Stap 1: Het feodalisme

Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het volgende onderdeel:

KB: Feodalisme

Beantwoord daarna de volgende elf vragen.

  1. In de Middeleeuwen was er een standenmaatschappij.
    Welke stand hield zich bezig met het bestuur?
    1. Geestelijken (eerste stand).
    2. Adel (tweede stand).
  2. Waar had de koning de adel (krijgsmannen) nog meer voor nodig?
    1. Voor het bouwen van kastelen en het houden van riddertournooien.
    2. Voor de verdediging van het koninkrijk en het veroveren van nieuw gebied.
  3. Hoe betaalde de koning de krijgsmannen die voor hem vochten?
    1. Met een leen: een stuk grond waarvan zij de opbrengst mochten hebben.
    2. Met een opleiding tot ridder en een wapenuitrusting.
  4. Hoe wordt het systeem genoemd waarbij een leenheer grond in leen geeft aan zijn leenmannen?
    1. Feodale stelsel
    2. Hofstelsel
  5. Wat is een kenmerk van het feodale systeem?
    1. Een edelman krijgt een wapenuitrusting van een leenheer.
      Daarmee kan hij vechten in het leger van de koning.
    2. Een edelman krijgt een stuk land in leen van een leenheer.
      Daarmee kan hij in zijn levensonderhoud voorzien.
  6. Wat was het voordeel voor een leenheer om zijn krijgsheren een stuk land in leen te geven?
    1. Door een stuk land in leen te geven, kon hij rekenen op steun van zijn leenmannen.
    2. Door een stuk land in leen te geven, nam de opbrengst van de grond toe.
  7. De leenheer maakte zijn leenmannen ook belangrijke bestuurders.
    De leenmannen zorgden in hun gebied voor ...
    1. wegen en woningen.
    2. rechtspraak en het innen van belasting.
  8. Waar of niet waar?
    Een leenman was een leenheer voor de achterleenmannen.
    1. Waar
    2. Niet waar
  9. Waar of niet waar?
    Een achterleenman was een leenheer voor de achter-achterleenmannen.
    1. Waar
    2. Niet waar
  10. Waar of niet waar?
    De ridders die vochten in dienst van de koning waren altijd van adel.
    1. Waar
    2. Niet waar
  11. Wat kun je zeggen over de boeren en de horigen in de Middeleeuwen?
    1. Boeren en horigen waren arm en erg afhankelijk van hun heer.
    2. Boeren en horigen werkten vaak voor verschillende heren of verschillende kloosters.

Alle vragen beantwoord?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie verschillende antwoorden, vraag dan hulp aan de docent.