zorg dat ze regelmatig succes kunnen ervaren.
5. Geef keuzes en ruimte.
Differentieer en daag leerlingen uit op hun niveau.
6. Zorg voor verbinding.
Realiseer je het belang van een goede relatie met leerlingen. Leerlingen willen vooral gezien worden als individu, zodat ze zich gewaardeerd voelen. Investeer bewust in een goed contact: ken hun namen, weet wat ze bezighoudt. Als de verbinding er eenmaal is lukt het beter om leerlingen te motiveren, omdat ze dingen makkelijker van je aannemen.
7. Stimuleer een groei mindset.
Benadruk steeds weer het belang van oefenen in combinatie met bewuste leerstrategieën. Door gericht aan de slag te gaan zie je verbtering en verhoog je je zelfeffectiviteit.
8. Bied praktijkervaringen.
Leerlingen willen leren hoe de ‘echte wereld’ in elkaar steekt en raken sneller gemotiveerd voor opdrachten uit de praktijk dan van alleen theorie.
9. Ken de dromen en interesses van je leerlingen
Als je weet waar je leerlingen voor gáán en waar hun interesses en passies liggen, kun je ze veel beter begeleiden.
10. Leren hoeft niet altijd leuk te zijn.
Sommige dingen moeten nu eenmaal. En op jonge leeftijd is dat best veel. Benoem dit en stimuleer leerlingen om door te zetten.
Hoe beter iemand weet waarom hij iets doet hoe groter de taakwaarde wordt en des te makkelijker iemand zich ertoe kan zetten. Daar staat tegenover dat het voor de leerling ook leerzaam is om bepaalde dingen gewoon maar te doen. Het nut ervaren ze soms pas later.
Benchmarking van wat werkt
Benchmarking: wat werkt
Naar aanleiding van de vragenlijst motivatie bij leerlingen ingevuld door:
2 collega’s eigen school, 2 collega’s school binnen de vereniging, 1 collega groep voor hoogbegaafden, docent/ teamleider voortgezet onderwijs, gedragsdeskunige Stichting Leerlingzorg
- Zorg voor betekenisvolle context, verbinding met het “echte leven”, leerlingen verantwoordelijkheid en stukje inbreng (autonomie) geven.
|
- Prestatie door relatie werkt vaak. Leerlingen werken hard voor een leerkracht of docent met wie zij een goede band hebben.
|
- Complimenten geven, aandacht, kind voelt zich veilig en gezien
|
- Vragen wat helpt jou om deze opdracht te maken?
|
- Differentiëren en uitdagen helpt, kindgesprekken helpt. Verder is feed-up (waarom gaan we dit leren) feed-forward (hoe gaat het tot nu, wat kan beter) en feed-back (wat ging er goed of fout) erg belangrijk!
|
- Stimuleren, motiveren, bemoedigen en uitdagen. Om de leerling opwaarts te krijgen vooral kijken wat nodig is om dat in beweging te krijgen.
|
- Je zult aandacht moeten hebben voor relatie, competentie en autonomie. Als deze drie zaken goed aanwezig zijn, zal je gemotiveerde leerlingen hebben.
|
Bibliografie
Bronnen
Bohlmeijer, E., Bolier, L., Westerhof, G., Walburg, J.A. (2013). Handboek positieve psychologie. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Bors, G., & Stevens, L. (2010). De gemotiveerde leerling. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
Deci, E.L., & Ryan, R.M. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, Vol 55(1)
Delfos, M.F. (2014). Luister je wel naar mij? Amsterdam:Uitgeverij SWP
Ellis, S., & Tod, J. (2015). Promoting behaviour for learning in the classroom. Effective strategies, personal style and professionalism. London and New York: Routledge
Hattie, J. (2015). Leren zichtbaar maken. Bazalt Rotterdam.
Hattie, J. & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of educational Research, 77 (1), 81-112.
Marzano, R.J. (2010). Wat werkt: Pedagogisch handelen & klassenmanagement. Vlissingen: Bazalt
Nelis, H. & Sark, Y. (2014). Motivatie binnenstebuiten. Utrecht: Kosmos Uitgevers.
Pameijer, N., Beukering, T. van & Lange, S. de (2011). Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam. Samen met collega’s, leerlingen en ouders aan de slag. Leuven: Acco.
Renninger, K.A. (1992). Individual interest and development: implications voor theory and practice. In K.A. Renninger, S. Hidi, & A.Krapp. (Eds), The role of interest in learning and development (pp.361-395). Hillsdale: Erlbaum.
Rigter, J. (2013). Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: uitgeverij Coutinho.
Sark, Y. van, (2016) Hoe help je leerlingen om gemotiveerd te raken? - 10 praktische inzichten voor onderwijsprofessionals. Geraadpleegd op 29-05-2019, van https://wij-leren.nl/intrinsieke-motivatie-tips-jongeren.php
Scholte, J. & Ploeg, J. Van Der, (2017). Handboek sociaal emotionele vaardigheden. Utrecht: Bohn Stafleu van Loghum.
Schunk, D.H. & Zimmerman, B.J. (1994). Self-regulation of learning and performance. Hillsdale, N.J.: Erbaum.
Stevens, L. (2010). Zin in leren. Antwerpen- Apeldoorn: Garant
Werf, M.P.C. van der (2005). Leren in het studiehuis: consumeren, construeren of engageren? Groningen: Rijksuniversiteit Groningen
Winne, P.H. & Hadwin, A.F. (2008). The weave of motivation and self-regulated learning. In D.H. Schunk & B.J. Zimmerman (Eds.), Motivation and self-regulated learning: Theory, research, and applications (pp. 297-314) Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
Wolf, K. van der & Van Beukering, T. (2015). Gedragsproblemen in scholen: het denken en handelen van leraren. Leusden: Acco.
Reacties
Goed om te lezen dat de sleutel tot motivatie ligt bij de leerkracht! Dat onderschrijf ik. Het is cruciaal dat leerkrachten (gaan) beseffen dat ze van het grootste belang zijn bij de motivatie van leerlingen. Motivatieproblemen zijn onze zorg. Fijn dat de informatie in deze wiki onderbouwd wordt met literatuur, wetenschappelijke bronnen. Bedankt voor het maken van deze informatiebron.
Duidelijk geschreven. Ik vond het heel interessant om te lezen!
Wat een handige wiki. De informatie is interessant en bruikbaar voor mij!
Good practices, uitwisseling van kennis, literatuur. Een hele goede verzameling van inzichten waar ik veel mee kan als leerkracht.
Leerlingen die vastlopen hebben recht op goede begeleiding. Helemaal mee eens! Wat mooi dat dat blijkt uit dit heldere verhaal.
Goed om te benadrukken dat de nadruk moet liggen op relatie, competentie en autonomie. Belangrijk om je dat steeds weer te realiseren.
Het is elke dag een uitdaging leerlingen goed te begeleiden. Ik vind het leuk om deze wiki te lezen omdat het mij meer kennis geeft. Ik lees zoveel nieuwe en interessante dingen. Dank!
Iedereen wil zich ontwikkelen en als dat niet lukt is de juiste begeleiding op zijn plaats. Dat laat deze wiki heel duidelijk zien. Wat een mooie boodschap die iedereen ter harte zou moeten nemen!
Helder en duidelijk! Logisch geheel. Dit is zinvol voor mijn collega's. We zijn inderdaad veel bezig met remediëren, maar kunnen veel meer preventief werken. Dat er geen hiërarchie is voor het leren vond ik een interessant inzicht. Ook het bio-ecologisch model is goed om steeds erbij te pakken om helder zicht te krijgen op de brede context van het kind. Ik zou heel graag meer tijd willen om kinderen te begeleiden en te coachen. Hieruit blijkt weer hoe belangrijk dat is.
Bedankt voor de duidelijke tips en ideeën!
Dat ziet er goed uit! Mooi hoor en goed onderbouwd!