PAX VMBO - Bewegen

PAX VMBO - Bewegen

Geraamte

Intro

Open de interactieve schoolplaat van SchoolTV.
Deze schoolplaat gaat over je geraamte. Een ander woord voor geraamte is skelet.

Start de videotour 'Reis door je skelet'. In deze videotour maak je kennis met je skelet.
Bespreek na het kijken van de tour met een klasgenoot welke functies ons skelet heeft.

Overleg met je docent of je ook zelf nog even mag rondkijken op de schoolplaat.

In deze opdracht staat het skelet centraal. Hoe heten al die botten in ons skelet?
Zijn er verschillen tussen de botten van mensen en dieren?

Op deze vragen ga je in deze opdracht antwoord geven.

Succes

Vooraf

 

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht geraamte.
Na deze opdracht kun je:

  • uitleggen waarom je een skelet nodig hebt.
  • de namen benoemen van de beenderen van het skelet.
  • één kenmerk van zoolgangers, teengangers, hoefgangers (topgangers), en zool-/teengangers benoemen.

  • de overeenkomsten beschrijven van de botten van mensen en dieren

Stap 1

Bestudeer de eerste twee pagina’s uit de Kennisbank: Geraamte.
Een skelet wordt ook een geraamte genoemd.

KB

Geraamte

 

   Vul je antwoord in in je werkboek.

 

Stap 2

Ga weer naar de Kennisbank Geraamte.
Kijk uit welke botten en beenderen de schedel, de romp, de wervelkolom en de ledematen bestaan.

KB 

Geraamte

 

   Maak nu de sleepoefening en vul de goede antwoorden in in je werkboek.

Stap 3

Ken je nu alle botten? 

  Vul je werkblad helemaal in!

Stap 4

Er zijn veel dezelfde botten bij mensen en paarden. Dat noem je overeenkomsten.
In de tekeningen onderaan de pagina, zie je dat het skelet van een paard  en een mens overeenkomsten heeft.

 

Een mens is een zoolganger. Het paard is een hoefganger.
Een paard loopt letterlijk op de top van zijn tenen. Het onderste deel van een paardenbeen bevat dan ook minder botten dan het onderste deel van een mensenbeen.
Je ziet de achterbenen van een paard en de benen van een mens.

 

 


 

 

   Maak de oefening en vul de antwoorden in in je werkboek.

stap 5

Lopende dieren zetten zich met hun poten af tegen de grond. Het lichaam duwt zich bij de afzet - via de wervelkolom - naar voren.

Het lichaam van viervoeters steunt op de poten, die recht onder het lichaam staan, vlak langs de romp. Zo kost het weinig inspanning om het lichaam, dat aan de wervelkolom hangt, boven de grond te houden.

Er zijn vier typen viervoeters: hoefgangers, zoolgangers, teengangers. zool/teengangers.

 

basisvorm viervoeter

Hoefgangers

Alleen de toppen van de vingers of tenen raken de grond. De kootjes eindigen in een hoef, waarmee de dieren zich goed kunnen afzetten tegen een harde ondergrond. Door sterk verlengde middenhands- en middenvoetsbeentjes hebben hoefgangers lange poten. Ze kunnen daardoor grote stappen nemen en zijn heel snel.

 

Zoolgangers

De hele voetzool (kootjes én middenvoets- of middenhandsbeentjes) raakt de grond. Zoolgangers zijn meestal geen snelle dieren, maar ze kunnen zich wel goed afzetten of vastgrijpen.

 

Teengangers

Alleen de kootjes raken de grond. Daardoor zijn de poten lang en is de weerstand tussen de poten en de grond klein; teengangers kunnen erg hard rennen.

 

Gecombineerde zool/teengangers

Van de voorpoten raken alleen de vingers de grond. In rust raken de hele voetzolen van de achterpoten de grond. Deze combinatie van teen- en zoolgangers is een compromis. Het maakt dat deze dieren redelijk snel kunnen rennen, maar zich toch ook behoorlijk kunnen afzetten.

 

 

Heb je de informatie gelezen?

     Beantwoord nu de vijf vragen hieronder.

stap 6

Cheetah
In het volgende filmpje kun je zien hoe snel een cheetah is.
Ook zie je hoe een cheetah zijn prooi vangt.
De tekst is in het Engels; het geeft niet als je het niet verstaat.
Bekijk nu het filmpje.

Heb je het filmpje bekeken? Beantwoord dan nu de vragen:

Stap 7

  Knip alle onderdelen uit en plak deze goed op een A4.

 

  

  Benoem alle onderdelen die je kent. Je levert je knipplaat in bij je docent.

 

Begrippenlijst beenderen

 

 

Been
Been is keihard en stevig en ook datgene waar botten uit bestaan.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Schedel
De schedel staat bovenop de wervelkolom en heeft een beschermende functie.
Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben, de schoudergordel en de bekkengordel. De romp heeft een beschermende functie.
Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Beenmerg
Beenmerg weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.
Tussenwervelschijf
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Ledematen
Benaming voor armen en benen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Beenderen

Intro

Bekijk het filmpje.

In het filmpje zie je een baby die zijn voeten in zijn mond steekt.
Waarom kunnen veel baby's dat wel en de meeste ouderen niet?
Wat maakt botten soepel en wat maakt botten stijf?

Op deze vragen ga je antwoord geven in deze opdracht.

 

Vooraf

De leerdoelen van de opdracht beenderen.    

Na deze opdracht kun je:

  • benoemen waar bot uit bestaat.
  • aangeven waarvoor kalkstof en lijmstof belangrijk zijn.

Stap 1

Bekijk het filmpje op de site van SchoolTV
Bestudeer daarna de informatie over de samenstelling van de botten.

Video: Samenstelling bot



Kalk en lijmstof
Je geraamte moet wel tegen een stootje kunnen en dus stevig zijn.
De botten zijn daarom erg hard en heel erg sterk.
Een bot bestaat gewoonlijk uit been en voor de geboorte uit kraakbeen.
Enkele botten zoals in je neus en oorschelp blijven uit kraakbeen bestaan.
Been bestaat uit beencellen, kalk en lijmstof.

Kalk ken je vast wel, want stoepkrijt is ook van kalk.
Kalk is stevig, maar ook broos. Als je een stukje stoepkrijt probeert te buigen, breekt het.
Lijmstof is net een soort gum. Het is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug.
Stevig is deze lijmstof dus niet, maar wel erg soepel.
Ook is het kleverig: vroeger maakte men er lijm van (beenderlijm).

Kalk en lijmstof zorgen samen voor een stabiel skelet, zodat het lichaam zijn vorm behoudt.
Het binnenste van een bot is zacht. Dit noemen we het beenmerg.
In het beenmerg worden bloedcellen gemaakt voor het lichaam.

Wil je nog meer lezen? Lees dan deze pagina in de kennisbank.

KB  

Geraamte

 

   Maak de oefening en vul de goede antwoorden in in je werkboek.

 

Stap 2

    Maak de onderstaande oefening en vul de antwoorden in in je werkboek.

Stap 3

Maak de oefening.

Begrippenlijst beenderen

 

 

Been
Been is keihard en stevig en tevens hetgeen waar botten uit bestaan.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Schedel
De schedel staat bovenop de wervelkolom en heeft een beschermende functie.
Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben, de schoudergordel en de bekkengordel. De romp heeft een beschermende functie.
Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Beenmerg
Beenmerg weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.
Tussenwervelschijf
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.

Ledematen
Benaming voor armen en benen.

Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Rechtop staan

Intro

In beide filmpjes zie je de wervelkolom.
De wervelkolom speelt een belangrijke rol bij het rechtop staan.

Bekijk de twee video's. Let goed op de beweeglijkheid van de wervelkolom.





In deze opdracht bekijk je hoe de wervelkolom in elkaar zit.

 

Vooraf

De leerdoelen van de opdracht rechtop staan.      

Na deze opdracht kun je:

  • de verschillende onderdelen bouw van de wervelkolom benoemen.
  • aangeven waardoor de wervelkolom kan bewegen.

Stap 1

Lees de Kennisbank goed door.

KB

Wervelkolom

  Maak nu de onderstaande sleepoefeningen en vul de goede antwoorden in in je werkboek..

Stap 2

Bekijk nu onderstaande video en maak daarna de volgende vijf vragen.

   Noteer de antwoorden in je werkboek.

Stap 3

Je hebt vast wel eens gehoord van een hernia.
Misschien ken je wel iemand die last heeft van een hernia.
In deze stap leer je wat een hernia is. Bekijk de video.

Video: Zenuwen in de knel



Opdracht
Een hernia is een uitstulping van een tussenwervelschijf. Daarmee wordt bedoeld dat een tussenwervelschijf gedeeltelijk tussen de wervels weg is geduwd.
Hierdoor drukt de uitstulping op een zenuw. Dit doet erg veel pijn.

Door de druk op de zenuw krijg je pijn in je been en je bil. Soms valt de zenuw zelfs helemaal uit en kan je je been niet meer goed bewegen. Ook heb je vaak een tintelend gevoel. Alsof je been slaapt. Hoesten, niezen en persen doet pijn.

De meeste hernia’s ontstaan tussen de onderste twee lendenwervels of tussen de laatste lendenwervel en het heiligbeen. Maar je kan bijvoorbeeld ook een nekhernia krijgen.
Een hernia kan ontstaan door verschillende oorzaken. Hieronder zie je een aantal oorzaken:

  • een plotselinge draaibeweging

  • vertillen

  • te weinig beweging

  • een aangeboren zwakke plek

  • slijtage/ouderdom.

De meeste hernia’s gaan vanzelf over. Vaak met behulp van fysiotherapie.
In sommige gevallen is de hernia zo ernstig of duurt hij zo lang, dat er toch geopereerd moet worden.

Maak de volgende oefening.

 

  Noteer de antwoorden in je werkboek.

Stap 4

  Maak de toest en laat deze door je docent aftekenen in je werkboek.

Begrippenlijst wervelkolom

 

 

Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Tussenwervelschijven
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Ledematen
Benaming voor armen en benen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Zenuw
Een soort draad in het lichaam die de hersenen verbindt met spieren en organen. Via het ruggenmerg gaan de zenuwen naar de verschillende delen van je lichaam.

Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Ruggenmerg

Een koker met vloeistof die door je wervels loopt. Door deze buis lopen alle zenuwen van en naar je hersenen.

Bewegen

Intro

Je lichaam doet de hele dag niks anders dan bewegen:
lopen, zitten, schrijven of typen, staan, fietsen, rennen en ga zo maar door.

Bekijk de volgende filmpjes. Hoe bewegen deze sporters? Wat valt je op?





Hoe komt het dat je kunt bewegen? Hoe werkt jouw bewegingsapparaat?

Onder je huid zit een ingewikkeld bewegingsapparaat dat bestaat uit botten, gewrichten, spieren, pezen en zenuwen.
Daarover ga je in deze opdracht meer te weten komen....

Veel succes.

 

Vooraf

De leerdoelen van de opdracht bewegen.       

Na deze opdracht kun je:

  • twee manieren beschrijven waarop botten met elkaar verbonden zijn.   
  • de twee onderdelen van een gewricht en de functies ervan benoemen.
  • het kogel-, rol- en scharniergewricht van elkaar onderscheiden.
  • aangeven wat de werking van spieren en gewrichten is.
  • omschrijven wat willekeurige en onwillekeurige spieren zijn.
  • omschrijven wat dwarsgestreepte en gladde (langgerekte) spieren zijn.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het onderdeel:

 

KB   Beenverbindingen

 

Bekijk de volgende filmpjes op de site van SchoolTV.              

 

Komt de informatie die je in de video hoort overeen met wat je net gelezen hebt in de Kennisbank?

Video: Gewrichten


Video: Hoe zitten botten aan elkaar vast?



   Maak nu de volgende sleepoefening en vul deze in in je werkboek.

Stap 2

Bestudeer nu uit de Kennisbank Biologie het onderdeel Spieren:

KB   

Spieren

 

 

     Maak de volgende sleepoefeningen en noteer de goede antwoorden in je werkboek.

Stap 3

In het item van de Kennisbank over Spieren ging een deel over de armspieren.
Bekijk de volgende videoclip over bodybuilding en beantwoord daarna de vragen.

 

   Beantwoord de vragen en schrijf ze in je werkboek.

Stap 4

Zwevende armen

Je gebruikt je spieren om je armen te bewegen. En je weet meestal heel goed wanneer je je armen beweegt, want je doet het bewust.

Kunnen je armen ook uit zichzelf gaan bewegen?

Nodig:

- deuropening

- jezelf

- 10 minuten

 

 

Stap 5

1.  Ga in de deuropening staan.

2. Laat je armen langs je lijf hangen.

 

Vraag A: Wat denk je dat er gebeurt als je met je handen tegen de deurpost duwt?

 

3. Houd de bovenkant van je handen links en rechts tegen de deurpost.

4. Druk 30 tellen met je handen tegen de deurpost aan.

5. Stap weg bij de deuropening.

6. Laat je armen ontspannen langs je lijf hangen.

 

Vraag B: Wat gebeurt er?

Vraag C: Hoe denk je dat dit komt? Als je het niet kunt bedenken, zoek dan je antwoord op Internet.

 

  Vul je antwoorden in in je werkboek.

zwevende armen

Stap 6

Lees de tekst in de bron en beantwoord daarna de vragen.

Bewegen als je dat zelf wilt
De spieren die de armen, benen, gezicht, hoofd en lichaam bewegen zijn ‘willekeurige’ spieren.
Dit betekent dat ze alleen maar werken als jij dat wilt.
Vaak moet je, als je voor het eerst iets doet, er goed bij nadenken welke spieren je nodig hebt.
Bijvoorbeeld: toen je leerde fietsen. Je moest toen leren om tegelijkertijd te trappen, te sturen en je evenwicht te bewaren. Pas na veel oefening kon je fietsen en je willekeurige spieren gebruiken zonder er steeds bij na te denken.
Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je dwarse streepjes.
Daarom heten de willekeurige spieren ook wel dwarsgestreepte spieren.

Spieren die vanzelf werken
Je hebt ook spieren die je niet met je wil kunt besturen.  
Ze zitten in je darmen, in bloedvaten en nog meer organen. Het zijn ‘onwillekeurige’ spieren ofwel gladde spieren. Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je geen dwarsstreepjes. Dit soort spieren werkt dus automatisch: Niemand hoeft te leren het voedsel door de darmen te vervoeren.

Eén spier is nooit moe
Het hart is eigenlijk één grote speciale spier, de hartspier.
Elke keer als de hartspier samentrekt, wordt er bloed uit het hart geperst.
De hartspier werkt dag en nacht en wordt nooit moe.
Hij heeft wel dwarse streepjes maar lijkt in zijn werking meer op gladde spieren.

 

Maak de volgende oefening.

Stap 7

  Maak de toets en laat je docent deze aftekenen in je werkboek.

Begrippen beenverbindingen en spieren

 

 

Myoglobine
Deze stof vind je in rode spiervezels. Kenmerkend is het feit dat deze stof zuurstof opslaat in de spieren en relatief lang kan samentrekken.
Beenverbindingen
Verbindingen tussen botten.
Vergroeide botten
Een vorm van beenverbindingen.
Naadverbindingen
Stevige en dichte verbinding die wordt gevormd door naden, zoals bij de schedel.
Kraakbeenverbindingen
Verbindingen die voor buigmogelijkheden zorgen, zoals bij de rug.
Gewrichtsverbindingen
Verbindingen bestaande uit gewrichten die botbewegingen mogelijk maken.
Gewrichten
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten die beweging mogelijk maakt.
Gewrichtskom
De gewrichtskom is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskogel
De gewrichtskogel is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskapsel
De gewrichtskapsel verbindt de twee losse botten waaruit het gewricht bestaat met elkaar.
Gewrichtssmeer
Gewrichtssmeer zorgt ervoor dat het gewricht soepel kan bewegen.
Kapselbanden
Kapselbanden houden een gewicht op zijn plaats.
Kogelgewricht
Hiermee zijn bewegingen in verschillende richtingen mogelijk.
Rolgewricht
Hierbij draaien twee botstukken om elkaar heen.
Scharniergewricht
Hiermee zijn bewegingen in één richting mogelijk.
Spierstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.
Pees
Verbinding tussen een spier en een bot
Aanhechtingsplaats
Dit is de plaats waar een pees aan het bot vastzit.
Antagonisten
Spieren met een tegenovergestelde werking; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).
Antagonisme
Tegenovergestelde werking; vaak bij spieren; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).

Lichaamshouding

Intro

Til er niet te zwaar aan....heb jij je wel eens vertild?
Praat met een klasgenoot over blessures die je weleens hebt gehad.

Deze opdracht gaat over de juiste lichaamshouding bij zitten, lopen, tillen en slapen.

Vooraf

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht lichaamshouding.
Na deze opdracht kun je:

  • benoemen waarom een goede lichaamshouding belangrijk is.
  • in eigen woorden omschrijven hoe je moet tillen.
  • een ander vertellen wat een goede zit- of tilhouding is.

Stap 1

De juiste houding achter een bureau

Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het onderdeel Lichaamshouding.

KB  

Lichaamshouding

 

 

  Bekijk de filmpjes en maak de opdrachten in je werkboek.

 

Stap 2

   Maak de onderstaande oefening en vul in in je werkboek.

Stap 3

Lees onderstaande tekst over een goede slaaphouding.

Inleiding
Een goede slaaphouding en een goede matras zijn belangrijk voor een goede nachtrust.
En als je goed slaapt, voel je je ook beter.
Een verkeerd matras of een verkeerde slaaphouding kunnen allerlei klachten geven.
Als je slaapt, moet het gewicht van je lichaam helemaal gelijk verdeeld worden.
Een houding die de S-vorm van je rug volgt, is ook belangrijk.

Slapen op de buik
Slapen op de buik is niet goed voor je lichaam.
Als je op je buik slaapt, ligt je nek gedraaid. Daardoor kun je niet goed ademen.
Ook lig je met een holle rug.
Door te slapen op je buik kun je rug- en/of nekklachten krijgen.

Slapen op de rug
Liggen op je rug is een goede slaaphouding. Je hele gewicht wordt goed verdeeld.
Met een goed kussen zorg je ervoor dat je rug in de S-vorm ligt.
Je kussen moet niet te dik of te hard zijn, want anders krijg je een knik in je wervelkolom.

Slapen op de zij
Deze houding vinden de meeste mensen het fijnst.
Slapen op je zij is goed voor mensen die last hebben van lage rugpijn.
Je wervelkolom kan namelijk, zelfs met opgetrokken knieën, nog in een mooie rechte lijn liggen.
Als je slaapt op je zij moet je zorgen dat je hoofd goed ondersteund wordt door een kussen, dat niet te dik of te hard is.
Als je ook nog een kussen tussen je knieën legt zorg je voor een goede houding.  

 

  Beantwoord de volgende vragen en schrijf in je werkboek.

 

Stap 4

In de kennisbank heb je gezien hoe je goed moet tillen.

KB  

Lichaamshouding

Op internet kun je ook veel informatie vinden over goed tillen.
Bezoek bijvoorbeeld de volgende websites:

Besteed niet meer dan 10 minuten aan het lezen van de informatie op internet.

Doe nu de volgende oefening samen met een klasgenoot:


Pak om de beurt een aantal voorwerpen op.


Geef elkaar op een goede manier tips op de manier waarop de voorwerpen worden opgepakt.

 

  Maak een kort verslagje over deze oefening en de tips die jullie elkaar gaven.

Stap 5

De poster maak je voor in de wachtkamer van een dokter.
De titel van de poster is 'Niet zo, maar zo'.
Op de poster laat je zien wat een goede en wat een slechte zithouding is.



Je geeft ook tips voor een goede zithouding.

Klaar en tevreden?
Laat het resultaat beoordelen door je docent.

 

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Stap 6

Maak de LOB opdracht: Poster maken

Begrippenlijst lichaamshouding

 

 

Spier
Een spier bestaat uit spierweefsel, dat door het samentrekken of ontspannen van de betreffende cellen, voor beweging zorgt.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam en heeft vaak een slijtage voorkomende functie.
Ergonomie
De wetenschap die zich bezig houdt met een gezonde lichaamshouding.

Eindopdracht

Je maakt  een memoryspel over dit thema.  

Op het ene kaartje komt de afbeelding van een onderdeel uit dit thema, op het bijbehorende kaartje de naam én een korte uitleg over het desbetreffende onderdeel.

 

Download deze link: /userfiles/acb5852d4868321e648bcec9e6e8bd3f41afa51d.doc

Sla dit op in je map MNA, thema bewegen.

 

Het is belangrijk dat klasgenoten ook daadwerkelijk iets leren als ze het spel spelen.

  • Kies of je het memoryspel op de computer maakt, of dat je gaat knutselen/tekenen.
  • Zorg dat je alle materialen bij elkaar zoekt.
  • Maak een memoryspel dat bestaat uit minimaal 10 paren.

Klaar?
Laat een aantal klasgenoten je spel spelen. Pas waar nodig nog wat dingen aan. Ben je tevreden? Lever je spel dan in bij je docent.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:

  • het spel ziet er overzichtelijk en verzorgd uit
  • de afbeeldingen, de naam en de uitleg zijn correct
  • het spel kan daadwerkelijk gespeeld worden

Spel maken

Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.

 

Als je het spel klaar hebt, het spel gespeeld is... maak dan de LOB opdracht: Spel maken.

Verdieping 1

Stap 1

Zeven botgroepen

Het bouwplan van alle skeletten bestaat uit dezelfde zeven botgroepen. Door naar botgroepen te kijken zijn skeletten van verschillende dieren beter te vergelijken en begrijpen.

  1. schedel
  2. borstkas
  3. schoudergordel
  4. bekkengordel
  5. wervelkolom
  6. voorpoten
  7. achterpoten.

Voorpoten en achterpoten worden ook wel ledematen genoemd.

 

Elke botgroep heeft dezelfde functie:

1.    De waslijn van het skelet is de wervelkolom, waar ook de staart bij hoort. Aan de waslijn hangt de was. Dat zijn de andere botgroepen. Door gaten dwars door alle wervels loopt het ruggenmerg, de belangrijkste zenuwbundel in het lichaam.

2.    De schedel is een doos om de hersenen en de zintuigen te beschermen.

3.    De borstkas is een kooi die het hart en de longen beschermt.

4.    In de schouderbladen van de schoudergordel zijn holten om de voorpoten te bevestigen.

5.    Met voorpoten bewegen dieren zich voort: ze zwemmen, lopen of vliegen. Mensen lopen rechtop waardoor wij  met onze armen ook andere dingen kunnen doen: tanden poetsen, een muurtje metselen of een dino opgraven.

6.    Aan de bekkengordel zitten de achterpoten. Het dijbeen draait in het bekken waardoor beweging mogelijk is.

7.    De achterpoten zijn om mee te bewegen. Er zijn bijvoorbeeld springpoten bij de kangoeroe, peddelpoten bij de zwaan en looppoten bij de hond.

 

Stap 2

Hieronder zie je omschrijvingen. Over welke botgroep gaat het?

  1. Deze botgroep bestaat uit vergroeide beenderen.
    De botten samen zijn een soort doos waarin de hersenen zitten.

  2. Deze botgroep is een centrale as.
    Bijna alle andere botgroepen zitten hier aan vast.

  3. Deze botgroep bestaat uit ribben en borstbeen.
    Samen vormen ze een beschermkooi die aan de wervelkolom vast zit.

  4. Aan deze botgroep zitten de voorpoten.

  5. Deze botgroep bestaat uit vergroeide beenderen.
    Ze zitten vast aan het heiligbeen.

  6. Bij deze botgroep zie je de meeste verschillen.
    Bij de meeste dieren wordt deze botgroep gebruikt om te lopen. Bij mensen niet.

  7. Deze botgroep wordt op verschillende manieren gebruikt:
    Springpoten bij een kangoeroe, peddelpoten bij een zwaan of looppoten bij een hond.

 

Heb je dezelfde antwoorden als je klasgenoot? Vergelijk jullie antwoorden.

  Schrijf de goede antwoorden met een korte beschrijving in je werkboek.

Stap 3

Ga terug naar je skelet in je werkboek op bladzijde 4.

 

Kleur de verschillende botgroepen.

  1. schedel - rood
  2. borstkas - blauw
  3. schoudergordel - geel
  4. bekkengordel - groen
  5. wervelkolom - paars
  6. voorpoten - oranje
  7. achterpoten -bruin

 

Verdieping 2

Stap 1

Practicum Ronde en Platte botten

Doel van het onderzoek

Welke botten kunnen het meeste gewicht dragen, ronde botten of platte botten?

 

Lees eerst de informatie over ronde en platte botten!

 

Het menselijk lichaam bestaat uit verschillende typen botten:

  • Pijpbeenderen. (ronde botten) Deze botten zijn de slanke beenderen. Deze bestaan uit een schacht (het middengedeelte) die meestal gevuld is met geel beenmerg. Aan de uiteinden zitten bredere stukken die de kop of kom van een gewricht vormen. In deze uiteinden zit meestal het rode beenmerg. Er wordt ook nog onderscheid gemaakt tussen lange en korte pijpbeenderen. Voorbeelden van lange pijpbeenderen zijn dijbeen, scheenbeen, kuitbeen, opperarmbeen, spaakbeen en ellepijp. Korte pijpbeenderen zijn bijvoorbeeld de middenhandsbeentjes, middenvoetsbeentjes, vinger – en teenkootjes.
  • Platte beenderen. (platte botten) Bij deze botten liggen de buitenlagen dicht tegen elkaar aan. Voorbeelden zijn de schedel, ribben, schouderbladen en heupbeenderen.
  • Sesambeenderen. Een sesambeen is een bot dat zich bevindt in het verloop van een pees. Een voorbeeld is de knieschijf. Ook in de handen en voeten bevinden zich sesambeenderen.
  • Onregelmatige beenderen. De botten die niet tot de bovenstaande types behoren, worden onregelmatige beenderen genoemd. Voorbeelden van onregelmatige beenderen zijn de wervels en de hand- en voetwortelbeentjes.

Stap 2

Werkwijze

 

In plaats van echte botten gebruik je voor deze proef modellen van papier.

Werk met z'n tweeën.

De een houdt het papier vast, de ander hangt er gewichten aan.

 

 

Materiaal

enkele blaadjes A-4 papier

zakje met verschillende gewichtjes om aan het bot te hangen

plakband

 

 

Stap 3

Rond model

  • Rol één blaadje proefwerk papier in de lengte op tot een koker. Niet te strak, de diameter moet ongeveer 3 cm zijn.
  • Plak de rol aan de zijkanten vast met twee kleine stukje plakband.
  • Pak de rol aan de onderkant vast (zie afbeelding). Niet aan de rol trekken!
  • Hang nu aan de rol het zakje.
  • Doe nu voorzichtig gewichten in het zakje.
    Begin voorzichtig, maak het zakje steeds zwaarder.
  • Als het zakje begint door te buigen, noteer je in een tabel (zie voorbeeld) bij welk gewicht dat was.

 

Plat model

  • Vouw één blaadje proefwerkpapier tweemaal in de lengte op.
  • Ga verder op dezelfde manier te werk als bij het ronde model.

Stap 4

Resultaten

 

Verwerking van de resultaten

  • Maak een tabel waarin je resultaten vermeld.
  • Bereken het verschil tussen het platte model en het ronde model en zet dit ook in de tabel.
  • Bereken het verschil ook in procenten.
  • Maak van de gegevens een staafdiagram.


Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Grafiek maken

In een grafiek kun je heel overzichtelijk informatie aflezen over één specifiek onderwerp. Je maakt naar aanleiding van een onderzoek of opdracht een grafiek waarin je de opgedane kennis of resultaten weergeeft.

 

Stap 5

Maak een onderzoeksverslag van dit practicum.

  • Wat ben je nu te weten gekomen?
    Verwerk de volgende onderdelen (in volledige zinnen) in je verslag
  • Wat was het verschil tussen het ronde en het platte model?
  • Welke conclusie kun je daaruit trekken over de de ronde en platte botten van je skelet?
  • Voeg je gemaakte tabel én het staafdiagram in je verslag.

 

Maak je verslag af met behulp van bijgevoegd voorbeeld.

 Lever je  onderzoeksverslag in via de inleverknop van Itslearning.

Stap 6

  Maak de LOB opdracht: Practicumverslag

Stap 7

Wat weet je?

Speel het spel!

Kennisbanken

Hieronder de Kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Geraamte

Beenverbindingen

Spieren

Lichaamshouding

LOB