In deze module ga je aan de slag met de onderstaande leerdoelen. Dit doe je aan de hand van drie deeltaken. En een afsluitende toets.
Leerdoelen:
Je kan duurzaam consumeren in je persoonlijke leefomgeving
Je kan afvalstromen herkennen en benoemen
Je kan producten recyclen en verkopen
Wat ga je doen?
Om deze module af te sluiten maak je de drie deeltaken en de afsluitende toets.
Deeltaak 1 is het maken van een klokhuisfilmpje. In dit filmpje leg je uit wat duurzaam consumeren is en laat je verschillende voorbeelden hiervan zien. Ook leg je uit hoe je duurzaam kunt kiezen aan de hand van keurmerken. Deze deeltaak doe je in een groepje van 3 of 4 personen.
Deeltaak 2 is een onderzoek naar de verschillende soorten afval en afvalstromen in Nederland. Je onderzoek presenteer je aan de klas met behulp van een poster. Deze deeltaak doe je in een tweetal
Deeltaak 3 is een opdracht waarbij je van kosteloos materiaal (afval) een nieuw product maakt. Voor dit nieuwe product reclame maakt. En het product verkoopt. Deze deeltaak doe je alleen.
Als afsluiting maak je een toets die vooral de kennis van deeltaak 1 en 2 toetst. Zo laat je zien wat je er in totaal van geleerd hebt.
Deeltaak 1: Duurzaam consumeren in de persoonlijke leefomgeving
Inleiding deeltaak 1
Inleiding deeltaak 1
Het is belangrijk dat kinderen leren wat duurzaam consumeren is. Veel kinderen kijken naat het klokhuis, dit is een informatief kinderprogramma. Het doel is dat jullie een soort klokhuisaflevering maken waarin duurzaam consumeren centraal staat. Je leert zelf en anderen dus duurzaam consumeren in de persoonlijke leefomgeving.
Naast het filmpje maak je ook andere producten die je moet inleveren. Dit lever je als een werkstuk in. In dat werkstuk zitten de volgende onderdelen: een storyboard, een script, drie interviewvragen en je persoonlijke reflectie.
Je maakt deze deeltaak in een groepje van 3 of 4 personen.
Tip: Een goede voorbereiding is het halve werk!
Beoordeling deeltaak 1
Jullie worden beoordeeld aan de hand van een rubric. Die kan je ten alle tijden bekijken, hij staat in het menu.
Leerdoelen deeltaak 1
Je kan aan de hand van keurmerken de eigenschappen van producten beschrijven;
Je kan aan de hand van keurmerken producten met elkaar vergelijken;
en een keuze maken uit het assortiment vanuit het perspectief van duurzaamheid (bijvoorbeeld milieu, dierenwelzijn);
Je kan duurzaam consumentengedrag herkennen en benoemen (gericht op consumptie van bijvoorbeeld kleding, voeding, bloemen, tuinhout, reizen, meubels, energie, elektrische apparatuur);
Je kan onderzoek doen naar consumentengedrag (denk aan verspilling en overconsumptie);
Je kan consumptie besparende maatregelen ten uitvoer brengen en de maatregelen verantwoorden.
Theorie deeltaak 1
Het Milieu:
Mensen en andere organismen zijn afhankelijk van het milieu. Het milieu is de omgeving waarin een organisme leeft. We hebben het milieu nodig om in leven te blijven. We zijn er dus afhankelijk van. We gebruiken het milieu voor meerdere dingen.
Wij halen ons voedsel uit het milieu. Groente, vlees, vis, melk: het komt allemaal uit het milieu. Ook water en zuurstof halen wij uit het milieu. Zonder voedsel, water en zuurstof kunnen we niet leven.
Afbeelding: productieketen, van boer naar winkel
Bron: podiumpraktijkgerichtonderzoek.nl
Ook halen wij energie uit het milieu. Dit kan in de vorm van fossiele brandstoffen (aardolie, steenkool & gas) of door groene energie. (wind, water en zon). Energie gebruiken we om te koken, voor wat licht in de duisternis, machines te laten werken, auto's te laten rijden, onze huizen, scholen en kantoren te verwarmen en voor nog veel meer dingen.
Het milieu levert ook grondstoffen. Grondstoffen vormen de basis van veel producten. Denk maar een aan een stoel. Die wordt gemaakt in een fabriek en om die stoel te maken zijn allemaal verschillende materialen nodig.
Afbeelding: grondstoffen
Bron: mt.nl
Als laatste gebruiken we het milieu ook om in te recreëren. Dit betekent dat mensen het milieu gebruiken om te ontspannen. Bijvoorbeeld een potje voetbal op een grasveld of zwemmen bij een meer.
Ecologische voetafdruk
Er wonen miljarden mensen op aarde, allen gebruiken een (groot) deel van de aarde. We hebben allemaal een gebied nodig om te kunnen leven. Uit dit gebied halen wij enrgie, water, grondstoffen, onze ontspanning en voedsel. De hoeveelheid grond die één mens nodig heeft noemen wij de ecologische voetafdruk of de mondiale voetafdruk. Niet ieder mens heeft een evengrote ecologische voetafdruk. Vaak is het zo hoe rijker de persoon, hoe groter de ecologische voetafdruk.
Duurzaamheid:
Bron: Rob de Vrind, duurzaammbo.nl
Duurzaam Consumeren:
In een duurzame wereld moeten mens, milieu en economie met elkaar in evenwicht zijn. In een niet-duurzame situatie wordt roofbouw gepleegd op de aarde. Roofbouw: Mensen putten de natuurlijke rijkdommen sneller uit dan ze zich kunnen herstellen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan aardolie.
Bij duurzaam consumeren let je er dus op dat de producten die je koopt niet schadelijk zijn voor mens, planeet en economie.
Keurmerken:
Een keurmerk is een hulpmiddel op de verpakking van producten (voedsel/gebruiksvoorwerpen), voor het maken van een duurzame of gezonde keuze. Een keurmerk geeft bijvoorbeeld aan dat het product is gemaakt met extra aandacht voor het milieu of dierenwelzijn. Je ziet zo bijvoorbeeld of de vis duurzaam is gevangen, of een kip een ‘beter leven’ heeft gehad, hout duurzaam is gekapt, een apparaat energiezuinig is en of er sprake is van eerlijke handel (fair trade). Het kan ook aangeven dat het product is toegestaan in een bepaald voedingspatroon / leefwijze. Keurmerken voor eten en drinken staan meestal in de vorm van een herkenbaar logo op de verpakking. Bij het uitkiezen van een auto staat het energielabel in de brochure. De afgelopen jaren zijn er steeds meer keurmerken bijgekomen.
Keurmerken zijn naast een handig hulpmiddel een goede manier om fabrikanten te stimuleren gezondere en duurzamere producten te ontwikkelen. Fabrikanten plaatsen ook steeds vaker een eigen duurzaamheidslogo op hun producten. Daardoor is het niet altijd meer duidelijk wat de meest duurzame keuze is. Daarom is er een keurmerkenwijzer:
Bron: keurmerkwijzer
Hieronder staan de top 10 keurmerken op voeding. Als je product een of meer van deze keurmerken bevat, maak je een duurzame keuze.
Bron: voedingscentrum.nl
Bewustwordingsfilmpjes:
Bron: Rob de Vrind, duurzaammbo.nl
Bron: Nu.nl
Opdracht 1.1
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 1 - "maak een start aan je eindverslag"
Open Word
Sla je document zo op: MHeD_Eindverslag_Jenaam_Jeklas_Jeleerlingnummer
Voeg een voorblad naar keuze in
Voeg een automatische inhoudsopgave in
Voeg paginanummers in
Gebruik voor je hoofdstuk titels KOP 1 →
Zet de volgende hoofstukken alvast in je werkstuk:
Duurzaam consumeren
Consumenten gedrag
Consumptie besparende maatregel(s)
Script
Storyboard
Klokhuisfilmpje
Mijn reflectie op deeltaak 1
De "ruggengraat" van je eindverslag is nu klaar. De volgende opdrachten kun je nu dus makkelijk verwerken in je eindverslag.
Opdracht 1.2
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 2 - "duurzaam consumeren"
Deze opdracht vormt hoofdstuk 1 van je eindverslag.
Beantwoord de volgende vragen in je eindverslag. Neem elk van de volgende kopjes over. (Gebruik voor de vraag KOP 2, dit komt dan netjes in je inhoudsopgave te staan) En beantwoord de vragen die daaronder staan.
Milieu
Wat wordt er bedoeld met het milieu?
Waarvoor gebruikt de mens het milieu?
Wat zijn veel voorkomende milieuproblemen?
Wat zijn de oorzaken van de milieuproblemen?
Wat is een ecologische voetafdruk?
Consumeren
Wat is een consument?
Wat is een producent?
Wat is consumeren?
Wat is een productieketen?
Wat zijn producten, geef 3 voorbeelden.
Waar staan de 3 P's voor?
Keurmerken
Wat is een keurmerk?
Wat is een verschil tussen een keurmerk en een (bedrijfs)logo?
Waar kun je een keurmerk vinden?
Wat maakt een keurmerk betrouwbaar?
Geef 3 voorbeelden van keurmerken voor eerlijke handel.
Geef 3 voorbeelden van keurmerken voor milieu bewuste producten.
Geef 3 voorbeelden van keurmerken voor dierenwelzijn.
Duurzaam consumeren
Leg in je eigen woorden uit wat duurzaam consumeren is. Gebruik in je uitleg de 3 P's.
Hoe kun je met behulp van keurmerken een duurzame keuze maken?
Opdracht 1.3
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 3 - "Consumenten gedrag"
Deze opdracht vormt hoofdstuk 2 van je eindverslag.
Beantwoord de volgende vragen in je eindverslag. Neem elk van de volgende kopjes over. (Gebruik voor de vraag KOP 2, dit komt dan netjes in je inhoudsopgave te staan) En beantwoord de vragen die daaronder staan.
Gedrag
Wat is gedrag?
Wat is consumentengedrag?
Wat is duurzaam consumentengedrag?
Hoe herken je duurzaam consumentengedrag?
Interview
maak 3 interview vragen, waarmee je kunt onderzoeken of consumenten in Almere duurzaam consumeren.
Conclusie
Verwerk de antwoorden van je interview.
Wat kun je zeggen over de consumenten die je geïnterviewsd hebt en hun consumenten gedrag?
Opdracht 1.4
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 4 - "Consumptie besparend maatregel"
Deze opdracht vormt hoofdstuk 3 van je eindverslag.
Beantwoord de volgende vragen in je eindverslag. Neem elk van de volgende kopjes over. (Gebruik voor de vraag KOP 2, dit komt dan netjes in je inhoudsopgave te staan) En beantwoord de vragen die daaronder staan.
Cosumptie
- Waarom consumeren mensen?
- Waar letten consumenten denk je op als zij producten kopen?
- Waar let jij op als je een product koopt?
Voedsel
- Hoeveel van het geproduceerde voedsel wordt weggegooid?
- Wanneer moet je voedsel weggooien?
- Is een houdbaarheidsdatum verplicht?
- Wat betekent T.h.t en t.g.t.?
Besparen
- Wat is besparen?
- Wat is besparen als je kijkt naar het milieu?
- Wat kun jij doen om te besparen m.b.t. het milieu?
- Wat kan een consument doen om te besparen m.b.t. het milieu?
Maatregel
Stel je bent de president van Nederland en wil wat goeds doen voor het milieu. Welke regel zou jij dan invoeren?
- Welke cosumptie besparende maatregel zou jij invoeren?
- Waarom wil je die maatregel invoeren?
- Welk effect zou de maatregel volgens jou hebben? (wat doet het?)
- Denk je dat de burgers van Nederland dit een goede maatregel vinden? Waarom wel waarom niet?
- Hoe zorg je ervoor dat iedereen de maatregel volgt?
Opdracht 1.5
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 5 - "script"
Deze opdracht vormt hoofdstuk 4 van je eindverslag.
In deze opdracht ga je het script schrijven. Kijk eerst onderstaand filmpje en lees de eisen van het filmpje.
Bron: Valesca van Diejen
Eisen van het filmpje:
Een uitleg over duurzaam consumeren;
Een uitleg over keurmerken;
Een vergelijking van minimaal één product. (Denk hierbij aan het laten zien van de 3 P's, waarom zou je de ene wel kopen en de andere niet?);
Een kort interview waaruit je conclusies kunt trekken met betrekking tot consumentengedrag;
Een maatregel presenteren die consumptie besparend is. Deze uitleggen en werantwoorden.
Schrijf nu samen een script.
Opdracht 1.6
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 6 - "storyboard"
Deze opdracht vormt hoofdstuk 5 van je eindverslag.
Voordat je deze opdracht kan maken lees je eerst de eisen voor het klokhuisfilmpje en kijk het filmpje.
Eisen van het filmpje:
Een uitleg over duurzaam consumeren;
Een uitleg over keurmerken;
Een vergelijking van minimaal één product. (Denk hierbij aan het laten zien van de 3 P's, waarom zou je de ene wel kopen en de andere niet?);
Een kort interview waaruit je conclusies kunt trekken met betrekking tot consumentengedrag;
Een maatregel presenteren die consumptie besparend is. Deze uitleggen en werantwoorden.
Bron: De Videomakers
Maak een storyboard. Deze kun je teken en later inscannen en invoegen in je eindverslag. Maar je kunt ook, zoals gezegd in het filmpje, het schrijven. Of natuurlijk op de computer tekenen. Zolang je jullie storyboard maar in je eindverslag stopt.
Opdracht 1.7
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 7 - "Jullie klokhuisfilmpje"
Deze opdracht vormt hoofdstuk 6 van je eindverslag.
Zet de link naar jullie klokhuis filmpje in je eindverslag.
In het tabblad filmpjes maken zijn er filmpjes te zien hoe je monteert. Zorg dat jullie filmpje er mooi en verzorgd uit ziet, een goed geluid heeft en dat hij op de juiste manier op Youyube.com staat.
Advies:
Upload je video niet met de instelling openbaar op, maar op verborgen. Zo kan alleen de persoon die de link krijgt, jullie filmpje zien.
Hier is een stappenplan hoe je een video uploadt op youtube.
Opdracht 1.8
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je eindverslag.
Opdracht 8- "Mijn reflectie op deeltaak 1"
Deze opdracht vormt hoofdstuk 7 van je eindverslag.
Beantwoord de volgende vragen in je eindverslag. Zorg dat het een lopend verhaal wordt. De vragen zijn dus meer een handreiking voor een mooi verslag. Je hoeft niet de vragen letterlijk te beantwoorden.
Eis:
BBL 300 woorden
KBL 500 woorden
Geef een omschrijving van jouw groepje:
Met wie heb je samengewerkt?
Wat was iedereen zijn taak?
Wat was jouw taak?
Welke talenten heeft elk lid van je groepje?
Wat zijn jouw talenten?
Geef een omschrijving van hoe het ging:
Hoe verliep de samenwerking?
Kon iedereen zijn eigen taak goed uitvoeren?
Kon jij je taak goed uitvoeren?
Heb jij anderen in je groepje geholpen? Waarmee en hoe?
Wat vond je leuk aan de samenwerking?
Wat ging er goed aan de samenwerking?
Wat kon er beter aan de samenwerking?
Geef een omschrijving over het eindresultaat:
Wat vind je van jullie eindresultaat?
Wat vinden de anderen van je groepje van het eindresultaat?
Ben je trots op jullie werk?
Wat vond je het leukst om te doen?
Wat vond je het moeilijkste om te doen?
Wat zou je een volgende keer anders doen?
Geef een omschrijving van je ontwikkeling:
Wat heb je geleerd over duurzaam consumeren?
Wat heb je geleerd tijdens de samenwerking?
Wat heb je geleerd van de opdrachten? (script, storyboard, het filmen, etc.)
Zou je verder willen gaan met filmen / programma's maken? En er misschien je beroep van willen maken? Waarom wel / niet?
Beoordeling deeltaak 1
Hieronder staat de rubric die gebruikt wordt om jullie filmpje na te kijken.
Onderdeel
Onvoldoende (0p)
Matig (1p)
Voldoende (2p)
Goed (3p)
Totaal
Beeld
Licht
& Geluid
Ontbreken
Het beeld bibbert
Over- of onderbelicht
Krakend of te zacht geluid
Het beeld is in het grootste deel van de film stabiel
De belichting is in het grootste gedeelte van de film goed
Het geluid is in het grootste gedeelte van de film goed
Het beeld is in elk fragment stabiel
De belichting is in elk fragment goed
Het geluid is in elk fragment goed
Informatie duurzaam consumeren
Ontbreekt
Er wordt kort iets verteld over duurzaam consumeren, de informatie is incompleet of klopt niet
Er wordt iets verteld over duurzaam consumeren, maar het had wat uitgebreider gekund / het sluit niet goed aan bij de doelgroep
Er wordt goed en compleet uitgelegd wat duurzaam consumeren is. En sluit aan bij de doelgroep
Informatie keurmerken
Ontbreekt
Er wordt kort iets verteld over keurmerken, de informatie is incompleet of klopt niet
Er wordt iets verteld over keurmerken, maar het had wat uitgebreider gekund / het sluit niet goed aan bij de doelgroep
Er wordt goed en compleet uitgelegd wat keurmerken zijn. En sluit aan bij de doelgroep
Vergelijking van producten
Ontbreekt
De verkeerde keurmerken worden gebruikt bij de vergelijking
De juiste keurmerken worden gebruikt bij de vergelijking, er wordt maar van 1 productgroep producten vergeleken (bv alleen voedsel)
De juiste keurmerken worden gebruikt bij de vergelijking er wordt uit verschillende productgroepen producten vergeleken
Interview
Ontbreekt
Het interview wordt bij te weinig personen afgenomen / de interviews voegen niks toe aan de video
Het interview wordt bij voldoende mensen afgenomen, niet alle vragen passen goed bij de video / de interviews duren te lang
Het interview wordt bij voldoende mensen afgenomen, de vragen passen goed bij de video / de interviews zijn kort en bondig en van toegevoegde waarde
Maatregel t.b.v. duurzaam consumeren
Ontbreekt
Er wordt een maatregel gepresenteerd, maar deze wordt niet uitgelegd
Er wordt een maatregel gepresenteerd, deze wordt uitgelegd maar met verkeerde of ‘slappe’ argumenten
Er wordt een maatregel gepresenteerd, deze wordt uitgelegd met goede argumenten
Duur van het filmpje
Ontbreekt
Korter dan 4 minuten
Tussen de 4 en 4,5 minuut met intro & aftiteling
Tussen de 4 en 5 minuten exclusief intro & aftiteling
Algemene indruk
(taakverdeling, montage, verdeling in het filmpje, etc.)
Wij als mensen leveren heel veel afval. sommige gaan hier bewust mee om anderen doen dat niet. Het doel van deze deeltaak is om je bewust te worden van de verschillende soorten afval. Je onderzoekt welke afval er zijn, hoe je ze op de juiste manier scheidt en hoe ze verwerkt worden. Dit verwerk je in een onderzoeksverslag en presenteer je met een poster.
Deze deeltaak doe je in een tweetal.
Leerdoelen deeltaak 2:
Je kan onderzoek doen naar de hoeveelheid en soorten afval;
Je kan de afvalhiërarchie benoemen (preventie, hergebruik, recycling, herstelgebruik, afbraak);
Je kan soorten afval herkennen en benoemen (zoals, bedrijfsafval, bouw en sloop, glas, folie, groenafval, hout, papier en karton, vertrouwelijk, chemisch afval, elektrisch en elektronisch afval, restafval);
Je kan voor de afvalstromen van een bedrijf geschikte containers en inzamelmiddelen selecteren;
Je kan de waarde van afval als grondstof voor nieuwe producten benoemen (kringloopdenken);
Je kan voor- en nadelen benoemen van afvalverwerking;
Je kan de levenscyclusanalyse van producten benoemen (grondstof, productie, verpakken, verkopen, gebruik, recycling, grondstof).
Theorie deeltaak 2
Onderzoek doen
Om een onderwerp te gaan onderzoeken, kun je natuurlijk zo maar ergens beginnen met informatie verzamelen. Maar hoe hou je het dan overzichtelijk? Het grootste probleem bij het doen van onderzoek is niet dat je te weinig informatie hebt, maar juist te veel. Zoveel dat je snel afdwaalt van wat je eigenlijk aan het onderzoeken was. Daarom is het bij onderzoek doen van belang dat je een centrale vraag stelt. Dit noemen we de hoofdvraag. Probeer bij deze hoofdvraag minimaal 3 en maximaal 5 deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen benantwoorden.
Er zijn verschillende soorten vragen:
Beschrijvende vraag;
Verklarende vraag;
Analyserende vraag;
Meningsvraag.
Beschrijvende vraag:
Het antwoord op een beschrijvende vraag is een beschrijving van de situatie, gebeurtenis of ontwikkeling. Voorbeeldvraag: op welke wijze beïnvloedt de zon de groei van een plant?
Verklarende vraag:
Het antwoord op een verklarende vraag is een verklaring voor een gebeurenis of ontwikkeling. Voorbeeldvraag: waarom kijken er zoveel mensen naar De Luizenmoeder?
Analyserende vraag:
Het antwoord op een analyserende vraag laat zien welke porcessen aan een gebeurtenis of ontwikkeling vooraf gaan en wat de gevolgen van een bepaalde maatregel of gebeurtenis zijn. Voorbeeldvraag: hoe komt het dat de sportrecords steeds beter/sneller worden?
Meningsvraag:
Als je een meningsvraag beantwoordt, geef je jouw mening of de mening van iemand anders over een bepaald onderwerp. Het gaat er dan niet alleen om wat je ergens van vindt, maar ook waarom je dat vindt. Voorbeeldvraag: Is het oké om dierproeven te doen om medicijnen te testen?
Eisen waaraan een goede hoofdvraag moet voldoen:
Niet te globaal (algemeen). Hoe algemener, de te meer informatie je moet zoeken en doorwerken om je hoofdvraag te beantwoorden. Wees dus specifiek!
Duidelijk afgebakend: het onderwerp, de periode en het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven. ( Wat? Wanneer? Waar?)
Eenduidig: hij is maar op een manier uit te leggen.
Haalbaar: de vraag moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen. (Je kan bv niet een wereldwijd onderzoek doen)
Deelvragen
De hoofdvraag van een onderzoek is niet in enkele woorden te beantwoorden. Daarom is het nodig je onderzoeksvraag op te splitsen in deelvragen. Elk antwoord op een deelvraag draagt zijn steentje bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag. Bedenk wat je allemaall moet weten om je hoofdvraag te beantwoorden. De deelvragen helpen je om structuur aan te brengen in je onderzoek én in je verslag. Bovendien verkleinen deelvragen de kans dat je iets over het hoofd ziet.
Een werkplan
in een werkplan schrijf je op wat je gaat doen, wanneer je dit gaat doen en wat je hier voor nodig hebt. Dit helpt je om zo gestructureerd en vlot mogelijk een onderzoek te kunnen doen. Elke deelvraag noteer je apart in je werkplan. Dus bij elke vraag moet je bedenken wat je er voor nodig hebt, wat je gaat doen en wanneer je het gaat doen en waar.
Ook is het belangrijk dat je in je werkplan opneemt hoe je je informatie gaat verzamelen. Je kan dit namelijk op verschillende manieren doen. Bijvoorbeeld door een boek over jouw onderwerp te lenen en te gebruik, maar je kunt ook het internet raadplegen, een informatiedeskundige interviewen of een enquête houden, enz. Ook dit doe je per vraag.
Bronnen
Welke personen, instanties, boeken en internetsites ga je benaderen/gebruiken? Schrijf in je werkplan per vraag op welke bron je gaat gebruiken. Later neem je deze bronnen allemaal op in je bronvermelding. Hier een aantal tips:
Kijk of de bron bruikbare en begrijpelijke informtie levert om een deelvraag te beantwoorden. Helpen ze echt bij het beantwoorden van de vraag?
Bepaal de betrouwbaarheid van de bron. Wikipedia is geen veilige bron. Google is geen bron, maar een zoekmachine.
Vergelijk meerdere bronnen over hetzelfde onderwerp. Dus een aantal websites en bv een boek.
Opdracht 2.1
Let op: Elke opdracht die je maakt, moet worden opgenomen in je onderzoeksverslag.
Opdracht 1 - "maak een start aan je eindverslag"
Open Word
Sla je document zo op: MHeD_Onderzoeksverslag_Jenaam_Jeklas_Jeleerlingnummer
Voeg een voorblad naar keuze in
Voeg een automatische inhoudsopgave in
Voeg paginanummers in
Gebruik voor je hoofdstuk titels KOP 1 →
Zet de volgende hoofstukken alvast in je werkstuk:
inleiding
werkplan
resultaten
conclusie
discussie
reflectie
dankwoord
literatuur
De "ruggengraat" van je onderzoeksverslag is nu klaar. De volgende opdrachten kun je nu dus makkelijk verwerken in je onderzoeksverslag.
Opdracht 2.2
Hoofdvraag
Voordat je onderzoek kan gaan doen moet je eerst een hoofdvraag hebben. Je kunt met je groepje een hoofdvraag verzinnen, zorg dan wel dat die aan de eisen voldoet. Jullie kunnen ook een hoofdvraag uit het volgende rijtje kiezen:
Hoe heeft de Almeerse afvalverwerking zich ontwikkeld in de afgelopen 50 jaar?;
Hoe kun je op een juiste manier verschillende soorten afval scheiden?;
Op welke manier zorgt de gemeente Almere ervoor dat haar inwoners aan het scheiden van afval doet?;
Hoeveel afval ligt er per soort om/bij (plaatsaanduiding) en op welke manier kan je dit bestrijden?;
Welke verschillende afvalstromen zijn er binnen De Meergronden, hoe worden deze gehandhaafd?;
Wat is de plastic-soep?
Noteer je hoofdvraag alvast in je inleiding van je onderzoeksverslag. En leg ook uit waarom jullie groepje dit gaat onderzoeken.
Deelvragen
Je moet minimaal 3 en maximaal 5 deelvragen hebben.
En een deelvraag is verplicht namelijk:
Welke verschillende soorten afval zijn er?
Bedenk nu zelf, passend bij je hoofdvraag, nog minimaal 2 deelvragen. Laat de vragen door je docent controleren.
Tijdsplanning
Je krijgt van je docent de harde deadline. Dit is de datum waarop je je onderzoeksverslag af moet hebben en de presentatie moet geven.
Je hebt nu de hoofdvraag, de deelvragen en een werkplan. Nu kan je dus aan de slag met het beantwoorden van je deelvragen en daarmee je hoofdvraag beantwoorden.
Alle gevonden informatie verwerk je in eigen woorden in je verslag.
Tip: doe je onderzoeks volgens je werkplan.
Succes!
p.s. vergeet niet de harde deadline die nadert.
Opdracht 2.5
Als het goed is heb je je deelvragen en je hoofdvraag beantwoord. Dan is het nu tijd om je onderzoeksverslag presenteerbaar te maken. Mensen vinden het fijn om tijdens een presentatie ook iets te zien en niet alleen maar te lusiteren. Dit kan op verschillende manieren. De docenten hebben bij deze opdracht gekozen voor een posterpresentatie. Dit is een vaardigheid die je voor je examen moet kunnen, dus we vonden het een mooi moment om dat alvast een keer te oefenen.
Een poster maken
Met een poster kun je een theoretisch of praktisch onderzoek presenteren. Houd rekening met de doelgroep waarvoor je de poster maakt. Denk goed na over het taalgebruik, de inhoud en de opmaak.
Tip: maak eerst een ontwerp op een a4.
Wat heb je nodig?
Informatie;
Groot vel papier (bijvoorbeeld a1);
Lijm;
Schaar;
Computer / laptop;
Mogelijkheid om te printen;
Tekengerei.
Taalgebruik
Gebruik korte en pakkende zinnen in correct Nederlands. Laat de tekst eventueel nakijken door iemand! Zorg voor bijschriften bij foto’s en afbeeldingen. Bijschriften zijn korte stukjes tekst die iets over de foto’s of afbeeldingen zeggen.
Inhoud
Bij een theoretisch onderzoek, zoek je informatie op over het onderwerp waarover de poster gemaakt moet worden. Let goed op de betrouwbaarheid van de bronnen die je gebruikt. Vermeld de bronnen op de poster onder het kopje bronvermelding. Gebruik op de poster slechts korte zinnen om de boodschap over te brengen. Vat daarvoor de hoofdzaken samen.
Verzin een pakkende titel en zet deze bovenaan de poster;
Vermeld ook de namen van de maker(s), in welke klas deze zit(ten) en de datum.
Vormgeving
Zorg ervoor dat je poster er aantrekkelijk uitziet en dat je hem op één tot twee meter nog goed kunt lezen. Pas de grootte van de afbeeldingen en letters hierop aan. Gebruik voor de teksten de computer, een goed leesbaar lettertype en de printer.
Deel de poster op een duidelijke en logische manier in. Bijvoorbeeld van links naar rechts en van boven naar beneden of in een aantal gelijke delen (bijvoorbeeld vier blokken). De afbeeldingen zijn overzichtelijk en passen goed bij de inhoud van de poster. De poster ziet er verzorgd uit.
voorbeelden van een mogelijke indeling:
Opdracht 2.6
Mijn reflectie op deeltaak 2
Deze opdracht vormt in je onderzoeksverslag het hoofdstuk: Reflectie.
Beantwoord de volgende vragen in je onderzoeksverslag. Zorg dat het een lopend verhaal wordt. De vragen zijn dus meer een handreiking voor een mooi verslag. Je hoeft niet de vragen letterlijk te beantwoorden.
Eis:
BBL 300 woorden
KBL 500 woorden
Geef een omschrijving van jouw groepje:
Met wie heb je samengewerkt?
Wat was iedereen zijn taak?
Wat was jouw taak?
Welke talenten heeft elk lid van je groepje?
Wat zijn jouw talenten?
Geef een omschrijving van hoe het ging:
Hoe verliep de samenwerking?
Kon iedereen zijn eigen taak goed uitvoeren?
Kon jij je taak goed uitvoeren?
Heb jij anderen in je groepje geholpen? Waarmee en hoe?
Wat vond je leuk aan de samenwerking?
Wat ging er goed aan de samenwerking?
Wat kon er beter aan de samenwerking?
Geef een omschrijving over het eindresultaat:
Wat vind je van jullie eindresultaat?
Wat vinden de anderen van je groepje van het eindresultaat?
Ben je trots op jullie werk?
Wat vond je het leukst om te doen?
Wat vond je het moeilijkste om te doen?
Wat zou je een volgende keer anders doen?
Geef een omschrijving van je ontwikkeling:
Wat heb je geleerd over afval?
Wat heb je geleerd tijdens de samenwerking?
Wat heb je geleerd van jullie onderzoek?
Beoordeling deeltaak 2
Onderdeel
Onvoldoende (0p)
Matig (1p)
Voldoende (2p)
Goed (3p)
Totaal
Onderzoeksverslag
Indeling, inhoud, bronvermelding, algemene indruk
-
Er ontbreken onderdelen en het oogt slordig
Alle onderdelen zitten in het onderzoeksverslag, de opmaak ervan kan beter
Alle onderdelen zijn netjes verwerkt in het onderzoeksverslag
Onderzoeksverslag
Beantwoorden van de hoofdvragen & deelvragen
De vragen zijn onvoldoende in eigen woorden beantwoord. (tussen de 15% en 20% plagiaat bij de SOMplagiaatscan)
De vragen zijn matig in eigen woorden beantwoord. (tussen de 15% en 20% plagiaat bij de SOMplagiaatscan)
De vragen zijn voldoende in eigen woorden beantwoord. (tussen de 10% en 15% plagiaat bij de SOMplagiaatscan)
De vragen zijn goed in eigen woorden beantwoord. (minder dan 10% bij de SOMplagiaatscan)
Onderzoeksverslag
Reflectie
Ontbreekt
Te weinig woorden / niet lopend verhaal
Genoeg aantal woorden / verhaal loopt niet helemaal lekker
Zeer uitgebreide reflectie in een goed doorlopend verhaal.
Poster
Titel, klas, naam & datum.
Ontbreken
1 van de 4 aanwezig
3 van de 4 aanwezig
Alle 4 aanwezig
Poster
Inhoud
De informatie komt niet overeen met het onderzoeksverslag
Informatie komt overeen met het onderzoeksverslag, maar onoverzichtelijk weergegeven
Informatie komt overeen met onderzoeksverslag en op een overzichtelijke wijze weergegeven
Poster
Afbeeldingen
Ontbreken
Een enkele afbeelding aanwezig, heeft geen betrekking tot de inhoud en het onderschrift ontbreekt.
Meerdere afbeeldingen aanwezig, geen betrekking tot de inhoud of ontbrekende onderschriften.
Meerdere afbeeldingen aanwezig, hebben betrekking tot de inhoud en hebben onderschriften.
Poster
Algemene indruk, indeling, bronvermelding
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
t/21*9+n
Deeltaak 3: Producten recyclen en verkopen
Inleiding deeltaak 3
Inleiding deeltaak 3
Wij leven in een wegwerpmaatschappij. Als je niet weet wat dit betekent is het de bedoeling dat je het nu even opzoekt. Hoe kunnen wij, de mens, er voor zorgen dat we de aarde minder belasten met ons afval? Je hebt nu al geleerd wat duurzaam consumeren is en hoeveel afval de mens produceert. Een simpel antwoord op de gestelde vraag is recyclen. Recyclen is van oude/afgedankte producten iets nieuws maken. En dit is precies wat je gaat doen. Om een product te kunnen maken van afgedankt materiaal heb je natuurlijk eerst allerlei afgedankte materialen nodig. Dus je gaat op zoek naar allerlei materialen die je opnieuw kan gaan gebruiken. Je kunt hierbij denken aan kunststof PET-flessen en ander kunststof materiaal zoals verpakkingsmateriaal of delen van kunststof die bijvoorbeeld van apparaten afkomen. Denken hierbij aan delen van computerapparatuur of huishoudelijke apparaten. Conservenblikken zijn ook goed te gebruiken voor recycling. Kortom je kunt allerlei materialen gebruiken voor recycling.
Je doet deze deeltaak individueel.
Je wordt beoordeeld aan de hand van een rubric. Die kan je ten alle tijden bekijken, hij staat in het menu.
Leerdoelen deeltaak 3:
Je kan voorbeelden geven van recycling;
Je kan afgedankte producten inzamelen;
Je kan een afgedankt product opknappen voor hergebruik;
Je kan van afgedankte producten een samengesteld product maken (assembleren, samenvoegen);
Je kan ontwerpen voor recycling;
Je kan recyclede producten promoten en in de verkoop brengen.
Theorie deeltaak 3
Afvalverwerking
bron: Milieu centraal
Er zijn 4 manieren van afvalverwerking van het ingezamelde gescheidde afval.
Verbranden;
Storten;
Lozen;
Recylen, hergebruiken, composteren.
Verbranden
Een deel van het afval wordt verbrand in een verbrandingsoven. Al het restafval gaat de oven in. Bij de verbranding komen schadelijke sotffen vrij. Gelukkig wordt een groot gedeelte daarvan gefilterd. Ook wordt er met de verbrandigswarmte energie gemaakt. Helaas komt er veel CO2 vrij bij het verbranden van afval, dit is een van de stoffen waar in het klimaatakkoord veel over te doen is.
Storten
Storten betekent afval op een vuilstortplaats of op een vuilnisbelt wordt gegooid. Er wordt tegenwoordig minder afval gestort dan vroeger. Storten heeft een aantal nadelen. Een vuilnisbelt kan erg stinken, er leeft ongedierte en als het regent lossen schadelijke stoffen op en komen in de bodem eronder en ons drinkwater terecht.
Lozen
Lozen betekent dat vloeibaar afval in een sloot, rivier of zee verdwijnt. Soms bevat het vloeibare afval nog vaste deeltjes of andere giftige stoffen. Het lozen van afval vervuilt water en organimsen die in dat water leven gaan daardoor dood. Lozen is in Nederland daarom ook meestal verboden.
Hergebruik en recyclen
Veel materialen kunnen worden hergebruikt. Hergebruik en recycling zijn het opnieuw gebruiken van materialen, nadat ze als afval zijn afgedankt. Hierdoor is er minder afval. Het grootste deel van het afval wordt hergebruikt of gerecycled. Van het gft-afval wordt bijvoorbeeld compost gemaakt (composteren). En van oud glas maken ze weer nieuw glas.
Er is een verschil tussen hergebruik en recycling. Bij hergebruik wordt een voorwerp opnieuw gebruikt. Bijvoorbeeld een flesje water wat je keer op keer opnieuw vult. En bij recylcing worden de grondstoffen van een voorwerp gebruikt om nieuwe producten te maken.
Cradle to cradle
De mens probeert de natuur na te doen. In de natuur is er geen afval. Als een boom of dier dood gaat, worden deze afgebroken en omgezet door reducenten (schimmels en bacteriën) in voedingsstoffen waar nieuwe planten van kunnen groeien. De mens doet dit met cradle to cradle wat letterlijk van wieg tot wieg betekent.
Bij cradle tot cradle kunnen producten volledig worden gerecycled. Bij het maken van cradle to cradle producten wordt erop gelet dat het milieu niet wordt belast. Dat wil zeggen dat ze met duurzame groene energie zijn gemaakt en de onderdelen door reducenten afbreekbaar zijn. En onderdelen die niet door reducenten afgebroken kunnen worden, moeten opnieuw gebruikt kunnen worden voor een ander product.
Cradle to cradle wordt voornamelijk toegepast in de industrie. Jij kunt als consument er wel op letten dat je cradle tot cradle producten koopt. Maar er zijn nog andere manieren waardoor je het grootte afvalprobleem kan aanpakken. Er zijn namelijk te veel onnodige producten. Er worden te veel grondstoffen gebruikt en daarmee wordt de aarde uitgeput. Sommige mensen proberen alleen te kopen wat ze écht nodig hebben. Dit noem je consuminderen. Je koopt dan dingen niet meer voor de lol, maar omdat je ze echt nodig hebt.
Een goed voorbeeld hiervan is je telefoon. Wij willen vaak het nieuwste van het nieuwste, maar waarom zou je kostbare grondstoffen verspillen en een nieuwe telefoon kopen als je huidige het ook nog gewoon doet? Je oude telefoon gebruiken totdat hij helemaal stuk is, is dus een duurzame keuze en valt onder consuminderen. Het is ook nog eens goed voor je portemonnee.
Ook kun je letten op het verminderen in wegwerpartikelen, dingen die je maar een keer gebruikt. (plastic bordjes, plastic verpakkings materiaal)
Opdracht 3.1
Beantwoord de volgende vragen. Maak deze opdrachten in een Worddocument. Lever dit Worddocument in bij je docent. Je docent verteld je op welke manier je het moet inleveren.
Afval dat door de mens is gemaakt, moet worden verwerkt. Op welke 4 manieren kan gescheiden afval worden verwerkt?
Wat is lozen?
Wat is storten?
Bedenk minstens twee voordelen van storten en/of lozen.
Bedenk minstens drie nadelen van storten en/op lozen.
Wat is hergebruik?
Wat wordt er met recycling bedoeld?
Wat is er nodig om recylcing nodig te maken?
Welke twee manieren kunnen ervoor zorgen dat er minder afval in het milieu komen?
Leg uit wat cradle to cradle is.
De letterlijke vertaling van 'cradle to cradle' is: 'van wieg tot wieg'. Waarom heet het niet 'van wieg tot graf'?
Leg uit wat consuminderen is.
Opdracht 3.2
Voorbereidingen treffen
Voordat je van oude materialen iets nieuws kan maken, moet je die eerst inzamelen. Vraag thuis wat je mag gebruiken, dit kun je ook doen bij je buren, vrienden en familieleden.
Als je oude materialen heb ingezameld kun je gaan beginnen met een idee. Wat zou je van deze materialen kunnen maken? Je kunt een website/applicatie als Pinterest gebruiken bij het opdoen van ideeën.
Opdracht 3.3
Bekijk je ingezamelde producten goed en laat je creatieve geest vrij
Bedenk wat jij kunt maken met deze producten, kom je er niet uit? Vraag om hulp aan je buurman of buurvouw, je docent of kijk voor ideeën op pinterest.
Let op: je gaat je product verkopen.
Maak eerst een schets van jou idee, dit is je ontwerp. (kladversie - overleg met je docent of je verder kan)
Maak nu de nette versie van de schets.
Lever je nette versie in, deze telt mee in je beoordeling. Zorg dus dat je naam en klas erop staan!
Ontwerpen
Het ontwerpproces
Elk nieuw product begint met een ontwerp. Voordat er een ontwerp is, moet je nadenken over dingen als behoefte, functies en eisen die je gaat stellen. Een nieuw product ontwerpen gaat volgens een vast plan.
1. Ga na wat de behoefte is
Voordat je een nieuw ontwerp gaat maken, is het handig na te gaan of er wel behoefte aan het dit product is. Kunnen mensen er iets mee, vinden ze het leuk, gaan ze het ook kopen en gebruiken?
2. Bedenk hoe je in de behoefte kunt voorzien
Onderzoek goed wat je nieuwe product allemaal moet kunnen. Nieuwe telefoons bijvoorbeeld kunnen naast bellen ook foto’s maken, films maken, internetten
en nog veel meer. Ga ook na hoe het product eruit moet zien en wat het mag kosten. Al deze gegevens leg je vast in het programma van eisen. Alle eisen moet je kunnen controleren.
3. Product ontwerpen
Nu weet je precies waar je idee aan moet voldoen. Je bedenkt een aantal oplossingen en kiest de beste oplossing uit. Maak een schets op papier of op de computer.
4. Prototype maken (product testen)
Nu je het ontwerp hebt, kun je ook echt je product maken. Een eerste versie van je ontwerp heet een prototype. Bij deze eerste versie kun je nog verbeteringen aanbrengen. Laat anderen je prototype testen en vraag om verbetertips.
5. Product aanpassen
Op basis van de test van het prototype pas je het ontwerp aan. Vervolgens verbeter je ook het prototype. Daarna laat je het prototype opnieuw testen.
Opdracht 3.4
Aan de slag!
Maak je product
Werk efficiënt, je hebt niet alle tijd van de wereld. (de docent heeft een einddatum opgegeven)
Werk netjes, denk er aan dat dit een school examen is!
Opdracht 3.5
Promoten en verkopen
In deze opdracht ga je een reclameposter maken voor je product. Dit doe je in het programma Word. Hoe de poster eruit ziet, mag je verder helemaal zelf bepalen. Maar hou er natuurlijk wel rekening mee dat het jouw doelgroep moet aanspreken, zodat zij jouw product willen kopen. Hieronder zie je een voorbeeld.
een retro reclameposter voor een beleving in een natuurpark in Amerika. Bron: pixabay.com, 2019
De poster moet je inleveren bij je docent, je docent verteld je hoe/waar je dit moet doen.
Als je je poster af hebt, presenteer je die aan je docent. Dit is het laatste onderdeel van het promoten. Je zorgt ervoor dat de docent (die jouw doelgroep uitbeeld) je product wil kopen. Je krijgt van je docent een waardering. Je kunt die terugvinden in de rubric.
Opdracht 3.6
Mijn reflectie op deeltaak 3
Deze opdracht maak je in word. Je docent geeft aanwijzingen met betrekking tot het inleveren.
Beantwoord de volgende vragen in een reflectieverslag. Zorg dat het een lopend verhaal wordt. De vragen zijn dus meer een handreiking voor een mooi verslag. Je hoeft niet de vragen letterlijk te beantwoorden.
Eis:
BBL 200 woorden
KBL 400 woorden
Geef een omschrijving van hoe het ging:
Hoe verliep het inzamelen?
Was het moeilijk of makkelijk om te verzinnen wat je ging maken? Waarom?
Kon jij je taken goed uitvoeren?
Heb je tijdens deze deeltaak hulp gekregen? Zo ja van wie? En waarom?
Geef een omschrijving over het eindresultaat:
Wat vind je van je eindresultaat?
Wat vinden de anderen van je eindresultaat?
Ben je trots op je werk? Waarom?
Wat vond je het leukst om te doen?
Wat vond je het moeilijkste om te doen?
Wat zou je een volgende keer anders doen?
Geef een omschrijving van je ontwikkeling:
Wat heb je geleerd over afvalverwerking?
Wat heb je geleerd over cradle to cradle?
Vond je het leuk om van oude spullen iets nieuws te maken?
Zou je dit als hobby / werk kunnen doen?
Beoordeling deeltaak 3
Onderdeel
Onvoldoende (0p)
Matig (1p)
Voldoende (2p)
Goed (3p)
Totaal
Inzamelen van oude materialen
Er zijn geen materialen ingezameld
Weinig bruikbare materialen zelf ingezameld
(1 – 2 producten)
Tussen de 3 en 5 bruikbare materialen ingezameld
Meer dan 5 bruikbare materialen ingezameld
Ontwerp product
Er is geen ontwerp ingeleverd
Er is een ontwerp ingeleverd. Dit is slordig en komt niet overeen met het eindproduct.
Het ontwerp komt overeen met het eindproduct maar oogt slordig. (geen strakke lijnen, veel gegumd etc.)
Het ontwerp is netjes en komt overeen met het eindproduct
Werkhoud / inzet
Je moet te vaak aangespoord worden
Je moet af en toe aangespoord worden
Je gaat zelfstandig aan het werk, als je vast loopt vraag je niet om hulp
Je gaat zelfstandig aan het werk, als je vast loopt vraag je aan je medeleerling of aan de docent om hulp
Promoten
Er is geen reclameposter ingeleverd
Er is een reclame poster ingeleverd deze sluit niet aan op de genoemde doelgroep
De poster past bij de doelgroep
De poster past bij de doelgroep, spreekt aan en zorgt voor een ‘koopdrang’
Presenteren / Verkopen
-
De doelgroep is niet enthousiast en koopt je product niet
De doelgroep is twijfelachtig over je product en koopt je product misschien wel misschien niet
De doelgroep is enthousiast gemaakt en koopt je porduct
Het arrangement Milieu, Hergebruik & Duurzaamheid is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0
Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.