In dit thema gaan we kijken naar de vijf zintuigen van de mens.
In klas 1 kijken we vooral naar hoe de zintuigen in elkaar zitten en hoe de verschillende onderdelen heten. Later in klas 2 en 3 komen we nog een keer terug op de zintuigen. Dan kijken we meer naar hoe ze werken en samenwerken met andere organen in het lichaam om van alles te regelen zodat je kunt leven en gezond blijven.
Leerdoelen
Kennis
Als je de module van Regeling hebt doorgewerkt , kun je:
Kun je uitleggen wat een prikkel en een impuls is.
Je kunt de zintuigen noemen, waar ze liggen en wat de adequate prikkel is.
Je kunt de onderdelen van het oog benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
Je kunt de onderdelen van het oor benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
Je kunt de onderdelen van de neus benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
Je kunt de onderdelen van de tong benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
Je kunt de onderdelen van de huid benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
Werkplan en Werkboek
Het thema Zintuigen bestudeer je door de hoofdstukken in deze Wikiwijs te maken. Het thema wordt afgerond met een toets die je naakt tijdens een computerles.
In het schema hieronder staat een tijdsinschatting.
Hoofdstuk
Aantal lessen
0. Inleiding
0,5
1. Waarneming
0,5
2. Het oog
2
3. Het oor
2
4. De neus en de mond
1
5. De huid
2
Diagnostische toets
2
Totaal
10
De opdrachten die je in deze wikiwijs tegenkomt (rode vraagtekens), staan in het werkboek zintuigen. Telkens maak je de opdracht in je werkboek die genoemd wordt in de wikiwijs. Heb je die opdracht af, dan ga je weer terug naar de wikiwijs, tot je de volgende opdracht tegenkomt.
Download het Werkboek Zintuigen door op onderstaande link te klikken:
Als organisme (levend wezen) moet je je omgeving kunnen waarnemen. Als je dit niet zou kunnen, zul je al snel dood gaan.
Stel je bent een konijn. Je zult eten moeten vinden om te kunnen leven. Dat doe je met je ogen en je neus.
Ook zal je een vijand moeten kunnen zien, horen of ruiken. Anders zal deze je snel te pakken hebben en je opeten.
Waarneming van de omgeving is voor een levend wezen dus erg belangrijk.
Leerdoelen
Na afronding van dit hoofdstuk kun je:
Je kunt de zintuigen noemen, en beschrijven waar ze liggen en wat de bijbehorende adequate prikkel is.
Je kunt uitleggen wat de drempelwaarde van een zintuig is.
1.1 Waarneming
Waarnemen doe je met je vijf zintuigen:
Zintuigen heb je nodig om de wereld om je heen waar te nemen. Het zijn de sensoren van je lichaam; zoals bijvoorbeeld een thermometer de temperatuur van de omgeving meet. Deze informatie uit je omgeving noemen we een prikkel.
Verwerken van de informatie
Je zintuigen zijn dus gewoon instrumenten waarmee je waarnemingen doet. Ze doen alleen waarnemingen en geven deze via een zenuw door aan het ruggenmerg en de hersenen. Zo'n signaal dat door een zenuw loopt, noemen we een impuls. Als de informatie in de hersenen aankomt, bepalen deze wat er met de waarneming gebeurd.
Dan pas reageer je op de prikkel uit de omgeving.
Reageren
De hersenen bepalen dus wat er gebeurd met de informatie die ze krijgen van de zintuigen. Als de hersenen het nodig vinden om te reageren, dan maken ze nieuwe impulsen, die ook weer via zenuwen gestuurd worden naar spieren en klieren.
Je biceps kan bijvoorbeeld de opdracht krijgen om samen te trekken. Hierdoor buig je je arm en trek je deze terug van een heet voorwerp.
Je alvleesklier kan bijvoorbeeld een signaal krijgen om het hormoon insuline te maken. Dit gebeurd als de zintuigen meten dat er teveel suiker in je bloed zit. De insuline die vrijkomt zorgt er voor dat er suiker uit je bloed wordt gehaald, waardoor het suikergehalte weer daalt.
- ? - Maak opdracht 1 in je werkboek
1.2 Adequate prikkel
Adequate prikkel
Elk zintuig reageert maar op 1 soort prikkel.
De prikkel die bij een zintuig hoort noemen we de adequate prikkel (adequaat betekent bijpassend). Als je bijvoorbeeld met een lampje in je oor schijnt, zul je met je oor niets zien en het licht van het lampje zul je ook niet horen. De adequate prikkel voor je gehoorzintuig is namelijk niet licht, maar geluid.
- ? - Maak opdracht 2 in je werkboek
1.3 Drempelwaarde
Dremelwaarde
Elk type zintuigcel heeft voor elk soort prikkel ook een bepaalde drempelwaarde. Dit betekent dat een prikkel sterk genoeg moet zijn om de zintuigcel te laten reageren op deze prikkel met het sturen van een impuls door de zenuw.
De kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt, heet de drempelwaarde.
Als een docent fluistert, zal een leerling die vooraan in de klas zit wel horen dat er wat wordt gezegd, en een leerling achteraan niet. De drempelwaarde voor het geluid wordt dan bij de leerling die vooraan zit wel overschreden en die voor de leerling achteraan niet. In de afbeelding hiernaast zie je dat er alleen een impuls onstaat als de drempelwaarde wordt overschreven in de linkergrafiek.
De drempelwaarde voor een prikkel is niet altijd even hoog. Wanneer een bepaalde prikkel lange tijd duurt, ontstaan er in de zintuigcellen minder impulsen. Dit heet gewenning. De drukzintuigen in je huid sturen impulsen naar je hersenen als je kleren aantrek, omdat deze druk uitoefenen op je huid. Maar al snel gaan de drukzintuigen geen signalen meer sturen, omdat ze gewend zijn aan de druk. Je zou ook helemaal gek worden als al je zintuigen maar impulsen zouden blijven sturen!
Een andere factor die een rol speelt is motivatie. Als je nu gaat letten op de druk die je kleding op je huid uitoefend, voel je hem wel weer.
En als laatste kunnen je grote hersenen je waarnemingen beïnvloeden. Een goed voorbeeld hiervan is gezichtsbedrog. Bij het verwerken van de impulsen gaan je hersenen op basis van ervaring sommige dingen invullen die er eigenlijk niet zijn.
Kijk maar naar het voorbeeld hieronder:
De lijnen lijken niet recht te zijn, maar dat zijn ze wel.
- ? - Maak opdracht 3 in je werkboek
2. Het oog
In dit hoofdstuk gaan we het oog nader bekijken.
Het belangrijkste is dat je weet waar de verschillende onderdelen liggen en dat je de naam ervan kunt noemen.
Leerdoelen
Na afronding van dit hoofdstuk kun je:
Je kunt de onderdelen van het oog benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
2.1 De bouw van het oog
Het zintuig waarmee je lichtprikkels uit je omgeving opvangt, is je oog. Het netvlies van het oog bevat zintuigcellen die licht opvangen en omzetten in impulsen die via je oogzenuw naar je hersenen gaan.
Bouw van het oog
- ? -Maak nu opdracht 4 in je werkboek: een tekening van het oog
Bescherming
Je ogen worden beschermd door oogleden en wimpers. Die houden het meeste vuil tegen. De oogleden verspreiden ook traanvocht over het oog. Traanvocht houdt het oog schoon en vochtig, doodt bacteriën en neemt stof mee. Het vuile traanvocht loopt via de traanbuis naar de neusholte. Het traanvocht wordt gemaakt in de traanklier.
2.2 Onderdelen en functies
In de onderstaande tabel staan de onderdelen van het oog.
Achter elk onderdeel staat waar het voor is en wat het doet.
Onderdelen van het oog
Hoornvlies
Voorste deel van het harde oogvlies. Het is stevig, doorzichtig en beschermt het oog.
Lens
Dubbelbolle lens achter de pupil. De lens in het oog kan van vorm veranderen. De lens verandert van vorm om iets goed scherp te kunnen zien.
pupil
De pupil is een gaatje in de iris. Dat hij zwart is, komt doordat het in je oog donker is.
De pupil kan groter en kleiner worden door kleine spiertjes in de iris. Door de pupil groter of kleiner te maken wordt de hoeveelheid licht die op het netvlies valt geregeld. Als er veel licht op het netvlies valt, gaat er een signaal naar de spiertjes in de iris die de pupil kleiner maken.
Iris
Dit is het gekleurde rondje in het oog. De iris is een deel van het vaatvlies.
Oogspier
Draait oog in de gewenste kijkrichting.
Harde oogvlies
Het witte gedeelte van het oog dat je ziet is het voorste gedeelte van het harde oogvlies. Het harde oogvlies zit om de hele oogbol heen. Het is een bescherming van het oog en houdt ook het oog in vorm.
Vaatvlies
Vlies dat veel bloedvaten bevat. Zorgt voor de voeding van het buitenste deel van het netvlies.
Netvlies
Bevat zintuigcellen waarin onder invloed van licht impulsen ontstaan.
Glasachtig lichaam
Heldere, geleiachtige substantie in het midden van het oog.
Gele vlek
Centrum van het netvlies. Met dit deel van het netvlies zie je het scherpst.
Blinde vlek
Deel van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar zintuigcellen ontbreken.
Oogzenuw
Zenuw die impulsen van het oog naar de hersenen doorgeeft.
- ? -Oefening het oog
Maak nu de eindtoets over het oog om te zien of je dit hoofdstuk hebt begrepen:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In dit hoofdstuk kijken we beter naar het oor.
Hoe het prikkel opvangt en via verschillende onderdelen omzet in impulsen die naar de hersenen worden gestuurd.
Leerdoelen
Na afronding van dit hoofdstuk kun je:
Je kunt de onderdelen van het oor benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
3.1 De bouw van het oor
Het oor is het orgaan dat geluidstrillingen opvangt en omzet in impulsen die via de gehoorzenuw naar de hersenen worden gestuurd.
Bouw van het oor
- ? -Maak nu opdracht 5 in je werkboek: een tekening van het oor
3.2 Onderdelen en functies
In de onderstaande tabel staan de onderdelen van het oor.
Achter elk onderdeel staat waar het voor is en wat het doet.
Onderdelen van het oor
Oorschelp
Uitwendig deel van het gehoor, helpt om de geluidstrillingen op te vangen.
Gehoorgang
De weg van oorschelp naar trommelvlies.
Hamer, aambeeld, stijgbeugel
Gehoorbeentjes. Geven trillingen door van het trommelvies naar het ovale venster op het slakkenhuis.
Evenwichtszintuig
Zintuig dat net naast het oor ligt en de richting van bewegingen waarneemt.
Gehoorzenuw
Geeft impulsen door aan de grote hersenen.
Slakkenhuis
Gevuld met vloeistof en trilharen. De zintuigcellen geven impulsen door aan de gehoorzenuw.
Buis van Eustachius
Verbinding tussen oor en keelholte, waardoor de druk in het middenoor gelijkt blijft met het uitwendige oor.
Trommelholte
Middenoor met de gehoorbeentjes. Gevuld met lucht.
Trommelvlies
Vlies op de grens tussen uitwendige oor en middenoor, dat de trillingen doorgeeft naar de hamer.
- ? -Oefening het oor
Maak nu de eindtoets over het oor om te zien of je dit hoofdstuk hebt begrepen:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De neus en de tong behandelen we minder uitgebreid dan de andere 3 zintuigen. We behandelen ze ook samen, omdat ze bij het proeven goed moeten samenwerken om te kunnen proeven wat je eet of drinkt.
Leerdoelen
Als je dit hoofdstuk hebt doorgewerkt , kun je:
Je kunt de onderdelen van de neus benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
Je kunt de onderdelen van de tong benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
4.1 De neus
Ruiken doe je met je neus, en proeven doe je met je tong.
Maar proeven doe je niet alleen met je tong. Je neus speelt daarbij ook een belangrijke rol.
Het reukzintuig
De neus heeft twee neusholten met daartussen een neustussenschot. De neusholten lopen van de neusgaten tot de keelholte.
De neusholte is bedekt met neusslijmvlies. In het neusslijmvlies lossen de geurstoffen op die via het neusgat de neusholten binnenkomen.
Onderdelen van het reukzintuig
Neusslijmvlies
Laagje slijm dat de neusholten bedekt en waarin de geurstoffen oplossen die via het neusgat de neusholten binnenkomen.
Reukharen
Kleine, dunne haartjes die geurstoffen kunnen waarnemen die zijn opgelost in het neuslijmvlies.
Zintuigcel
Kan geurprikkels omzetten in impulsen. De impulsen gaan via zenuwen naar het centrale zenuwstelsel. Je hebt verschillende soorten zintuigcellen, die elk reageren op andere geurstoffen.
Zenuw
Geeft impulsen door naar de hersenen.
4.2 De tong
Het smaakzintuig
De smaakzintuigen liggen op de tong.
Onderdelen van het smaakzintuig
Zenuw
Geeft impulsen door naar de hersenen.
Groef
Ruimte waarin de opgeloste vloeistof stroomt.
Smaakknopje
Zintuigje voor de smaak.
Zintuigcel
Kan smaakprikkels omzetten in impulsen. De impulsen gaan via zenuwen naar het centrale zenuwstelsel.
Vijf smaken
De zintuigcellen in de smaakknopjes kunnen vijf soorten smaakstoffen waarnemen: zoet, zuur, zout, bitter en umami.
Als je eet en drinkt lossen de smaakstoffen gedeeltelijk op in het speeksel. Ze komen in contact met de smaakknopjes. Via de zenuwen gaan er impulsen van de zintuigcellen naar de hersenen en zo wordt het mogelijk om een smaak te proeven.
4.3 Samenwerking bij proeven
Je proeft niet alleen met je tong
Als je een banaan, snoepje of ijsje eet, nemen de smaakzintuigen telkens zoet waar.
Toch kun je de verschillende zoetigheden gemakkelijk herkennen.
Bij het herkennen van verschillende smaken kunnen zowel smaakzintuigen als reukzintuigen, gehoorzintuigen en gezichtszintuigen een rol spelen.
1. In je tong liggen tastzintuigen, warmtezintuigen en koudezintuigen. De tastknopjes in je tong voelen of iets vloeibaar is, vast, rul, zacht of hard. De warmte- en koudezintuigen in je tong nemen de temperatuur van je eten en drinken waar.
2. Tijdens het kauwen en slikken komen er niet alleen smaakstoffen vrij maar ook geurstoffen. Tussen de mondholte en de neusholten is er een open verbinding. Geurstoffen worden waargenomen door het reukzintuig boven in de neus. De zintuigcellen van het reukzintuig geven aan de hersenen door welke geur ze waarnemen.
3. Het gezichtszintuig speelt ook een belangrijke rol bij het herkennen van een product. Probeer maar eens: als je een blinddoek om hebt is het veel moeilijker om snel te zeggen wat je proeft.
4. Als je een blikje fris drinkt, hoor je een zacht gesis van ontsnappende belletjes koolstofdioxide. Je gehoorzintuig speelt ook een rol bij het herkennen van een product.
- ? -Oefening ruiken en proeven
Maak nu de eindtoets over ruiken en proeven om te zien of je deze paragraaf hebt begrepen:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De huid is het grootste orgaan van je lichaam en bevat heel veel zintuigcellen die je omgeving op verschillende manieren kan waarnemen. In dit hoodsftuk gaan we daar dieper op in.
Leerdoelen
Kennis
Als je de module van Regeling hebt doorgewerkt , kun je:
Je kunt de onderdelen van de huid benoemen en aanwijzen in tekeningen en modellen en de functie van de onderdelen beschrijven.
5.1 Bouw van de huid
De huid bedekt je hele lichaam aan de buitenkant.
De huid biedt bescherming tegen verschillende gevaren van buitenaf, zoals tegen virussen die tot griep zouden kunnen leiden. Op deze manier is de huid onderdeel van het afweersysteem. Je spreekt van mechanische bescherming.
Onderdelen van de huid
Talgklier
Hier wordt talg (een vetachtige stof) gemaakt.
Talg
Afscheiding van talgklieren. Doodt bacteriën en houdt de huid soepel.
Opperhuid
Bovenste 1-2 mm van de huid die een ondoordringbare laag vormt. Bevat kleurstof ofwel pigment.
Lederhuid
Huidlaag onder de opperhuid waarin zweetklieren, talgklieren en zintuigen liggen.
Onderhuids bindweefsel
Huidlaag onder de lederhuid waarin veel vet zit. Isolatie van het lichaam.
Haar
Alle zoogdieren hebben een huidbedekking met haren (vacht). Dit houdt de warmte vast en dient als bescherming.
Haarspiertje
Kan de haar laten bewegen. Bij kou gaan de haren rechtop staan.
Hoornlaag
Bovenste laag van de opperhuid. De hoornlaag bestaat uit meerdere lagen dode, (verhoornde) cellen. De hoornlaag biedt bescherming tegen uitdroging en ziekteverwekkers als bacteriën en virussen.
Kiemlaag
Onderste deel van de opperhuid waar groei plaatsvindt.
Bloedvat
Transporteren zuurstof en voedsel naar de huid. Ook brengen ze warmte naar de huid waardoor je kunt afkoelen.
Haarzakje
Hier ontstaan de haren.
Zweetklier
Maakt zweet. Door zweet te verdampen koel je af.
Vet
Houdt warmte vast (isolatie) en dient als reservevoedsel.
- ? -Maak nu opdracht 6 in je werkboek: een tekening van de huid
5.2 Onderdelen en functies
In onderstaande tabel staan de verschillende onderdelen van de huid met de bijbehorende functie.
Onderdelen van de huid
Talgklier
Hier wordt talg (een vetachtige stof) gemaakt.
Talg
Afscheiding van talgklieren. Doodt bacteriën en houdt de huid soepel.
Opperhuid
Bovenste 1-2 mm van de huid die een ondoordringbare laag vormt. Bevat kleurstof ofwel pigment.
Lederhuid
Huidlaag onder de opperhuid waarin zweetklieren, talgklieren en zintuigen liggen.
Onderhuids bindweefsel
Huidlaag onder de lederhuid waarin veel vet zit. Isolatie van het lichaam.
Haar
Alle zoogdieren hebben een huidbedekking met haren (vacht). Dit houdt de warmte vast en dient als bescherming.
Haarspiertje
Kan de haar laten bewegen. Bij kou gaan de haren rechtop staan.
Hoornlaag
Bovenste laag van de opperhuid. De hoornlaag bestaat uit meerdere lagen dode, (verhoornde) cellen. De hoornlaag biedt bescherming tegen uitdroging en ziekteverwekkers als bacteriën en virussen.
Kiemlaag
Onderste deel van de opperhuid waar groei plaatsvindt.
Bloedvat
Transporteren zuurstof en voedsel naar de huid. Ook brengen ze warmte naar de huid waardoor je kunt afkoelen.
Haarzakje
Hier ontstaan de haren.
Zweetklier
Maakt zweet. Door zweet te verdampen koel je af.
Vet
Houdt warmte vast (isolatie) en dient als reservevoedsel.
5.3 Zintuigen in de huid
In de huid zitten 5 verschillende zintuigen, die elk reageren op hun eigen adequate prikkel.
In de figuur zie je dus, dat er niet 1 zintuig is waar je de temperatuur mee kunt bepalen, en ook niet 1 zintuig waar je mee kunt voelen of je iets vastpakt.
Als je kleding aantrekt zullen je tastzintuigen dit registreren (tenzij je kleding heel strak zit :-)), maar als je een glas moet optillen, gaan je drukzintuigen bepalen hoe hard je moet knijpen om het glas niet te laten vallen, maar ook niet kapot te knijpen.
Voor de temperatuur heb je 2 aparte zintuigen: 1 die waarneemt of iets kouder is dan het zintuig op dat moment is, en 1 die waarneemt of iets warmer is dan het zintuig op dat moment is. Je vindt 8 graden Celsius waarschijnlijk best koud, maar als je iets vastpakt dat 8 graden Celsius is en je hand komt net uit ijswater van -2 graden Celsius, dan zullen toch je warmtezintuigen signalen gaan sturen naar je hersenen, waardoor het lijkt dat het voorwerp warm is.
Dit gaan we eens in het echt voelen tijdens het volgende practicum.
5.4 Practicum
Practicum: Koude- en warmtezintuigen
Met de volgende proef wordt de werking van warmte- en koudezintuigen onderzocht.
Benodigdheden:
Een bekerglas met koud water van ongeveer 4°C met ijsblokjes erin.
Een bekerglas met warm water van ongeveer 40°C.
Een bekerglas met lauw water van ongeveer 20°C.
Een thermometer om de temperaturen te controleren.
Uitvoering:
Steek een vinger van je linkerhand in het bekerglas met warm water.
Steek een vinger van je rechterhand in het bekerglas met koud water.
Wacht ongeveer één minuut.
Doe dan de vingers van beide handen in het bekerglas met lauw water.
Wat zal je opmerken het moment dat je beide vingers in het lauwe water doet?
Maak onderstaand verslag van de proef af door de juiste woorden naar de tekst te slepen.
De ooglens zorgt ervoor dat lichtstralen worden afgebogen. Evenwijdige lichtstralen die op het oog vallen, gaan door het brandpunt van de lens.
Op het netvlies ontstaat een scherp beeld met behulp van staafjes en kegeltjes en met behulp van kleine spiertjes die aan de lens vastzitten die de vorm van de ooglens kunnen veranderen.
De staafjes en kegeltjes hebben allebei een ander functie in je oog.
Staafjes
Zijn heel erg gevoelig voor fel licht.
Ze kunnen alleen grijstinten en contrasten waarnemen, geen kleuren.
Ze worden met name gebruikt in het schemer en in het donker.
Ze zitten vooral aan de buitenrand van het netvlies.
Kegeltjes
Hebben licht nodig om te kunnen werken.
Met kegeltjes kun je kleuren en details waarnemen.
Ze zitten vooral in het midden van het netvlies.
In de gele vlek zitten alleen maar kegeltjes.
Accomoderen
Kleine spiertjes in het oog kunnen de ooglens boller of holler maken.
Dit heet accommoderen.
Het zorgt ervoor dat je oog op verschillende afstanden scherp kan zien.
Bijziendheid
Bij een bijziend oog ligt het brandpunt vóór het netvlies.
Je ziet dingen die veraf zijn niet scherp.
De ooglens kan niet meer plat genoeg worden.
Om veraf scherp te zien heeft een bijziende een bril met holle glazen nodig.
Verziendheid
Bij een verziend oog ligt het brandpunt achter het netvlies.
Je ziet dingen die dichtbij zijn niet scherp.
De ooglens kan niet meer bol genoeg worden.
Om dichtbij ook scherp te zien heeft een bijziende een bril met bolle glazen nodig.
Pupilreflex
Een reflex is een snelle, onbewuste reactie die wordt veroorzaakt door een
bepaalde prikkel (aanraking, pijn).
Een voorbeeld van een reflex is de pupilreflex.
Je pupil wordt automatisch kleiner als er veel licht is en groter als er weinig licht is.
Extra: Het oor
Bewust worden
Geluid is een trilling van de lucht. Een geluidstrilling gaat door de gehoorgang naar het trommelvlies, dat gaat meetrillen.
In het midden van het oor zitten de gehoorbeentjes: hamer, aambeeld en stijgbeugel.
De trilling van het trommelvlies wordt doorgegeven aan de hamer, daarna aan het aambeeld en tenslotte aan de stijgbeugel.
Via het vlies (venster) komt de trilling terecht in het inwendige oor.
In het slakkenhuis gaan vloeistof en trilharen meetrillen met de geluidstrilling.
Iedere haar is gevoelig voor een bepaald geluid.
Hoe vaak een geluidstrilling plaatsvindt, noemen we de trillingsfrequentie.
Een hogere trillingsfrequentie betekent dus dat er meer trillingen per seconde zijn.
Door geluidstrillingen kan je trommelvlies tussen de 20 en 20.000 keer per seconde trillen.De zintuigcellen in het slakkenhuis zorgen voor elektrische signalen ofwel impulsen.
Impulsen worden doorgegeven aan de gehoorzenuw.
Via de gehoorzenuw komen de impulsen terecht in het gehoorcentrum in de hersenen.
Daar word je je van het geluid bewust en dan spreek je van het werkwoord 'horen'.
Decibel
Geluidssterkte wordt uitgedrukt in decibel (dB). Een klaslokaal met geroezemoes produceert zo’n 50 dB, een disco vaak meer dan 100 dB. Geluid boven 80 decibel is schadelijk voor het gehoor. Hoe langer je te maken hebt met hard geluid, hoe schadelijker. Als het geluid te hard is, gaan er zintuigcellen dood. Elke keer dat er zintuigcellen dood gaan word je een beetje dover.
Te harde muziek in je oordopjes is schadelijk voor je gehoor.
Werkgevers zijn verplicht om voor geluidsbescherming te zorgen als er veel lawaai is op het werk.
Elke verhoging van 3 dB boven de 80 dB halveert de tijd die je aan het geluid mag blootstaan.
Hoeveel decibel is het geluid van vallende bladeren?
En van een stofzuiger?
En van een startend vliegtuig?
Bekijk de afbeeldingen bij de paarse getallen.
Extra: De huid
De hoornlaag beschermt
De opperhuid bestaat uit verschillende lagen: de hoornlaag en de kiemlaag.
De bovenste laag, de hoornlaag, bestaat uit dode cellen. De hoornlaag heeft verschillende functies. 1 Tegen vochtverlies
De huid kan gemakkelijk uitdrogen omdat de lucht droger is dan ons lichaam. De hoornlaag is slecht doorlaatbaar voor water.
2 Tegen bacteriën en schimmels
Als schimmels en bacteriën ons lichaam binnendringen, worden we ziek. De hoornlaag biedt bescherming en houdt deze organismen tegen.
3 Eelt tegen slijtage
De huid slijt voortdurend door het contact met de buitenwereld. Op plekken waar de huid veel slijt, wordt de hoornlaag dikker en ontstaat eelt. Eelt beschermt het lichaam tegen contact met zware en ruwe voorwerpen.
4 Zweet tegen warmte
Als het warm is, maken de zweetklieren zweet. Het zweet verdampt op de hoornlaag en neemt dan warmte mee. Zo blijft ons lichaam op temperatuur.
De kiemlaag repareert
Onder de hoornlaag bevindt zich de kiemlaag.
Beneden in de kiemlaag bevinden zich cellen die zich kunnen delen (vermenigvuldigen).
Naar boven toe sterven deze cellen langzaam af.
Bij een wondje kunnen de cellen uit de kiemlaag sneller gaan delen.
Hierdoor groeit het wondje weer dicht.
De pigmentlaag houdt straling tegen
Ultraviolette straling (UV) in zonnestraling kan de cellen van de kiemlaag beschadigen. Dat kan leiden tot huidkanker. De meeste vormen van huidkanker zijn gelukkig onschuldig, maar er zijn ook vormen die levensgevaarlijk zijn.
Om de kiemcellen te beschermen bevat de kiemlaag pigmentcellen.
Deze cellen bevatten een kleurstof die de gevaarlijke UV straling kan opnemen.
Huidzintuigen geven informatie
De huid heeft zintuigcellen waarmee je prikkels waarneemt en die een impuls sturen naar je hersenen. Soms wijst de impuls je op een gevaar en reageer je onbewust, in een reflex. Soms is je reactie op de impuls een bewuste reactie.
De zintuigen in je huid zijn de tastzintuigen, pijnzintuigen, drukzintuigen, koudezintuigen en warmtezintuigen. Met deze zintuigen kun je voelen.
Tastzintuig
Geeft je informatie over wat je aanraakt, bijvoorbeeld of iets scherp of ruw is.
Pijnzintuig
Waarschuwt je als de huid beschadigd wordt.
Drukzintuig
Geeft je informatie over de breekbaarheid van iets dat je oppakt.
Koudezintuig
Waarschuwt je als je huid iets kouds voelt.
Warmtezintuig
Waarschuwt je als je huid iets warms voelt.
Diagnostische Toets
Maak als oefening voor het SO de toets die je kan vinden door op onderstaande link te klikken:
In deze samenvatting staan ook de leerdoelen van dit thema. Ga voor jezelf na of je deze ook daadwerkelijk beheerst. Heb je nog vragen stel ze dan tijdens de les.
De onderstaande linkjes verwijzen naar pagina's waar je extra kunt oefenen voor het leren van de zintuigen:
Het arrangement Thema: Zintuigen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Biologie ALC
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-06-04 10:30:00
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Eindtoets Het oog
Eindtoets Het oor
Ruiken en proeven
Practicum: Koude- en warmtezintuigen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.