Blok: Nieuw leven - hv123

Blok: Nieuw leven - hv123

Nieuw leven

Introductie

Generatio spontanea?

Voor jou is het niets nieuws: elk leven begint bij een ander levend organisme.
Mensen krijgen kinderen, planten vormen zaden en bacteriën delen zich.

Maar wist je dat ook vooraanstaande wetenschappers heel lang dachten dat leven spontaan kon ontstaan? Dat er leven kon ontstaan in een periode van maar een paar weken? Bijvoorbeeld kikkers uit modder en palingen uit zeezand?

Ze noemden het ontstaan van organismen uit niet levende stoffen generatio spontanea, of: spontaan ontstaan of spontane generatie.

Elk leven begint dus bij een ander levend organisme. Zelfs een enkele cel kan een kiem van nieuw leven zijn en kan zo het leven ‘voort-planten’. Het leven wordt dus steeds doorgegeven.

In dit blok zie je van een aantal verschillende soorten organismen hoe ze zich voortplanten.

In de slotopdracht maak je een spel over de verschillende vormen van voortplanting bij dieren.

Het blok bevat een aantal practica die wat langer duren.
Maak samen met je docent een planning voor deze opdrachten.

Startopdracht A

Ontstaat er leven uit levenloze materie?

Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Eerst alleen en bespreek ze daarna in de klas.

Vertaling van een paar Engelse woorden:

  • adult - volwassen
  • a maggot - een made (larve)
  • overturn - doen omslaan.

Vraag eventueel andere woorden die je niet kent aan je docent of gebruik Google Translate.

Oefening 2: Spontane generatie

Toch kwam er met dit experiment geen einde aan het geloof in spontane generatie.
Het bewees volgens de critici alleen maar dat larven niet uit vlees kwamen.

Bespreek de volgende vragen in de klas met je docent:

  1. Hadden de critici gelijk?
    Leg je antwoord uit.
  2. Kun je met een experiment aantonen dat een hypothese altijd juist is?

Startopdracht B

Help een handje!

Waar komen al die fruitvliegjes zo plotseling vandaan?
Ook fruitvliegjes lijken in de zomer ‘spontaan’ te verschijnen.
Hoe zit dat?

Formuleer met je klasgenoten een hypothese (in de vorm 'Als ..., dan …').
Misschien zijn er meerdere hypotheses mogelijk. Noteer ze allemaal.

Maak daarna met elkaar een proefopzet om deze vraag te beantwoorden.
Dat wordt de controleproef.

Bedenk ook hoe lang de proef zal duren en hoe en wanneer waarnemingen verzameld gaan worden.
Je kunt bijvoorbeeld foto’s maken. Maak een planning.

Benodigd materiaal:

  • bananen
  • drie weckpotten
  • stukje kaasdoek

Als de proefopzet en de planning klaar zijn, kan de proef klassikaal worden uitgevoerd!

Startopdracht C

Einde van een theorie

Pas rond 1850 kwam er een ommekeer.
Dat kwam doordat Antoni van Leeuwenhoek inmiddels de microscoop had ontwikkeld.
Hij kon daarmee heel kleine organismen zichtbaar maken. Hij noemde ze “dierkens”.
Hij zag waarschijnlijk eencellige plantjes en diertjes en bacteriën.  

Een andere wetenschapper, Louis Pasteur, deed met die kennis een belangrijk experiment.

Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.

Startopdracht D

Voordat je begint

Benodigdheden:

  • papier
  • tekenmateriaal
  • plakplastic
  • vouwblaadjes
  • krantenpapier
  • leeg frisdrank flesje van 500 ml
  • binoculair of loep
  • donkere plastic zak
  • schaaltje
  • trechter (eventueel zelf maken van papier)
  • stopwatch
  • plastic bekertje
  • bloempotje
  • stekaarde
  • scherp mesje
  • priem
  • een jonge champignon en oude champignon
  • mosplant met sporenhouder
  • verschillende zaden
  • mung boontjes (taugé boontjes)
  • zaadjes van de esdoorn, linde, iep, paardenbloem

Benodigdheden van werkblad Bekijk een bloem:

  • plaatjes van de bloemen van een eik, vingerhoedskruid, viooltje, madeliefje, akelei en kamperfoelie
  • kamerplant naar keuze


Tijd blok:

10 uur

Leerdoelen en vaardigheden

Leerdoelen

Je kunt:

  • uitleggen hoe bacteriën zich door deling en door sporen kunnen voortplanten.
  • uitleggen wat er gebeurt bij steriliseren en pasteuriseren en wat het effect hiervan is.
  • beschrijven hoe een paddenstoel is gebouwd en hoe een paddenstoel zich voortplant.
  • uitleggen hoe een oppervlakte kan worden vergroot.
  • de functies van paddenstoelen toelichten.
  • uitleggen welke planten zich voortplanten door sporen.
  • uitleggen hoe planten zich kunnen voortplanten door sporen.
  • uitleggen hoe zaadplanten zich voortplanten door middel van zaden.
  • het verschil uitleggen tussen naaktzadige en bedektzadige planten.
  • uitleggen op welke manieren zaad wordt verspreid.
  • de levenscyclus van een zaadplant beschrijven.
  • de onderdelen van een bloem benoemen.
  • beschrijven hoe bestuiving plaatsvinden door de wind en insecten.
  • de verschillen tussen wind- en insectenbloemen benoemen.
  • beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten plaatsvindt.
  • het verschil tussen ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting uitleggen.
  • uitleggen hoe dieren en planten zich ongeslachtelijk kunnen voortplanten.
  • uitleggen hoe dieren en planten zich geslachtelijk kunnen voortplanten.
  • beschrijven hoe gewervelde dieren (mensen) zich ontwikkelen van bevruchte eicel tot zygote tot baby.
  • uitleggen hoe door prenataal onderzoek (prenatale diagnostiek) het ongeboren kind kan worden onderzocht op geslacht en bepaalde aangeboren afwijkingen.

Vaardigheden

Je kunt:

  • een schematische tekening maken.
  • een onderzoeksvraag en hypothese opstellen.
  • resultaten vastleggen in een tabel of schema.

Stap 1: Spoorvormers

Opdracht 1

Kennis van Pasteur gebruiken

De proef van Pasteur uit de introductie is beroemd geworden. De kennis daaruit wordt dagelijks gebruikt.
Veel voedsel (bijvoorbeeld melk) wordt gepasteuriseerd en soms wordt het gesteriliseerd.

Opdracht 2

Sporen

Sporen van bacteriën kunnen overleven. Wat zijn bacteriesporen?
Bacteriën vermeerderen zich toch door te delen?

Dat klopt, maar als de omstandigheden om te delen ongunstig zijn (doordat er bijvoorbeeld weinig water is), kunnen sommige bacteriesoorten sporen vormen. Ze slaan een kopie van hun erfelijk materiaal op in een klein bolletje binnen de cel.

Zo’n spoor kan onder veel omstandigheden overleven (droogte, kou, hitte). Ze kunnen duizenden jaren blijven bestaan. Onder gunstige omstandigheden groeien ze (vaak binnen een uur) uit tot normale bacteriecellen.

Hygiëne en conserveren

Oefening: Voedsel conserveren

Beantwoord de volgende vragen.

Opdracht 3

Paddestoelen: de champignon

Vooral in de herfst vallen paddenstoelen op. Opvallend is dat ze plotseling boven de grond staan en dat vond men vroeger geheimzinnig. Vandaar namen zoals heksenkring, elfenbankjes en duivelseieren.

Bestudeer de Kennisbank 'Schimmels en bacteriën' en de tekst over paddenstoelen.

Schimmels en bacteriën

Paddenstoelen

Ook een paddenstoel is het bovengrondse deel van een schimmel. In de hoed worden de sporen gevormd. Hiermee kan een paddenstoel zich voortplanten. De steel en de hoed verdwijnen na de voortplanting, maar de andere delen van de schimmel blijven in de grond bestaan. Een grote hoeveelheid schimmeldraden in de grond vormen de zwamvlok of het mycelium.

De meeste zwamvlokken leven van dode resten van andere organismen (bladeren, takjes, uitwerpselen en dode dieren).

Ontwikkeling van een paddenstoel

Bekijk de video.

 

Practicum: Champignon

Ga daarna verder met het practicum.

  • Download het werkblad “Champignon”.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit volgens de werkwijze.
  • Beantwoord de vragen.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Opdracht 4

Paddenstoelen: een groot oppervlak

Paddenstoelen vormen miljoenen sporen. Om deze te maken is een groot oppervlak nodig.
Hoe krijg je een groot oppervlak in een kleine ruimte?

Materiaal

  • twee vouwblaadjes

Uitvoering

  • Vouw één vouwblaadje als een muizentrapje.
  • Knip het doormidden.
  • Vouw nu elke helft weer doormidden en plak de twee stukjes aan elkaar.
    Vouw uit tot een cirkel.
  • Leg de cirkel op het tweede vouwblaadje.
    Hoeveel kleiner is het oppervlak geworden?

Opdracht 5

Paddenstoelen teelt

Bekijk twee filmpjes over het kweken van oesterzwammen en beantwoord daarna de vragen.

Oefening 2: Zelf kweken

Zelf kweken? Overleg met je docent of jullie in de klas paddenstoelen kunnen kweken.
Zoek informatie bij een tuincentrum of op internet.

Opdracht 6

Tonderzwam

De functie van paddenstoelen is in de eerste plaats het opruimen van dode resten in de natuur. Maar mensen kunnen paddenstoelen ook goed gebruiken. En niet alleen om te eten…

Opdracht 7

Niet alleen paddenstoelen vormen sporen, ook planten doen dat.
Zo vormen ook mossen, varens en paardenstaarten sporen.
De sporen worden in aparte orgaantjes gemaakt.

Maar planten kunnen zich ook voortplanten door delen van de plant te vermeerderen.

Bestudeer de Kennisbank "Determineren en ordenen", pagina 7 (Sporenplanten).

Determineren en ordenen

Practicum: Mossen en varens

In het volgende practicum bekijk je zowel een mos als een varen van dichtbij.

  • Download het werkblad “Sporenplanten”.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.
  • Beantwoord de vragen

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Opdracht 8

Bekijk uit de Kennisbank 'Determineren en ordenen' de pagina Ordenen-2.

Determineren en ordenen

Bekijk de onderstaande video en beantwoord daarna de vragen.

Extra opdracht

Zoek een heermoes-plant en probeer beide activiteiten uit het filmpje zelf uit.

★ Opdracht 9

Fossielen van sporenplanten

Sporenplanten komen al meer dan 400 miljoen jaar op aarde voor.
Ze vormden dichte moerasbossen. Uit alle afgestorven lagen ontstond het steenkool.
Vooral van de varens en de paardenstaarten zijn prachtige fossielen gevonden.
Mogelijk zijn er bij jou op school ook een paar. Bekijk ze met een loep.

Kun je achterhalen uit welke periode ze komen?
Wanneer kwamen deze planten op aarde voor?

Ongeveer 350 miljoen jaar geleden ontwikkelden zich planten met zaden.
Deze zaden liggen vaak goed beschermd, waardoor de voortplanting minder kwetsbaar werd.

In de volgende stappen kijk je naar twee groepen zaadplanten: zaadplanten die zich geslachtelijk voortplanten en die zich ongeslachtelijk kunnen voortplanten.

Stap 2: Zaadplanten

Opdracht 1

Misschien heb je ze wel eens gegeten, pijnboompitten.
Het zijn de zaadjes van de pijnboom. Een pijnboom is een soort den.

Pijnboompitten worden in elk land anders gebruikt. In Italië worden ze  verwerkt in pesto, in Turkije in baklava en kibbeh en in Noord-Amerika wordt er zelfs koffie van gemaakt. In Nederland zie je pijnboompitten vooral in salades. Ze geven smaak als ze eerst even droog zijn geroosterd in een koekenpan.

Voedingswaarde van zaden

Zaden zijn belangrijk in ons voedsel.
Wat zijn de belangrijkste drie voedingsstoffen in zaden van planten?
Gebruik de volgende bron: www.voedingswaardetabel.nl

Bedenk zelf goed bij welke voedingsmiddelen je gaat zoeken!

Tip!

  • erwten
  • bruine bonen
  • rijst
  • sojabonen

Opdracht 2

Superfoods

Veel zaden in de supermarkt of de reformwinkel worden aangeprezen als wondermiddel voor een goede gezondheid.
Zoek enkele voorbeelden van zaden die gezond zouden zijn.
Noteer ook waarom ze gezond zouden zijn.
Let op dat je voorbeelden van zaden zoekt en niet van vruchten!

Wissel de voorbeelden uit met enkele klasgenoten.

Opdracht 3

Practicum: Wie zaait, ...

Verzamel enkele van die ‘gezonde’ zaden uit de supermarkt. Gebruik alleen zaden die niet gebrand of geroosterd zijn. Zaden uit vogelvoer zijn ook prima om te gebruiken.

Uitvoering

  • Leg wat watten op een schoteltje en maak ze vochtig.
  • Gebruik voor elke soort een ander schoteltje.
  • Verspreid de zaden over de watten.
  • Geef elke dag een klein beetje water.
  • Maak foto’s van het kiemproces.

Maak een verslag van deze opdracht en lever deze in bij je docent.

Opdracht 4

Practicum: De bouw van een zaad

Bestudeer van de Kennisbank pagina 4 (Eenzaadlobbige planten) en pagina 5 (Tweezaadlobbige planten).

Zaden

  • Download het werkblad: De bouw van een zaad.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.
  • Beantwoord de vragen.

Klaar?
Overleg met je docent hoe deze opdracht wordt beoordeeld.

Beantwoord de volgende vragen.

Opdracht 5

Kiemgroente kweken

Ken je tuinkers, alfalfa of taugé? Het zijn allemaal kiemgroenten.

Practicum: Kiemgroente kweken

Materiaal

  • leeg frisdrank flesje van 500 ml
  • ongeveer 30 gram mung boontjes (taugé boontjes)
  • priem
  • donkere plastic zak
  • schaaltje
  • trechter (eventueel zelf maken van papier)

Uitvoering

  • Doorboor de bodem en de zijkanten van de fles met de priem. Maak ongeveer 20 gaatjes (voorzichtig met de priem!).
  • Doe de boontjes in het water en spoel ze goed. Haal eventuele rotte boontjes er uit.
  • Week de boontjes een uur in handwarm water.
  • Doe ze in de fles.
  • Doe de fles in de plastic zak en leg de fles horizontaal weg
  • Spoel de zaden twee keer per dag door de fles vol met water te laten lopen. Laat daarna het water goed weglopen.
  • Na vier dagen kun je de kiemen oogsten. Snijd de fles open.

Zoek een recept waarin de de zelf gekweekte taugé kan verwerken.
Eet smakelijk!

Opdracht 6

Zaadverspreiding

Bestudeer van de Kennisbank pagina 7 (Het nut van vruchten) en pagina 8 (Het nut van zaadverspreiding).

Vruchten en zaden

Bekijk het filmpje,

Oefening 1: Zaadverspreiding

  1. Maak een tabel met drie kolommen van drie manieren van zaadverspreiding.
  2. Zet in elke kolom zoveel mogelijk voorbeelden.
  3. Afhankelijk van het seizoen kun je de zaden en vruchten ook in de klas verzamelen!

★ Opdracht 7

Vruchten met vleugels

  • In tweetallen.

In de Kennisbank heb je gezien dat sommige zaden door de wind worden verspreid.
Deze zaden hebben vleugels. Waarom is dat? Dat ga je zelf testen.

Materiaal:

  • stopwatch
  • zaadjes van de esdoorn, linde, iep, paardenbloem
  • Formuleer eerst de hypothese, in de vorm van als ..., dan …
  • Maak een proefopzet om te testen wat de functie is van de vleugels aan de zaadjes.
  • Bespreek de hypothese en de proefopzet met je docent.
  • Voer de proef uit en maak een verslag van de proef.

Maak een verslag van de proef en lever dat hier in.

Zaden geven dus net als sporen het leven door van de ene generatie op de andere.
Hoe ontstaan zaden? Dat bekijk je in de volgende Stap.

Stap 3: Levenscyclus plant

Opdracht 1

Bouw van een bloem

Planten kunnen zich dus voortplanten met sporen of zaden. Die sporen en zaden worden in een bepaalde levensfase van een plant gevormd. Daarom bekijk je nu de hele levenscyclus van een plant.

Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vraag.

Opdracht 2

Onderdelen van een bloem

In een bepaalde levensfase krijgt een zaadplant bloemen.
Zij vormen de mannelijke en vrouwelijke voortplantingscellen.

Bekijk het filmpje over Bestuiving.

Bestudeer de Kennisbank. Bekijk pagina 1 (Bestuiving en bevruchting bij zaadplanten) en pagina 2 (Bloemen).

Voortplanting bij zaadplanten

Download het werkblad ‘Onderdelen van een bloem'.
Maak een kopie van het Google-document en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.

Kleur de onderdelen van de bloem in zoals is aangegeven.

Opdracht 3

Practicum: Bekijk een bloem

Nu je de onderdelen van de bloem herkent, ga je een aantal bloemen bekijken.
Download het werkblad “Bekijk een bloem”.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) Je kunt het dan bewerken.

Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Opdracht 4

Bestuiving en bevruchting

Bekijk de video over bevruchting.

Bestudeer de Kennisbank. Bekijk pagina 3 (Bestuiving) tot het einde.
Maak daarna de vragen.

Voortplanting bij zaadplanten

Opdracht 5

Bestuiving door wind of insecten?

Opdracht 6

Practicum: Bouw een bloem

Download het werkblad: Bouw een bloem.
Maak een kopie van het Google-document en sla het op in je eigen omgeving.
Je kunt het dan bewerken.

Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.
Beantwoord de vragen

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

★ Opdracht 7

Bloembiologie

Bloemen hebben allerlei bijzonderheden in hun bouw.
Zo zijn er bloemen die zo gebouwd zijn dat zelfbestuiving wordt voorkomen.
Andere bloemen hebben aanpassingen om heel speciale insecten te lokken.

Het werkblad bevat twee onderdelen:

  • Onderdeel A: Zelfbestuiving? Liever niet
  • Onderdeel B: Drie manieren om je stuifmeel kwijt te raken

Bespreek met je docent welk onderdeel je gaat doen.

Download het werkblad Bloemenpracticum 2
Maak een kopie van het Google-document en sla het op in je eigen omgeving.
Je kunt het dan bewerken.

Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar. Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.
Beantwoord de vragen op het werkblad.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent

Stap 4: Ongeslachtelijk

Opdracht 1

Ongeslachtelijke voortplanting

Sommige organismen kunnen heel oud worden; andere leven misschien maar een dag. Ondanks al deze verschillen hebben organismen één overeenkomst: ze kunnen zich allemaal voortplanten.

Pantoffeldiertje

De allereenvoudigste vorm van voortplanten is deling.
Bekijk de video en beantwoord de vragen.

Opdracht 2

Planten kunnen het ook

Bestudeer de Kennisbank en beantwoord daarna de vragen.

Ongeslachtelijke voortplanting

Opdracht 3

Stekken

Plantenkwekers maken vaak gebruik van ongeslachtelijke voortplanting.
Ook thuis is die methode een goede manier om snel veel planten te kweken.

Practicum: Planten stekken

Download het werkblad Planten stekken
Maak een kopie van het Google-document en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.

Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Opdracht 4

Ongeslachtelijke voortplanting bij dieren

Bestudeer de Kennisbank: bekijk pagina 1 (Voortplanting bij dieren), pagina 2 (Ongeslachtelijke voortplanting) en pagina 3 (Balts).

Voortplanting bij dieren

Lees de aanvullende informatie hieronder.

Extra: Balts

Bij dieren die zich geslachtelijk voortplanten, moeten de zaadcellen en eicellen bij elkaar komen. Veel waterdieren lozen hun eicellen en zaadcellen in het water. De kans op bevruchting is dan natuurlijk niet zo groot.

Bij veel dieren komt dan ook een paring voor: de zaadcellen worden in het lichaam van het vrouwtje gebracht. De vrouwtjes moeten dan wel ’veroverd’ worden. Dat is meteen een goede selectie: alleen de sterkte mannetjes krijgen nakomelingen.

Zygote

In de zygote komen de erfelijke eigenschappen van de vader en de moeder bij elkaar. Daardoor lijkt de nakomeling in sommige eigenschappen op de moeder, in andere op de vader. Bij elke nakomeling is die mix van eigenschappen net een beetje anders. Daardoor is bij soorten die zich geslachtelijk voortplanten, elk individu uniek. En dat kan grote voordelen hebben! Wanneer in de omgeving er iets verandert (de temperatuur stijgt, een bepaald soort voedsel raakt op of er breekt een ziekte uit) zullen veel individuen dood gaan, maar er zijn altijd wel een paar met net iets andere eigenschappen, waardoor ze overleven.

Bij ongeslachtelijke voortplanting hebben alle individuen precies dezelfde eigenschappen. Het gevaar is dan dat onder slechte omstandigheden ze allemaal kunnen doodgaan.

De zygote kan zich verder ontwikkelen tot volwassen dier. Bij veel insectensoorten, zoogdieren en vogels verloopt deze ontwikkeling geleidelijk. Maar bij sommige insectensoorten ziet het jonge dier er heel anders uit dan het volwassen dier. Je noemt dat gedaanteverwisseling of metamorfose. Aan het jonge dier kun je dan niet zien hoe het er als volwassene uitziet.  Denk maar aan een vlinder. Uit een vlinderzygote groeit eerst een larve, de rups. Na enige tijd verandert de rups in een pop. Daaruit kruipt het volwassen dier ofwel imago, de vlinder.

Voortplanting zonder bevruchting

Bladluizen planten zich in de zomer heel snel ongeslachtelijk voort. In de herfst ontstaan er mannetjes en vrouwtjes die eicellen en zaadcellen vormen. De bevruchte eicel overwintert. In het voorjaar komt daar een vrouwtje uit, dat zich weer ongeslachtelijk voortplant. Sommige dieren krijgen vleugels, waardoor ze snel veel planten kunnen bezoeken.

Bij insecten, zoals als mieren en bijen, kan de koningin zich voortplanten zonder dat de eitjes worden bevrucht. Uit deze onbevruchte eitjes ontstaan mannetjes (darren). Uit de bevruchte eitjes ontstaan vrouwtjes: de werksters of de nieuwe koningin.

 

Geslachtelijk of ongeslachtelijk of allebei?

Klik op een organisme.
Lees de beschrijving (in het Engels).
Kies dan voor geslachtelijke (sexual) of ongeslachtelijke voortplanting (asexual).

Test hier je kennis: learn.genetics

Stap 5: Geslachtelijk

Opdracht 1

Geslachtelijke voortplanting

Veel planten en dieren planten zich voort door middel van voortplantingscellen (ei- en zaadcellen). Meestal zijn er mannetjes en vrouwtjes, maar sommige soorten hebben zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen. Bij planten is dat vrij gewoon, maar bij dieren meer een uitzondering. Het komt onder andere voor bij slakken en regenwormen.

Geslachtelijke voortplanting is ingewikkelder dan ongeslachtelijke voortplanting. Je hebt er speciale organen voor nodig en mannelijke en vrouwelijke voortplantingscellen moeten bij elkaar worden gebracht. Toch is het bij dieren de meest voorkomende vorm van voortplanten. Hoe komt dat?

Oefening 1: Geslachtelijk of ongeslachtelijk?

  • in tweetallen

Bestudeer de Kennisbank. Bekijk pagina 8 (Veel broedzorg).

Voortplanting bij dieren

Beantwoord samen de onderstaande vragen.

Leerling A beantwoordt de vragen over geslachtelijke voortplanting. Leerling B over ongeslachtelijke voortplanting.

Vergelijk steeds je antwoorden.

Opdracht 2

Veredelen

Boeren willen graag werken met soorten met hoge opbrengsten en weinig ziektes. Daarom proberen wetenschappers voortdurend de bestaande rassen te verbeteren. Dat noem je veredelen.

Bekijk het filmpje om te zien hoe dat gaat.

In het filmpje komen misschien woorden voor die je nog begrijpt. Noteer ze en zoek de betekenis op.
Een paar betekenissen geven we alvast:

  • resistentie = weerstand
  • genetisch = erfelijk
  • meiose = vorming van voortplantingscellen

Beantwoord daarna de vragen.

Opdracht 3

Voortplanting bij dieren

Je hebt vast wel eens parende wilde eenden gezien in een park of sloot.
Zo niet, bekijk dan het onderstaande filmpje.

Aan de eigenlijke paring gaat een hele serie handelingen vooraf.
Na de paring zorgen veel dieren voor hun jongen tot ze sterk genoeg zijn om zelfstandig te overleven.

Bestudeer de Kennisbank. Bekijk vanaf pagina 4 (Zaadcellen en eicellen bij elkaar brengen).

Voortplanting bij dieren

Ook bij mensen kun je spreken van balts, paring en broedzorg , ook al noemen we dat meestal niet zo.

Opdracht 4

Bevruchting bij mensen

Bestudeer de Kennisbank "Bevruchting bij mensen" en maak de vragen.

Bevruchting bij mensen

Chromosomen

Elke cel van een mens telt 46 chromosomen en 2 geslachtschromosomen. Bij de vrouw zijn de twee geslachtschromosomen gelijk. Ze worden de X-chromosomen genoemd. De man heeft één X-chromosoom, en het andere geslachtschromosoom is veel kleiner. Het heet het Y-chromosoom.

https://www.studiobiologie.nl/KB1/K13_02/karyogrammen.png

Bij de vorming van de eicellen krijgt elke eicel een kopie van één van de X-chromosomen. Welke dat is, hangt van het toeval af. Bij de vorming van de zaadcellen krijgt 50% van de zaadcellen een kopie van het Y-chromosoom, 50% krijgt een kopie van het X-chromosoom van de vader. Daardoor bepaalt de zaadcel dus het geslacht van het kind.

 

Een belangrijke vraag voor jonge ouders is natuurlijk of hun kind gezond ter wereld zal komen. Maar ze zijn natuurlijk ook benieuwd of ze een zoon of een dochter zullen krijgen. Op wie zal het kindje lijken?

Opdracht 5

Wordt het een jongetje of een meisje?

Bekijk het filmpje.

Bestudeer de Kennisbank.

Erfelijke eigenschappen

Opdracht 6

Embryonale ontwikkeling

Na de bevruchting ontwikkelt de zygote zich snel. Na vier weken heeft het embryo de eerste aanleg van de organen zoals lever, nieren en darmen.
De ontwikkeling van de wervelkolom is al te zien. Het hart in aanleg klopt al vanaf de 21e dag!

Vanaf de 12e week van de zwangerschap zijn alle organen in aanleg aanwezig. Vanaf dat moment spreekt men meestal van een foetus (spreek uit: feutus).

Bestudeer de Kennisbank en maak de opdrachten.

Zwangerschap

Opdracht 7

Prenatale screening

Tijdens de zwangerschap worden moeder en kind goed gecontroleerd. Zo wordt bijvoorbeeld de groei gemeten. Ook kunnen eventuele erfelijke afwijkingen worden opgespoord.

Bestudeer de Kennisbank om te zien hoe dat gaat.
Beantwoord daarna de vragen.

Zwangerschap

★ Opdracht 8

​Embryonale ontwikkeling bij andere gewervelde dieren

Kies een dier waarvan jij de embryonale ontwikkeling wilt bestuderen. Dat kan een zoogdier zijn, maar ook een ander gewerveld dier.
Zoek informatie over de ontwikkeling van het embryo.
Hoeveel weken duurt de ontwikkeling, waar vind de ontwikkeling plaats, hoe wordt het dier gevoed enz.  
Let vooral op overeenkomsten en verschillen met de mens.

Verwerk je informatie tot een poster (A4). Als je klaar bent, vul je de tabel in.

Klaar?
Lever daarna je poster en de ingevulde tabel in bij je docent.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Tot slot

Afronding: Kwartet maken

Je rondt dit blok af met het maken van een kwartet van de voortplanting van dieren.
Je werkt daarbij in viertallen.

Zoals je weet bestaat elk kwartet uit vier kaartjes. Op de kaartjes geef je informatie over de volgende onderwerpen:

Kaartje 1:  manier van voortplanten, geslachtelijk of ongeslachtelijk
Kaartje 2:  manier van bevruchten, inwendig of uitwendig
Kaartje 3:  wel of geen broedzorg
Kaartje 4:  draagtijd of duur van de ontwikkeling

Op elk kaartje kun je natuurlijk ook wat bijzonderheden vermelden, zodat het kwartet extra leerzaam wordt.
Zorg ook voor een afbeelding op elk kaartje. Je kunt hiervoor de Gereedschapskist gebruiken.

Bedenk van welke diersoorten jullie een kwartet willen maken. Zorg voor variatie.
Zoek bijvoorbeeld uit elke hoofdafdeling van het dierenrijk tenminste één vertegenwoordiger.

Ideeën voor interessante diersoorten:

  • zeepaardjes
  • palingen
  • cichliden
  • inktvissen
  • roggen
  • libellen
  • olifanten
  • spinnen
  • buideldieren

Leg de keuze van diersoorten voor aan je docent. Spreek ook af hoeveel kwartetten elk groepje maakt.
Verdeel daarna de taken, maak samen een planning en maak de kaartjes.

Tenslotte: speel een spelletje kwartet om jullie spel uit te proberen!

Kwartet maken

Een kwartetspel is een creatieve manier om informatie te presenteren.

 

Begrippenlijst

  • sporen
  • voedsel conserveren
  • zwamvlok
  • sporendoosje
  • vrucht
  • zaad
  • zaadlob
  • kiempje
  • vruchtverspreiding
  • zaadverspreiding
  • bloem
  • stamper
  • meeldraad
  • kelkblad
  • kroonblad
  • bestuiving
  • bevruchting
  • deling
  • stek
  • bol
  • knol
  • wortelstok
  • uitloper
  • eicel
  • zaadcel
  • zygote
  • paring
  • balts
  • broedzorg
  • veredelen
  • chromosoom
  • geslachtschromosoom
  • embryo
  • placenta
  • vruchtwater
  • vruchtvliezen
  • navelstreng
  • foetus
  • prenatale diagnostiek

Kennisbanken

Biologie

Determineren en ordenen

Zaden

Vruchten en zaden

Voortplanting bij zaadplanten

Ongeslachtelijke voortplanting

Voortplanting bij dieren

Bevruchting bij mensen

Erfelijke eigenschappen

Zwangerschap

  • Het arrangement Blok: Nieuw leven - hv123 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2022-10-25 16:39:35
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit blok hoort bij het thema 'Materie, tijd en ruimte', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Mens en Natuur voor niveau hv123. In dit blok leer je aan de hand van verschillende opdrachten en practica over voortplanting bij verschillende soorten organismen. Je verkent hoe leven wordt doorgegeven van generatie op generatie bij mensen maar ook bij dieren, planten en bacteriën. Hierbij leer je onder andere over het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. Ook komen er een aantal praktische vaardigheden aan bod. Zo leer je een schematische tekening maken, een onderzoeksvraag en hypothese opstellen en resultaten vastleggen in een tabel of schema. Wanneer je alle opdrachten doorlopen hebt kan je het blok gaan afsluiten. In viertallen ga je werken aan een kwartet van de voortplanting van dieren. Veel succes!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Reproductie en evolutie; Biologie; Mens en natuur; Reproductie; Mens en gezondheid; Ontstaan van heelal, aarde en leven; Opbouw van leven;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, bestuiving, bevruchting, chromosomen, conserveren, hv123, materie tijd en ruimte, mens en natuur, nieuw leven, stercollectie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content - Kennisbanken. (2017).

    Kennisbank Biologie

    https://maken.wikiwijs.nl/87304/Kennisbank_Biologie