stap 5

Lopende dieren zetten zich met hun poten af tegen de grond. Het lichaam duwt zich bij de afzet - via de wervelkolom - naar voren.

Het lichaam van viervoeters steunt op de poten, die recht onder het lichaam staan, vlak langs de romp. Zo kost het weinig inspanning om het lichaam, dat aan de wervelkolom hangt, boven de grond te houden.

Er zijn vier typen viervoeters: hoefgangers, zoolgangers, teengangers. zool/teengangers.

 

basisvorm viervoeter

Hoefgangers

Alleen de toppen van de vingers of tenen raken de grond. De kootjes eindigen in een hoef, waarmee de dieren zich goed kunnen afzetten tegen een harde ondergrond. Door sterk verlengde middenhands- en middenvoetsbeentjes hebben hoefgangers lange poten. Ze kunnen daardoor grote stappen nemen en zijn heel snel.

 

Zoolgangers

De hele voetzool (kootjes én middenvoets- of middenhandsbeentjes) raakt de grond. Zoolgangers zijn meestal geen snelle dieren, maar ze kunnen zich wel goed afzetten of vastgrijpen.

 

Teengangers

Alleen de kootjes raken de grond. Daardoor zijn de poten lang en is de weerstand tussen de poten en de grond klein; teengangers kunnen erg hard rennen.

 

Gecombineerde zool/teengangers

Van de voorpoten raken alleen de vingers de grond. In rust raken de hele voetzolen van de achterpoten de grond. Deze combinatie van teen- en zoolgangers is een compromis. Het maakt dat deze dieren redelijk snel kunnen rennen, maar zich toch ook behoorlijk kunnen afzetten.

 

 

Heb je de informatie gelezen?

     Beantwoord nu de vijf vragen hieronder.