- Zorg voor betekenisvolle context, verbinding met het “echte leven”, leerlingen verantwoordelijkheid en stukje inbreng (autonomie) geven.
|
- Prestatie door relatie werkt vaak. Leerlingen werken hard voor een leerkracht of docent met wie zij een goede band hebben.
|
- Complimenten geven, aandacht, kind voelt zich veilig en gezien
|
- Vragen wat helpt jou om deze opdracht te maken?
|
- Differentiëren en uitdagen helpt, kindgesprekken helpt. Verder is feed-up (waarom gaan we dit leren) feed-forward (hoe gaat het tot nu, wat kan beter) en feed-back (wat ging er goed of fout) erg belangrijk!
|
- Stimuleren, motiveren, bemoedigen en uitdagen. Om de leerling opwaarts te krijgen vooral kijken wat nodig is om dat in beweging te krijgen.
|
- Je zult aandacht moeten hebben voor relatie, competentie en autonomie. Als deze drie zaken goed aanwezig zijn, zal je gemotiveerde leerlingen hebben.
|