Als een kind het besef heeft dat hij zijn leven in eigen hand kan nemen kan er vanuit de ontwikkelingspsychologie gesproken worden van ‘locus of control’. Een kind met een hoge interne locus of control heeft het idee zelf invloed te hebben op zijn leven. Het plaatst de bron van controle over zijn leven in zichzelf. Iemand met een lage interne locus of control heeft het idee dat veel van wat hij meemaakt bepaald wordt door factoren buiten hemzelf (Rigter, 2013).
Leerlingen kunnen goed aangeven wat ze willen leren. Elke leerling wil graag grip hebben op zijn ontwikkeling en zich er medeverantwoordelijk voor voelen. Door de leerling ‘mederegisseur’ te maken en aan te sluiten bij zijn mogelijkheden ontstaat er betrokkenheid bij het eigen leerproces. Het gaat om toenemende zelfsturing bij de leerling (Van der Wolf en Van Beukering, 2014). Leerlingen willen als gelijkwaardig worden gerespecteerd, het vertrouwen krijgen om eigen keuzes te maken, maar ook ruimte om hun eigen fouten te maken en daarvan te leren (Bors & Stevens, 2018). Leerlingen die werken aan leer- en ontwikkeldoelen vanuit competentie, autonomie en relatie bereiken betere resultaten (Nelis & Van Sark, 2014).
Leg bij het stellen van doelen de lat hoog, maar niet te hoog. De doelen mogen ambitieus en uitdagend zijn, maar moeten niet te hoog gegrepen zijn. Hoge verwachtingen zorgen ervoor dat de leerling gaat bloeien. Zorg ervoor dat het doel in positieve termen wordt geformuleerd: wat moet het kind ‘wel’ in plaats van ‘niet’ (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011). Als leraren leerlingen aanmoedigen om zich in te zetten de doelen te behalen en als zij feedback aan de leerlingen hoe zij met succes kunnen leren, neemt de kans dat leerlingen deze doelen ook bereiken toe (Hattie, 2015).
Door ze erbij te betrekken krijgen ze mee grip op hun leerproces, werkhouding en gedrag. Dit verhoogt hun motivatie (Pameijer, Van Beukering & De Lange, 2011).