kan ik belangrijke gebeurtenissen die betrekking hebben op de EU in de juiste volgorde plaatsen.
kan ik voorbeelden geven van de invloed van de EU als ik op vakantie ga
kan ik de volgende begrippen in een andere context plaatsen; EU, open grenzen, zachte grenzen, harde grenzen, klimaat en cultuur
kan ik de volgende begrippen in eigen woorden omschrijven; import, export, wederuivoer/doorvoer, internationale concurrentiepositie, open en gesloten economie, import quote en export quote, internationale arbeidsverdeling.
kan ik voorbeelden geven van de ruimtelijke gevolgen van schaalvergoting en transport.
kan ik de toenemende mobiliteit in nederland verklaren.
kan ik de betekenis beschrijven van de EU voor de inwoners van Europa op het gebied van welvaart.
kan ik beschijven hoe de grenzen veranderen.
kan ik het begrip natuurlijke grondstoffen omschrijven
kan ik de 4 vormen van milieuvervuiling noemen en herkennen; lucht-water-bodem en horizonvervuiling
kan ik uitleggen wat het verschil is tussen vervuiling, aantasting en uitputting
Planning
Je gaat aan de slag met het thema 'Nederland en de EU'. Dit thema bevat 3 opdrachten en de afsluiting.
Je gaat als eerste bezig met de opdracht 'wat merk jij in het dagelijks leven van de EU'; in die opdracht kijk je naar de invloed van de EU op jouw dagelijkse leven..
Ook is er een opdracht over de invloed van de EU op onze economie.
Je leert bijvoorbeeld wat wordt bedoeld met de '"handelsbarrieres' en "open grenzen".
Het thema rond je af met het maken van een poster met als titel "ik en de EU"
Genoeg te doen dus. Aan de slag!
Planning
De module 'Nederland en de EU" bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel
Tijd
Eindproduct
Inleiding
0,2 lesuur
-
Opdracht: jij en de EU
4 lesuren
Foto en Reisfolder
Opdracht handel en grenzen
3 lesuren
Mini p.p. presenttie
Opdracht onwikkelingsgebiden en ontwikkeling
3 lesuren
product naar keuze
eindtoets
1 lesuur
Totaal
12 lesuren
lesweek 20-22 27 jan tot 14 febr.
Werkplan
Het thema De EU bestudeer je door 3 opdrachten en de afsluiting te maken. In iedere opdracht wordt een ander aspect van de EU belicht.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt. Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.
Download op it's learning je eigen werkplan.
Jij en de EU
Vooraf
Leerdoel
Ik kan belangrijke gebeurtenissen die betrekking hebben op de EU in de juiste volgorde plaatsen.
Ik kan voorbeelden geven van de invloed van de EU als ik op vakantie ga.
Eindproduct
Aan het einde van deze opdracht maak je een reisfolder
met als titel 'mijn vakantiebestemming binnen de EU"
In de reisfolder staan afbeeldingen en informatie die passen bij de invloed van de EU als je op vakantie gaat.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Samen
Filmpje kijken over de geschidenis van de EU en kaartjes leggen. foto inleveren.
Stap 2
Samen
opdrachten maken mbt de vakntiebestemming
Stap 3
Samen
reisfolder maken
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 4 uur nodig.
Stap 1
Bij deze opdracht ga je een filmpje kijken over de geschiedenis van de EU. Daarna ga je kaartjes bij elkaar zoeken die betrekking hebben op de geschiedenis van de EU. Bekijk nu eerst het filmpje.
Klik op het filmpje hieronder.
Vraag het kaartspel aan je docent en probeer ze in de juiste volgorde te leggen. Als je de juiste kaartjes bij elkaar hebt gezocht dan maak je er een foto van en lever je die in op de onderstaande link in it's learning.
Je gaat in deze opdracht een reisfolder maken voor een vakantiebestemming binnen de EU. Je moet dat zorgvuldig voorbereiden en tenslotte moet er een aantrekkelijke folder geproduceerd worden. Je gaat eerst allerlei opdrachten maken en daarna verwerk je de antwoorden in je reisfolder. Eerste wat je moet doen is natuurlijk een reisbestemming binnen de EU kiezen. Tip! Je kunt natuurlijk een vakantiebestemming kiezen waar je dit jaar naartoe gaat of waar je al eens bent geweest.
Hieronder staan 15 vragen die je gaat beantwoorden. Deze verwerk je in een wordbestand en je gebruikt de antwoorden later om je reisfolder te maken.
Lever je word-bestand met de antwoorden in op it's learning. (tip! vergeet niet af te vinken op je werkplan)
1.Je gaat natuurlijk als eerste een vakantiebestemming kiezen binnen Europa. Schrijf op welke vakantiebestemming het is geworden.
2. Nu ga je de absolute afstand (in een rechte lijn) berekenen tussen je woonplaats en je gekozen vakantiebestemming. Als je het moeilijk vindt kun je nog even het filmpje belijken of de docent vragen.
3. We gaan ervan uit dat je met de auto naar je vakantiestemming gaat en dat je gemiddeld 80 km per uur rijdt. Bereken nu de relatieve afstand. Oftewel hoelang doe je over de reis?
4. Als je op vakantie bent moet je ergens verblijven. Zoek 4 verblijfsmogelijkheden op voor jou vakantiebestemming. Geef aan wat ze kosten en waar jij voor zou kiezen en als laatste waarom je er voor kiest.
5. Noteer wat er allemaal te zien is bij je vakantiebestemming. Denk daarbij aan monumenten, kastelen, museums of andere bezienswaardigheden.
6. Is er een natuurgebied in de omgeving om sportieve activiteiten te doen, zoals skiën of snowboarden in de winter, en zomeractiviteiten zoals wandelen, mountainbiken, klimmen, abseilen, raften, kanoën, zwemmen, etc.
7. Zoek op wat de koers is van de muntsoort, als je bestemming een NIET-EURO-land is en wat krijg je voor €1,- €10,- en €100,-
8. Als het wel een euro land is vergelijk dan wat de prijs van een big mac (mcdonalds) is in vergelijking met de prijs in Nederland.
Bij de volgende vragen moet je de bosatlas gebruiken. Bij de vragen staat vermeld welk kaartblad je nodig hebt.
9. Wat voor klimaat heeft je vakantiebestemming? (Grote Bosatlas kaartblad 79A)
10. Geef aan voor je vakantiebestemming wat de temperatuur is in januari en juli en de hoeveelheid neerslag in januari en juli.(Grote Bosatlas kaartblad 78B en 78C)
11. Leg in eigen woorden uit wat koopkracht betekent?
12. Check voor je vakantiebestemming de koopkracht in vergelijking met het Europees gemiddelde. Geef aan of je vakantiebestemming onder, boven of gelijk is aan de gemiddelde koopkracht in Europa.(Grote bosatlas kaartblad 88D)
13. Zoals je weet kun je op meerdere manieren de ontwikkeling van een gebied bepalen. Je kunt bijvoorbeeld ook kijken naar het alfabetisme/analfabetisme. Geef aan hoe je vakantiebestemming scoort op analfabetisme ( Grote bosatlas kaartblad 79E)
14. Leg in je eigen woorden uit wat welvaart betekent?
15. Wat kun je zeggen over de welvaart in je vakantiebestemming. Omschrijf of dit beter, minder of gelijk is aan nederland? Leg uit waarom je voor dit antwoord hebt gekozen.
Lever je word-bestand met de antwoorden in op it's learning. (tip! vergeet niet af te vinken op je werkplan)
Stap 3
Reisfolder.
Kijk in de gereedschapskist hoe je een folder maakt.
Gebruik de antwoorden op de opdrachten van stap 2 om je reisfolder te vullen. Zoek er zelf plaatjes bij.Je moet de reisfolder of brochure digitaal maken en inleveren op it's learning. De beoordelingscriteria zijn bekend.
Hier nog een link naar filmpjes waar ze uitleggen hoe je een reisfolder of brochure zou kunnen maken.
Klaar?
Laat jullie reisfolder beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt onder gekeken naar de volgende vragen:
Komen de antwoorden op de vragen in de reisfolder terug?
Zijn in de reisfolder tekst en beeld goed gecombineerd?
Is de reisfolder origineel?
Is de reisfolder met zorg gemaakt?
kijk op its learning voor het beoordelingsformulier.
begrippenlijst
absolute afstand
relatieve afstand
koopkracht
welvaart
klimaat
wisselkoers
analfabetisme
Handel en grenzen
Vooraf
Leerdoelen:
Aan het eind van deze opdracht kun je:
de volgende begrippen in je eigen woorden omschrijven; import, export, wederuivoer/doorvoer, internationale concurrentiepositie, open en gesloten economie, import quote en export quote, internationale arbeidsverdeling.
de volgende begrippen in een andere context plaatsten; EU, open grenzen, zachte grenzen, klimaat en cultuur
voorbeelden geven van de ruimtelijke gevolgen van schaalvergoting en transport
de toenemende mobiliteit in Nederland verklaren
de betekenis beschrijven van de EU voor de inwomers van europa op het gebied van welvaart
beschijven hoe de grenzen veranderen..
de volgende begrippen in eigen woorden omschrijven; import, export, wederuitvoer/doorvoer, open economie, gesloten economie, internationale concurrentiepositie, importquote, exportquote, internationale arbdeidsverdeling
Eindproduct:
Aan het einde van dit thema heb je een mini powerpoint presentatie gemaakt. Bekijk het beoordelingsformulier op it's learning waaraan de mini powerpoint moet voldoen..
Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Check het beoordelingsformulier in its learning. Bij de beoordeling wordt onder andere gelet op::
de inhoud: het eindproduct laat zien dat er duidelijke relatie is tussen economie en milieu.
de vorm: het eindproduct origineel is en met zorg gemaakt is.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
samen
Video bekijken en vragen beantwoorden.
Stap 2
samen
Vragen beantwoorden over handel en grenzen
Stap 3
samen
maak een mini pp.
Benodigdheden
Het materiaal dat je bij deze opdracht nodig hebt hangt af van je eindproduct.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 3 uur nodig.
Stap 1
Je gaat het filmpje kijken en er wat vragen over beantwoorden. Noteer de antwoorden van stap 1 in een wordbestand en lever het in via it's learning.
1. 0;28 De spreker heeft het over het verlaten van het Verenigd Koninkrijk van de EU. Hoe wordt dit verlaten ook wel genoemd?
2. 0:45 De spreker heeft het over de migratiegolf/migratiecrisis. kun je wat voor beelden noemen hoe we hier in Nederland met de migratiegolf te maken hebben.
3. 2;26 de spreker heeft het over Donald Trump. Hij wil importtarieven op Nederlandse kaas en Duitste auto's. Waarom zou hij dat willen?
Stap 2
Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen. Noteer de antwoorden van stap 2 in het wordbestand en lever deze in via it's learning
Verschillende soorten grenzen.
Grenzen zijn overal en iedereen krijgt dagelijks met grenzen te maken. Een ander woord voor grens is scheidingslijn. Het bekendste voorbeeld is de landsgrens, die twee landen van elkaar scheidt. Maar denk ook eens aan de boomgrens op bergen, waarboven geen bomen meer kunnen groeien. Of een taalgrens, waar mensen aan beide zijden een andere taal spreken.
● Er zijn grenzen die door de werking van de natuur zijn ontstaan, bijvoorbeeld een bergrug of een rivier. Dit zijn natuurlijke grenzen.
● Andere grenzen zijn door mensen bedacht. Dat zijn kunstmatige grenzen. Soms vallen natuurlijke en kunstmatige grenzen samen, bijvoorbeeld wanneer een rivier de grens vormt tussen twee landen.
● Grenzen kunnen open (zacht) of gesloten (hard) zijn. Harde grenzen of gesloten grenzenzijn moeilijk te passeren en kunnen dienen als bescherming. Harde grenzen liggen vast en zijn duidelijk zichtbaar. Oude stadsmuren en de paspoortcontrole op een vliegveld zijn voorbeelden van harde grenzen.
● Andere grenzen zijn juist onzichtbaar en daarom vaak ook makkelijk over te steken, zoals de grens tussen de provincies Utrecht en Gelderland. Dit zijn zachte grenzen of open grenzen.
Ontgrezing.
Grenzen kunnen ook vervagen of zelfs helemaal verdwijnen. Tegenwoordig kun je bijvoorbeeld zonder problemen vanuit Nederland naar Duitsland of België rijden. Je wordt niet tegengehouden bij de grens. Twintig jaar geleden was dat nog ondenkbaar. Overal waren grensposten en je paspoort werd gecontroleerd. Als grenzen vervagen of zelfs geheel verdwijnen is er sprake van ontgrenzing.
Nadelen van open grenzen
Vroeger waren er gesloten grenzen en werd er streng gecontroleerd op wat en wie er het land binnen kwam. Tegenwoordig zijn er open grenzen. Dat heeft voordelen, maar ook nadelen.
● Overlast en criminaliteit kunnen toenemen. In Nederland worden bijvoorbeeld drugs legaal verkocht in coffeeshops, in onze buurlanden is dat niet toegestaan. Belgen komen daarom naar Nederland om drugs te kopen en deze mee te nemen naar België. Maar de export van drugs is verboden. Door samen te werken proberen Nederland en België de problemen rondom het grensoverschrijdend drugstoerisme op te lossen.
● Winkeliers krijgen, vooral in de grensgebieden, meer concurrentie uit buurlanden. Bijvoorbeeld als de prijs van producten in het buurland lager ligt. Ook op de arbeidsmarkt is er meer concurrentie gekomen.
1. Wat is een ander woord voor grens?
2. Welke voorbeelden van grenzen worden in de tekst genoemd?
3. Bedenk zelf nog twee andere soorten grenzen.
4. Met welke grens heb jij vandaag te maken?
5. Bekijk de onderstaande foto van de chinese muur, wat voor soort grens is de chinese muur?
6. Bekijk onderstaande foto en leg uit wat deze voor de handel kan betekenen. Gebruik in je antwoord minstens 5 begrippen uit de begrippenlijst.
7 Welke twee grenzen zijn in Europa verdwenen tussen 1989 en nu, kijk ook naar onderstaande foto's?
8 Bekijk de onderstaande foto's en leg uit waarom open grenzen ook voor nadelen kunnen zorgen.
foto1
foto 2
Stap 3
Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen. Noteer de antwoorden van stap 3 in het wordbestand en lever deze in via it's learning
Internationale handel
Export
Het verkopen van producten of diensten aan het buitenland
In ruil daarvoor komt er geld het land binnen.
Waarom exporteert Nederland?
Het levert Nederland geld op
Het levert Nederland werkgelegenheid op (mensen met een inkomen geven geld uit)
Nederland is te klein (te kleine afzetmarkt)
Import
Het kopen van goederen en diensten van het buitenland
In ruil daarvoor gaat er geld naar het buitenland
Waarom importeert Nederland?
Klimaat in ongeschikt
Grondstoffen zijn er niet of te weinig
Producten zijn goedkoper of betere kwaliteit
Meer keuze voor de consumenten
Wederuitvoer (doorvoer)
Producten worden ingevoerd (geïmporteerd) bewerkt en opgeslagen daarna geëxporteerd.
Nederland is zeer geschikt als doorvoerland omdat Nederland de beschikking heeft oven de Rotterdamse haven.
Als je wilt bepalen hoe belangrijk de internationale handel voor een land is dan bereken je de importquote en de exportquote. Hoe hoger deze percentages hoe belangrijker de internationale handel voor een land is.
Formules :
Importquote = totale invoerwaarde : nationaal inkomen X 100 = ………..%
Exportquote = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen X 100 = ………..%
Voorbeeld :
Nederland heeft in een bepaald jaar een nationaal inkomen van € 680 miljard. De totale invoerwaarde is € 485 miljard. De totale waarde van de geëxporteerde goederen en
diensten is € 540 miljard. Bereken de importquote en de exportquote
Uitwerking:
Importquote = 485 : 680 x 100 = 71,3%
Exportquote = 540 : 680 X 100 = 79,4%
Toelichting op de begrippen:
Nationaal inkomen = alle inkomens van alle inwoners van een land bij elkaar opgeteld (BNP)
Invoerwaarde = importwaarde = waarde ( in euro’s of dollars) van alle geïmporteerde goederen en diensten
Uitvoerwaarde = exportwaarde = waarde (in euro’s of dollars ) van alle geëxporteerde goederen.
Aan de hoge importquote en exportquote kun je zien dat Nederland afhankelijk is van de internationale handel. Dat betekent dat Nederland een open economie heeft.
Landen met een lage importquote en exportquote hebben een gesloten economie.
Zoals je in thema 1 hebt geleerd is de internationale handel van groot belang voor de welvaart in Nederland. Daarom is het nodig dat Nederland een aantrekkelijke handelspartner is voor andere landen. We moeten er dan voor zorgen dat Nederlandse bedrijven producten van goede kwaliteit leveren tegen een aantrekkelijke prijs. Als dat lukt, hebben we een sterkte internationale concurrentiepositie. De internationale concurrentiepositie geeft aan in hoeverre een land in stat is om beter en /of goedkoper te produceren dan andere landen.
Vragen bij bovenstaande tekst
1. Geef bij de zinnen a t/m e aan of het om Import of export gaat.
a. Een Nederlandse supermarktketen koopt sinaasappelen in Spanje
b. Een Nederlandse tuinder verkoopt 3 ton tomaten aan een Duits bedrijf die er tomatenketchup van maakt.
c. Een Engelse toerist slaapt in een Amsterdams hotel
d. Een Nederlands bouwbedrijf krijgt een opdracht om een brug te bouwen in het Midden-Oosten.
e. Je gaat met je familie een weekje op vakantie in Zwitserland
2. Bekijk de plaatjes van importproducten. geef per product aan wat de reden van import is.
3. Leg uit waarom Nederland ten opzichte van Polen zeer geschikt is al wederuitvoer land?
4. De volgende gegevens zijn bekend:
Land A
Land B
Importquote = 15%
Importquote = 60,9%
Exportquote = 20,5%
Exportquote = 73,2%
Leg in je eigen woorden uit waarom Land A een meer gesloten economie heeft dan land B.
Rekenvragen bij thema 2
5. In een jaar exporteerde Nederland voor in totaal € 348 miljard aan goederen en diensten. Daarvan was € 267 miljard wederuitvoer.
a. Bereken hoeveel procent van de totale export uit wederuitvoer bestond?
b, Bereken hoeveel procent van de totale export uit Nederlandse producten bestond?
6. De cijfers in onderstaande tabel zijn van een Europees land. Bereken de import en de exportquote van dit land.
Nationaal inkomen
420 miljard
Invoerwaarde
323 miljard
Uitvoerwaarde
392 miljard
7. Het nationaal inkomen van Duitsland bedraagt in een jaar €2.400 miljard. De totale invoerwaarde van Duitsland in dat jaar is € 1.650 miljard. De totale uitvoerwaarde is € 1.940 miljard.
Bereken voor Duitsland de importquote en de exportquote.
Stap 4
Eindproduct
Check op it's learning het beoordelingsformulier mini powerpoint. Dan weet je waar jouw powerpoint aan moet voldoen.
Ter afsluiting van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een mini powerpoint over grenzen en handel.
Zorg dat je de begrippen uit de begrippenlijst verwerkt in je mini powerpoint.
TIP! Gebruik 2 begrippen per dia. Zoek bij elk begrip een passend plaatje en zet begrippen bij elkaar die iets met elkaar te maken hebben, zorg dat de relatie (dus wat ze met elkaar te maken hebben) naar voren komt in je mini powerpoint. Hieronder een voorbeeld. Hier zie je een grafiek van de toegenomen mobiliteit gekoppeld aan het gevolg: meer files. Je mag er natuurlijk ook een stukje tekst bij doen.
Check op it's learning het beoordelingsformulier mini powerpoint. Dan weet je waar jouw powerpoint aan moet voldoen.
Het produceren van goederen en diensten kan allerlei nadelige gevolgen voor het milieu hebben.
Immers voor het maken van producten zijn grondstoffen nodig en het winnen van grondstoffen kan slecht zijn voor het milieu.
En ook het maken van producten kan slecht zijn voor het milieu; er kunnen allerlei vormen van milieuvervuiling optreden.
Maak de volgende opdracht. Dan zie je hoe het produceren van voedsel belastend kan zijn voor het milieu.
plan
Aan het eind van deze opdracht kun je:
het begrip natuurlijke grondstoffen omschrijven.
vier verschillende vormen van milieuvervuiling noemen: luchtvervuiling, watervervuiling, bodemvervuiling en horizonvervuiling.
uitleggen wat het verschil is tussen vervuiling, aantasting en uitputting.
Het arrangement Thema: "ik en de EU" is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Dennis Verver
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-02-15 15:00:51
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Het thema 'Duurzaamheid' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.
Fair Use
In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Aan het eind van het thema:
kun je verschillende milieuvraagstukken beschrijven.
kun je voorspellen welke milieuvraagstukken zich in de toekomst mogelijk voor zullen doen.
kun je je eigen milieugebruiksruimte beschrijven en vergelijken met die van anderen.
kun je het verband tussen welvaart en milieugebruiksruimte toelichten.
kun je de draagkracht in relatie tot bevolkingsgroei omschrijven.
kun je voorbeelden van duurzaam energiegebruik omschrijven.
kun je de gevolgen van het broeikaseffect voor de mens in verschillende gebieden omschrijven.
Leerniveau
VWO 2;
HAVO 1;
VWO 1;
HAVO 2;
Leerinhoud en doelen
Natuurlijke hulpbronnen en bronnen van energie;
Broeikaseffect;
Milieu;
Draagkracht [vervallen na 2014];
Milieugebruiksruimte als maatstaf voor duurzaamheid;
Aardrijkskunde;
Ecologische voetafdruk/draagkracht en natuur;
Ecosystemen;
Duurzaamheid;
Aan het eind van het thema:
kun je verschillende milieuvraagstukken beschrijven.
kun je voorspellen welke milieuvraagstukken zich in de toekomst mogelijk voor zullen doen.
kun je je eigen milieugebruiksruimte beschrijven en vergelijken met die van anderen.
kun je het verband tussen welvaart en milieugebruiksruimte toelichten.
kun je de draagkracht in relatie tot bevolkingsgroei omschrijven.
kun je voorbeelden van duurzaam energiegebruik omschrijven.
kun je de gevolgen van het broeikaseffect voor de mens in verschillende gebieden omschrijven.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oefentoets thema Europa
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.