Stevigheid en bewegen (1617 – Vakdidactiek Biologie met ICT)

Stevigheid en bewegen (1617 – Vakdidactiek Biologie met ICT)

Intro stevigheid en bewegen

Inleiding

Tijdens dit thema leer je hoe je lichaam stevigheid krijgt en hoe bewegingen tot stand komen. Je leert eerst over de verschillende beenderen waaruit het skelet van de mens bestaat en welke functies het skelet heeft. De beenderen van het skelet kunnen daarnaast opverschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Aan de beenderen zitten spieren vast. Deze spieren er gewrichten zorgen ervoor dat je kunt bewegen. Deze spieren kan je ook blesseren.
Als laatste is er ook een oefentoets zodat je kan oefenen voor de toets.  

Extra info

Voor dit thema worden jullie ook toegevoegd aan een groep op facebook. In deze groep kan je vragen stellen over de theorie. Weet je het antwoord op een vraag, dan mag je ook op elkaar reageren. Hierop komt ook een herrinnering van het huiswerk te staan.

Bekijk de volgende prezi om meer duidelijkheid te krijgen over hoe we komend thema te werk gaan. Klik hier voor de prezi

 

 

Het skelet

Het skelet is een belangrijk onderdeel van het lichaam. Binnen het onderwerp van het skelet ga je leren over de bouw en de functies van het skelet. Daarna leer je over de verschillende soorten botten.

Aan het eind van het onderwerp:

- Kan je in een afbeelding van het skelet de beenderen of botten benoemen

- Kan je de functies van het skelet benoemen

- Kan je pijpbeenderen en platte beenderen onderscheiden en kenmerken ervan noemen.

Bouw van het skelet

Het skelet van de mens bestaat uit meer dn 200 beenderen (botten). Het lichaam van de mens bestaat uit het hoofd, de romp en de ledematen (armen en benen). De mens heeft (net als alle gewervelden) een inwendig skelet (geraamte).

 

Afbeelding 1: Het skelet

In de afbeelding hiernaast zie je een tekening van het skelet van de mens. De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel wordt gedragen de de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt.

De borstwervels, de ribben en het borstbeen vormen samen de borstkas. de schouderbladen en de sleutelbeenderen vormen samen de schoudergordel.

De heupbeenderen vormen de bekkengordel of het bekken.

Van de beenderen in de arm zijn het spaakbeen en de ellepijp moeilijk uit elkaar te houden, maar het volgende ezelsbruggetje kan je helpen: Bij de pols zit de ellepijp vast aan de kant van de pink. Het spaakbeen zit vast aan de kant van de duim.

Functie van het skelet

Het skelet is een belangrijk onderdeel van het menselijk lichaam. Zonder de stevige botten van het skelet zou je namelijk in elkaar zakken. Er blijft dan een soort pudding over. Eén van de functies van het skelet is dus het geven van stevigheid aan het lichaam. Naast het geven van stevigheid, geeft het skelet ook vorm aan het lichaam. Ook beschermt het skelet verschillende organen. Zo beschermen bijvoorbeeld de ribben het hart en de longen. Als laatste maakt het skelet bewegen mogelijk. de meeste beenderen van het skelet zijn bewegelijk met elkaar verbonden. De spieren die aan de beenderen vastzitten zorgen ervoor dat je beenderen bewegen.

In het kort

Het skelet heeft 4 verschillende functies:

1. Stevigheid aan het lichaam

2. Vorm geven aan het lichaam

3. Berschermen van de organen

4. Maakt bewegen mogelijk

Soorten botten

Het skelet heeft twee typen beenderen: pijpbeenderen en platte beenderen.

Pijpbeenderen zijn langwerpig en komen vooral vooor in de ledematen. In de koppen van de pijpbeenderen zitten veel kleine holten in het beenweefsel. In deze holten zit rood beenmerg. In het rode beenmerg worden bloedcellen gevormd. Bij een pijpbeen zit tussen de koppen de mergholte. In de mergholte zit geel beenmerg. In het gele beenmerg zit vet opgeslagen.

Platte beenderen komen vooral voor in de schedel en in de romp. Voorbeelden van platte beenderen zijn de schedelbeenderen, de ribben en de schouderbladen. Ook in platte beenderen zit rood beenmerg. In platte beenderen zit geen mergbolte en geen geel beenmerg.

Afbeelding 3: Pijpbeenderen
Afbeelding 2: Platte beenderen

 

Opdrachten

Oefen met het skelet op de volgende website: https://www.biodesk.nl/beweging/puzzel_skelet.php

Wil je nog meer oefenen met het skelet? ga dan naar deze website:  https://www.bioplek.org/animaties/spieren_botten/botten.html


Maak ook opdracht 1 t/m 8 van basisstof 1, thema 7
(uit het werkboek van Biologie voor Jou.)

 

Weefsels

Het puntje van je neus is stevg, maar ook buigzaam. De bovenkant van je hoofd is stevig en hard, maar niet buigzaam. Dit komt door het verschil tussen kraakbeenweefsel en beenweefsel. Kraakbeenweefsel is buigzamer en minder hard dan beenweefsel. Beide typen weefsels vormen het skelet en geven je lichaam stevigheid.

Aan het eind van dit onderwerp

- Kan je kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen.

- Kan je bijschrijven hoe de samenstelling van beenderen verandert tijdens het leven.

Kraakbeenweefsel

Zowel bij kraakbeenweefsel als bij beenweefsel komt tussencelstof voor. De tussencelstof wordt gemaakt door cellen. Bij kraakbenweefsel liggen de cellen in groepjes bij elkaar in de tussencelstof (zie afbeelding 1). De tussencelstof is zo samengesteld dat kraakbeen stevig is, maar toch buigzaam. Bij volwassenen komt kraakbeen voor op plaatsen in het lichaam die stevig en tich soepel zijn, bijvoorbeeld in de neus en in de oorschelpen. In de afbeelding hieronder zijn alle rood, blauw en paarse delen kraakbeen.

Afbeelding 5: Skelet met kraakbeen
Afbeelding 4: Kraakbeenweefsel

 

Beenweefsel

Bij beenweefsel liggen de cellen in kringen rondom fijne kanaaltjes (zie afbeelding 6). Door die kanaaltjes lopen bloedvaten. De tussencelstof vvan been is harder dan de tussencelstof van kraakbeen. De tussencelstof van been bestaat voor een groot deel ut kalkzouten en lijmstof. Kalkzouten geven stevigheid (hardheid) aan beenweefsel. Lijmstof zorgt ervor dat beenweefsel een beetje buigzaam blijft. Dankzij de kalkzouten en de lijmstof is een bot stevig en kun je het niet zomaar buigen of breken.

Afbeelding 6: Beenweefsel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als je botten in een zoutzuuroplossing legt, gaan de kalkzouten uit het bot. Het bot wordt hierdoor erg buigzaam. Als je een bot in een vlam houdt, verbrand de lijmstof. Het bot breekt dan gemakkelijk.

Veranderingen in het skelet

Bij baby's bestaat het skelet voornamelijk uit kraakbeenweefsel. Tijdens de groei wordt veel kraakbeenweefsel vervangen door beenweefsel. Het skelet van volwassenen bestaat voor het grootste deel uit beenweefsel Bij kinderen bevat de tussencelstof van beenweefsel nog veel lijmstof. Als mensen ouder worden, gaat de tussencelstof van beenweefsel steeds minder lijmstof en steeds meer kalkzouten bevatten. Bij oude mensen bevat de tussencelstof weinig lijmstof. Hun beenderen zijn daardoor minder buigzaam en breken gemakkelijker.

Afbeelding 7: Baby kan gemakkelijk zijn voet in zijn mond doen

Opdrachten

Maak opdracht 9 t/m 12 van basisstof 2 van thema 7 
(uit het werkboek Biologie voor Jou)

Beenverbindingen

De beenderen in het skelet zijn op verschillende manieren met elkaar verbonden. Om beweging mogelijk te maen, zit tussen sommige beenderen een beweeglijke verbinding. De knie is zo'n beweeglijke verbinding. Beenderen die samen een orgaan beschermen, zoals die van je schedel, zijn onbeweeglijk met elkaar verbonden.

Aan het eind van dit onderwerp

- Kan je 4 manieren onderscheiden waarop beenderen met elkaar verbonden zijn.

- Kan je de delen van een gewricht noemen met hun functies.

- Kan je 3 typen gewrichten onderscheiden.

 

Kijk het filmpje voor de les. De powerpoint die bij het filmpje hoort staat hieronder.

 

Uitleg beenverbindingen

Open bestand PP beenverbindingen.pptx

Beweeglijke en onbeweeglijke verbindingen

In afbeelding 8 zie je 4 manieren waarop beenderen met elkaar verbonden kunnen zijn. Onder aan de wervelkolom zijn enkele wervels met elkaar vergroeid. Ze vormen samen het heiligbeen. Daaronder zijn enkele kleinere wervels met elkaar vergroeid tot het staartbeen. Wervels die met elkaar zijn vergroeid, kunnen niet bewegen.

De meeste schedelbeenderen zijn door een naad met elkaar verbonden. Ook hierbij is geen beweging mogelijk.

De ribben en het borstbeen zijn door kraakbeen met elkaar verbonden. Ook tussen de wervels zit kraakbeen. Doordat kraakbeen buigzaam is, is er een beetje beweging mogelijk. Als je ademhaalt bijvoorbeeld, wordt je borstkas groter en kleiner.

Beenderen kunnen ook door gewrichten met elkaar zijn verbonden. In je armen en benen zitten veel gewrichten. Bij gewrichten is veel beweging mogelijk.

Afbeelding 8: Beenverbindingen

 

Bouw gewrichten

In afbeelding 9 zie je een schematische tekening van een gewricht dat twee botten met elkaar verbindt. Het ene bot heeft een gewrichtskogel en het andere een gewrichtskom. De gewrichtskogel kan bewegen in de gewrichtskom. De gewrichtskogel en de gewrichtskom zijn beide bedekt met een kraakbeenlaagje. Door het kraagbeen kunnne de botten soepel bewegen.

De botten van een gewricht zitten met het gewrichtskapsel aan elkaar vast. De binnenkant van het gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer af. Dat is een stroperige vloeistof die werkt als een soort smeervet. Ook door gewrichtssmeer kunnen de botten soepel bewegen. Het gewrichtskapsel zorgt er ook voor dat de botten op hun plaats blijven. Dat merk je bijvoorbeeld als je je vingers probeert achterover te buigen.

Afbeelding 9: Gewricht

 

Bij veel gewrichten zitten stevige kapselbanden om het gwricht heen (zie afbeelding 10). Deze kapselbanden helpen mee de botten op hun plaats te houden.

Afbeelding 10: Gewricht met kapselbanden

 

Typen gewrichten

In afbeelding 11 zie je 3 typen gewrichten: kogelgewricht, scharniergewricht en rolgewricht.

Bij een kogelgewricht draait de gewrichtskogel van het ene bot in de gewrichtskom van het andere. Bij een kogelgewricht is beweging mogelijk in verschillende richtingen. Met je schoudergewricht bijvoorbeeld kun je een draaiende beweging maken.

Bij een rolgewricht draait het ene bot in de lengteas om het andere bot. Het gewricht tussen spaakbeen en ellepijp in de arm is een rolgewricht. Door de beweging van spaakbeen en ellepijp kun je de pals van je hand naar voren of naar achter houden.  

Bij een scharniergewricht beweegt het ene bot als een scharnier ten opzichte van het andere bot. Hierbij kun je alleen een beweging heen en terug maken. Een draaiende beweging is niet mogelijk. Met de gewrichten in de vingers bijvoorbeeld kan je je vingers alleen heen een terug bewegen. Met je ellebooggewricht kun je je arm alleen buigen en strekken. Zijwaartse bewegingen van de onderarm maak je vanuit het schouder gewricht.

Afbeelding 11: 3 typen gewrichten

 

In de animatie hieronder zie je verschillende gewrichten en hoe de botten bewegen. Klik op de verschillende gewrichten en zie ze vergroot

Opdrachten

Oefen met de verschillende typen gewrichten en verbindingen op de volgende website: https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Skelet/beenverbindingen.htm

 

Maak ook opdracht 13 t/m 18 van basisstof 3 van thema 7
(uit het werkboek Biologie voor Jou)

Spieren

Met je spieren beweeg je je lichaam. Al je spieren samen vormen je spierstelsel (zie afbeelding 12).

Onderschrift

Aan het eind van dit onderwerp:

- Kan je de bouw van spieren beschrijven

- Kan je de werking van spieren beschrijven.

Bouw spieren

In afbeelding 13 is de bouw van een spier schematisch getekend. Een spier zit met pezen aan beenderen vast. Om de spier heen ligt een laag bindweefsel: de spierschede. Het bindweefsel geeft een spier stevigheid. Aan de beide uiteinden van de spier gaat het bindweefsel van de spierschede over in de pezen.

Een spier bestaat uit een aantal spierbundels. Elke spierbundel is ook omgeven door bindweefsel. Een spierbundel bestaat uit een aantal spiervezels. Elke spiervezel is ontstaan door samensmelting van vele spiercellen. Een spiervezel bevat dan ook veel celkernen.

Afbeelding 13: Bouw van een spier

 

Werking spieren

Door impulsen trekken spiervezels zich samen. Hierdoor worden de spiervezels korter. Als en aantal spiervezels van een spier zich samentrekt, wordt de spier korter. Voor het samentrekken is energie nodig. Bij grote inspanning trekken veel spiervezels samen. Er vindt dan veel verbranding plaats. Daarvoor zijn veel voedingsstoffen en zuurstof nodig.

De plaats waar een pees aan een bot vastzit, heet de aanhechtingsplaats. Een spier kan zich samentrekken, maar een pees niet. Als een spier zich samentrekt, wordt de spier korter en dikker. De spier trekt dan de botten waar de spier aan vastzit, naar elkaar toe. Zo ontstaat een beweging. Als bijvoorbeeld een kuitspier zich samentrekt, dan gebeurt het volgende. De kuitspier wordt korter, waardoor de afstand tussen de aanhechtingsplaatsen kleiner wordt. Het hielbeen beweegt in de richting van het dijbeen. Hierdoor strekt je voet en komt je lichaam omhoog.

Antagonisten

In de animatie hieronder zie je de spieren in je bovenarm. Met deze spieren kun je de onderarm bewegen. De ene spier is de biceps. Als deze zich samentrekt, buigt de arm. De biceps heet daarom ook wel de armbuigspier.

Een spier kan zich alleen samenrekken. De biceps kan de onderarm niet erugduwen in gestrekte stand. Om de arm weer te strekken, is een tweede spier nodig. De spier die de onderarm strekt, heet de triceps of armstrekspier. Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft noemen we antagonisten.

Opdrachten

Maak opdracht 19 t/m 23 van basisstof 4 van thema 7
(uit het werkboek Biologie voor Jou)

Blessures

Heel vervelend: vlak voor een belangrijke wedstrijd loop je een blessure op. Had je dat niet kunnen voorkomen? Blessures worden door allerlei factoren veroorzaakt. Vaak spelen verschillende factoren tegelijkertijd een rol.

Aan het eind van dit onderwerp

- Kan je van enkele blessures beschrijven wat er aan de hand is.

- Kan je beschrijven hoe je blessures had kunnen voorkomen.

Blessures aan spieren

Een blessure is een lichaamelijk letsel dat je oploopt bij het sporten. Een mens bestaat voor een groot deel uit spieren. De meest voorkomende blessure aan spieren is spierpijn. Dit krijg je als je je spieren meer dan normaal hebt belast. Het duurt meestal een paar dagen. Als de spierpijn langer dan een week aanhoudt, kun je beter naar een doktor gaan.

Door een te sterke inspanning of een plotselinge beweging kun je een spierscheuring oplopen. Een scheuring van een kuitspier heet 'zweepslag'. Gescheurde hamstringspieren in je bovenbeen komen vaak voor. Een gescheurde spier geneest meestal door rust. Tijdens de rustperiode is het wel verstandig de spier regelmatig te bewegen.

Veel mensen hebben last van spierkrampen. Bij spierkramp trekken de spiervezels allemaal tegelijk sterk samen. Het lukt niet de spier weer uit te rekken en het is erg pijnlijk. Door de spier geleidelijk met de hand uit te rekken, kan de kramp worden weggehaald. Spierkramp kan ontstaan doordat er te weinig bloed naar de spier stroomt.

Tennisarm

Andere veel voorkomende blessures zijn ontstekingen van de aanhechtingsplaatsen (pezen) van spieren. Deze ontstekingen ontstaan meestal door ovrbelasting van de spieren. Een voorbeeld hiervan is een tennisarm (tenniselleboog). Vaak is bij een tennisarm de aanhechtingsplaats van de elleboog ontstoken. Vooral het botuitsteeksel bij de elleboog doet dan pijn. Een tennisarm geneest meestal door rust, maar je moet de arm niet stilhouden.

Een tennisarm is een voorbeeld van RSI: een verzamelnaam voor allerlei klachten die ontstaan door te vaak achter elkaar dezelfde beweging te maken. Door een bepaald beroep of door veel beeldschermgebruik kun je last krijgen van RSI. Met een goede houding en voldoende rust kun je de kans hierop verminderen.  

Afbeelding 14: Tennisarm

 

Blessures aan botten

Bij wielrenners komen door valpartijen vaak botbreuken voor, vooral van het sleutelbeen. Bij voetballers komen breuken van scheenbeen en kuitbeen voor. dit komt meestal door te ruw spel. Op röntgenfoto's zijn botbreuken goed te zien.

Voor een goede genezing moeten de twee helften van het bot in de goede stand aan elkaar kunnen vastgroeien. als de bothelften scheef zijn gaan staan, moeten ze worden gezet zodat ze in de goede stand staan. Dit gebeurt meestal met een gipsverband. Als dat niet lukt, worden schroeven of platen in de botten aangebracht (zie afbeelding 15).

Afbeeldingsresultaat voor botbreuk
Afbeelding 15: Botbreuk

Voetbalknie

Een voetbalknie is een veelvoorkomende blessure. In het kniegewricht zit een stukje kraakbeen dat meniscus heet. Als het lichaam draait terwijl het onderbeen blijft staan, kan de meniscus scheuren (zie afbeelding 16). Meestal zijn dan ook het gewrichtskapsel en de kapselbanden (de kniebanden en kruisbanden) beschadigd. Soms is rusten voldoende om het kniegewricht te laten genezen. Een enkele keer moet de gescheurde meniscus operatie worden verwijderd.  

Afbeeldingsresultaat voor meniscus
Afbeelding 16: meniscus

Kneuzingen, verzwikkingen en ontwrichting

Een kneuzing is een beschadiging van weefsel zonder dat er iets is gescheurd of gebroken. Een kneuzing ontstaat meestal doordat je een stoot, een stomp of een trap krijgt. Bij een kneuzing zwelt het weefsel op, doordat er een inwendige bloeding plaatsvindt en zich vocht in het weefsel ophoopt. Dit heet een bloeduitstorting en je ziet dan een blauwe plek. Deze zwelling kn je tegengaan door ijswater op de gekneusde plek te doen. Door te behandelen met ijswater wordt de inwendige bloeding minder. Bovendoen vermindert de koude de pijn. Daarna geneest de blessure door rust, In ernstige gevallen wordt een drukverband aangelegd.

Een verzwikking of verstuiking is een kneuzing van een gewricht. Als je bijvoorbeeld je voet verzwikt, rekken het gewrichtskapsel en de kapselbanden van je enkel te ver uit. Bij een ernstige verzwikking kunnnen het gewrichtkapsel en de kapselbanden scheuren. Je hebt dan 'gescheurde enkelbanden'. Ook kan het kraakbeen in de enkel beschadigd raken.

Bij een ontwrichting schiet de gewrichtskogel uit de gewrichtskom (zie afbeelding 17). Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als je verkeerd op je arm valt. Je arm schiet dan uit de kom. Een arts moet de gewrichtskogel van het opperarmbeen dan weer op zijn plaats brengen in de gewrichtskom van de ellepijp.

Afbeeldingsresultaat voor ontwrichting
Afbeelding 17: Ontwrichting

Blessures voorkomen

Je kunt zelf veel doen om een sportblessure te voorkomen, bijvoorbeeld door voor een wedstrijd of training een warming-up te doen en nade wedstrijd een cooling-down. Maar er zijn ook nog andere regels om een blessure te voorkomen:

1. Houd je aan de spelregels en speel sportief (fairplay)

2. Zorg voor voldoende oefening in spierkracht, techniek en conditie.

3. Voorkom overbelasting van spieren en oververmoeidheid

4. Doe voldoende warming-up en cooling-down

5. Sport met goed materiaal dat bij jouw sport past: kleding, schoenen en beschermende materialen

6. Leef gezond: beweeg voldoende, eet gezond, neem voldoende nachtrust, rook niet en drink geen alcohol.

Opdrachten

Bij het onderwerp blessures ga je werken aan een project. Wat je moet doen staat in de bijlage hieronder. 

Maak daarnaast ook opdracht 29 t/m 35 van basisstof 6 van thema 7
(uit het werkboek Biologie voor Jou)

Open bestand Blessures opdracht.docx

Oefentoets

  • Het arrangement Stevigheid en bewegen (1617 – Vakdidactiek Biologie met ICT) is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Lonneke de Jong Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-04-13 08:51:38
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Het arrangement is gemaakt voor het vak vakdidactiek ICT. Het vak is biologie. Daarnaast is het gemaakt voor vmbo leerjaar 3
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    skelet, spieren

    Bronnen

    Bron Type
    Uitleg beenverbindingen
    https://youtu.be/HEJnE6pM4pc
    Video