De tijd van het feodalisme en hofstelsel

Inleiding

Thema

Tijdvak 3 is de tijd van monniken en ridders.
Dit tijdvak wordt ook wel de vroege Middeleeuwen genoemd.
Het tijdvak begint in 476 na de val van het West- Romeinse Rijk.
Het duurt tot ongeveer het jaar 1000.

In deze periode werden het christendom en de islam verspreid. Daarover hebben we het in de lessen levensbeschouwing gehad.
De maatschappij was een standenmaatschappij: de bevolking was verdeeld in verschillende groepen. Over deze onderwerpen ga je een aantal opdrachten over maken.


Genoeg te doen. Aan de slag!

Leerdoelen

Leerdoelen
Aan het eind van dit thema kun je:

  • de agrarische samenleving beschrijven aan de hand van het hofstelsel en het verschijnsel horigheid.
  • het feodale stelsel beschrijven.
  • beschrijven hoe en waarom terpen ontstonden.

Eindopdracht
Elke onderdeel van dit tijdvak sluit je af met het maken van een product.
Als je alle eindproducten van Tijdvak 3 hebt gemaakt, is het tijd voor de eindopdracht
van het gehele Tijdvak.

Planning

Planning

 

Tijdvak 3 bestaat uit de volgende onderdelen:

 

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Opdracht: Hofstelsel 2,5 lesuren Tekening/Collage
Opdracht: Feodalisme 2,5 lesuren Piramide
Opdracht: Terpen 2,5 lesuren Folder
Extra: Karel ende Elegast Alleen als je tijd over hebt Ingevuld werkblad
Afsluiting 2 lesuren Kwartet
Totaal 10 lesuren  

Hofstelsel

Leerdoelen + eindproduct

Leerdoelen
In deze opdracht gaat het over het hofstelsel. Dat is de manier waarop een landgoed in de Middeleeuwen werd beheerd. Belangrijke begrippen die bij het hofstelsel horen zijn: vroonland, hoeveland en horige.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen dat de periode na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 n. Chr. de Middeleeuwen wordt genoemd.
  • uitleggen waarom de steden uit de tijd van de Romeinen verdwenen en waarom de handel in verval raakte.
  • het hofstelsel beschrijven.

Eindproduct
Aan het eind van de opdracht maak je een tekening of collage.
Met behulp van de tekening/collage leg je uit hoe het hofstelsel werkt.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Kennisbank 'Hofstelsel' bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Opdracht 'Hofstelsel' maken.
Stap 3 Alleen Eindproduct: een tekening of collage over het hofstelsel.


Benodigdheden

  • Een computer met internet.
  • Materiaal voor het maken van de tekening.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2,5 lesuur nodig.

Stap 1: Val Romeinse Rijk/begin middeleeuwen

Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het onderdeel over het hofstelsel.

KB: Hofstelsel

Beantwoord daarna de volgende 14 vragen.

  1. In welk jaar kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk en begonnen de middeleeuwen?
    1. 476 n.Chr.
    2. 1464 n.Chr.
  2. Waar of niet waar?
    In het Romeinse Rijk was sprake van internationale handel (handel over lange afstanden).
    1. Waar
    2. Niet waar
  3. Waar of niet waar?
    Na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 n.Chr. trokken veel mensen van het platteland naar de steden.
    1. Waar
    2. Niet waar
  4. Waar of niet waar?
    Na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 n.Chr. legden de Germaanse en Keltische stammen veel nieuwe wegen aan.
    1. Waar
    2. Niet waar
  5. Waar of niet waar?
    Na het wegvallen van het Romeinse bestuur zetten de Kelten het bestuur op dezelfde manier voort.
    1. Waar
    2. Niet waar
  1. Na de val van het West-Romeinse rijk in 476 n. Chr. namen de Germanen de landbouwproductie over. Er veranderde wel wat. Wat was het verschil?
    1. De Romeinen produceerden voor de internationale markt, de Germanen voor de eigen gemeenschap.
    2. De Romeinen produceerden alleen graan. De Germanen gingen naast graan ook groenten verbouwen.
  2. Maak de zin op de juiste manier af.
    Door de afname van de (internationale) handel, ...
    1. werd er minder oorlog gevoerd.
    2. nam de betekenis van het geld af.
  3. Hoe worden de Middeleeuwen ook wel genoemd?
    1. donkere eeuwen
    2. moeilijke eeuwen
  4. Hoe noem je de manier waarop een landgoed in de vroege Middeleeuwen werd beheerd?
    1. feodaal stelsel
    2. hofstelsel
  5. In het hofstelsel bestond het land van een leenheer uit twee delen.
    Op welk deel stond het kasteel of landhuis van de leenheer?
    1. hoeveland
    2. vroonland
  6. In het hofstelsel bestond het land van een leenheer uit twee delen.
    Op welk deel woonden en werkten de horige boeren?
    1. hoeveland
    2. vroonland
  7. Wat wordt bedoeld met 'een boerengemeenschap was zelfvoorzienend'?
    1. Iedere boer pachtte een klein stukje grond van zijn heer.
    2. Bijna alles wat nodig was werd binnen de boerengemeenschap gemaakt.
  8. Waar of niet waar?
    Het verschil tussen een boer en een horige is dat een boer een vrij man is en een horige niet.
    1. Waar
    2. Niet waar
  9. Waar of niet waar?
    De overeenkomst tussen een boer en een horige is dat ze allebei hard moeten werken om zichzelf en hun gezin te onderhouden.
    1. Waar
    2. Niet waar

Alle vragen beantwoord?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie verschillende antwoorden, vraag dan hulp aan de docent.

Stap 2: Hofstelsel

In 476 viel het West-Romeinse Rijk. Vanaf die tijd is er in West-Europa steeds minder geld in omloop. Het gebrek aan geld werd opgevangen door het hofstelsel.

Over boerderijen bij een klooster in Frankrijk zijn de volgende gegevens verzameld:

De mannelijke horigen van deze boerderijen zijn verplicht om twee of drie dagen per week op het land van de abdij te werken. De horigen moeten zesmaal per jaar karrendienst verrichten om wijn naar het klooster te rijden. En de horigen moeten ieder jaar leveren:

  • ± 600 kg gemout graan voor het maken van bier
  • ± 350 kg meel
  • 3 kuikens en 20 eieren.

De bron is een goed voorbeeld van het hofstelsel in de vroege middeleeuwen.

  1. Hoe betaalden de horigen voor het gebruik van de grond van het klooster?
  2. Waarom gebruikte het klooster het hofstelsel om de boerderijen te beheren?
  3. Noem een voordeel voor de horige boeren van het hofstelsel.

Stap 3: Eindproduct - hofstelsel

Als eindproduct van deze opdracht maak je een tekening of collage.
Met behulp van de tekening/collage leg je uit hoe het hofstelsel werkt.
De tekening/collage moet duidelijk maken:

  • in welke periode het hofstelsel de manier was waarop het land werd beheerd.
  • wat het verschil is tussen vroonland en hoeveland.
  • wat het verschil is tussen een boer en een horige.

Je maakt de tekening/collage met zorg en zorgt ervoor dat je hem op tijd klaar hebt. Maak hierover afspraken met je docent.

Beoordeling
Laat de tekening/collage beoordelen door je docent.
Je krijgt een goede beoordeling voor je tekening/collage als:

  • duidelijk is in welke periode het hofstelsel bestond.
  • duidelijk is wat het verschil is tussen vroonland en hoeveland.
  • duidelijk is wat het verschil is tussen een boer en een horige.
  • de tekening/collage met zorg is gemaakt.
  • de tekening/collage op tijd klaar is. Maak afspraken met je docent.

Klaar? Lever je tekening/collage in bij je docent.

Collage maken

Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.

 

Tekening maken

Met een tekening kun je informatie presenteren. Je kunt je tekening eventueel combineren met stukjes tekst. Door je tekening kun je bijvoorbeeld ook laten zien welk standpunt je inneemt en hoe je over iets denkt.

 

Begrippenlijst

Einde West-Romeinse Rijk
Het West-Romeinse rijk eindigde in 476 n.Chr. Germaanse en Keltische stammen kregen de macht en richtten eigen koninkrijken op in het gebied.
Middeleeuwen
Tijdperiode van 500 tot 1500 n.Chr.
De middeleeuwen worden ook wel 'de donkere eeuwen' genoemd.
Horigen en boeren
Op een landgoed leefden en werkten horigen en boeren. Zij moesten verplicht diensten leveren aan hun heer.
Ze moesten een deel van hun oogst aan hem af te staan. In ruil daarvoor kregen ze van de heer bescherming. Horigen moesten toestemming vragen om van het land af te mogen. Boeren waren vrij. Horigen hadden zelf geen lapje grond. Boeren pachtten (huurden) een stukje grond van hun heer.
 
Hofstelsel
In de middeleeuwen waren er grote landgoederen die werden beheerd volgens het hofstelsel. De vorst of koning gaf een stuk land als 'leen' aan een leenheer.
In ruil moest de leenheer de koning beschermen.
Een leenheer liet op zijn land horigen en boeren werken.
Zij beschermden de leenheer en betaalden een deel van hun oogst als belasting.
Vroonland
Op het vroonland stond het kasteel of landgoed.
Vanaf het vroonland bestuurde de leenman het domein of landgoed. Het vroonland bestond uit bouwland, weideland en onontgonnen gebieden.
Hoeveland
Het hoeveland bestond uit landbouwgrond.
Op het hoeveland woonden en werkten de horigen en boeren.

Feodalisme

Leerdoelen + eindproduct

Leerdoelen
In de tijd van monniken en ridders (de Middeleeuwen) was er een standenmaatschappij. De bevolking was verdeeld in verschillende groepen.
Die hadden elk hun eigen rechten en plichten.

In deze opdracht onderzoek je deze standenmaatschappij.
Je kijkt vooral naar één kenmerk van de standenmaatschappij:
het feodalisme of het feodale leenstelsel.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • omschrijven hoe het feodale leenstelsel werkte.
  • uitleggen dat het leenstelsel de basis van het bestuur vormde.

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het maken van een piramide.
Met de piramide maak je duidelijk hoe de feodale verhoudingen werkten.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Kennisbank 'Feodalisme' bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Opdracht 'Rechten' maken.
Stap 3 Alleen Toets 'Feodalisme' maken.
Stap 4 Alleen Eindproduct: De verhoudingen in het feodalisme duidelijk maken in de vorm van een piramide.


Benodigdheden
Materiaal voor het maken van je eindproduct.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2,5 lesuren nodig.

 

 

Stap 1: Het feodalisme

Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het volgende onderdeel:

KB: Feodalisme

Beantwoord daarna de volgende elf vragen.

  1. In de Middeleeuwen was er een standenmaatschappij.
    Welke stand hield zich bezig met het bestuur?
    1. Geestelijken (eerste stand).
    2. Adel (tweede stand).
  2. Waar had de koning de adel (krijgsmannen) nog meer voor nodig?
    1. Voor het bouwen van kastelen en het houden van riddertournooien.
    2. Voor de verdediging van het koninkrijk en het veroveren van nieuw gebied.
  3. Hoe betaalde de koning de krijgsmannen die voor hem vochten?
    1. Met een leen: een stuk grond waarvan zij de opbrengst mochten hebben.
    2. Met een opleiding tot ridder en een wapenuitrusting.
  4. Hoe wordt het systeem genoemd waarbij een leenheer grond in leen geeft aan zijn leenmannen?
    1. Feodale stelsel
    2. Hofstelsel
  5. Wat is een kenmerk van het feodale systeem?
    1. Een edelman krijgt een wapenuitrusting van een leenheer.
      Daarmee kan hij vechten in het leger van de koning.
    2. Een edelman krijgt een stuk land in leen van een leenheer.
      Daarmee kan hij in zijn levensonderhoud voorzien.
  6. Wat was het voordeel voor een leenheer om zijn krijgsheren een stuk land in leen te geven?
    1. Door een stuk land in leen te geven, kon hij rekenen op steun van zijn leenmannen.
    2. Door een stuk land in leen te geven, nam de opbrengst van de grond toe.
  7. De leenheer maakte zijn leenmannen ook belangrijke bestuurders.
    De leenmannen zorgden in hun gebied voor ...
    1. wegen en woningen.
    2. rechtspraak en het innen van belasting.
  8. Waar of niet waar?
    Een leenman was een leenheer voor de achterleenmannen.
    1. Waar
    2. Niet waar
  9. Waar of niet waar?
    Een achterleenman was een leenheer voor de achter-achterleenmannen.
    1. Waar
    2. Niet waar
  10. Waar of niet waar?
    De ridders die vochten in dienst van de koning waren altijd van adel.
    1. Waar
    2. Niet waar
  11. Wat kun je zeggen over de boeren en de horigen in de Middeleeuwen?
    1. Boeren en horigen waren arm en erg afhankelijk van hun heer.
    2. Boeren en horigen werkten vaak voor verschillende heren of verschillende kloosters.

Alle vragen beantwoord?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie verschillende antwoorden, vraag dan hulp aan de docent.

Stap 2: Rechten




In de middeleeuwen waren veel boeren horig aan een kasteelheer.
Deze horige boeren moesten een deel van de oogst afstaan aan hun heer.
En de horige boeren ze mochten het land van de heer niet verlaten.
Horigen hadden behalve plichten ook een recht.

Welk recht hadden ze?

  1. Als ze ziek werden of te oud waren om te werken, hadden ze recht op gratis voeding en verzorging door hun heer.
  2. Bij gevaar van oorlog, plundering of roof, mochten ze veiligheid zoeken binnen de muren van het kasteel van hun heer.
  3. Hadden het recht om hun kinderen tot hun tiende jaar gratis onderwijs te laten volgen op het kasteel van hun heer.

Stap 3: Toets feodalisme

Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets Feodalisme.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Klik op de knop 'Toets' om te beginnen:

 

Toets:Feodalisme

Stap 4: Eindproduct piramide

Het Feodalisme in de middeleeuwen kun je vergelijken met een piramide. In de piramide staat de koning bovenaan. Hij schenkt aan mensen die hij vertrouwt een leen. Dat maakt de vorst tot leenheer. Teken zelf een piramide zoals hiernaast.

Zet de volgende personen op de juiste plek:
Leenheer (vorst) - achterleenman - leenman - boeren en horigen -achterachterleenman.

Geef in de piramide met pijlen aan wie van wie afhankelijk is.
Zoek bij iedere laag in de piramide een passende afbeelding.

Beoordeling
Laat je piramide en afbeeldingen beoordelen door je docent.
Je krijgt een goede beoordeling voor je piramide als:

  • de personen op de juiste plek in de piramide staan.
  • pijlen duidelijk maken wie van wie afhankelijk is.
  • er passende afbeeldingen in je piramide staan.
  • je piramide met zorg gemaakt is.
  • je piramide op tijd klaar is.

Klaar? Lever je piramide in bij je docent.

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Video: Feodale stelsel
Video: Ridders

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Begrippenlijst

Leenstelsel – feodale stelsel
Karel deelde zijn rijk op in delen, die edelen en bisschoppen namens hem bestuurden.
Leenheren
Die bestuurders kregen het gebied in leen van de keizer: de keizer was de leenheer en de bestuurders waren leenmannen of vazallen.
Leenmannen / vazallen
De leenmannen kregen een gebied in leen van hun leenheer.
Drie standen
In de tijd van monniken en ridders ontwikkelden zich drie maatschappelijke standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren.
Geestelijkheid, eerste stand
Geestelijken traden ook op als bestuurders en kregen grote invloed op het dagelijks leven van de mensen.
Adel, tweede stand
De adel (de heren, de leenmannen) ontwikkelde zich tot een erfelijke stand.
Boeren, derde stand
Boeren (de werkers op het land), bezetten de derde stand.
Franken - Karel Martel
De Frankische koning Karel Martel was de eerste vorst die op deze manier grond als leen aan zijn krijgsheren toevertrouwde.

 

Terpen

Leerdoelen

Leerdoelen
In het Noorden van Nederland en Duitsland liggen op het land langs de kust veel kleine heuvels vinden, terpen. Deze terpen zijn aangelegd door de bewoners van deze kustgebieden. Hoe en waarom? Daarover gaat deze opdracht.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • beschrijven wat een terp is.
  • beschrijven waar terpen zijn aangelegd en in welke periode.
  • beschrijven hoe terpen werden aangelegd.
  • beschrijven waarvoor de mensen die de terpen hebben aangelegd ze gebruikten.

Tijd:
Voor deze opdracht heb je ongeveer 45 minuten nodig.

Stap 1: Het ontstaan van terpen

In de Oudheid liep langs de Noordzeekusten van West-Europa zeewater ver het land op. Dat gebeurde als het vloed was, twee keer per dag. In dat water zat zeeklei. Als het waterpeil de hoogste stand had bereikt stond het water even stil. De zeeklei zakte naar de bodem en bleef er liggen. Zo werd de bodem steeds een beetje hoger.
Sommige plekken in Groningen en Friesland werden zo hoog dat ze niet meer onder water liepen. Die plekken worden kwelders genoemd. Hoe die kwelders door boeren gebruikt werden lees je hieronder.

 

In het begin van de IJzertijd, ongeveer 700 v.Chr., trokken boeren vanuit Drenthe naar het noorden om hun vee te laten grazen. Daar lagen kwelders, uitstekende weidegronden, die nog maar af en toe door de zee werden overstroomd. Steeds meer boeren bleven wonen in dit weidegebied. Ze bouwden hun boerderijen op de hoogste plekken in de kwelder. Later hoogden ze die plekken zelf nog wat op. Dit waren de eerste terpen in Groningen (waar ze wierden worden genoemd) en Friesland. Tot er in de middeleeuwen dijken werden gebouwd om de zee buiten te houden, bleven de bewoners van dit gebied op terpen wonen.

Zie afbeelding: veel terpen zijn cirkelvormig, wat vanuit de lucht goed is te zien. (Foto: Paul Paris)

Maar ook op plekken waar de zee nog steeds twee keer per dag het land op kwam, woonden mensen. In 47 n.Chr. bezocht de Romeinse wijsgeer en wetenschapper Plinius de Oudere (23-79 n.Chr.) zo’n gebied en beschreef het als volgt:

'Tweemaal per dag overstroomt de oceaan een groot deel van hun gebied, zodat het niet goed uit te maken is of dit land tot de zee of tot het land gerekend moet worden. Daar probeert een armzalig volk in leven te blijven door huizen te bouwen op steile heuveltjes. Die heuveltjes zijn met handkracht opgeworpen tot een hoogte die net boven de hoogste vloed uitsteekt. Bij vloed lijken zij schipbreukelingen. Zij leven van vis die zij met netten in het slijk vangen. Zij verwarmen hun verkleumde leden door modder te verbranden, die zij meer door de wind dan door de zon hebben laten drogen. Zij drinken niets dan regenwater, dat zij in een kuil voor hun woning bewaren.'

Bron: www.geschiedenisdc.nl


Bekijk de video “Terpen gevonden in Noord-Drenthe”

Terpen waar een enkele boerderij op staat worden huisterpen genoemd.
Huisterpen werden telkens opgehoogd en breder gemaakt. Soms sloten ze aan elkaar tot een grote terp waar een dorp op staat (zie afbeelding).

Vragen:

  1. Hoe kwamen de bewoners van de kuststreken waar Plinius de Oudere over schreef aan de kost?
  2. Weet je welke brandstof Plinius de Oudere bedoelde?
  3. Waar werden terpen voor gebruikt?

Stap 2: Terpen als erfgoed

Rond 1000 begon men in Nederland dijken aan te leggen. Steeds meer gebieden werden op die manier beschermd tegen overstromingen vanuit zee. In Friesland, Groningen en Drenthe werden vanaf ongeveer 1200 geen terpen meer gebouwd.

In totaal waren er ongeveer 1,190 terpen gebouwd.
In de 19e en de 20e eeuw zijn de meeste terpen helemaal of voor een deel afgegraven. De grond waaruit ze zijn gemaakt bestond uit vruchtbare aarde.
Die aarde werd als mest uitgestrooid over de akkers in de buurt, of op andere plaatsen in Nederland. Sommige terpen zijn bewaard gebleven, zoals die van Hogebeintum (zie afbeelding). De terpen van Wierum en Krassum zijn hersteld.

Veel terpen zijn nu een rijksmonument. Ze herinneren ons aan een tijd waarin we nog niet werden beschermd door dijken.

De bouw en het gebruik van terpen heeft ook sporen nagelaten in:

  • Plaatsnamen. Sommige namen van steden en dorpen in Friesland eindigen op -um of –werd. Sommige van die steden en dorpen zijn ontstaan uit een dorp op een terp. Voorbeelden hiervan zijn Dokkum en Sauwerd.
  • Achternamen. In de Nederlandse Familienamenbank van het Meertens Instituut vind je de volgende achternamen: Hogeterp, Hoogeterp, Hoogterp, Kleiterp, Outersterp, Westerterp, Wijnjeterp, Wijnterp, Wynjeterp en van der Terp. Eén van hen is bekend geworden als minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Den Uyl (1973-1977): Tjerk Westerterp.

Vraag:
Wat was de reden dat inwoners van Groningen en Friesland zich na pakweg 1200 niet langer uitsluitend op terpen vestigden?

Opdracht bij terpen

Zoek op de kaart van Groningen of Friesland een dorp op waarvan de naam eindigt op umterp, wierde of werd of waarvan je weet dat het op een terp ligt. Vervolgens ga je informatie over deze plaats verzamelen en maak je met behulp van deze informatie een folder over het dorp.

In deze folder neem je de volgende onderdelen op:

  • een kaartje van het gebied
  • een foto waarop te zien is dat het dorp op een terp ligt
  • zakelijke informatie: hoeveel mensen wonen er, bij welke gemeente hoort het dorp, welke bijzondere of belangrijke gebouwen staan er, welke verenigingen zijn er, welke scholen er zijn, enzovoorts. Zorg voor wat mooie afbeeldingen hierbij.
  • een stukje tekst over de geschiedenis van het dorp

Beoordeling
Laat de folder beoordelen door je docent.
Je krijgt een goede beoordeling voor je folder:

  • als je alle onderdelen opgenomen hebt hebt.
  • als je goede illustraties hebt uitgezocht.
  • als je de folder met zorg gemaakt hebt, met een mooie lay out en op tijd hebt ingeleverd.

Klaar? Lever je folder in bij je docent.

Karel ende Elegast

Leerdoelen + eindproduct

Leerdoelen
Karel de Grote was de belangrijkste vorst van de vroege middeleeuwen. Over Karel gingen al tijdens zijn leven indrukwekkende verhalen rond. Die verhalen werden na zijn dood alleen nog maar mooier.

In deze opdracht lees je het verhaal Karel ende Elegast. Je bekijkt ook de Canonclip over Karel de Grote. Daarna beantwoord je een aantal vragen over het verhaal en over de clip.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • beschrijven wie Karel de Grote was.
  • de belangrijke rol van het christelijke geloof in de Middeleeuwen beschrijven.
  • het leenstelsel beschrijven dat in de tijd van Karel de Grote een belangrijke rol speelde.

Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een ingevuld werkblad.
Op het werkblad staat het verhaal Karel ende Elegast. Er staan ook vragen op over het verhaal. En ook vragen over de Canonclip over Karel de Grote.

Met het inleveren van het werkblad kun je een extra score verdienen!

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Samen met een klasgenoot Het verhaal lezen van Karel ende Elegast en de Canonclip over Karel de Grote bekijken. Daarna beantwoord je als eindproduct een aantal vragen over het verhaal en over de clip.


Benodigdheden:
werkblad Karel en de Elegast

Tijd
Voor deze opdracht heb je ruim 1 lesuur nodig.

 

 

Stap 1: Karel de Grote

Download het werkblad Karel en de Elegast .
Lees het verhaal.
Beantwoord als eindproduct de zes vragen over het verhaal.
Schrijf je antwoorden op het werkblad.

Bekijk vervolgens de Canonclip over Karel de Grote.
Beantwoord ook de vragen over de clip.
Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.

Beoordeling
Laat het werkblad beoordelen door je docent.
Je krijgt een goede beoordeling voor je werkblad:

  • als je alle vragen beantwoord hebt.
  • als je de antwoorden met een klasgenoot besproken hebt.
  • als je werkblad met zorg gemaakt hebt en op tijd hebt ingeleverd.

Klaar? Lever je werkblad in bij je docent.

Afsluiting

Eindopdracht tijdvak 3

Eindopdracht

 

Je hebt alle opdrachten van Tijdvak 3 gemaakt, tijd voor de afsluiting.Terpen
Je sluit het thema af door samen met een klasgenoot een kwartetspel
over de vroege Middeleeuwen te maken.
Het kwartetspel bestaat uit minimaal 16 kaarten:

 

  • 4 over het hofstelsel,
  • 4 over het feodalisme en
  • 4 over terpen
  • 4 over een zelfgekozen middeleeuws onderwerp (denk aan ridders of kastelen).

Beoordeling
Bij de beoordeling van het kwartetspel kijkt je docent naar:

  • de inhoud: komen de belangrijkste temen in het kwartetspel terug.
  • de speelbaarheid: zijn de spelregels duidelijk?
  • de verzorging: is het spel met zorg gemaakt.

Kwartet maken

Een kwartetspel is een creatieve manier om informatie te presenteren.

 

  • Het arrangement De tijd van het feodalisme en hofstelsel is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Ben Prinsen Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-03-20 17:20:20
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Tijdvak 3' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Geschiedenis. (2019).

    Tijdvak 3 - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/98912/Tijdvak_3___vmbo12