Leerling H4 2018-2019: Massacultuur in de 2e helft van de 20e eeuw

Leerling H4 2018-2019: Massacultuur in de 2e helft van de 20e eeuw

Introductie Massacultuur

LES 1: Wat is massacultuur?

 
1.1. Ontstaan massacultuur
 
Consumptiemaatschappij
Het tijdperk vanaf de jaren zestig is de tijd van de sociaaleconomische vooruitgang. In deze periode ontstond de massacultuur: een overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa bepaald wordt. Deze werd gekenmerkt door onpersoonlijkheid en oppervlakkigheid.
 
Na de tweede wereldoorlog, in de tweede helft van de 20e eeuw veranderde de cultuur in de westerse wereld sterk. De democratisering van de samenleving kwam in een stroomversnelling, bijna iedereen kreeg stemrecht. Tijdens de wederopbouw was er werk in overvloed, sociale verzekeringswetten gaven financiële zekerheid bij ouderdom, ziekte en werkeloosheid. De lonen stegen en mensen hoefden dus minder lang te werken. In de jaren zestig ging men massaal naar de universiteit, niet alleen de elite kreeg een goede scholing. Vooral de jeugd kon zich in toenemende mate manifesteren door goede opleiding en koopkracht.
 
Deze toename van de welvaart leidde ook tot een toename van de vrije tijd. Hierdoor kon in jaren '60 de zogenaamde consumptiemaatschappij ontstaan. Velen wilden graag de nieuwste artikelen en producten bezitten zoals stofzuigers, wasmachines, platenspelers, tv’s enzovoorts. Producenten probeerden mensen vooral te verleiden om zoveel mogelijk producten te consumeren. Dat was goed voor de economie en daardoor kon de welvaart blijven stijgen. Dit principe is gebaseerd op het kapitalistische systeem, dat is een op winst gerichte vrije markteconomie waarbij het aanbod zo goed mogelijk afgestemd wordt op de vraag.
 
Afzetten tegen de maatschappij
Binnen de maatschappij begonnen eind jaren ’50 ook de nodige spanningen te ontstaan. De eerste naoorlogse generatie werd volwassen. Deze generatie was opgegroeid in een periode van wederopbouw, crisis en nagedachte aan de oorlog. In deze periode begon ook de opbouw van de welvaartsstaat zijn vruchten af te werpen. Luxeproducten werden ineens betaalbaar, maar ook studeren werd de gewoonste zaak van de wereld.​
 
De generatie die als eerste na de oorlog volwassen werd begon zich af te zetten tegen de heersende moraal in de maatschappij. Deze jongeren zagen kans om te strijden voor hun idealen, hun eigen positie in de maatschappij en vooral tegen de heersende ‘huiselijke’ mentaliteit die er al jaren was. De ontwikkelingen in de maatschappij hadden ook zijn weerslag op de kunst en cultuur van de jaren zestig.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
1.2. Massamedia en massacommunicatie
 
De massamedia hadden een belangrijke rol in de verspreiding van deze massacultuur. Massamedia zijn de middelen waarmee de massacultuur op een professionele manier verspreid kan worden, zoals: pers, radio, film, televisie en internet. Omdat men met behulp van deze media kan communiceren met een groot publiek spreekt men van massacommunicatie.

Met de opkomst van communicatiemiddelen en de massamedia ontstond het idee van wereld als "global village", reizen werd sneller door treinen en vliegtuigen, iedereen op de hele wereld kan met elkaar communiceren door telefoon, radio, tv, internet en de sociale media. Daarnaast brachten emigratie en immigratie culturen in contact met elkaar. Na WOII zijn veel Europeanen geëmigreerd naar Australië, Canada, Zuid-Afrika en Argentinië, maar ook kwamen veel mensen uit de voormalige koloniën en gastarbeiders naar Europa. Ook asielzoekers verschenen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
1.3. kunst en cultuur van de massa.
 
Het massaal produceren van artikelen zorgde voor eenheid in uiterlijk en vormgeving van veel voorwerpen. Het unieke en exclusieve karakter van een product raakte daarbij op de achtergrond. Kunstenaars, architecten, filmregisseurs en muzikanten maakten daar dankbaar gebruik van. In vorm- en beeldtaal werd gretig gebruik gemaakt van herkenbare producten die onze samenleving voortbracht. Bovendien konden deze kunstwerken gereproduceerd worden, zodat zoveel mogelijk mensen hun kunst konden zien en/of kopen.
 
Beeldende kunstenaars als Andy Warhol, Roy Lichtenstein en Jeff Koons zijn hier beroemd mee geworden. In hun kunstwerken kwam het beeld aan de orde dat de moderne mens in de consumptiemaatschappij van de werkelijkheid had.
 
Aspecten als sociale klassen, seksualiteit, media, maar ook de functie van kunst tegenover populaire cultuur speelden daarbij een rol. De snelheid waarmee kennis kon worden genomen van wat er zich in andere werelddelen afspeelde, zorgde ervoor dat ideeën meer dan ooit gekopieerd en gebruikt werden. In de muziekindustrie zijn begrippen als cover, bewerking, plagiaat en citaat al lang geen besmette woorden meer.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Wat is kenmerkend voor de kunst en cultuur uit de massacultuur?
 
  • ‘Schoonheid’ is een relatief begrip geworden: iedereen mocht zijn of haar persoonlijke smaak hebben,
  • Herwaardering van het figuratieve, van verhalende verwijzingen,
  • Lage kunst wordt hoge kunst,
  • Kunst wordt een consumptieartikel,
  • Originaliteit hoeft niet meer; clichés en stijlcitaten mogen volop worden gebruikt,
  • Een menging van stijlen,
  • Kunstenaars werken vaak niet meer vanuit esthetisch oogpunt, maar vanuit een concept: conceptuele kunst.
  • Grensoverschrijdingen van veel kunstdisciplines: in de hedendaagse kunst worden genres vermengd.
 
 

Artikel over de platheid van de hedendaagse kunst.

video: massacultuur

 
WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?
Het boek bespreekt de massacultuur aan de hand van de vijf thema's: Amercian Dream, engagemant en experiment, postmodernisme, globalisering en netwerk.
 
Hoofdstuk 9
pagina 201: inleiding en tijdlijn,
pagina 202: Amercian dream: alleen inleiding
pagina 212: experiment en engagement: alleen inleiding
pagina 228: postmodernisme: alleen inleiding
pagina 236: globalisering: alleen inleiding
pagina 246: netwerken: alleen inleiding
 
 
BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 1:
 
Consumptiemaatschappij
Maatschappijvorm die primair gericht is op het bezit en ver/gebruik van goederen.
Deze vorm wordt gekenmerkt door een overvloed aan consumptieartikelen waarvan, wil de welvaart op het bereikte hoge peil blijven, door de burgers meer gekocht moet worden dan zij voor de eerste levensbehoeften nodig hebben.
 
Massacultuur
Een overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa bepaald wordt. Deze wordt gekenmerkt door onpersoonlijkheid en oppervlakkigheid.
 
Massamedia
Massamedia zijn de middelen waarmee de massacultuur (en overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa bepaald wordt) op een professionele manier verspreid kan worden, zoals: pers, radio, film, televisie en internet.
 
Massacommunicatie
Met behulp van massamedia communiceren met een groot publiek.
 
Hoge cultuur (kunst)
Kunstuitingen als (klassieke) muziek, ballet, literatuur, beeldende kunst, afwijkende architectuur en theater. Hoge cultuur valt vaak binnen instellingen en instituten zoals musea, theaters of andere domeinen. Ook wel ‘elitaire’ cultuur genoemd.
 
Lage cultuur (kunst)
Populaire cultuur voor de massa, denk aan popmuziek, Hollywood films en televisie.
 
Conceptuele kunst
Kunst waarbij niet de esthetiek of de vorm, maar het idee of het artistieke concept dat de kunstenaar wil overbrengen vooropstaat. Komt sterk op vanaf 1960.
 
Engagement
Letterlijk: Betrokkenheid. Engagement in de kunst is de term waarbij niet de esthetische waarde van kunst als belang wordt gezien, maar een buiten de kunst gelegen functie die doorgaans van politieke of sociale aard is.
 
Postmodernisme
Stijlaanduiding in de kunsten die geldt als tegenhanger of opvolger van het modernisme. Postmodernisten combineren vaak stijlen en stellen ‘modernistische’ waarden aan originaliteit, vernieuwing en het bestaan van één enkele waarheid ter discussie, vaak met humor en ironie. Bekende kunstenaars: Robert Venturi (architect), Jeff Koons (beeldende kunst), Grace Jones (muziek), Quentin Tarantino (film).
 
Globalisering
Toenemende internationale onderlinge afhankelijkheid door de wereldwijde verspreiding van productie, consumptie en investeringen van goederen, diensten, technologie en kapitaal. Met als gevolg het ontstaan van een ‘global village’ (de wereld als één grote stad).
 
 
 
 

IN DE LES BEHANDELD:

Open bestand PPT LES 1: wat is massacultuur?

Open bestand OPDRACHT LES 1: America, America

Verschillen tussen modernisme & postmodernisme
Verschillen tussen modernisme & postmodernisme

Massacultuur: Beeldend en Architectuur

LES 2: Bouwkunst

Van 'less is more' naar 'less is a bore'.
 
 
2.1. Moderne architectuur (begin 20e eeuw)
 
Ook in de bouwkunst brak men in de moderne tijd met alle tradities die zich vooral richtte op uitstraling van het gebouw. Er was niet veel sprake van leef- en woonkwaliteit. Modernisten trachtten hierin een verandering te brengen. Hierbij krijgt het functionele karakter voorrang op de vorm, waarbij de massa op een grootschalige, stedelijke manier gehuisvest zou worden in flats. Licht, lucht en ruimte werd hierbij vooropgesteld. Ontwerpers verlaten het ornament (versieringen) en zoeken naar eenvoud en eerlijkheid. Sobere en geometrische vormgeving wordt verwezenlijkt door het gebruik van moderne materialen: form follows function --> less is more.
 
 
 
Le Corbusier: Villa Savoye (1929)
Le Corbusier: Villa Savoye (1929)
Empire State Building New York (1931)
Empire State Building New York (1931)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
2.2. Het nieuwe bouwen (1900-1940)
 
Gedurende de Eerste en Tweede Wereldoorlog hadden architecten, bij gebrek aan opdrachten, veel tijd om na te denken over hoe er na de oorlog gebouwd zou moeten worden. In de periode tussen de twee Wereldoorlogen resulteerde dit in een radicaal nieuwe vorm van bouwen: Het Nieuwe Bouwen of de Internationale Stijl.
 
Na de Tweede Wereldoorlog werden deze ideeën verder ontwikkeld: de moderne architectuur moest een bijdrage leveren aan het algemeen welzijn. Het moest zich aanpassen aan de menselijke behoeften, het moest functioneel zijn.
 
Architecten zochten naar een nieuwe, niet op de historie gebaseerde stijl, die aansloot bij de technologische en industriële ontwikkelingen van die tijd: ze streefden naar functionele en efficiënte architectuur. De vorderingen in bouwtechnologie nieuwe vormen mogelijk. Voor het eerst wordt er in glas, staal en beton gebouwd. Denk hierbij ook aan prefab (losse onderdelen worden gemaakt in de fabriek en ter plekke gemonteerd) en skeletbouw. Dit resulteerde in een vaak witte architectuur van overwegend nieuwe materialen met platte daken en ontbreken van onnodige decoraties: less is more.
 
Een architect die veel invloed had binnen het modernisme is Le Corbusier. Samen met een grote groep architecten formuleerde hij in 1933 het idee van ‘de functionele stad’. Hierin moesten wonen, werken, recreatie en vervoer ruimtelijk van elkaar gescheiden worden. Dit idee resulteerde onder andere in een grote rol voor hoogbouw.
 
Kenmerken van moderne architectuur
1. Licht, lucht en ruimte werd het motto van de nieuwe bouwstijl.
2. Het doel van gebruik bepaalt de vormgeving van een gebouw: forms follows function
3. Zuiverheid van vorm en constructie: gebouwen bestaan vooral uit rechthoekige blokken, afgedekt met een plat of licht schuin dak. De blokken zijn één geheel.
4. Weinig tot geen versiering, functie is het uitgangspunt: less is more
5. De dragende constructie is skeletbouw
6. Prefab: losse bouwonderdelen worden vooraf gemaakt in de fabriek en op de bouwlocatie in elkaar gezet
7. Gebruik van nieuw materialen als glas, beton en staal
 
 
WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?
Hoofdstuk 8.5. Utopie:
pagina 194 - 195:  de nieuwe huiskamer
pagina 196 - 197: de nieuwe stad
 
 

Kenmerken moderne bouwkunst ( 1900-1950 )

Sanatorium Zonnestraal Hilversum (1928)
Sanatorium Zonnestraal Hilversum (1928)
Van Nellefabriek Rotterdam
Van Nellefabriek Rotterdam

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
2.3. Postmodernisme architectuur (1980 - nu)
 
Postmodernisme betekend letterlijk NA het modernisme. Het postmodernisme is een reactie is op de het rationele Modernisme. Postmodernisme bouwkunst is irrationeel: niet benaderd vanuit verstand: het is niet logisch, niet harmonisch, het heeft van alles wat. De nadruk ligt hier niet langer meer op functionaliteit: 'less is a bore'.
 

In het Postmodernisme wordt de klassieke bouwkunst herontdekt als inspiratiebron voor de architectuur. Er worden klassieke stijlcitaten gebruikt, denk aan lijsten, timpanen en zuilen; vaak in combinatie met moderne elementen. Naast baksteen wordt ook beton gebruikt.

Postmoderne gebouwen lijken soms op gestileerde bouwwerken uit de klassieke oudheid, met duidelijk uitvergrote stijlkenmerken. Soms lijken postmoderne gebouwen op gewone moderne gebouwen met een kwinkslag. Wonderlijke vlakken en hoeken maken deel uit van het bouwwerk. De decoratie keert terug in de bouwkunst, maar meestal wel extreem vergoot. Meestal is er ook een duidelijk streven naar omhoog, vandaar bijvoorbeeld de enorme puntdaken. Deze vermenging van stijlkenmerken noemen we eclectisme.

Vaak voorkomende kenmerken van het postmodernisme:
1. Less is a bore: nadruk ligt niet meer op de functionele, rationele, formele verschijningsvorm (zoals in het Modernisme)
2. klassieke elementen (bijvoorbeeld timpanen en zuilen)
3. uitvergroting van bouwdelen (bijvoorbeeld gigantische kolommen en puntdaken)
4. wonderlijke vlakken en hoeken
5. combinaties van verschillende stijlen en bouwtechnieken (baksteen, glas, beton)
6. gebruik van kleuren (gevels van verschillende, soms felle kleuren)
7. speels en vrij zonder extreem overdreven te zijn.

 

 
WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?
Hoofdstuk 9.3 postmodernisme:
Pagina 228 - 229
                           
 
BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 2:
 
Prefab
Letterlijk: voorgefabriceerd. Losse onderdelen voor de bouw worden gemaakt in de fabriek en ter plekke gemonteerd en in elkaar gezet.
 
Skeletbouw
Een specifieke bouwmethode, waarbij de belastingen die op een gebouw werken, zowel de verticale als de horizontale, door een geraamte of skelet worden overgebracht naar de fundering. Gevels, muren en tussenwanden hebben alleen een ruimte scheidende functie.
 
Form follows function/ less is more
Vorm volgt functie is sinds het begin van de 20e eeuw een principe in de moderne architectuur en industriële vormgeving, dat inhoudt dat het ontwerp van een bouwwerk of product voortvloeit uit of gebaseerd wordt op de beoogde functie of het uiteindelijk gebruik. Geen versiering, maak functionaliteit.
 
Form follows fanatsy/ less is a bore
Vorm volgt fantasie, het principe voor postmodernisten in onder andere architectuur, design en beeldende kunst. Men gaat uit van subjectiviteit, relativisme en herkenbare beeldcitaten. Dit vormt een eclectische beeldtaal. De (kunst)geschiedenis werd een grabbelton waaruit vele clichés en ornamenten werden opgediept, ook werden disciplines in nieuwe combinaties gebruikt.
 
Stijlcitaten
Het gebruik maken van een bepaalde stijl uit het verleden en deze als inspiratiebron gebruiken. In architectuur: het gebruiken van klassieke bouwstijlen, denk aan lijsten, timpanen en zuilen, vaak in combinatie met moderne elementen als beton.
 
Eclectisch
Combinatie van verschillende stijlen of stromingen.
 

Kenmerken van postmoderne bouwkunst na 1960

Rossi: woonwijk in Berlijn
Rossi: woonwijk in Berlijn
2006 Woonwijk de Haveleij in Den Bosch
2006 Woonwijk de Haveleij in Den Bosch

 

IN DE LES BEHANDELD:

Open bestand PPT LES 2: bouwkunst modern-postmodern

Open bestand OPDRACHT LES 2: modern-postmodern

LES 3: Beeldende kunst

Abstract expressionisme, Pop art en Postmodernisme


3.1 Amerikaanse avant-garde kunstenaars na WOII


Jonge Amerikaanse avant-garde kunstenaars, uit met name New York, werden beïnvloed door Europese abstracte kunst zoals de kunst van het expressionisme, surrealisme en het kubisme. Amerikaanse kunstenaars kwamen in aanraking met deze kunststromingen doordat er veel Europese kunstenaars waren gevlucht voor het naziregime in verband met de Tweede Wereldoorlog en zich in New York hadden gevestigd.

Een belangrijk verschil tussen de Europese en de nieuwe abstracte Amerikaanse kunst was het formaat waarop gewerkt werd. De Europese abstracte schilderijen waren nog van 'gewoon' formaat, gemaakt op een schildersezel. De Amerikanen schilderden op reusachtig formaat, dat in de Europese kunstgeschiedenis alleen gebruikelijk was in uitzonderlijke opdrachtsituaties of voor het maken van prestigieuze historiestukken of groepsportretten.

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
3.2. Abstract expressionisme
 
Het abstract expressionisme was de eerste vernieuwende stijl na de Tweede Wereldoorlog.
Het is de eerste Amerikaanse uitgevonden stijl (New York 1946) dat een beslissende stempel op de kunstwereld heeft weten te drukken. De kunstenaars van het abstract expressionisme waren opgegroeid tijdens de Amerikaanse Depressie en de Tweede Wereldoorlog. Dit betekende dat zij weinig waarde hechten aan de ideologieën, die volgens hen mede oorzaak waren van deze dramatische gebeurtenissen.
 
Net als de kunstenaars van het expressionisme uit het begin van de twintigste eeuw, beschouwden de abstract expressionisten de emotie van de kunstenaar als het belangrijkste onderwerp van de schilderkunst.  Ze zetten hun gevoel om in kleur, vorm en textuur. Binnen het abstract expressionisme onderscheiden we twee stromingen: action painting en colourfield painting.
 
Algemene kenmerken abstract expressionisme:
  • abstract, geen herkenbare voorstelling
  • expressionistisch door:
    • heftig kleurgebruik
    • grote kleurcontrasten
  • schilderen op grote formaten
  • Grove penseelstreken

 

1. Action Painting
De handeling van het schilderen staat bij deze kunstenaars centraal: schilderen werd een emotionele actie.
 
Jackson Pollock was een belangrijke vertegenwoordiger. Hij legde zijn schilderdoeken plat op de grond en liet de verf erop druipen. Het leverde hem de bijnaam 'Jack the Dripper' op. Naast 'drippings', maakte Pollock ook 'pourings', waarbij hij gebruik maakte van door hemzelf ontwikkelde giettechnieken. Jackson sprong al werkend om zijn doek heen het ging hem meer om de gebeurtenis dan om het resultaat.
 
Ook de in Amerika woonachtige Nederlandse schilder Willem de Kooning was een belangrijke vertegenwoordiger van het abstract-expressionisme. De schilderijen van de Kooning vallen op door de agressieve techniek. Door met een breed penseel en met agressieve gebaren te werken, bouwde hij dreigende kleurcomposities op. De penseelstreken lijken een gevecht met elkaar aan te gaan.
 
Voorbeelden action painting:
 
Jackson Pollock: Action Painting
Jackson Pollock: Action Painting
Willem de Kooning: action painting
Willem de Kooning: action painting

Jackson Pollock aan het werk (in actie)

2. Colorfieldpainting
Het gaat deze kunstenaars niet om de actie maar om de emotionele werking van kleur.
 
Ze schilderden doeken waarop slechts enkele monumentale eenkleurige vlakken werden aangebracht. Door de grote van het doek verdrinkt een beschouwer haast in die ene kleur. De ogenschijnlijk egale vlakken werden door kunstenaars als Barnett Newman en Marc Rothko zorgvuldig opgebouwd uit meerdere na elkaar op te brengen lagen.
 
Voorbeelden colorfieldpainting:
 
Barnett Newman: colorfield painting
Barnett Newman: colorfield painting
Marc Rotkho: colorfield painting
Marc Rotkho: colorfield painting
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
3.3. Pop Art (vanaf 1950)
 
Afzetten tegen abstract expressionisten
Een nieuwe generatie kunstenaars verzet zich tegen de opvattingen en het werk van de abstract expressionisten. Het verheven imago dat schilderkunst dankzij het abstract expressionisme had gekregen, diende te worden bestreden. Er ontstonden als reactie nieuwe stijlen als minimal art en Pop Art​.
 
Consumptiemaatschappij
Pop Art (afkorting van popular art) is de naam van een stroming in de moderne beeldende kunst uit de vijftiger jaren. De Pop Art ontwikkelde zich gelijktijdig in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten. De 'popkunstenaar' vond inspiratie in de populaire cultuur (consumptiecultuur) en media. Artikelen uit de supermarkt en massaproducten zoals kleding, huishoudelijke apparaten, voedsel in blik, of etenswaren zoals hamburgers en sandwiches, strips, advertenties, pin-up's, beelden van beroemde personen en filmsterren uit kranten en tijdschriften, de autocultus en de modelwoning met moderne badkamer, wc en keuken dienden tot voorbeeld.
Kunstenaars brachten ze in reusachtige afmetingen in beeld, herhaalden ze eindeloos of gaven ze in ongewoon perspectief weer.
 
Pop Art beelden kwamen uit de consumptiemaatschappij; in deze maatschappij was de levensstandaard zo verhoogd dat mensen allerlei nieuwe producten konden aanschaffen.
De Pop-Art toonde fragmenten uit het dagelijks leven waar je eigenlijk nooit bewust naar kijkt. Nooit eerder had iemand de beeldende kwaliteiten van een schuursponsje gezien. De eerste Pop-Art kunstenaars waren billboard-schilders voor reclamebedrijven, en moesten niks hebben van een interpretatie van hun werk of een theoretische onderbouwing. et mooiste van Amerika is dat de
 
De moderne kunstwereld vond dat de Pop Art verraad pleegde aan de moderne kunst, die met zoveel moeite het imago van intellectuele, emotionele en serieuze bezigheid had verworven.
Ondanks deze kritiek is Pop Art is een internationale stijl geworden; sindsdien zijn kunst en commercie onlosmakelijk verbonden.
 
Kenmerken van Pop Art:
  • Figuratief
  • Gebruik van de symbolen van de Westerse consumptiecultuur. 
  • Ironie en humor.
  • Gebruik van commerciële materialen en voorwerpen, producten uit het leven van alledag.
  • De kunstenaar gebruikt vaak 'ready mades': kant-en-klare, bestaande voorwerpen.
  • De beeldende middelen worden net zo gebruikt als bij reclame, film, televisie, affiches en strips. 
  • Vervreemding door:
    • vergroting 
    • herhaling
    • gebruik van ongebruikelijke materialen. 
  • Een collageachtig uiterlijk, zowel in twee- als driedimensionale beelden.
  • Geen persoonlijk handschrift van de kunstenaar. Soms laat hij werk zelfs door anderen uitvoeren. 
  • De identiteit van de kunstenaar, zijn imago, wordt soms zorgvuldig opgebouwd.

 

 
Richard Hamilton 1956: Pop Art
Richard Hamilton 1956: Pop Art
Andy Warhol, 1960: Pop Art
Andy Warhol, 1960: Pop Art
Claes Oldenbrug: Pop Art
Claes Oldenbrug: Pop Art
Roy Lichtenstein: Pop Art
Roy Lichtenstein: Pop Art
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
3.4 Postmoderne kunst
 
Afzetten tegen modernisme
De Postmoderne periode dateert uit de tweede helft van de 21e eeuw en is ontstaan in de jaren 50 en 60. Deze kunststroming zette zich sterk af tegen het Modernisme. Kenmerkend voor het Postmodernisme was dat het niet alleen werd weergegeven op doek of gehouwen uit brons, of in de architectuur maar het werd ook op een hele nieuwe manier tentoongesteld, namelijk in video opnames en computers. De kunst werd dus technologisch.
 
In  tegenstelling tot de Modernisten, die een manier probeerden te verzinnen aan de werkelijkheid van het normale leven te ontsnappen (door stromingen als het surrealisme en futurisme), probeerden de Postmodernisten dit juist niet. Zij gaven kritiek op de Modernistische visie  en gaven zich over aan de chaos van het dagelijks leven. Dit was ook wel te zien in de kunstwerken die zij maakten. Zij experimenteerden met allerlei soorten vroeger gebruikte stijlen en mengden deze tot hun eigen stijl. Er werden dus verschillende stijlen en stromingen gecombineerd. Dit wordt ook wel het eclecticisme genoemd. Alles kon en niets was teveel.

Grensvervaging
De grens tussen zogenoemde ‘hoge kunst’  en ‘lage kunst’  werd weggevaagd. Eigenlijk kon alles wel kunst genoemd worden, als het maar goed kon worden toegepast in het dagelijks leven, want dit was ook een kenmerk waar Postmoderne kunst aan moest voldoen.  De twee uitersten worden juist gecombineerd in de postmoderne kunst. De kunstenaar is niet meer iemand die originele werken maakt, hij is nu iemand die verschillende elementen samenvoegt tot een nieuw kunstwerk.
 
Conceptuele kunst
In het postmodernisme komt ook de conceptuele kunst op, hierbij staat het idee centraal. Het gaat dus niet meer om een goede techniek of om een mooi plaatje, maar om het idee dat achter het werk schuilt. Vaak worden de werken van conceptuele kunstenaars niet in werkelijkheid uitgevoerd, maar blijven de werken beperkt tot schetsen en teksten waarin de ideeën van de kunstenaar beschreven staan.
 
Engagement
In Amerika is het postmodernisme veel meer betrokken met de maatschappij dan in Europa. Veel kunstenaars leveren in hun werken kritiek op de hedendaagse samenleving. Ze hebben kritiek op ondergeschikte rol van de vrouw en de intolerantie naar homoseksuelen. De integratie van verschillende bevolkingsgroepen vormt in de politiek een belangrijk onderwerp van discussie. De vraag blijft hoe de bevolkingsgroepen met elkaar kunnen samenleven in de huidige maatschappij. Kunstenaars reflecteren in hun werken op dit politieke vraagstuk.
 
Autonoom
In het postmodernisme wordt kunst veelal niet gemaakt vanuit een bepaalde opdracht. Kunstenaars geven vorm aan de eigen ideeën zonder dat er op voorhand al een koper is voor het werk. Postmoderne kunstwerken zijn over het algemeen autonome werken, een autonoom kunstwerk staat op zichzelf en heeft geen specifieke functie. Veel kunstwerken worden verkocht via galeries en veilinghuizen. De prijzen kunnen hoog oplopen, tot in de miljoenen, wanneer het gaat om kunstwerken van bekende kunstenaars. Het is echter slechts een handjevol kunstenaars die echt kan leven van de kunst.
 
Anything goes
Postmodernistische kunst is dus een mengelmoes van van alles en nog wat, waar een hoop technologie in verwikkeld werd. Het is dus geen stijl maar meer een overkoepelende benaming voor de cultuurstroming. Postmodernisme wordt ook wel bestempeld met het predicaat: ‘anything goes’.
 
Voorbeelden van stromingen en stijlen die binnen het postmodernisme vallen zijn: minimal art, streetart, performances en happenings (zie les: theater), engagement,  virtuele kunst, hybride kunst.
 
 
Kenmerken van de esthetiek (schoonheid) van het postmodernisme:
1. Geen vaststaande esthetische normen. Anything goes.
2. Herwaardering ornament.
3. Grensoverschrijdingen van veel kunstdisciplines.
4. Herwaardering verhalende verwijzingen.
5. Complexiteit en tegenspraak (Venturi). Less is a bore.
6. Herwaardering figuratie.
7. Cultuurrelativisme.
8. Natuur: natuur en clichés over de natuur.
9. Originaliteit: hoeft niet; clichés en (stijl)citaten mogen
10. High Art & Low Culture

 
Jeff Koons: postmodern
Jeff Koons: postmodern
Barbara Kruger: postmodern
Barbara Kruger: postmodern
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK
Hoofdstuk 9.1 American Dream:
Pagina 204 - 205 : in trance (action painting: Pollock) + zinderende kleurvelden (colorfield painting: Rothko)
Pagina 210 - 211: Pop!
 
Hoofdtuk 9.2. grensvervagingen:
Pagina 214 - 215: videopionier,
Pagina 222 - 223: minimal art,
 
Hoofdtuk 9.3. postmodernisme:
Pagina 230 - 231: reclamekunst,
 
Hoofdtuk 9.4. globalisering:
Pagina 236 -237: kunst als handelsobject,
Pagina 240 -241: huisarrest in China,
Pagina 244 - 245: Guerillakunst,
 
Hoofdtuk 9.5. netwerken:
Pagina 246 - 247
Pagina 250 - 251: kunst als ontmoeting,
Pagina 252 - 253: streetart,
Pagina 254 - 255: nieuwe verbindingen.
 
BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 3:
 
Abstract expressionisme
Amerikaanse kunststroming in de beeldende kunst die opkomt vanaf 1946. Kenmerkend zijn expressiviteit, improvisatie en grote formaten. Bekende kunstenaars: Jackson Pollock (action painting), Mark Rothko (colorfield painting).
 
Pop Art
Pop Art (afkorting van popular art) is de naam van een stroming in de moderne beeldende kunst uit de jaren ‘50 en ‘60. De Pop Art ontwikkelde zich gelijktijdig in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten. De 'popkunstenaar' vond inspiratie in de populaire cultuur (consumptiecultuur) en media. Bekende kunstenaars: Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Claes Oldenburg
 
Autonome kunst
Kunst die geen directe vaste functie heeft, maar een uiting is van de kunstenaar. Niet van iemand of iets afhankelijk. Autonome kunst is de tegenhanger van toegepaste kunst; objecten die naast het feit dat ze een verfraaiing of versiering zijn ook een functie hebben, bijvoorbeeld designmeubelen of -kleding, sieraden, keramiek, grafische vormgeving.
 
Minimal art/ minimal kunst
Kunstvorm die zich zowel manifesteert in de muziek, dans en beeldende kunst. Uitgangspunt is dat de maker werkt met uiterst spaarzame middelen. Bekende kunstenaars: Donald Judd (beeldende kunst), Philip Glass (muziek), Lucinda Childs (dans).
 
Streetart
Term voor (vaak ongevraagd aangebrachte) visuele uiting in de openbare ruimte
 
Performances
Kunstwerk dat in de vorm van een (theatrale) actie aan het publiek wordt gepresenteerd. Meestal is de handeling niet verhalend en kan het publiek in en uit lopen. Bekende kunstenaars: Marina Abramovic, Joseph Buys.
 
Happenings
Kunstzinnige of politieke actie in de openbare ruimte waarin het publiek vaak een actieve rol speelt. Komt op rond 1960. Bekende kunstenaar: Allen Kaprow.
 
Virtuele (digitale) kunst
Kunst die met behulp van een digitaal proces gemaakt is. De kunst kan alleen zichtbaar gemaakt worden met elektronische apparatuur als computers en beeldschermen.
 
Hybride kunst
Kunst die elementen uit verschillende culturen, stijlen, bronnen en technieken bevat. Het is een mengvorm die een geheel vormt, ook wel interdisciplinaire kunst genoemd.
 
 
IN DE LES BEHANDELD:
 
 

Open bestand LES 3: PPT beeldende kunst massacultuur

Open bestand OPDRACHT LES 3: Pop Art

Massacultuur: Muziek en Dans

LES 4: Muziek jaren '50 en '60

Pop -en jeugdcultuur jaren '50 en '60

 

4.1. Impact van massamedia: radio en televisie

Nog meer dan film zijn radio en televisie in staat grote massa's mensen tegelijk te bereiken. In de jaren 50 weet de radio miljoenen aan zich te binden met nieuwsuitzendingen, muziekprogramma's en hoorspelen. De televisie wordt steeds meer het belangrijkste meubelstuk in de huiskamer, een verzamelplaats voor het gezin. Televisie heeft een eigen taal (je kunt er doorheen praten, koffie halen: anders dan een theaterbezoek) die kenmerkend is voor de massacultuur.

De taal van de televisie is pakkend, het moet de kijker verleiden om verder te willen kijken. De tv krijgt een ongekende macht. Het kan op grote schaal het koopgedrag van mensen beïnvloeden en maakt sterren beroemd door hun verschijning op de buis. Voorheen kende het publiek hun sterren alleen van plaatjes en foto's, nu zie je meteen hoe je favoriete zanger eruitziet, welke kleding je behoort te dragen en op welke manier je moet dansen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De impact en reikwijdte van het nieuwe massamedium radio is zeer groot. Zo moet de uitzending van het hoorspel War of the Worlds uit 1939 (zie hoofdstuk 8 modernisme) door de politie worden stopgezet. Het verhaal over marsmannetjes die met laserstralen de aarde aanvallen is zo realistisch verteld dat duizenden Amerikanen in paniek raken. Het hoorspel is vormgegeven als een nieuwsuitzending, compleet met reporter die het uitschreeuwt als hij "live" wordt geraakt door een laserstraal. Vanuit een kleine radiostudio veroorzaakt dit hoorspel landelijke massahysterie. Iedereen luistert immers naar de radio: jong, oud, arm en rijk.

 

4.2. Rock and Roll - jaren '50
 
A white boy who sounded black
Elvis maakte Rock and Roll, de oervorm van de popmuziek. Hij is wereldwijd bekend geworden als The King of Rock and Roll. Deze muziek was nieuw en revolutionair. Popmuziek schudt de maatschappij door elkaar, het heeft invloed op de leefwijze van mensen, vooral van jongeren. De blanke Amerikanen zijn in de jaren 50 nogal burgerlijk, braaf en suf te noemen. En daar is opeens Elvis, met zijn prachtige stem, vetkuif en schuddende heupen. Zijn lichaamstaal en act zijn  "zwart". Het tienerpubliek is uitzinnig, meiden worden helemaal gek en hysterisch. De eerste "Rock and Roll" artiesten zijn zwarte muzikanten, zij maken Rhythm-and-blues: ritmische muziek om lekker op te dansen. Het is wrang dat zij bij het blanke publiek niet doorbreken, er wordt niet naar hen geluisterd. Pas als de blanke zangers er mee aan de haal gaan, wordt het een succes.
 

 

Rock and roll was in het begin heel schokkend, het was totaal anders. De swingende heupen van Elvis Presley waren een grote shock, vooral voor de oudere generatie.  Rock and roll werd vooral geluisterd door de tieners, dit kwam mede omdat de teksten over seksualiteit gingen, en het ritme van de muziek je wild liet dansen. Dus niet "saai" stijldansen maar lekker swingen. Wilde sprongen, snelle draaien, het ging er wild aan toe en er was veel lichaamscontact. Ouders vonden het vreselijk en vunzig... Jongeren gingen zich ook anders kleden. Vetkuiven, petticoats, leren jasjes, spijkerbroeken, brommers: de jeugdcultuur is geboren. De jeugd heeft altijd al de neiging gehad zich af te zetten tegen zaken die volwassenen belangrijk vinden. Dit is een belangrijk kenmerk van de jeugdcultuur. Jongeren proberen een eigen identiteit te vinden, zij herkennen zich niet in de manier van doen van volwassenen. Dankzij de nieuwe media (single, radio en tv) verspreidde die cultuur zich in de jaren '50 massaler en sneller dan tot dat moment voor mogelijk was gehouden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.3. De Beatles - Jaren '60

Rock and Roll verovert de wereld en dus ook Europa. De popmuziek maakt een doorstart in Engeland met een variant op Rock and Roll: de beatmuziek. Deze muziek is een variant op Rock and Roll, Rhytm and Blues en soul. De Beatles en The Rolling Stones veroveren in snel tempo eerst Europa, en daarna de VS. Anders dan de rockers treden deze bandjes op als collectief met een vaste bezetting. Uiterlijk wordt steeds belangrijker: de muzikanten hebben vaak lang haar, iets dat de oudere generatie afschuwelijk vindt. Er is geen band die meer platen verkoopt en meer publiek op de been brengt dan De Beatles. Overal waar de Beatles komen zie je het waanzinnige tafereel: huilende en flauwvallende meisjes en aanhoudend gegil. Dit noemen we Beatlemania.

 

 

Rebels
De popmuziek levert de jeugd eigen helden en idealen. The Rolling Stones en The Who vertegenwoordigen de rebelse kant van de popmuziek. The Who maakt van slopen een act. Aan het einde van hun optreden slaan ze hun instrumenten aan puin en staat de zaal helemaal op z'n kop.

Het provoceren en tegendraadse zie je ook terug in de kleding: is het colbertje wat ze op deze foto dragen een vlag of een jasje? Voor de oudere generatie is een vlag heilig. De meiden provoceren door het dragen van minirokken.

 

De Beatles zijn de hysterie rond hun verschijning en optredens zat, ze vinden zichzelf "opnieuw" uit. Ze gaan muziek maken die ze echt interessant vinden, met veel nieuwe instrumenten zoals de synthesizer. Met het album Sgt. Pepper's Lonely Heart Club Band heffen ze bij wijze van spreken de oude band op.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.4 Hippies - eind jaren '60

Eind jaren '60 is de tijd van de hippies, van flower power en van LSD, antiburgerlijk en antioorlog, voor de vrije liefde en vooral voor de vrede. De psychedelische rock hoort bij deze levenstijl van de hippies. Bij psychedelische rock gaat het meer om een levenshouding dan een muzikaal uitgangspunt. Verruim je geest (met drugs) laat je meevoeren op de trip en je muziek wordt vanzelf kunstzinnig.

 
Drie dagen van vrede en muziek
Het Woodstockfestival (1969) gaat de geschiedenis is als een van de belangrijkste hippiefestivals. Popfestivals zijn een uitvinding van de jaren '60: lekker met z'n allen een paar dagen kamperen op een terrein waar de burgerwetten niet gelden. Veel grote artiesten zijn op dit festival doorgebroken, het wordt een nooit meer te evenaren evenement. Er kwam bijna een half miljoen mensen op af. Een van de hoogtepunten was het optreden van de gitarist Jimi Hendrix. Hij speelde het Amerikaanse volkslied op zo'n manier dat het net lijkt of er kinderen gillen en bommenwerpers overvliegen: een aanklacht tegen de oorlog in Vietnam. Woodstock huilt om Vietnam.

 

Musical Hair
In de musical Hair (1968) is love and peace ook het motte van een groep hippies. Op de achtergrond van het verhaal sluimert het protest tegen de oorlog in Vietnam. De beelden van de oorlog zijn dagelijks op televisie te zien. Protest tegen oorlog leidt soms tot gewelddadige confrontaties tussen jongeren en burgerlijke elite. Hair zet dit om in een wervelende theatershow.
 
 

Bestaat rock muziek alleen uit harde gitaren en schreeuwende mannenstemmen, of is er meer? In deze video wordt je het een en ander uitgelegd over de geschiedenis van de rock muziek.

 

 

4.5. Soul en Funk
 
SOUL: vanuit je hart en ziel
Zoals we weten is de Rock and Roll muziek uit de jaren 50 origineel muziek van zwarte muzikanten. Hun muziek is "gestolen", ze voelen zich bekocht. De blanke muzikanten verdienen er goud geld mee. In de jaren 60 komt de soulmuziek op, dit is het zwarte antwoord op de rock and roll rage. Het woord "soul" zegt al genoeg: het is muziek die uit je hart en ziel komt. De boodschap is optimistisch (I feel good, zingt James Brown), en wordt met veel muzikaal vuurwerk gebracht. In soulmuziek spelen vaak blazers mee, en de manier van zingen komt uit de gospels (zwarte swingende kerkmuziek). De zangers zingen vaak call-and-response - ook een gospelmanier- dat zweept de boel goed op.
 

I Feel Good - James Brown:

 

Vanaf 1965 wordt de soul de toonaangevende dansmuziek, het wordt geproduceerd door Motown. Dit platenlabel ontdoet de artiesten in het begin van al te 'nadrukkelijke' kenmerken. Artiesten dragen keurige pakken, het haar wordt ontkroest, de teksten zijn keurig en de danspasjes keurig ingestudeerd. Het blanke publiek moet deze muziek namelijk ook leuk vinden. Motown is een geweldig grote hitmachine. Bekende artiesten als The Jackson five, Stevie Wonder, Diana Ross (The Supremes) zijn hier bekend geworden.

 

Diana Ross
Diana Ross
Jackson Five
Jackson Five
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
FUNK: groove
Uit de populaire soul ontstaat een nieuwe opzwepende stijl: de funk. Bij funk draait alles om een ritmische en opzwepende groove. Eigenlijk is het een radicale vorm van soul. De funk vormt uiteindelijk de basis voor de hiphop, disco en verschillende dansstijlen.
 
 
 
WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?
Hoofdstuk 9.1 American dream:
Pagina 204 - 205: Bebop en vrijer
Pagina 208 -209: rock ‘n roll
 
Hoofdstuk 9.1 experimengt en egagement:
Pagina 220 - 221
Pagina 224 - 225: Bob Dylan en Woodstock
Pagina 226 - 227: Funk
 
 
 
BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 4:
 
Rhythm and blues
Afro-Amerikaanse dans- en amusementsmuziek waarin jazz, gospel en blues samensmelten. Wordt gezien als voorloper van rock ’n roll.
 
Rock-n-Roll
Muziekgenre ontstaan rond 1955 uit rhythm-and-blues en country. Wordt wel gezien als het moedergenre van alle popmuziek. Artiesten: Chuck Berry, Elvis Presley.
 
Beatmuziek
Briste rock-n-roll variant die ontstaat rond 1963. Mix van rock-n-roll, rhytm-and-blues en soul. Bekende artiest: The Beatles.
 
Jeugdcultuur
Een subcultuur die specifiek leeft bij groepen jongeren. Jongeren die een jongerencultuur aanhangen proberen zich door middel van bijvoorbeeld kleding, muziek, gedachtegoed en leefstijl te onderscheiden van de rest van de samenleving. Voorbeelden hiervan zijn gothics, hippies en punkers.
 
Rebelleren + provoceren
In opstand komen tegen het heersende gezag of de heersende dominante cultuur.
 
Psychedelische rock
Benaming voor progressive rockmuziek die ontstaat vanaf 1960, waarin geexperimenteerd wordt met afwijkende instrumenten en geluidstechnische foefjes. ‘Psychedelisch’ verwijst naar de drugsroes waar de muzikanten door beïnvloed zijn of die ze willen verbeelden. Bekende artiest: Jimi Hendrix.
 
Soul                
Zwarte popmuziek ontstaan uit gospelzang en rhythm-and-blues. Bekende artiest: James Brown.
 
Gospel
Letterlijk: evangelie. Religieus lied van de protestante zwarte Amerikaanse bevolking waarin het evangelie wordt bezongen. Meestal blijmoedig van karakter met afwisseling van solo- en koorzang.
 
Call-and-response (herhaling modernisme)
Een vraag- en antwoordspel tussen een hoofdmelodie (bijvoorbeeld van de leadzanger of solist) en de reactie daarop van de backing vocals, of instrumenten uit de band.
 
Funk
Soulvariant waarbij het accent ligt op de ritmesectie en de dansbare herhaling van muzikale elementen. Bekende artiest: James Brown.
 
 
 

IN DE LES BEHANDELD:

 

Open bestand LES 4: PTT deel 1: muziek jaren '50

Open bestand LES 4: PPT deel 2: muziek jaren '60

Open bestand OPDRACHT LES 4: muziek jaren '50 en '60

LES 5: Muziek jaren '70 tot nu

Pop- en jeugdcultuur jaren 70 - nu

 
5.1. Disco
 
Disco is dansmuziek die in de discotheek (plaats waar je ging dansen) gedraaid werd. Uiterlijk vertoon speelt een grote rol in de disco: lekker over de top! De muziek gaat uit van de grooves van de funk, maar de beat is veel mechaniser, vaak een drumcomputer. Elektronische middelen werden veel gebruikt en soms vervangen synthesizers echte instrumenten. Voor een discohit heb je het volgende nodig: een pakkend melodietje, een leuk uitziende artiest en een aardig dansje. De discorage wordt aangewakkerd door de film Saterday Night Fever.
 

ruim 41 jaar geleden, op 14 december 1977, ging in New York de film Saturday Night Fever in première.

 

5.2. Muziek met een boodschap
 
PUNK: No Future!
Wie punk zegt, zegt Sex Pistols. De Punk is van oorsprong een Engels fenomeen. Punkers schoppen tegen de maatschappij en roepen dat het "systeem" verrot is. Er is in de 70-er jaren massale werkeloosheid, de jongeren zien geen toekomst. De jongeren zijn kwaad, kwaad op de politiek, kwaad op hun ouders, kwaad op in hun ogen "foute" rockmuziek.
 
Jeudcultuur: punkers
Jeudcultuur: punkers
Jeudcultuur: punkers
Jeudcultuur: punkers

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Niet alleen de muziek van de punkers, maar ook hun hele voorkomen is spraakmakend. Ze schelden presentatoren op televisie uit, noemen het koningshuis een "fascistisch regime" en zien er met hun piekhaar en hanenkammen, gescheurde kleren, en veiligheidsspelden, kettingen, badges op leren jassen heftig uit. Punk is doe-het-zelfmuziek: pak een gitaar en rammen maar. De tekst is grof en provocerend en wordt met veel overtuiging hard over de muziek heen geschreeuwd.
 
Muzikale kenmerken punkmuziek:
- Schreeuwerige zang
- Pompende bas
- Scheurende gitaren met vaak 3 akkoorden
- Heftige drums
 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
REGGAE: Get up, stand up!
Reggae is ontstaan op het Caribische eiland Jamaica. Reggae is niet zomaar een muziekstijl, het is gekoppeld aan een geloof: het rastafarigeloof. De rastafari geloven in de goddelijke status van Rasa Fari, oftewel Haile Selassie, de toenmalige keizer van Ethiopie. Eens zullen alle alle Afrikanen die in ballingschap leven in "Babylon" (VS en Jamaica) terugkeren naar het beloofde land Zion (Ethiopie). Rastafi staat voor geloof in een betere wereld, broederschap en spirituele kracht. Het roken van marihuana hoort erbij, net als het dragen van dreadlocks en de kleren in de kleuren van de vlag van Ethiopie: rood, geel en groen. Reggae is herkenbare muziek. Een van de beroemdste reggaeartiesten is Bob Marley.
 
Muzikale kenmerken reggaemuziek:
- Laidback tempo
- Afterbeat: accent op op 2e en 4e tel door gitaren/toetsen
- Drums accent op 3e tel: one drop
- Losse manier van zingen met achtergrondkoortje (call-and-response)
 

 

Je kent vast wel wat reggae liedjes, en van Bob Marley heb je ook vast wel eens gehoord. Maar dat is niet alles wat de reggae te bieden heeft. In deze video wordt je meer uitgelegd over het genre reggae. Waar komt de muziek bijvoorbeeld vandaan en wat maakt de muziek zo anders dan andere stijlen?

 
5.3. MTV
 
Sinds 1981 zendt muziekzender MTV 24 uur per videoclips, commercials en promotie van MTV zelf uit. Om een zo breed mogelijk publiek te bereiken richt de zender zich vooral tot de mainstream muziek. Artiesten worden in een klap beroemd over de hele wereld. Een opvallende videoclip en het imago van de artiest is de manier om aandacht te krijgen. Madonna en Michael Jackson maken zeer spraakmakende videoclips waaronder Thriller en Like a Prayer. Alles is tot koopwaar geworden, het gaat niet langer om de ideeën of waarden maar om de 'look', die het beste zal verkopen. Zodra een clip wordt uitgezonden, wordt hij als koopwaar aan de man gebracht.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
5.4. Jaren 80: Hiphop
 
In de jaren 80 wordt duidelijk dat eigenlijk alles al is gedaan, vernieuwen is bijna niet mogelijk. Kan je nog origineel zijn in je muziek? Misschien niet, dus...wordt er hergebruikt. Oude stijlen en stromingen worden herhaald, er wordt geplakt, geciteerd en gecombineerd.
 
Een voorbeeld hiervan is Hiphop. Hiphop ontstaat in de gettowijken van New York. Op straat probeert de zwarte jeugd een identiteit op te bouwen, een groepsgevoel te kweken. Muziek, dans (breakdance), kleding en gedrag horen daarbij. Op straat je plaats bevechten betekent dat je anderen moet overtreffen. Breakdancers en rappers "bevechten" (battle) elkaar met woorden en moves. Rap is een essentieel kenmerk van Hiphop, de begeleiding bestaat uit beats (vaak afkomstig van oude funkplaten). Vaak worden er ook samples gebruikt: muziekstukje van oude plaat die hergebruikt wordt. Ook het scratchen is populair: de plaat op de draaitafel ritmisch heen en weer bewegen.
 

In deze video word je meegenomen in de geschiedenis van de Hip Hop muziek. Van de eerste Bloc Party's in the Bronx tot de grote successen van Eminem en 50 cent.

5.5. Dance
 
Dance is muziek die geproduceerd is voor de dansvloer. Dance is een verzamelnaam voor: house, techno, jungle en ambient. De muziek brengt je in een bepaalde sfeer, je moet er helemaal in op gaan. De stampende bassen, lichteffecten, rook, kolkende mensenmassa en pillen zorgen daarvoor. Het is een sociale gebeurtenis: met honderden tegelijk ga je op in de muziek. De centrale persoon is de DJ, hij is de schakel tussen de muziek en het publiek.

Plakken, knippen, citeren, en lenen zijn postmoderne begrippen. Het gereedschap van de artiest van nu is de sampler en de computer. Tegenwoordig hoor je veel cross-overs: een mengeling van verschillende stijlen. Bij een etnische cross-over wordt muziek van verschillende culturen gecombineerd.

In deze video word je meegenomen in de geschiedenis van de Dance muziek. Vanaf de allereerste elektrische klanken van Kraftwerk tot aan de Nederlandse successen van Armin van Buren en Afrojack.

Open bestand LES 5: PPT jaren '70 tot nu

Open bestand OPDRACHT LES 5: Thriller

 
WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?
Hoofdstuk 9.2. expirimengt en egagement:
Pagina 218 - 219: serialisme en elektronica + Robotrock
Pagina 226 - 227: Punk + Disco
 
Hoofdstuk 9.3. postmodernisme:
Pagina 232 - 233
 
Hoofdstuk 9.4. globalisering:
Pagina 242  - 243
Pagina 244 -245 : Powervrouwen + Artistieke vernieuwing
 
 
BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 5:
 
Disco
Dansmuziek met een snel, regelmatig ritme en een belangrijke rol voor strijkers en synthesizers. Kwam op in de jaren '70 in Amerikaanse discotheken. De muziek gaat uit van de grooves van de funk, maar de beat is veel mechaniser, vaak uit een drumcomputer. Elektronische middelen werden veel gebruikt en soms vervangen synthesizers echte instrumenten. Geldt als voorloper van de house en beïnvloedde vooral de commercieel succesvolle popmuziek van de (vroege) jaren '80.
                               
Synthesizer
Een elektronisch muziekinstrument dat klanken en geluiden kunstmatig (meestal elektronisch) opwekt. Het woord is afgeleid van het Engelse woord ‘synthesize’, wat samenvoegen betekent.
 
Punk
Muziekstroming ontstaan rond 1974 in de VS en Groot-Brittannië als reactie op de populaire commerciële popmuziek. Kenmerkend zijn een ongepolijste sound, een eenvoudig instrumentarium en simpele akkoordenschema’s. Artiesten: The Ramones, The Sex Pistols. In breder verband: Benaming voor jongerencultuur die zich, wat betreft ideeën en uiterlijk, afzet tegen middelmaat en burgerlijkheid.
 
Reggae
Reggae is naast een muziekstijl waar de accenten liggen op de ‘afterbeat’ (2e en 4e tel) ook gekoppeld aan een geloof: het Rastafari geloof. De bekendste artiest is Bob Marley.
               
Rastafari
Rastafari staat voor geloof in een betere wereld, broederschap en spirituele kracht. De Rastafari geloven in de goddelijke status van Rasa Fari, oftewel Haile Selassie, de toenmalige keizer van Ethiopië. Eens zullen alle Afrikanen die in ballingschap leven in ‘Babylon’ (VS en Jamaica) terugkeren naar het beloofde land Zion (Ethiopië).
 
Afterbeat (offbeat)
Accent op 2e en 4e tel gespeeld door gitaren/toetsen
 
MTV                                 
Music Television. Sinds 1981 zendt muziekzender MTV 24 uur per dag videoclips, commercials en promotie van MTV zelf uit. Vooral mainstream muziek waarbij de nadruk ligt op het imago van de artiest, die zich dankzij een videoclip kan profileren.
 
VJ
Afkorting voor videojockey. In navolging van de dj’s mixt de vj bestaand of eigen materiaal tot nieuwe beelden die als ondersteuning voor de muziek worden geprojecteerd.
 
Hiphop                           
Algemene benaming voor de cultuur van zwarte jongeren uit de Amerikaanse binnensteden; met name gebruikt als aanduiding voor de bijbehorende muziekstijl die zich kenmerkt door rap (ritmisch gestileerd praten), scratchen (het muzikaal heen en weer bewegen van een langspeelplaat onder een pick-upnaald) en het gebruik van samples. De muziekstijl ontstaat in de jaren ’70 in New York en kenmerkt zich door politiek geladen teksten en teksten over de levensstijl van rappers. Bekende artiesten zijn Public Enemy, De La Soul en Run DMC.
 
MC
Master of Ceremonies, ook wel rapper genoemd.
 
Scratchen
Techniek uit de hiphopcultuur waarbij een platenspeler als muziekinstrument wordt gebruikt. Door het ritmisch met de hand heen en weer bewegen van een grammofoonplaat kan de scratcher ultrakorte stukjes muziek of geluid ritmisch herhalen.
 
Breaks
Instrumentale tussendelen van een pop-nummer. Breaks van bestaande platen vormen vaak de basis voor hiphopmuziek.
 
Breakdance
Een dansstijl die onderdeel is van de hiphopcultuur. De dansstijl ontstond eind jaren zeventig in de buitenwijken van New York. Breakdance combineert onder andere bewegingen van vechtsporten, dans en acrobatiek. Headspin (op het hoofd draaien) en windmill (op de rug cirkels draaien met benen gespreid in de lucht) zijn kenmerkende bewegingen.
 
Samples
In de muziek: bestaande opnamen die gebruikt worden om nieuwe composities mee te maken.
 
Dance     
Elektronische dansmuziek die opkomt vanaf 1980. Kenmerkend voor dance is de prominente rol voor het ritme en de bas. Bekende artiesten: Frankie Knuckles, Daft Punk.
   
House
Elektronische dansmuziek die opkomt in Chicago rond 1980. Typerend voor house is de basdrum op elke tel van de vierkwartsmaat.
 
Techno
Elektronische dansmuziek die tegelijkertijd (rond 1980) opkomt met de house, in de stad Detroit. Techno klinkt minimalistischer en industriëler dan house.
 
Cross-over
Een mengeling van verschillende muziekstijlen tot een nieuwe stijl.
 
Triphop

Trage, sfeervolle variant van hiphop, vaak met zang in plaats van rap. Bekende artiesten: FKA Twigs, Tricky

 

IN DE LES BEHANDELD:

 

Open bestand Samenvatting popmuziek: zie ook hieronder:

Massacultuur: Film en Theater

LES 6: Televisie en film

6.1 Soaps
 
Wat begon met een radioprogramma voor huisvrouwen in de jaren ’30, groeide in de tijd van de televisie uit tot een waar fenomeen; de soap. Soaps werden oorspronkelijk gemaakt om producten te verkopen gedurende de reclameblokken (voornaamste product waar reclame voor werd gemaakt; zeep). Het kon natuurlijk niet lang duren voordat er soaps op televisie te zien waren. 'The first hunderd years', 'Search for Tommorow' , 'Faraway Hill' en 'As the world turns' waren de eerste televisie-soaps. 'As the world turns' is nog steeds op televisie te zien en is dus de langst lopende soap ter wereld. De soaps werden voornamelijk overdag uitgezonden, als de huisvrouwen thuis het huishouden deden.
De aantrekkingskracht van de soap zat hem in de hoge frequentie van afleveringen (minimaal 4 à 5 per week) en het gebruiken van cliffhangers voor een reclameblok en aan het einde van een aflevering. Een cliffhanger is een spannende scène in een tv-serie die abrupt wordt onderbroken, waardoor de kijkers de verdere ontwikkelingen, na het reclameblok of in de volgende aflevering, ook willen bekijken.
 
Kenmerken van soaps zijn:
- Verschillende verhaallijnen naast en door elkaar
- Stereotype personages (goed/slecht)
- Frequent gebruik van cliffhangers
- Veel gebruik van close-ups (de overdreven emotie moest duidelijk te zien zijn voor de kijkers thuis)
 
Still uit soapserie The Bold & The Beautiful
Still uit soapserie The Bold & The Beautiful
Still uit Nederlandse soapserie Goede Tijden, Slechte Tijden
Still uit Nederlandse soapserie Goede Tijden, Slechte Tijden
This Gun For Hire, film noir
This Gun For Hire, film noir
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
6.2 Hollywood filmstudio's
 
In de jaren ‘30 ‘40 komen de grote Hollywood filmstudio’s op. Zij produceren de films en dit leidt tot grote successen. Deze periode werd niet voor niets de ‘Golden age of cinema’ genoemd. Dit tijdperk is ook de tijd van de echte klassieke filmsterren (Greta Garbo, Clark Gable, Humphrey Bogart, Ingrid Bergman) Ook de animatiefilm kwam op door Walt Disney en de Disneystudio’s. De avondvullende animatiefilms werden een groot succes, waaronder Sneeuwwitje (1937). Andere filmgenres, zoals de screwball comedy (komisch liefdesverhaal) , film noir (duister misdaadverhaal), de western en het melodrama (liefdesgeschiedenis met vrouw als hoofdrol) zijn herkenbaar voor het publiek en worden met open armen ontvangen.
Fitzwilly, screwball comedy
Fitzwilly, screwball comedy

De filmmakers van Hollywood zaten vast aan strikte regels. Deze regels waren vastgelegd in de Production Code. De Motion Picture Production Code was een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van zedelijk gedrag.

Amerikaanse films mochten alleen worden uitgebracht in Amerikaanse bioscopen als er geen verwijzingen waren naar:
-seksualiteit,
-homoseksualiteit,
-rassenvermenging,
-abortus.
-drugs,
-extreem geweld mocht niet worden uitgebeeld,
-misdaad moest altijd worden gestraft.
 

Regisseur Hitchcock wilde 100% artistieke vrijheid. Dit was dan ook de reden dat Hitchcock in 1948 een eigen productiemaatschappij oprichtte. Door zelf zijn eigen producent te zijn had hij volledige controle over scenario en montage. De grote geldschieter van Hitchcock was Universal Pictures, een maatschappij die vanaf 1948 alle films van Hitchcock zou gaan distribueren.

Het hoogtepunt van de carrière van Hitchcock lag in de periode 1958-1960. Psycho algemeen beschouwd als Hitchcocks beste film en volgens velen de invloedrijkste film uit de filmgeschiedenis. In deze thriller maakt Hitchcock gebruik van suspense. Tegelijkertijd had Hitchcock ook op het televisiescherm grote successen met de naar hem genoemde thrillerserie waarin steeds griezelige verhalen van 30 minuten verteld werden. Alfred Hitchcock presents… trok iedere avond alleen al in Amerika tientallen miljoenen kijkers.

 

Suspense door Hitchcock. Beroemde 'douche scène' uit Pyscho (1960).

In 1963 schreef Alfred Hitchcock opnieuw filmgeschiedenis met de film: The Birds, een productie over een driehoeksrelatie die plotseling omsloeg in een rampenfilm wanneer duizenden vogels een klein dorpje terroriseerden. The Birds was een succes en opnieuw een duidelijk voorbeeld van Hitchcocks gave om van een heel simpel verhaaltje een spannende film te maken.
 
De filmindustrie in de jaren ’50 kent ook weer een herwaardering voor filmsterren. De opbloeiende jongerencultuur vraagt om herkenbare voorbeelden in films. De eigenzinnige James Dean (Rebel without a Cause, 1955) en Marlon Brando (The Wild One, 1953) sluiten met hun jeugdige, stoere uitstraling en manier van acteren (method acting) naadloos aan op wat jongeren graag willen zien in de films die ze bezoeken.

 

James Dean
James Dean
Marlon Brando
Marlon Brando

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.3 Musicals & Film
 
Musicals ontstaan aan het begin van de twintigste eeuw. Ze zijn beïnvloed door de Londense 'music hall' en de romantische Weense operette, maar de muziek is vooral geïnspireerd op de blanke jazz. Musicals zijn grote theatershows met tientallen acteurs en dansers, die vaak massale acts spelen, zingen en dansen. De plek waar het allemaal gebeurd is Broadway in New York, waar tientallen theaters hun eigen musical-shows uitbrengen. De musical ontwikkelt zich hier tot een volwassen theatervorm.
 
Door de opkomst van de geluidsfilm worden theatermusicals ook als film uitgebracht en raken musicalsterren bekend bij een miljoenenpubliek. Musicals bieden technisch hoogstaand amusement, maar kennen vaak weinig diepgang, net als de soaps. West Side Story (1957) is de eerste musical die daarvan afwijkt.
 

West Side Story (1961), liefdesverhaal over immigranten in New York.

"Life is alright in America. If you're all white in America". Het verhaal van de West Side Story toont een ander gezicht van New York: grimmige immigrantenwijken waar verschillende bevolkingsgroepen elkaar liever dood dan levend zien. Zowel in de muziek (Leonard Bernstein) en choreografie (Jerome Robbins) wordt verwezen naar de verschillende etnische afkomsten en afgeweken van de musicaltraditie. Van slenteren, hangen en vechten in de choreografie tot Zuid-Amerikaanse ritmes en melodieën in de muziek, interculturaliteit werd steeds meer een feit in de cultuur van Amerika. De musical West Side Story was een actueel liefdesverhaal dat de multiculturele tegenstelling in de American dream blootlegde. 

 

6.4 De auteur en cinema
 
Hollywood maakt een eindeloos stroom aan films vanaf de late jaren ’40. Er slijten bepaalde patronen in en een film maken lijkt wel een invuloefening geworden. Een voorbeeld daarvan zijn de pulpfilms, goedkoop gemaakte commerciële genrefilms die als weinig bijzonder of vernieuwend worden beschouwd. Bekende pulpgenres zijn Kungfufilms uit Hongkong en actie- en horrorfilms.
 
Recensenten en critici kijken met bewondering naar de film Citizen Kane (1941) waarin regisseur Orson Welles veel vernieuwende elementen (vertelstructuur en montage) toepaste. Welles, net als Hitchcock, was niet alleen regisseur maar had een duidelijke visie op het maken van film. Hun visie betreft niet 1 onderdeel van de cinema, maar is een totaalvisie. Regisseurs met een duidelijk eigen ‘stempel’ worden vanaf de jaren ’40 en ’50 ‘auteur’ genoemd. Hedendaagse voorbeelden zijn Wes Anderson, Quentin Tarantino en Baz Lurhman.
 

Orson Welles, Citizen Kane (1941)

Dat er waarden werd gehecht aan deze eigenzinnige stijl van film maken blijkt uit het succes van de lowbudgetfilm film Easy Rider (1969) van Dennis Hopper. De film symboliseert het verlangen naar vrijheid van de hippiegeneratie. Easy Rider wordt door met name een jonge doelgroep bezocht en breekt alle bezoekersrecords. De filmindustrie heeft moeilijke jaren achter de rug waar het formule-werk niet meer deed wat het moest doen. Dankzij het succes van deze alternatieve film gaven de grote studio’s jonge regisseurs vaker de kans om experimentele films te maken met volledige artistieke vrijheid.

 

6.5 Film en postmodernisme
 
Uitdrukkingen die vaak naar boven komen wanneer gesproken wordt over het postmodernisme zijn onder meer anything goes, less is a bore en form follows fantasy. Belangrijke principes zijn dan ook het wegvallen van de grenzen tussen hoge en lage kunst en het veelvuldig gebruik maken van (stijl)citaten.
 
Het postmodernisme als fenomeen of stroming is lastig te definiëren, als stroming in de film al helemaal. Toch wordt de term postmodernisme toegeschreven aan een aantal films, zoals The Matrix (Andy en Lana Wachovski, 1999), The Truman show (Peter Weir, 1998), Pulp Fiction (Quentin Tarantino, 1994,) en Moulin Rouge (2001, Baz Luhrman).
 

Quentin Tarantino, Pulp Fiction (1994)

Maar wat is postmoderne film dan eigenlijk? Er zijn een aantal kenmerken van postmoderne film te onderscheiden:

- Postmoderne film bevat parodie en imitatie (pastiche). Het onderscheid tussen parodie en imitatie (pastiche) houdt in dat bij beide een deel uit een ander werk wordt overgenomen, maar bij parodie is de imitatie ironische. Bij pastiche worden voorgaande stijlen en genres louter geïmiteerd.

- Gebruik van prefabricatie. Dit houdt in dat er bepaalde elementen letterlijk worden overgenomen in films, zoals Prefab huizen ook uit kant-en-klare onderdelen bestaat. Er wordt dus gebruik gemaakt van bestaand materiaal. Je kunt daarbij denken aan fragmenten uit andere films, muziek uit een andere tijd, voorwerpen die in de film worden gebruikt maar in die tijd niet bestaan.

- De intertekstualiteit van de postmoderne film doelt op de relatie van een film die kenmerken heeft van andere films. Tarantino heeft zich inhoudelijk laten inspireren door pulp fiction (eenvoudige romans) en films uit de jaren ’50 en qua vormgeving door schilderijen van Edward Hopper. De directe verwijzingen maken de film daarom intertekstueel. Ze verwijzen naar allerlei zaken in de cinema, kunst en pop cultuur.

- Het laatste kenmerk is ‘bricolage’, wat zich letterlijk laat vertalen als een ‘knutselwerk’. In dit geval is het te definiëren als een samenkomst van verschillende stijlen en genres. Een voorbeeld daarvan is Django unchained. Tarantino maakt een combinatie tussen een historische film over slavernij en een western.

 

Edgar Wright, Scott Pilgrim vs. The World (2010). Intertekstualiteit door het gebruik van een sitcom lachband in reguliere film.

 
6.6 Mediakunst
 
De term mediakunst wordt gebruikt om een bepaalde verzameling kunstvormen aan te duiden. Onder mediakunst wordt over het algemeen verstaan: alle vormen kunst die met geluid en/of beeld registratie tot stand komen. Een mediakunstwerk is een werk dat verandert en 'beweegt', in tegenstelling tot oudere kunstvormen die statisch zijn, 'stilstaan', zoals schilderijen, foto's en de meeste beeldhouwwerken.
 
Onder mediakunstwerken vallen werken op het gebied van geluids-, video- en computerkunst, zowel installaties als internetprojecten en single channel werken. Single channel werken zijn videowerken die vertoond kunnen worden door projectie, of op een beeldscherm.
Omdat mediakunst zoveel verschillende kunstvormen omvat, focussen we hier op videokunst.

 

Guido van der Werve, fragment uit 'Nummer Acht (Everything is going to be alright)' (2007).

Videokunst
Sinds 1965 heeft video een plaats binnen het domein van de beeldende kunst en sindsdien heeft ze zich ontwikkeld tot een van de meest prominente vormen van kunst. Na de succesvolle introductie in de jaren zestig van videoapparatuur voor consumenten in de Verenigde Staten volgt Europa op enige afstand en beginnen kunstenaars te experimenteren met het nieuwe medium. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Mede door het open klimaat van de liberale samenleving trekken veel jonge internationale kunstenaars naar Nederland om zich hier als (video)kunstenaar te vestigen.

De periode van begin jaren zeventig tot en met halverwege de jaren tachtig blijkt een roerige geschiedenis waarin het nieuwe medium gestaag volwassen wordt. Kunstenaars ontdekken de creatieve mogelijkheden van het medium, experimenteren met de documentaire zeggingskracht, maar moeten hun keuze voor het nieuwe medium verdedigen tegenover de kunstwereld die nog niet ingesteld lijkt te zijn op deze nieuwe vorm van kunst.
 
De tentoonstelling 'The Luminous Image' (Stedelijk Museum, Amsterdam,1984) vormt hierin een keerpunt. In het productieproces markeert de langzame integratie van nieuwe, eenvoudigere en goedkopere montagetechnieken een grote verandering binnen de videokunst die de weg vrij maakt voor de assimilatie binnen de kunstwereld: vanaf de jaren negentig manifesteert videokunst zich als vanzelfsprekend binnen de beeldende kunst.
 
Een goede representatie van hedendaagse videokunst is 'Nummer Acht (Everything is going to be alright)' (2007) van Guido van der Werve.
 
 
WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?
Hoofdstuk 9.1. American dream:
pagina 202 - 203
pagina 206 - 207
pagina 208 - 209: rebellen
 
Hoofdstuk 9.2. experiment en engagement:
pagina: 224 - 225: easy rider
 
Hoofdstuk 9.3. postmodernisme:
pagina: 234 - 235
 
Hoofdstuk 9.5. netwerken
pagina: 248 - 249
 
 
BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 6:
 
Bollywood
Bijnaam van een van de grootste filmindustrieën van de wereld gesitueerd rond de stad Mumbay (voorheen Bombay) in India.
 
Cliffhanger
Spannende scene in tv-serie die abrupt wordt onderbroken, waardoor de kijkers de verdere ontwikkelingen – na het reclameblok of in de volgend aflevering – ook willen bekijken.
 
Deep Focus
Filmtechniek waarbij objecten of mesnen zowel op de voorgrond als op de achtergrond scherp zijn.
 
Film Noir
Duister misdaadverhaal. Genre uit de klassieke periode van Hollywood.
 
Flashback
Techniek uit de film en de literatuur waarbij de kijker of lezer tijdelijk naar het verleden wordt teruggenomen.
 
Melodrama (film)
Filmgenre met sentimentele verhalen waarbij het vaak draait om stereotype karakters en het oproepen van sterke emoties.
 
Method Acting
Acteertechniek waarbij de acteur zich volledig probeert in te leven in het personage. De actuer maakt hierbij gebruik van zijn eigen emoties en ervaringen om de uitveoring zo echt mogelijk te laten lijken.
 
Musical
Muzikaal theaterspektakel voor een groot publiek waarin zang, muziek, dans en toneelspel worden gecombineerd. Later worden er ook musicalfilms gemaakt.
 
Pulpfilms
Goedkoop gemnaakte commerciele genrefilm die als weinig bijzonder of vernieuwend wordt beschouwd. Bekende pulpfilmgenres zijn kungfufilms uit Hongkong en goedkoop gemaakte actie- en horrorfilms.
 
Suspense
Suspence betekent 'spanning', maar in de film is de term verbonden aan de regisseur Alfred Hitchcock. Suspence ontstaat als de kijker meer informatie krijgt dan de spelers.
 
 
IN DE LES BEHANDELD
 
 

Open bestand LES 6: PPT Film & TV

Open bestand OPDRACHT LES 6: SOAP

LES 7: Theater

De ontwikkeling in het theater in de massacultuur
 
7.1. Inleiding: theater in een tijdperk van TV
 
Veranderingen na WOII
In de 20e eeuw (met name de jaren '60) vindt er veel verandering plaats op het gebied van theater. Van theater waarbij de tekst dominant is, naar een vorm van theater waarbij andere elementen van het theater niet langer ondergeschikt waren aan de tekst.

In het theater speelt Beckett een grote rol in de jaren 50 en 60. Beckett werd bekend vanwege zijn theaterstuk 'Wachten op Godot' waarin twee mannen het hele toneelstuk door bleven wachten op Godot die uiteindelijk niet kwam. Deze vorm van theater kun je enerzijds absurdisme noemen anderzijds ook minimalisme. In de jaren 60 en 70 ontstond daarnaast meer geëngageerd theater. In Nederland begon dit soort theater met de Aktie Tomaat aan het eind van de jaren 60. Vanuit een actueel politiek gegeven wordt met improvisatietheater gereageerd op de inhoud van het gegeven.

 

Invloed nieuwe media
Tot aan WOII was theater nog een van de belangrijkste bronnen van vermaak in de maatschappij.  In de samenleving veranderde er na WOII wat natuurlijk zijn weerslag had op het theater. Bezoekersaantallen begonnen te dalen en het theater zocht naar een manier om zijn plaats in de maatschappij te handhaven.

Een oorzaak van deze daling is de enorme groei van mogelijkheden om vrije tijd in te delen met ander vermaak dan theater. Nieuwe media, zoals film en radio, werden naast het theater populaire vormen van vermaak. In de jaren ’50 kwam daar ook de televisie bij.

De eerste publieke televisie uitzending in Nederland was in 1951 en tegen het einde van de jaren ’60 had vrijwel ieder huishouden een televisie. Televisie vervulde veel functies die voorheen uniek waren voor het theater. Het theater heeft met de komst van de televisie een deel van zijn maatschappelijke functies kwijtgeraakt.

Het gemak van de televisie vergeleken met het theater zorgde ervoor dat televisie een belangrijke concurrent van het theater werd.

 

Eerste tv uitzending Nederland

 
7.2. Wat vooraf ging
 
Tot 1900 had een theateravond een hoge amusementswaarde. In de twintigste eeuw verandert dat: theater wordt dan vooral een serieuze vorm van kunst. Die theaterkunst komt overigens maar moeizaam tot ontwikkeling. Het grote probleem is het gebrek aan geld.
 
Tot aan de Tweede Wereld oorlog was het productie en distributiesysteem van het theater commercieel ingesteld. De eigenaren van theaterzalen verhuurden hun zalen aan amateurs en professionals om hier aan te verdienen. Deze acteurs bespeelden de zalen om zichzelf te kunnen onderhouden van de verdiensten hieraan. Dit leidde ertoe dat gezelschappen gedwongen werden om een zo gevarieerd mogelijk programma te spelen om zo verschillende groepen publiek tevreden te houden of juist te spelen wat de uitbater verlangde om zo genoeg inkomsten binnen te krijgen. Hier had de artistieke creativiteit onder te leiden.
 
Meer info hierover: zie wikiwijs modernisme

 

Theatervoorstelling 1860
Theatervoorstelling 1860
Lijsttoneel
Lijsttoneel
7.3. Jaren '50: subsidies van de overheid
 
Na de Tweede Wereldoorlog deed naast het commerciële theater nu ook theater als kunstvorm zijn intrede. Het was de bedoeling om de brede lagen van de bevolking aan te sporen om deel te nemen aan kunst en cultuur die in de hogere kringen als belangrijk werd gezien.
 
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond, met de bemoeienis van de overheid, de invoering subsidies. De gezelschappen die subsidie ontvingen moesten van alle stromingen binnen het theater wat laten zien. Het publiek moest op deze manier kennis kunnen maken met de vele verschillende vormen van theater.
 
Doordat subsidies werden toegewezen door mensen uit de hogere laag van de bevolking die kennis hadden van theater, werden stukken steeds meer experimenteel. Alleen de mensen die beslisten over deze subsidies hadden hier kennis van en zij verwachtten dan ook bijzondere stukken die minder geschikt bleken voor het publiek zonder kennis van theater. Het theater verliest hiermee zijn functie van gemakkelijk vermaak binnen de maatschappij met dalende bezoekersaantallen als gevolg​.
 
Voorbeeld: wachten op Godot (boek pagina 212)
van Samuel Beckett (Iers)
- Toonde het publiek in zijn stukken het existentialisme (ieder mens is uniek en voor zichzelf
verantwoordelijk, zonder te verschuilen achter een god)
- Absurdisme: het gaat nergens over, absurde zinnen/vreemde liedjes, zin van het leven dat zinloos is
 
 

Wachten op Godot: Samuel Beckett

Vlakke vloer theater
Vlakke vloer theater
7.4. Jaren '60: actie Tomaat
 
Vanaf begin jaren zestig gaat het rommelen binnen de Nederlandse gezelschappen. Net als in de maatschappij verzette ook daar een jongere generatie zich tegen het oude traditionele gezag. De jongere generatie van dat moment wilde in het theater opvoeringen zien die de maatschappij van dat moment reflecteerden: engagement.
 
Voordat er meer experimentele stukken werden opgevoerd bestond de stukkeuze vooral uit bekende klassiekers en komedies die al veel succes hadden in het buitenland. Steracteurs speelden hierin de hoofdrol. Deze stukken hadden echter niks te maken met wat er op dat moment in de Nederlandse maatschappij speelde en sprak een deel van het publiek niet aan wat ook zorgde voor lagere bezoekersaantallen.
 
De spanningen in de maatschappij en de dalende bezoekersaantallen in het theater leidden in 1969 uiteindelijk tot Aktie Tomaat: in 1969 werden er tijdens een voorstelling plots tomaten naar de acteurs gegooid waarna er radicale veranderingen ontstonden in de theaterwereld. Aktie Tomaat leidde er dan ook toe dat jonge theatermakers een kans kregen om te experimenteren met nieuwe vormen van theater: men in collectieven werken, trok men de schouwburgen uit, werden spektakelstukken gemaakt voor bijzondere locaties (locatietheater) en richtte men zich op specifieke publieksgroepen.
 
 
Voorbeeld: het Werkteater 1970:
Collectief van acteurs, kregen subsidie, zoektocht naar nieuw toneel waarin de acteur centraal stond, trainingen en experimenten, geïnspireerd door Brecht, maatschappelijk politiek en alledaags gericht, doel: wat losmaken bij het publiek, eigen naam, verhoudingen voelbaar, echt spelen i.p.v. rollen invullen, improvisaties.
 
 

Actie tomaat: welkom in de jaren '60

Het werktheater: camping (1978)

 
 
7.5. Postmodern theater: combinatie van elementen
 
Postmoderne theatervoorstellingen zijn voorstellingen waarin je ziet dat er afstand genomen word van de traditionele theatervorm en verteltechniek en waarin je een combinatie van verschillende elementen en stijlen ziet. Je ziet dan vaak ook gebruik van multimedia en een fragmentarisch beeld. Voorbeelden zijn: Jan Fabre, Guy Cassiers, Dirk Tanghe (regisseurs), Dood Paard, De Paardenkathedraal (theatergroepen) maar ook bijv. The Ashton Brothers vanwege hun combinatie van theater, comedy en muziek.

Er zijn vandaag de dag zo'n 800 gezelschappen en makers in Nederland, die allen op hun eigen wijze theater produceren. Deze producties worden op veel verschillende locaties aangeboden. Dat maakt het voor de toeschouwer niet eenvoudig een keuze te maken voor een avondje uit.
 
Sinds internet voor iedereen bereikbaar is, komen er natuurlijk ook nieuwe manier van verkopen bij. Zo kan nu via internet iedereen kaarten bestellen bij een theater in de buurt. Het theater wordt zo veel beter bereikbaar, op een site kan het hele programma worden gezet, zodat men rustig kan bekijken welke voorstelling hij wil zien. Er kan dan ook meteen worden gezien of er nog kaarten zijn. Ook kan er op internet dan worden gekeken naar previews, filmpjes over het toneelstuk, en recensies, wat anderen van het toneelstuk vonden.
 
 
Kenmerken postmodernisme in theater:
- Invloed van verschillende kunsten (theatermensen kunnen ook een beeldende achtergrond
hebben)
- Disciplines vertellen hun eigen verhaal (geen eenduidig bedoeld kunstwerk)
- Veel citaten (bijvoorbeeld muziek gebruikt uit een al bestaande film)
- Beelden zijn even belangrijk of belangrijker dan de tekst
 

Dogtroep met Leidse Rijn

Ashton brothers: Astonia 2017

7.6. Musicals:  voor het grote publiek, toegankelijk (postmodern)
 
Uit verschillende theater genres en invloeden ontstond in de loop van de 20e eeuw de musical. Het genre is van origine Amerikaans. Zang, dans en toneel (later ook film) komen samen en vertellen een verhaal.
 
Door de massacultuur zie je dat het publiek steeds belangrijker wordt. Het publiek bepaald wat er wel en niet populaire wordt en dus ook welke dingen er gemaakt wordt. Soaps, films, muziek en theater stukken zijn steeds meer gericht op wat het publiek wil zien, zodat er meer geld mee verdiend kan worden. Alles wordt commerciëler en er ontstaan hele marketing en reclame plannen achter het promoten van kunst.  Alles moet groter en meer en steeds meer spektakel. Er zijn duizenden verschillende stijlen die allemaal langs elkaar heen ontstaan.
 
In de multidisciplinaire kunst merk je dit ook. Er zijn een aantal toon aangevende mensen die de rest meenemen. Zo iemand is bijvoorbeeld Joop van den ende. Hij is een van de Pioniers in de Nederlands media, maar hij is voornamelijk bekend om zijn musicals, hij was de producer van vele musicals, zoals: The Lion King, Tarzan en  Mary Poppins.
 
 

Showboat: eerste musical

De spectaculaire musical Tarzan: Joop van den Ende

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?
Hoofdstuk 9.1. American dream:
pagina 202 - 203: i like te be in America
 
Hoofdstuk 9.2. experiment en engagement:
pagina: 212 - 213
pagina: 214 -215: nieuwe dansopvatting
pagina: 216 - 217
pagina: 218 - 219: Pina Bausch
 
Hoofdstuk 9.4. globalisering:
pagina: 238 - 239: intercultureel theater en twee werelden
pagina: 240 - 241
pagina: 242 - 243: dance in het theater
 
Hoofdstuk 9.5. netwerken:
pagina: 252 - 253: documentair theater en Wijksafari
 
 
BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 7:
 
Engagement (zie ook les 1)
Letterlijk: Betrokkenheid. Engagement in de kunst is de term waarbij niet de esthetische waarde van kunst als belang wordt gezien, maar een buiten de kunst gelegen functie die doorgaans van politieke of sociale aard is.
 
Improvisatietheater
Is elke vorm van theater waarbij de speler het verhaal, de personages en de dialogen ter plekke verzinnen. Ze stappen dus de scene op met maar enkele gegevens (mogelijk aangereikt door het publiek) zoals de locatie, het soort personage; de rest komt tijdens het spel. Improvisatievoorstellingen zijn vaak komisch van opzet.
 
Locatietheater
Theatervorm waarbij gespeeld wordt op een locatie waar normaal gesproken geen theatervoorstellingen worden gegeven.
 
Theaterinstallatie
Een architectonisch ontwerp op locatie waarin om waaromheen theaterscenes worden gespeeld.
 
Lijsttoneel
Naam voor het traditionele theaterspel waarbij een duidelijke scheiding bestaat tussen het publiek in de zaal en de spelers op het toneel. Deze scheiding wordt gesymboliseerd door het doek en de lijst.
 
Vlakkevloertheater
Theater zonder verhoogd podium, waarbij het publiek meestal vanaf een oplopende tribune op het speelvalk kijkt.
 
Musical
Muzikaal theaterspektakel voor een groot publiek waarin zang, muziek, dans en toneelspel worden gecombineerd.
 
Existentialisme
Twintigste-eeuwse stroming in de filosofie die leert dat de mens de zin van het leven niet kent. Het feit dat hij bestaat (existeert) is op zich al zinvol.
 
Absurdisme
Filosofie-, toneel-, en kunstrichting, die het absurde benadrukt. Tot bloei gekomen door het existentialisme.
 
 
IN DE LES BEHANDELD
 
 
 
 

Open bestand LES 7: PPT theater

Samenvattingen en begrippen

Essentie massacultuur

MASSACULTUUR
 
1.De essentie van dit onderwerp:
Verscheidenheid (pluralisme)
Grensvervaging
Samensmelting (fusion) en kruisbestuiving (cross-overs)
 
Wat is de essentie van de massacultuur:
  • In alle opzichten en op alle gebieden van onze hedendaagse samenleving en cultuur is sprake van pluralisme, verscheidenheid, als gevolg van een steeds sterker geworden individualisme. Nu alle ‘grote verhalen’ verdwenen zijn (hoewel: ze zijn weer terug in ‘fundamentalistische’ religieuze opvattingen in Islam en Christendom!) is er een grote verscheidenheid ontstaan in religieuze, levensbeschouwelijke en ideologische opvattingen.
  • Tegenover de ‘ideologisch’ te noemen stellingname van de avant-garde in het modernisme (vóór abstractie, tégen ornament, originaliteit en authenticiteit voorop, tégen historische stijlen) is grote verscheidenheid van smaak en esthetiek gekomen in het postmodernisme: ‘everything goes’. Door de voortschrijdende technologie en digitalisering is ‘werkelijkheid’ een complex begrip geworden, dat steeds moeilijker te omschrijven en te bevatten is en op vele manieren te benaderen.
  • De massacultuur is onder invloed van de massamedia, de voortschrijdende democratisering en de economische groei na de tweede wereldoorlog een niet meer te negeren cultuur geworden naast de élitecultuur. Zo ook is door de globalisering, migratie en digitalisering de suprematie van de westerse cultuur ten opzichte van de niet-westerse culturen ter discussie komen te staan. Dit heeft zowel cultuurrelativisme als cultuurpessimisme tot gevolg in het denken over cultuur. Bovendien leidde (en leidt) het tot spanning tussen hoge en lage kunst en tussen westers en niet-westers , maar óók steeds meer tot uitwisseling (kruisbestuiving), grensvervaging en grensoverschrijding tussen al deze verschillende culturen. Het strenge onderscheid tussen high- en lowculture bestaat niet meer, al was het maar omdat ook de (élite)kunsten in toenemende mate afhankelijk zijn van de markt en omgekeerd de markt steeds meer behoefte heeft aan kunst als middel om zich te onderscheiden (sponsoring).
 
 
2.De context: ontwikkelingen in de maatschappij na de tweede wereldoorlog
  • Economische groei/massaproductie/ontstaan consumptiemaatschappij/wederopbouw (jaren ‘50/’60)
  • Massamedia (t.v. computer, mobile telefonie etc) én digitalisering (vanaf jaren ’80); industriële maatschappij wordt communicatiemaatschappij.
  • Internationalisering/mondialisering na W.O. 2 toegenomen (Navo, E.G. nu E.U., V.N.) wordt globalisering (Handel, markt, politiek, media, cultuur etc. met als reactie: anti - globalisme en zoeken naar eigen ‘identiteit’: vraag is geworden: waaraan ontlenen wij nog onze identiteit?
  • Pluralisme en individualisme
  • Cultuurrelativisme én cultuurpessimisme
  • Marktwerking/reclame/rages en trends/kunst als investering
  • sponsoring door bedrijven naast subsidiëring door de staat
  • Commercialisering/vermaakindustrie/consumentisme en verstrooiing in relatie tot vrijetijdsbesteding!
  • Ontstaan van jeugdcultuur vanaf jaren ’50 als apart gebied (generatiekloof); subculturen met verschillende levensbeschouwingen, kleding en gedrag.                
  • Hedonisme naast cynisme naast religieus fanatisme
  • Medische doorbraken/plastische chirurgie
  • De ‘grote verhalen’ (richtinggevende religieuze én politieke ideologieën) en het vooruitgangsdenken verdwenen (en weer terug aan het komen?)
  • Alles verandert steeds sneller.
  • Sterrendom in alle regionen van de cultuur en politiek.
  • ‘Emocultuur’, ieder ‘kiest’ wat anders, passend bij eigen ‘gevoel’
  • ‘Eenheidscultuur’ verbroken: multiculturaliteit (leidt tot verlangen naar ‘vroeger’ of tot aanvaarding van ‘chaos’).
 
 
3. Belangrijke begrippen in de massacultuur en in het postmodernisme:
  • reproduceerbaarheid
  • geen noodzakelijke originaliteit
  • nieuwe media en technieken
  • multi- en interdisciplinair
  • herwaardering figuratie
  • postmoderne fragmentatie
  • citeren en samplen
  • vervaging van esthetische normen: alles kan!
  • interactie (publiek-kunstenaar)
  • experiment (blijft)
  • inspelen op actualiteit
  • clichés
  • herwaardering van het ornament
  • herwaardering van verhalende elementen
  • conceptuele kunst
  • virtual reality
  • hyperrealiteit
  • fusion
  • cross-over
  • eclecticisme
  • grensoverschrijding en grensvervaging
  • blockbuster
  • cliffhanger (in soaps)
  • wereldmuziek
 
 
 
KUNST:POPART EN POSTMODERNISME:
Relatie tot massacultuur:
  • gebruik van massacultuur
  • reactie op massacultuur
  • commentaar op massacultuur
  • kritiek op massacultuur
 
Te vinden in :
  • gebruikte media en techniek
  • vormgeving
  • inhoud en levensbeschouwing
  • functie/doel
  • context (bv. marktwerking, sterrendom, commercie)
 
POPART: jaren ‘60/’70:
Relatie met
  • begin consumptiemaatschappij
  • ‘marktwerking’ en sterrendom (Warhol)
  • Jeugdcultuur en subculturen
  • Acceptatie+uitdrukking van eigen tijd:massaproduct/ massamedia, via inhoud, vormgeving en media.
  • Reproduceerbaarheid i.p.v. uniciteit object.
  • Context museum bepalend voor waarde van kunstwerk
  • Figuratie mag weer
  • Kunst wordt conceptueel (waarde niet afhankelijk van esthetiek voorwerp, maar van verhalende context (‘filosofie’)
 
POSTMODERNISME:
vanaf  jaren ‘80
Relatie met:
  • massamedia en massacultuur en populaire cultuur
  • relatie met digitale tijdperk, communicatiemaatschappij en technologie
  • mondialisering en multiculturaliteit
  • democratisering op alle niveaus in vele landen.
 
KENMERKEND VOOR MASSACULTUUR EN POSTMODERNISME
  • pluriformiteit op alle gebieden
  • de ‘grote verhalen’ bestaan niet meer (de grote ideologieën niet meer geldend, ontkerkelijking, secularisering; ieder ‘pakt’ het zijne eruit)
  • Grensoverschrijding en grensvervaging
  • Multimediaal/interdisciplinairr
  • Vervaging tussen high en lowculture
  • Geen vaste esthetische normen (eclectisch)
  • ‘stijlloos’
  • Everything goes (alles kan, geen dictaten op gebied van abstractie of niet, ornament, verhalend etc.)
  • Fragmentatie - zonder richting: wordt decentrering (doelloos, betekenisloos). Videoclip als model!
  • Virtuele werkelijkheid:volgens Baudrillard: hyperwerkelijkheid: iets ‘werkelijks’ genereren zonder origineel of realiteit. (via digitale fotografie en computer): manipulatie van de werkelijkheid in plaats van de (mechanische) reproductie van de werkelijkheid (verschil met pop-art). Kan leiden tot vervreemding (van de fysieke werkelijkheid) en tot misleiding (negatieve vorm van manipulatie). Kan ook leiden tot idee dat futuristische profetie over ons alledaagse leven in een hightechcultuur gerealiseerd is: hoogste wezen van kunst is nu, naast ontsnapping, vermaak en communicatie ‘de realiteit transformeren’!
MASSACULTUUR
 
 
  • massamedia
  • reproductie
  • commercie+
markt
  • vermaak
  • hedonisme
  • trends,rages
  • reclame
  • emocultuur
  • jeugdcultuur
  • populaire
cultuur
  • sterrendom
 
 
 
Opvattingen over massacultuur:
 
Cultuurrelativisme:bv.Fiske, Boomkens
  • culturen uit alle tijden en uit alle gebieden ter wereld zijn gelijk. Je moet ieder op zijn eigen merites beoordelen. Er is geen dominante cultuur.
  • Einde van de (kunst)geschiedenis: er is geen vooruitgang meer! Vooruitgangsgedachte losgelaten. Evenals ‘maakbaarheid’ van de samenleving.
  • We moeten niet bang zijn voor de ‘chaos’ van dit moment. Ieder maakt zijn eigen keuzes (ook in trends, ook in reclame) en gaat nieuwe verbanden aan (via verschillende interesses).
  • Geen (waarde) onderscheid tussen high en lowculture.
  • Ook in populaire cultuur is sprake van ‘goede’ en ‘slechte’ kwaliteit (denk aan popmuziek, film, reclame, musical, etc.)
 
Cultuurpessimisme: bv. Adorno, Greenberg (modernisme)
  • massacultuur is kapitalistisch, is ons als consument opgelegd. Wordt bepaald door marktdenken
  • Unieke verdwijnt voor reproductie, voor namaak, voor kitsch, voor het ‘onechte’ en ‘onoprechte’.
  • Smaak wordt opgelegd, via reclame, blockbusters, trends, mode.
  • Streng onderscheid tussen ‘High art’ (eerlijk, authentiek, waardevol) en low art (onecht, onoprecht, puur om de centen)
  • Geloof in hiërarchie culturen en vooruitgangsgedachte.
 

Open bestand essentie-blok-6-massacultuur.doc

Readers

Oefentoetsen

Toets: Toets popmuziek in de Massacultuur

Start

Belangrijke termen en begrippen massacultuur

Open bestand Alle belangrijke begrippen uit les 1 t/m 7