Door het maken van de startopdrachten in de introductie van het thema 'Materie, tijd en ruimte', heb je verschillende scheppingsverhalen vergeleken.
Wetenschappers hebben een heel andere verklaring voor de manier waarop het leven is begonnen.
In de stappen van dit blok bekijk je de ontwikkeling op aarde in verschillende perioden.
In de laatste stap presenteer je de geschiedenis van de aarde.
Startopdracht A
De oerknal
Je hebt vast wel eens gehoord van ‘The Big Bang’ of de oerknal.
Maar wat is dat precies? Wat gebeurde er?
Bekijk het filmpje ‘De oerknal het begin van alles’. Bespreek daarna in de klas de onderstaande uitspraken.
Zijn de uitspraken juist? Zo niet, verbeter dan de uitspraken.
Uitspraken:
Alle materie in het heelal is ontstaan bij de oerknal.
Op het moment van de oerknal is al het leven ontstaan.
Bij de oerknal ontstonden alle sterren en planeten.
Startopdracht B
Ontstaan van planeet aarde
In dit blok kijk je vooral naar planeet Aarde. De aarde ontstond niet direct uit de oerknal.
De aarde ontstond bijna 10 miljard jaar later dan de oerknal, ongeveer 4,5 miljard jaar geleden.
Bekijk het filmpje over de geschiedenis en toekomst van alles en lees daarna de tekst.
Maak met de informatie een tijdlijn van de gebeurtenissen.
Een tijdlijn kun je eenvoudig maken met SmartArt in Word, met Office Timeline of PowerPoint.
Extra info: Ontstaan van ons zonnestelsel
De wolken van gas en stof na de oerknal bevatten alleen waterstof (H) en helium (He), de eerste twee elementen van het Periodiek Stelsel. Later ontstonden ook de andere elementen.
In ronddraaiende wolken klonterde materiaal samen. Na ongeveer 4,5 miljard jaar ontstond uit deze wolk ons zonnestelsel. Het meeste materiaal kwam in het midden van die wolk terecht en vormde de zon.
In de rest van de wolk ontstonden uit verschillende klonten de planeten, waaronder de aarde. Door de draaiende beweging van de wolk kwamen de zwaarste deeltjes in het midden en de lichtere deeltjes aan de buitenkant. De planeten kregen hierdoor een ronde vorm. De planeten draaien nog steeds, om hun eigen as en om de zon.
Het oppervlak van de aarde was heel heet en veel gesteenten verkeerden in een gesmolten toestand. Langzaam stolde het oppervlak en de aanwezige waterdamp werd vloeibaar. Zo ontstonden oceanen, waarin een flink deel van het koolstofdioxide uit de oeratmosfeer werd opgenomen.
Startopdracht C
Wonen op planeten
Zijn de planeten die zo zijn ontstaan dan ook bewoonbaar?
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Bespreek de antwoorden in de klas.
Startopdracht D
Welke kennis hebben jullie al?
In dit blok kijk je hoe de levensvormen op aarde zich ontwikkelden. Daar weet je vast al wat van!
Verzamel met je klas alle kennis die jullie hebben over het leven op aarde in de lange geschiedenis van de planeet.
Je kunt er ook samen één grote collage van maken door bijpassende afbeeldingen op te zoeken.
Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.
Voordat je begint
Benodigdheden:
jampot
kleefgom
breinaald
geodriehoek
gekleurd papier
stevig karton
breed plakband
lijm
schaar
Tijd blok:
6 uur
Leerdoelen en vaardigheden
Leerdoelen
Je kunt:
uitleggen hoe het eerste leven op aarde is ontstaan.
uitleggen dat alle nu levende organismen, waaronder de mens, afstammen van eerder levende organismen die er anders uitzagen.
uitleggen dat de variatie in erfelijk materiaal ontstaat door geslachtelijke voortplanting.
uitleggen dat de variatie in erfelijk materiaal wordt vergroot door spontane en ongerichte mutaties.
uitleggen dat organismen van een soort kleine verschillen in erfelijk materiaal vertonen, waardoor ze ook iets verschillen in eigenschappen.
uitleggen dat exemplaren van een soort die door toevallig mutaties iets beter aan de omgeving zijn aangepast grotere kans hebben om nakomelingen te krijgen en dat bij veranderingen in de omgeving soorten daardoor geleidelijk kunnen veranderen.
noemen wie het evolutieproces voor het eerst heeft beschreven.
uitleggen dat in de loop van de tijd veel soorten zijn uitgestorven.
uitleggen hoe fossielen ontstaan en hoe je ze kunt vinden.
uitleggen dat organismen van een soort kleine verschillen in erfelijk materiaal vertonen waardoor ze ook iets verschillen in eigenschappen.
enkele geologische tijdvakken noemen.
enkele manieren noemen om de tijd te meten.
enkele directe voorouders van de mens benoemen.
uitleggen hoe de afstamming van een soort in een figuur kan worden weergegeven.
Stap 1: Het eerste leven
Opdracht 1
Hoe het eerste leven op aarde er precies uitgezien heeft, weten we niet.
Maar er zijn wel ideeën over, bijvoorbeeld door overblijfselen die gevonden worden.
Vroegere wetenschappers dachten dat de aarde en de soorten die er leefden, onveranderlijk waren. Georges Cuvier (1769-1832) was de eerste bioloog die daaraan twijfelde. Hij maakte een uitgebreide studie van alle diersoorten die toen bekend waren.
Ook bestudeerde hij fossielen. Daarbij viel hem op dat tanden van fossiele mammoeten uit Siberië net een beetje anders waren dan die van van de Afrikaanse en Aziatische olifanten, maar dat ze wel heel erg op elkaar leken. Hij bedacht dat de fossiele tanden van een uitgestorven soort zouden kunnen zijn.
Die gedachte was helemaal nieuw! Er kwamen steeds meer aanwijzingen: in een steengroeve in Maastricht werd in 1808 een enorme schedel gevonden van een zeehagedis, ook die moest wel van een uitgestorven dier zijn geweest.
Bekijk het fragment uit Klokhuis ‘Hoe is het eerste leven op aarde ontstaan?’ en maak daarna de opdrachten.
Opdracht 2
Opdracht 3
Paleontologie in de stad
Hoe weten we zoveel over de ontwikkeling van de aarde? Dat komt onder andere door de vondst van fossielen.
Planten en dieren die doodgaan, worden afgebroken door afvaleters en door reducenten. Ze rotten weg en er blijven uiteindelijk alleen anorganische stoffen over.
Maar soms gaat die afbraak niet erg snel. Als het dier of de plant bedekt wordt door een laag modder of klei, krijgen afvaleters geen kans. Doordat er dan geen zuurstof bij de resten kan komen, rotten ze ook niet weg. Heel langzaam (in de loop van duizenden jaren) kunnen ze verstenen. De druk van aardlagen erboven versnelt dit proces.
Vooral in water worden veel dode resten door aardlagen bedekt. Daardoor zijn er veel meer fossielen van waterdieren dan van landdieren. Meestal verstenen alleen de harde delen van een organisme, zoals een skelet.
Fossielen van zachte delen, zoals organen, zijn zeldzaam doordat ze eerder wegrotten.
Misschien heb je er ook wel eens eentje gevonden. Als je er op let, zijn ze ook in de stad te vinden!
Opdracht 4
Fossielen
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vraag.
Andere vormen van fossiel
Fossielen kunnen ook op een andere manier ontstaan. Lees de tekst ‘Geen happy ending libelle’ en beantwoord de vraag.
Een paleontoloog vindt vaak niet een compleet dier, maar allemaal afzonderlijke botten. Dan wordt het vaak puzzelen om te onderzoeken om welk dier het gaat.
Bewaar het resultaat van de opdracht voor de slotopdracht.
★ Opdracht 6
Memory
Maak de juiste combinaties in dit memory-spel ontwikkeld door Museon: Fossielen Memory
★ Opdracht 7
Tyrannosaurus rex en Maashagedis
Paleontologen proberen niet alleen vast te stellen hoe een plant of dier gebouwd was, ze willen ook graag weten hoe de soort geleefd heeft.
Hieronder zie je de schedels en de reconstructies van twee beroemde dinosauriërs, de Tyrannosaurus rex en de Maashagedis.
Beantwoord de volgende vragen.
In welk omgeving (milieu) denk je dat T.rex leefde?
Waaraan zie je dit?
In welke omgeving (milieu) denk je dat de maashagedis leefde?
Waren T.rex en de maashagedis planteneters of vleeseters?
Bekijk je de volgende filmpjes om je antwoorden te controleren.
De maashagedis
T.rex
Klopten je antwoorden?
Stap 2: Meten van de tijd
Opdracht 1
Era
Periode
Tijdvak
Miljoen jaar
Kenozoïcum
Kwartair
Holoceen
Heden - 0,01
Pleistoceen
0,01 - 2,5
Tertiair
Plioceen
2,5 - 5
Mioceen
5 - 26
Oligoceen
26 - 37
Eoceen
37 - 53
Paleoceen
53 - 66
Mesozoïcum
Krijt
66 - 144
Jura
144 - 190
Trias
190 - 225
Paleozoïcum
Perm
225 - 280
Carboon
280 - 360
Devoon
360 - 395
Siluur
395 - 430
Ordovicium
430 - 500
cambrium
500 - 570
Precambrium
570 - 4600
Georges Cuvier, een Franse natuuronderzoeker, bestudeerde ook de aardlagen en zag dat in verschillende lagen verschillende soorten fossielen werden gevonden. Hij bedacht dat die lagen niet allemaal even oud waren, maar dat ze in de loop van de geschiedenis van de aarde waren ontstaan.
Latere wetenschappers gingen met dit onderzoek verder. Ze deelden de geschiedenis van de aarde op in periodes, de geologische tijdvakken. Die tijdvakken zijn meestal miljoenen jaren lang. Ze worden beschreven van verleden naar heden. De periode waarin we nu leven heet het Holoceen (van 10.000 jaar geleden tot nu).
De aarde is 4,6 miljard jaar oud. In het begin was het erg heet, maar de aarde koelde langzaam af. Vloeibaar materiaal uit de aardkorst vormde gesteenten. De oudst bekende gesteenten zijn 4 miljard jaar oud.
Daarna zijn er in verschillende periodes nog veel inslagen geweest van meteorieten van allerlei afmetingen. De grootste meteorietinslagen moeten kraters van meer dan 1000 kilometer doorsnede hebben achtergelaten. Daardoor vormden zich zeeën, vulkanen en nieuwe aardlagen.
Door erosie verdwenen aardlagen en ontstonden ergens anders weer nieuwe.
Geologische tijdvakken
De wetenschap die de aarde bestudeert heet de geologie.
Bekijk het filmpje ‘de geologische tijdschaal’ en beantwoord daarna de vraag.
Opdracht 2
Meten van tijd
Hoe weten wetenschappers nu hoe oud organismen op aarde zijn?
Als je de tijd wilt meten, kun je dat op verschillende manieren doen. Je zou een zandloper kunnen gebruiken, maar waarschijnlijk gebruik je een ander instrument, zoals een klok, horloge, stopwatch of smartphone. Je meet in seconden, minuten of uren. Om de leeftijd van een boom te bepalen, kun je de jaarringen tellen.
Lees de informatie over het meten van tijd hieronder.
Er zijn verschillende manieren om een zonnewijzer te maken. Voorbeelden vind je op het werkblad.
Zoek eventueel een andere manier zelf op.
Test je zonnewijzer. Werkt de zonnewijzer goed en zoals jullie verwachtten?
Welke zonnewijzer werkt het beste?
Opdracht 3
Meten van de tijd met een zonnewijzer
Doordat de aarde om de zon draait en bovendien om zijn eigen as, zijn er een paar mogelijkheden om de tijd en de tijdsduur te meten.
Als de zon schijnt, kun je de schaduw van een voorwerp op meten, bijvoorbeeld de schaduw van een stok die je rechtop in de grond zet. In de loop van de dag veranderen de lengte en de richting van de schaduw. Deze zonnewijzer is dus een soort klok.
De Grieken en Romeinen verdeelden de periode tussen zonsopkomst en zonsondergang in 12 uren. Maar omdat in de zomer de dagen langer zijn dan in de winter, varieerden de lengte van de uren op deze manier.
Hipparchus, een Griekse geleerde, stelde voor de periode tussen twee zonsopkomsten te verdelen in 24 gelijke uren. Hij ging uit van de twee dagen per jaar dat dag en nacht precies even lang zijn. Dat zijn de momenten dat de zon precies recht boven de evenaar staat.
Bekijk de video over dag en nacht.
Abu’l-Hasan Ibn al-Shatir uit 1371 ontdekte dat als je de stok parallel aan de aardas plaatst, hij schaduwen maakt met gelijke uren voor elke dag van het jaar. Zo is de zonnewijzer dus het hele jaar door bruikbaar. Voor elke plaats op aarde moet je dan wel kijken hoe schuin de stok moet staan.
In Europa maakt de schaduwgever een hoek van 40° - 60° met het grondvlak.
Deze hoek is gelijk aan de breedtegraad.
De bovenkant van de zonnewijzer 'werkt' 's zomers en de onderkant in de winter.
Op de evenaar lijkt de equatoriale zonnewijzer op een wiel aan een as.
De schaduwgever van een equatoriale zonnewijzer loopt altijd evenwijdig met de aardas.
Meten van de tijd met een waterklok en zandloper
Een ander hulpmiddel voor de tijdsaanduiding, waarschijnlijk ook uitgevonden in het oude Egypte of Mesopotamië, was de waterklok. Het voordeel van deze klok was dat hij ook ‘s nachts en op bewolkte dagen bruikbaar was. Op zee gebruikte men vaak zandlopers.
Meten van de tijd met een klok
Aan het eind van de middeleeuwen werden mechanische klokken uitgevonden.
Met behulp van tandwielen en gewichtjes draaien de wijzers zo, dat ze het verstrijken van de tijd in uren aangeven.
De modernste klokken gebruiken de trillingen van atomen om de tijd te meten. De frequentie van deze trillingen is constant en onafhankelijk van de omgeving. Hierdoor is de atoomklok heel nauwkeurig.
De meest gebruikte atoomklok is gebaseerd op het scheikundig element Cesium.
1 sec is 9.192.630.770 trilling in een Cesium atoom.
Dagen en seizoenen
Beantwoord de volgende vragen.
Opdracht 4
Aardlagen
Geologen weten veel van de aardkorst. Samen met paleontologen onderzoeken zij de geschiedenis van de aarde en van het leven op aarde.
Als fossielen in twee verschillende aardlagen erg op elkaar lijken, mag je aannemen dat die aardlagen even oud zijn.
Bekijk de figuren 1 en 2 en beantwoord de vragen.
Stap 3: De eerste cellen
Opdracht 1
De eerste cellen
Ongeveer een miljard jaar na het ontstaan van de aarde ontstonden de eerste eencelligen. Cellen zijn de bouwstenen van alle levende wezens. Men weet natuurlijk niet precies wanneer en hoe dat gebeurde. Door de energie van bliksemflitsen en zonlicht reageerden chemische stoffen uit de oer-oceaan met elkaar. Ongeveer 600 miljoen jaar geleden ontstonden algen en de eerste meercelligen.
Bekijk het filmpje ‘Hoe is de eerste cel ontstaan?’ en beantwoord daarna de vraag.
★ Opdracht 2
In het Cambrium (ongeveer 500 miljoen jaar geleden) begon de ontwikkeling van het leven in de zee pas goed. Vanaf dat moment ontstonden steeds meer ontwikkelde levensvormen.
Om aan te geven dat elk leven ontstond uit levensvormen die er al waren, wordt vaak het model van een boom gebruikt. Deze ‘tree of life’ geeft aan in welke volgorde de verschillende levensvormen ontstonden. Ook kun je er in zien welke soorten nauw verwant zijn aan elkaar. De geleidelijke ontwikkeling van het leven uit eerdere levensvormen noem je evolutie.
Van eencelligen tot mens
Van de eerste eencelligen naar de familie van ‘mensachtigen’ waar jij toe behoort, is een enorme stap in de tijd.
Kijk maar eens naar deze animatie
Let op: er komen veel namen in voor. Daar hoef je niet op te letten, let vooral op de vormen.
De eerste mensachtigen ontstonden 4 miljoen jaar geleden.
Bekijk onderstaande figuur en beantwoord hiermee de vraag.
Opdracht 3
De eerste mensen
Hoe zijn de eerste mensen ontstaan? Bekijk hierover een fragment uit het Klokhuis.
Maak daarna viertallen.
Elk groepslid zoekt informatie over een van de mensachtigen die zijn genoemd in het filmpje, namelijk:
australopithecus
erectus
neanderthaler
sapiens
Zoek van elke groep op:
tenminste drie kenmerken van de lichaamsbouw
het leefgebied
de tijd waarin ze leefden
de manier van voortbewegen.
Vergelijk je gegevens met klasgenoten uit ander groepjes die dezelfde mensachtige hebben onderzocht.
Presenteer je gegevens daarna in je eigen groepje.
Vat alles samen op één A4 of maak met een of enkele dia’s een overzicht in PowerPoint.
Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.
Opdracht 4
Afstamming zichtbaar maken
Je hoort wel eens dat mensen afstammen van de mensapen, bijvoorbeeld van de chimpansee.
Is die bewering juist?
Bekijk de figuur en beantwoord de vragen.
Stap 4: Stambomen
Opdracht 1
Stambomen
In de geschiedenis van de aarde zijn ook steeds soorten uitgestorven en vaak ging dat schoksgewijs. Er zijn enkele momenten van massaal uitsterven bekend. 250 miljoen jaar geleden stierf 95% van alle in zee levende soorten uit. De laatste keer dat soorten massaal uitstierven is ongeveer 65 miljoen jaar geleden. Toen stierven binnen een relatief zeer korte tijd plotseling zeer veel dinosauriërs.
Waardoor zoveel soorten tegelijk verdwenen is niet bekend. Meteorietinslagen en klimaatveranderingen zijn het meest waarschijnlijk.
Ook nu sterven voortdurend soorten uit; helaas meestal door activiteiten van mensen.
Vertakkingen
Opdracht 2
Meer stambomen
Haaien zijn gewervelde dieren.
In de afbeelding zie je een stamboom die de afstamming van de verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft volgens de evolutietheorie. Je ziet ook de tijd waarin die evolutie zich afspeelde.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De volgende oefeningen gaan over het uitsterven van organismen.
Stap 5: Hoe werkt evolutie?
Opdracht 1
Hoe komt het dat er in de geschiedenis van de aarde steeds andere levensvormen zijn ontstaan? Waardoor zijn deze steeds een beetje ingewikkelder gebouwd?
Geologen en paleontologen waren er sinds 1800 van overtuigd dat er al heel lang leven op aarde was. Ze hadden ook ontdekt dat het leven steeds veranderde en dat er ook soorten waren verdwenen.
De Engelse onderzoeker Charles Darwin (1809-1892) dacht na over de vraag waardoor soorten veranderen en hoe het komt dat sommige soorten overleven en andere niet. Hij bracht veel tijd door bij duivenkwekers en hij zag dat zij bepaalde dieren kozen om mee door te fokken, bijvoorbeeld als ze dieren wilden met een bepaalde kleur. Hij kwam op het idee dat de natuur op dezelfde manier werkt: de natuur selecteert.
Je weet nu dat in de loop van de evolutie er steeds nieuwe soorten zijn ontstaan, maar hoe werkt evolutie?
Alle individuen van een populatie concurreren ook met elkaar, bijvoorbeeld om voedsel of om een nestplaats.
Het kan zijn dat sommige individuen door een mutatie net wat succesvoller zijn. Zij winnen deze concurrentiestrijd en ze krijgen meer nakomelingen.
Individuen met een ongunstige mutatie krijgen minder of misschien zelfs helemaal geen nakomelingen. De succesvolle individuen geven de gunstige mutatie dus door aan de volgende generatie. De natuur selecteert dus steeds de beste individuen uit een groep.
Genotype en fenotype
Het genotype en het fenotype hebben beide te maken met erfelijkheid. Het genotype is hoe een bepaalde eigenschap in het DNA staat, bijvoorbeeld of je blauwe of bruine ogen hebt, krullend haar of steil haar.
Het fenotype is hoe je eruit ziet, maar is ook afhankelijk van omgevingsfactoren. Je kan bijvoorbeeld genetisch krullend haar hebben, maar het steil maken met de stijltang. Het fenotype is dus het genetype + invloeden van de omgeving.
Genotype = alle erfelijke informatie (DNA)
Fenotype = uiterlijke eigenschappen
★ Opdracht 3
In tweetallen.
Eerst beantwoorden jullie de vragen en daarna vergelijken en bespreken jullie elkaars antwoorden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Maak met je docent afspraken over de uitvoering van het onderzoek en de manier waarop de opdracht wordt beoordeeld.
Overleg met je docent of je jullie waarnemingen gaat delen om het onderzoek naar evolutie bij slakken te helpen.
Meer informatie over het delen van je waarnemingen vind je op deze site.
Duurt evolutie altijd miljoenen jaren? Nee, evolutie kan heel snel gaan.
De slakken die in de IJsselmeerpolders voorkomen, kunnen niet ouder zijn dan de polders zelf. De polders konden daarom dus dienst doen als een “natuurlijk laboratorium” voor slakkenevolutie.
Slakken worden door vogels gegeten. In het bos is een donkere kleur voordelig, in grasland kun je als slak beter wat lichter van kleur zijn. Onderzoek toonde aan dat slakken in het bos inderdaad meestal donkerder van kleur waren dan in grasland, maar ook dat het verschil sterker werd naarmate de polder ouder was.
De grootste verschillen waren te vinden in de Wieringermeer, die is drooggelegd in 1930. De minst opvallende verschillen nam hij waar in Zuidelijk Flevoland, daterend uit 1968.”
In deze slotopdracht maak je samen met je klasgenoten een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen van de geschiedenis van de aarde.
Op de website Geologie van Nederland vind je informatie over de 19 belangrijkste geologische periodes.
Verdiep je in een van deze periodes. Wanneer er meer dan 19 leerlingen zijn, dan kun je ook een van de negen onderwerpen kiezen die midden op de homepagina staan.
Maak van jouw periode een poster op A4-formaat waarop je laat zien:
de naam van de periode en hoe lang het geleden is;
welke planten en dieren er toen in Nederland voorkwamen;
hoe de planten- en dierenwereld er op aarde in die periode uit zag.
Zorg dat de informatie zo duidelijk is dat de perioden goed met elkaar vergeleken kunnen worden.
Je kunt ook in de klas een vaste indeling van de posters afspreken.
De andere leerlingen maken op dezelfde manier een poster over hun periode.
Wanneer iedereen de poster klaar heeft, hang je ze in de juiste volgorde in de klas op, zodat een tijdlijn ontstaat.
Voeg de extra onderwerpen er op de juiste plaats tussen.
Ook de skeletten uit Stap 1 opdracht 7 en de informatie over de mens uit Stap 3 opdracht 4, kun je nu op de juiste plek hangen.
Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.
Het arrangement Blok: Geschiedenis van het leven - hv123 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit blok hoort bij het thema 'Materie, tijd en ruimte', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Mens en Natuur voor niveau hv123. In dit blok ga je aan de hand van verschillende opdrachten in op de evolutie van leven op aarde en de ontwikkeling van verschillende soorten door de tijd heen. Je leert over variatie in erfelijk materiaal en mutaties, natuurlijke selectie en de evolutietheorie van Charles Darwin. Ook leer je geologische tijdvakken noemen en leer je hoe de afstamming van een soort in een figuur kan worden weergegeven.
Wanneer je alle opdrachten hebt doorlopen kan je het blok gaan afsluiten. Je maakt samen met je klasgenoten een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen van de geschiedenis van de aarde. Succes!
Leerniveau
VWO 2;
HAVO 1;
VWO 1;
HAVO 3;
VWO 3;
HAVO 2;
Leerinhoud en doelen
Reproductie en evolutie;
Biologie;
Mens en natuur;
Evolutie;
Ontstaan van heelal, aarde en leven;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Studiebelasting
6 uur en 0 minuten
Trefwoorden
arrangeerbaar, charles darwin, evolutie, geologie, hv123, materie tijd en ruimte, mens en natuur, mutatie, natuurlijke selectie, stercollectie
Dit blok hoort bij het thema 'Materie, tijd en ruimte', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Mens en Natuur voor niveau hv123. In dit blok ga je aan de hand van verschillende opdrachten in op de evolutie van leven op aarde en de ontwikkeling van verschillende soorten door de tijd heen. Je leert over variatie in erfelijk materiaal en mutaties, natuurlijke selectie en de evolutietheorie van Charles Darwin. Ook leer je geologische tijdvakken noemen en leer je hoe de afstamming van een soort in een figuur kan worden weergegeven.
Wanneer je alle opdrachten hebt doorlopen kan je het blok gaan afsluiten. Je maakt samen met je klasgenoten een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen van de geschiedenis van de aarde. Succes!
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Stambomen
Voorbeelden van evolutie
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.