Opdracht 2

Alle individuen van een populatie concurreren ook met elkaar, bijvoorbeeld om voedsel of om een nestplaats.
Het kan zijn dat sommige individuen door een mutatie net wat succesvoller zijn. Zij winnen deze concurrentiestrijd en ze krijgen meer nakomelingen.

Individuen met een ongunstige mutatie krijgen minder of misschien zelfs helemaal geen nakomelingen. De succesvolle individuen geven de gunstige mutatie dus door aan de volgende generatie. De natuur selecteert dus steeds de beste individuen uit een groep.

Genotype en fenotype

Het genotype en het fenotype hebben beide te maken met erfelijkheid. Het genotype is hoe een bepaalde eigenschap in het DNA staat, bijvoorbeeld of je blauwe of bruine ogen hebt, krullend haar of steil haar.
Het fenotype is hoe je eruit ziet, maar is ook afhankelijk van omgevingsfactoren. Je kan bijvoorbeeld genetisch krullend haar hebben, maar het steil maken met de stijltang. Het fenotype is dus het genetype + invloeden van de omgeving.

Genotype = alle erfelijke informatie (DNA)
Fenotype = uiterlijke eigenschappen