Waarnemen doe je met je vijf zintuigen:
Zintuigen heb je nodig om de wereld om je heen waar te nemen. Het zijn de sensoren van je lichaam; zoals bijvoorbeeld een thermometer de temperatuur van de omgeving meet. Deze informatie uit je omgeving noemen we een prikkel.
Je zintuigen zijn dus gewoon instrumenten waarmee je waarnemingen doet. Ze doen alleen waarnemingen en geven deze via een zenuw door aan het ruggenmerg en de hersenen. Zo'n signaal dat door een zenuw loopt, noemen we een impuls. Als de informatie in de hersenen aankomt, bepalen deze wat er met de waarneming gebeurd.
Dan pas reageer je op de prikkel uit de omgeving.
De hersenen bepalen dus wat er gebeurd met de informatie die ze krijgen van de zintuigen. Als de hersenen het nodig vinden om te reageren, dan maken ze nieuwe impulsen, die ook weer via zenuwen gestuurd worden naar spieren en klieren.
Je biceps kan bijvoorbeeld de opdracht krijgen om samen te trekken. Hierdoor buig je je arm en trek je deze terug van een heet voorwerp.
Je alvleesklier kan bijvoorbeeld een signaal krijgen om het hormoon insuline te maken. Dit gebeurd als de zintuigen meten dat er teveel suiker in je bloed zit. De insuline die vrijkomt zorgt er voor dat er suiker uit je bloed wordt gehaald, waardoor het suikergehalte weer daalt.
- ? - Maak opdracht 1 in je werkboek