Werking spieren

Door impulsen trekken spiervezels zich samen. Hierdoor worden de spiervezels korter. Als en aantal spiervezels van een spier zich samentrekt, wordt de spier korter. Voor het samentrekken is energie nodig. Bij grote inspanning trekken veel spiervezels samen. Er vindt dan veel verbranding plaats. Daarvoor zijn veel voedingsstoffen en zuurstof nodig.

De plaats waar een pees aan een bot vastzit, heet de aanhechtingsplaats. Een spier kan zich samentrekken, maar een pees niet. Als een spier zich samentrekt, wordt de spier korter en dikker. De spier trekt dan de botten waar de spier aan vastzit, naar elkaar toe. Zo ontstaat een beweging. Als bijvoorbeeld een kuitspier zich samentrekt, dan gebeurt het volgende. De kuitspier wordt korter, waardoor de afstand tussen de aanhechtingsplaatsen kleiner wordt. Het hielbeen beweegt in de richting van het dijbeen. Hierdoor strekt je voet en komt je lichaam omhoog.

Antagonisten

In de animatie hieronder zie je de spieren in je bovenarm. Met deze spieren kun je de onderarm bewegen. De ene spier is de biceps. Als deze zich samentrekt, buigt de arm. De biceps heet daarom ook wel de armbuigspier.

Een spier kan zich alleen samenrekken. De biceps kan de onderarm niet erugduwen in gestrekte stand. Om de arm weer te strekken, is een tweede spier nodig. De spier die de onderarm strekt, heet de triceps of armstrekspier. Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft noemen we antagonisten.