Thema: Weer en klimaat VWO 3

Thema: Weer en klimaat VWO 3

Thema Weer en klimaat

Inleiding

Klimaat en landschap
Alweer dat weer. Het weer is het meest besproken onderwerp ooit. “Mooi weer vandaag”. “Brr, wel een beetje koud hè”. “Nou, het mag weleens een keer droog worden”. “Getver, het gaat alweer regenen”.

Je kent het wel. Toch is dat niet voor niks. Het weer is belangrijk voor ons. Weersverwachtingen ook. Gaat er veel regen vallen, hoe hard gaat het waaien, waar valt de meeste neerslag, moet er een weeralarm uitgaan, kunnen we morgen barbecueën buiten?

Stel, je denkt erover om zonnepanelen op je dak te leggen. Dan wil je wel weten op welk rendement je kunt rekenen. Je moet weten hoe sterk de zonkracht is door het jaar heen en op hoeveel uren zon je kunt rekenen.
Iets dergelijks geldt ook voor windmolens. Of denk aan de kans op smog. Het heeft allemaal met ons weer te maken. Kennis van het weer is onontbeerlijk.

Weer en klimaat
We hebben heel veel kennis van het weer nodig zodra het over klimaten gaat. Of over klimaatverandering. Al tientallen jaren zijn wetenschappers in de weer om te onderzoeken wat er aan de klimaten wereldwijd verandert, hoe ons lange-termijn-weer ingrijpt op al het leven op aarde.

Want vergis je niet, als de aarde een klein beetje opwarmt, heeft dat enorme gevolgen. Bij een gemiddelde temperatuurstijging van 1°C worden verschillende ecosystemen bedreigd, krijgt de landbouw op verschillende plekken op aarde enorme klappen, zullen de gletsjers van veel Alpenhellingen zijn gesmolten.
Bij een gemiddelde stijging van 2°C moet je al denken aan hittegolven, verzuurde oceanen, het verdwijnen van de ijskap op Groenland, wateroverlast hier, watertekorten daar.
Alle alarmbellen gaan af als de opwarming richting 3°C gaat.

Kortom, het weer en het klimaat zijn onderwerpen om in de gaten te houden.

 

Leerdoelen

Aan het eind van het thema moet je:

  • De werking van de atmosfeer kunnen verklaren.
  • Verbanden kunnen leggen tussen activiteiten van de mens en het weer.
  • Verbanden kunnen leggen tussen geofactoren en het klimaat.
  • Verklaringen kunnen geven van oorzaken van klimaatwisselingen.
  • Kunnen onderzoeken of mens en dier zich aanpassen aan verschillende klimaten.
  • De circulatie van zeestromen kunnen uitleggen.
  • Weten welke landschapsvormen er zijn.
  • Het ontstaan en de ligging van de huidige landschapsvormen in Nederland kunnen verklaren.

Planning

Het thema 'Klimaat en landschap' bestudeer je door tien opdrachten te maken.
Het gaat om de volgende opdrachten:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Opdracht: Het weer 2 lessen Een weersverwachting
Opdracht: Mens en weer 2 lessen Fotodomino
Opdracht: Klimaten 2 lessen Beschrijving klimaat
Opdracht: Klimaatgrafieken 2 lessen Schema met diagrammen
Opdracht: Klimaatveranderingen 2 lessen Klimaatveranderingen
Opdracht: Klimaatverdragen 2 lessen Waar en niet waar vragen
Opdracht: Extreme omstandigheden 2 lessen Kruiswoordpuzzel
Opdracht: Klimaat en zeestromen 2 lessen Fictieve krant
Opdracht: Landschapsvormen 2 lessen Foto-opdracht
Opdracht: Cultuurlandschappen 2 lessen Taboe-opdracht
Afsluiting 2 lessen Essay

Werkplan

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Werkplan Weer en klimaat 2

Introductie - opdracht

Voordat je met het thema Weer en klimaat 2 aan de slag gaat, ga je bij jezelf na wat je al weet over dit onderwerp.
Wat versta jij onder klimaat?
Merk je iets van klimaatveranderingen?
Wat is de Golfstroom en wat heeft dit met ons klimaat te maken?

Schrijf eerst wat trefwoorden op. Die helpen je bij het zoeken van afbeeldingen.
Bespreek jouw trefwoorden met een klasgenoot.
Denkt jouw klasgenoot aan dezelfde dingen als hij of zij over weer en klimaat nadenkt?
Verzamel afbeeldingen en maak een collage.
Kijk in de gereedschapskist hoe je dat kunt aanpakken.

Het weer

Vooraf

Het is waarschijnlijk het meest besproken onderwerp. Het weer. Maar wat is dat eigenlijk, het weer? En waarom is het weer zo grillig en lastig te voorspellen? Hoe kun je zelf een weersverwachting maken? Dat ga je in deze opdracht allemaal ontdekken.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat het weer is.
  • vijf kenmerken van het weer noemen en beschrijven.
  • kort uitleggen hoe en waarom deze kenmerken voortdurend veranderen.
  • aan de hand van deze kenmerken en de veranderingen die hierin kunnen optreden zelf een weersverwachting opstellen.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met enkele klasgenoten een weersverwachting voor Nederland. Je kunt daarbij kiezen uit een verwachting voor de rest van de dag, voor de volgende dag, voor over drie dagen en voor over vijf dagen. Teken bij de weersverwachting een weerkaart van Nederland.

In de weersverwachting laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De weersverwachting laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat je weersverwachting zien dat je begrepen hebt welke kenmerken het weer heeft, hoe die in de loop van de tijd kunnen veranderen en wat je van die veranderingen merkt?
  • de vorm: is de weersverwachting met zorg gemaakt en goed te begrijpen?
  • taalfouten: bevat de tekst van de weersverwachting niet teveel taalfouten?

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en de vraag over meetinstrumenten beantwoorden.
Stap 2 Alleen Video's bekijken en vragen over de weersverwachting beantwoorden.
Stap 3 Alleen Video's bekijken en vragen over het weer wereldwijd beantwoorden.
Stap 4 Alleen Een toets met gesloten vragen over het weer maken.
Stap 5 Samen Een weersverwachting voor Nederland maken.


Benodigdheden

  • een landkaart van Nederland

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Wat is het weer?
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde de pagina's van het onderdeel over het weer.

KB: Het weer

Het weer, daar praten we allemaal over. Maar wat is het weer eigenlijk?
Laten we maar met de deur in huis vallen: het weer is de toestand van de dampkring van de aarde op een bepaald moment in een bepaald gebied (bijvoorbeeld jouw woonplaats, de provincie of Nederland).

Weerkundigen bestuderen het weer en meten het aan de hand van vijf kenmerken die vaak of zelfs voortdurend veranderen.

Bewolking
Weerkundigen gaan na hoeveel bewolking er is, hoe de bewolking er uit ziet en of de bewolking af- of toeneemt.
Neerslag
Neerslag is er in verschillende soorten: regen, motregen, hagel, sneeuw, motsneeuw, dauw, rijp, mist, ijzel en ijsregen. Weerkundigen houden bij hoe lang achtereen er neerslag valt, wat voor neerslag er valt, of de neerslag van soort verandert (bijvoorbeeld van sneeuw via ijzel naar regen) en hoeveel neerslag er valt in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in de afgelopen 24 uur). Dauw en rijp worden in een weerbericht nooit genoemd of meegenomen in de neerslagcijfers.
Wind
Weerkundigen houden bij hoe hard het waait, of de wind aanwakkert dan wel afzwakt, uit welke richting de wind waait en of de windrichting verandert of niet.
Temperatuur
Die wordt meerdere malen per dag gemeten in graden Celsius (of in Fahrenheit zoals in de VS). Zo wordt duidelijk wanneer het warmer of kouder wordt.
Luchtdruk
Meestal uitgedrukt in hectopascal. De luchtdruk wordt meermalen per dag gemeten om stijging of daling vast te stellen.

 

Vraag
Hiernaast staan vier afbeeldingen van meetinstrumenten.
Met welk instrument wordt welk kenmerk van het weer gemeten?

  • Afbeelding A …
  • Afbeelding B …
  • Afbeelding C …
  • Afbeelding D …

Stap 2

De vijf kenmerken van het weer nader bekeken.
Het weer is dus te beschrijven aan de hand van de vijf genoemde kenmerken. Variabele kenmerken, die zorgen voor een voortdurend veranderend weerbeeld.

De temperatuur geeft aan hoe warm of koud het is. De hoeveelheid warmte die de aarde bereikt is afhankelijk van de tijd van de dag, van het seizoen, van de bewolking en van de wind. Overdag is het meestal warmer dan ’s nachts, januari is in Nederland meestal de koudste maand van het jaar en juli meestal de warmste. De temperatuur verandert ook als de wind warme lucht aanvoert of juist koude lucht.

Wolken zijn verzamelingen waterdruppeltjes en/of ijskristallen. Bewolking wordt aangegeven met termen als onbewolkt, licht bewolkt, half of zwaar bewolkt.
In het eerste geval is er geen wolkje aan de lucht en heeft de zon vrij spel. Als er zware bewolking is, komt de zon er niet door. De ontwikkeling van het wolkendek heeft gevolgen voor de temperatuur en de mogelijkheid van neerslag. Een meteoroloog let vooral op de dikte en de soort wolk.
Zo zijn er wolkensoorten waaruit geen druppel valt en andere soorten die zware onweersbuien veroorzaken.

Bekijk nu de onderstaande videofragmenten:
De video “Neerslag” geeft een heldere uitleg over het ontstaan van regen, hagel en sneeuw.

Video: Neerslag

Hoe sneeuw precies ontstaat, zie je in de video “De geboorte van een sneeuwvlok”.

Video: Wat is wind?

De wind waait op het noordelijk halfrond altijd met de wijzers van de klok mee rondom een gebied met hoge luchtdruk en tegen de wijzers van de klok in rondom een gebied met lage luchtdruk. Op het zuidelijk halfrond is het precies omgekeerd. Luchtdruk is de druk die de atmosfeer op het aardoppervlak uitoefent.

Plaatsen met eenzelfde luchtdruk worden op weerkaarten met een lijn verbonden. Deze lijnen (isobaren) geven de gebieden aan waar de luchtdruk laag of hoog is. Een weerkaart is een momentopname. Die lijnen verschuiven voortdurend over de kaart.

Een verandering van luchtdruk geeft een idee wat voor weer het de komende dagen wordt. Daalt de luchtdruk snel, dan is er grote kans dat er neerslag gaat vallen en kan het bovendien ook nog hard gaan waaien. Stijgt de luchtdruk snel, dan wordt het snel mooi weer, maar het mooie weer zal niet lang aanhouden. Stijgt de luchtdruk langzaam, dan mag je rekenen op meer dagen mooi weer.

Vragen

  1. Waarom valt er regen? Waarom hagelt het? En waarom krijgen we sneeuw?
  2. Wat voor weer hebben we in een hoog luchtdruk gebied?
  3. Wat voor weer hebbben we in een laag luchtdruk gebied? 
  4. Vul in: wind gaat altijd van een gebied met . . . luchtdruk naar . . . luchtdruk.
  5. Waarom volgt de wind nooit een rechte lijn?
  6. Bij de isobaren op de weerkaart staat een getal dat de luchtdruk in hectopascal aangeeft. Wat geeft een hoog getal weer? Wat geeft een klein getal weer? 
  7. Als je kijkt bij isobaren op een weerkaart. Op welke plekken waait het volgens jou het hardst?

 

Bekijk de onderstaande tekst. 

  1. Welke van de vijf kenmerken van het weer lees je in de weersverwachting hieronder?

Er zijn nog perioden met zon, maar in de loop van de middag komt er steeds meer bewolking en volgt er van het zuid(west)en uit een gebied met enkele buien. Met name in het oosten en zuidoosten kunnen later vanmiddag en vanavond weer enkele onweersbuien ontstaan, mogelijk met hagel en (zware) windstoten. Meer naar het westen toe is de kans op onweer kleiner. De maxima lopen uiteen van 19-22 graden op de Wadden tot 28 graden in het oosten. De wind draait overal naar westelijke richtingen en is meest matig.

Komende nacht valt er in het midden en oosten nog af en toe (buiige) regen, maar van het westen uit wordt het later op steeds meer plaatsen droog. In een opklaring kan weer een mistbank ontstaan en de minima komen uit rond 14 graden. De zwakke wind is overwegend westelijk.

Morgen overdag klaart het van het westen uit steeds meer op. In de middag ontstaan er landinwaarts enkele stapelwolken. Het blijft droog. De middagtemperaturen lopen uiteen van 16 graden op de Wadden tot 22 graden in het oosten. De zwakke tot matige wind is westelijk, in het zuiden noordwestelijk.

Bron: KNMI

Stap 3

Het weer wereldwijd
Het weer wordt door het KNMI omschreven als “het geheel van de meteorologische elementen die op een bepaalde plaats of tijd merkbaar zijn. Het is dus een momentopname van weerbepalende factoren zoals luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, wind, wolken en neerslag”. Die factoren worden op hun beurt weer beïnvloed door de seizoenen, de draaiing van de aarde rond haar as, de waterkringloop, het broeikaseffect en het feit dat de aarde door haar bolvorm niet overal even sterk verwarmd wordt door de zon.

Hoe de waterkringloop werkt, zie je in de video:

Video: De waterkringloop

Vraag

  1. Hoe houdt wind de waterkringloop in stand?

De dampkring laat zonnestralen door en houdt een deel van de warmte vast. Zoals een broeikas. Dat heet daarom het broeikaseffect. Zonder dat broeikaseffect zou het op aarde niet gemiddeld 15 graden C boven nul zijn zoals nu maar 18 graden C onder nul. Het broeikaseffect zorgt er dus voor dat er op aarde goed te leven valt.

Zie voor een heldere uitleg de video:

VideoDe stralingsbalans van de aarde

 

  1. Wordt de dampkring door de zon of door het aardoppervlak verwarmd?
  2. Naast kooldioxide wordt nog een broeikasgas genoemd in de film. Welk gas?

Ten slotte is voor het weer van belang dat de aarde niet overal even sterk wordt verwarmd door de zon. De zon en de draaiing van de aarde zijn verantwoordelijk voor de belangrijkste luchtstromen op aarde.

Kijk naar de video:

VideoLuchtstromen op aarde

  1. Kun je nu verklaren waarom Nederland vaak met lagedruk te maken heeft en met bijbehorend weer?

Stap 4

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Het weer'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Het weer

Stap 5

Het weer van vandaag en morgen
Als je alle variabelen in beeld hebt, dan is het weer op korte termijn redelijk te voorspellen. Om een weerbericht te maken heb je nodig:

  • weerkaarten
  • satellietfoto’s
  • radarbeelden van de neerslag
  • actuele waarnemingen

Hieronder vind je de weerkaarten van woensdag 11 juni 2014, donderdag 12 juni en vrijdag 13 juni. Verder de waarnemingen op dezelfde woensdag, satellietbeelden en enkele radarbeelden.
Om de weerkaarten te analyseren heb je de volgende informatie nodig:


Met alle voorgaande informatie en de onderstaande kaarten en tabellen ben je zo ongeveer een meteoroloog. Het zou jullie moeten lukken hiermee een redelijke weersvoorspelling voor de komende twee dagen (donderdag 12 juni 2014 en vrijdag 13 juni 2014) op te stellen.
 

 


Je kan ook het wordbestand Kaarten en tabellen downloaden.
Hierin zijn alle afbeeldingen samengevoegd.

Klaar?
Laat je weersverwachting beoordelen door jullie docent.

Begrippenlijst

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° Noorderbreedte en 30° Zuiderbreedte.

Moesson
Winden bij de evenaar die elk half jaar van richting veranderen.

Temperatuur
Hoe warm of koud het is.

Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen.

Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.

Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar. Zie ook laag luchtdrukgebied. 

Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.

Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.

Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.

Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.

Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.

Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.

Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.

Kenmerken:  Dalende luchtbeweging --> Lucht wordt warmer --> Lucht kan meer waterdamp opnemen --> Bewolking verdwijnt -->Droog en helder weer -->Vb. sahara/woestijnen, maar  ook in NL als het mooi, wolkeloos weer (het kan dan koud zijn of heel warm, als het maar droog is en geen wolken). 

Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.

Kenmerken: Opstijgende luchtbeweging  --> Lucht koelt steeds meer af --> Lucht kan minder waterdamp bevatten --> Waterdamp condenseert tot kleine druppels à bewolking --> Er ontstaat (veel) neerslag --> Vb. tropisch regenwoud maar ook Nederland vaak. 

Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.

Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk. Aan het aardoppervlakte altijd van een hoog naar een laag luchtdruk gebied

Aanlandige wind
Wind van zee naar land. Zeewinden.

Aflandige wind
Wind van land naar zee.Landwinden.

 

In deze opdracht kijken we naar de invloed van menselijke activiteiten op het weer. Soms gebeurt dat met opzet (zoals bij het kunstmatig opwekken van regen), maar vaak niet (zoals bij smogvorming en het versterkt broeikaseffect). Het heeft ongewenste gevolgen voor planten, dieren en mensen zelf.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen dat veel mensen beïnvloed worden door het weer, maar dat op hun beurt mensen invloed op het weer (kunnen) hebben: op temperatuur, neerslag, smog en het versterkt broeikaseffect.
  • uitleggen dat mensen, net als planten en dieren, schadelijke gevolgen ondervinden van hun eigen invloed op weer en klimaat.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht speel je samen met een groep van vier leerlingen een fotodomino.
Met het succesvol spelen van het dominospel laten jullie zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het fotodomino laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • taalfouten: bevatten de antwoorden op de vragen in de stappen 1-5 niet te veel taalfouten?

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en de vraag over de invloed van het weer op de mens en van de mens op het weer beantwoorden.
Stap 2 Alleen Vraag over de temperatuur beantwoorden.
Stap 3 Alleen Vraag over smog beantwoorden.
Stap 4 Alleen Vraag over regen beantwoorden.
Stap 5 Alleen Video bekijken, informatie lezen en de vraag over het versterkt broeikaseffect beantwoorden.
Stap 6 Samen Een fotodomino spelen met een groepje van 4.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een set met dominostukken nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Invloed van weer op mens en van mens op weer
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je een onderdeel over het weer. Bestudeer eerst dat gedeelte.

KB: Het weer

Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) laat ons op alle mogelijke manieren weten wat voor weer we de komende dagen kunnen verwachten. Het geeft aan hoe warm het zal zijn, hoeveel regen er wordt verwacht en hoe hard het gaat waaien. Bij extreem weer, denk aan een zware storm, zwaar onweer, gladheid of dikke mist, kan het KNMI een weeralarm afgeven. Al deze weeromstandigheden kunnen de samenleving ontwrichten, veel (dodelijk) gewonde slachtoffers maken en grote schade veroorzaken, bijvoorbeeld aan huizen en auto’s.

Code groen: Geen bijzonderheden
Het verwachte weertype geeft geen aanleiding voor het uitgeven van een waarschuwing

Code geel: Wees alert
Deze waarschuwing verschijnt op zijn vroegst 48 uur voordat het weerverschijnsel met een zekerheid van minstens 60 procent kan optreden.

Code oranje: Wees voorbereid
Deze waarschuwing verschijnt op zijn vroegst 24 uur voordat het weerverschijnsel met een zekerheid van minstens 60 procent kan optreden.

Code rood (weeralarm): Onderneem actie
Het weeralarm wordt uitgegeven bij een mogelijk grote impact van het weer op de samenleving en verschijnt op zijn vroegst 12 uur voordat het weerfenomeen kan optreden. Code rood kan ook uitgegeven worden als er een kleine kans is op een extreme weersituatie, maar de veiligheidsrisico’s groot zijn.


Er gaat eigenlijk geen dag voorbij dat je niet aan het weer denkt en ermee te maken hebt. Waar je waarschijnlijk minder bij stilstaat, is dat het weer niet alleen invloed heeft op de mens, maar omgekeerd ook de mens invloed heeft op het weer.

Door menselijke activiteiten kan het op een plek warmer of juist kouder worden of kan het ergens minder of juist meer gaan regenen. We zullen een aantal van deze menselijke activiteiten en hun gevolgen voor het weer op een rijtje zetten.

Vraag
Geef een voorbeeld van een menselijke handeling waardoor het heel plaatselijk
minder warm kan worden.

Warmer en kouder
Stad en platteland
Maak een reisje van het platteland of een buitenwijk naar het centrum in een grote stad. Ga met een auto met een ingebouwde thermometer of neem een losse thermometer mee. Als je de temperatuur op het platteland of in de buitenwijk vergelijkt met de temperatuur in het centrum van de stad zal je zien dat de thermometer in de stad een hogere waarde aangeeft.

Hoe dat komt? Gebouwen en asfaltwegen in de stad absorberen veel zonlicht en slaan de warmte op. Kantoren en fabrieken produceren zelf veel warmte. Ook die warmte blijft hangen.

Sommige wolkenkrabbers met veel glas kunnen ter plekke voor extreem hoge temperaturen zorgen. Iemand die rond het middaguur z'n auto in de buurt van een wolkenkrabber in Londen parkeerde, vond hem een uur later terug met beschadigingen: onderdelen van de auto waren gesmolten. De ramen van het gebouw werkten als een brandglas bij de weerkaatsing van het zonlicht.

Het verschil tussen een miljoenenstad met hoge wolkenkrabbers, veel asfalt en veel industrie en een heldere nacht op het platteland kan wel 10o Celsius zijn.

Ontbossing
Bomen zijn de longen van de wereld. Zij halen kooldioxide uit de lucht en zetten die om in zuurstof, waardoor wij kunnen blijven ademen. Maar de bomen en andere planten hebben nog een zeer nuttige eigenschap: ze bevatten veel water en pompen veel waterdamp de lucht in. Waterdamp zorgt voor afkoeling en draagt bij aan de vorming van wolken. En wolken op hun beurt houden zonlicht tegen.

Als we op grote schaal bomen kappen, zoals in de tropische regenwouden, heeft dat grote invloed op het lokale weer. Er komt minder waterdamp in de lucht en er worden minder wolken gevormd. Dat zorgt ter plaatse voor een hogere temperatuur overdag en een lagere temperatuur ’s nachts.

Vraag
Waarom is het tijdens een heldere nacht op het platteland kouder dan tijdens een bewolkte nacht?

Mist en smog
Mist is een weersverschijnsel waarbij kleine waterdruppeltjes in de lucht zweven. Mist vermindert de zichtbaarheid. We spreken van mist als het zicht minder dan 1000 meter is en van dichte mist als dat minder dan 200 meter is. Meestal verdwijnt mist binnen enkele uren.

Maar mist kan veranderen in smog (een samentrekking van de Engelse woorden ‘smoke’ (rook) en ‘fog’ (mist)). Schadelijke gassen van auto's, fabrieken en dergelijke kunnen door mist niet stijgen en blijven dus laag hangen. De waterdruppels uit de mist vermengen zich onder invloed van zonlicht met stoffen uit de schadelijke gassen. Deze smog blijft veel langer hangen dan gewone mist, van een paar dagen tot zelfs enkele weken.

In de zomer kan smog ontstaan als het gedurende enkele dagen warm en zonnig is, en er vrij weinig wind staat. Fotochemische smog ontstaat onder invloed van zonlicht. De steden waar fotochemische smog (zgn. bruine smog) optreedt zijn meestal gelegen op plekken met een warm, droog en zonnig klimaat.

Industriële (grijze) smog ontstaat op een andere wijze dan fotochemische smog. Grijze steden zijn meestal gelegen in een koud en nat klimaat. De belangrijkste vervuilers zijn zwaveloxiden en deeltjes van fabrieken. Deze vervuilers mengen zich met atmosferisch water en vormen een grijze mist. Veel van deze steden zijn sterk geïndustrialiseerd. De lucht is deze steden is vooral erg slecht tijdens de winters, wanneer zowel de vraag naar olie en elektriciteit van de huishoudens en de luchtvochtigheid hoog zijn. Verder komt wintersmog voor in periodes van hoge luchtdruk, wanneer helder en mooi winterweer voorkomt.

Smog kan ook ontstaan door grote bosbranden. Dergelijke branden kunnen ontstaan door bijvoorbeeld blikseminslag, maar in 95% van de gevallen is menselijke activiteit er de oorzaak van. Onvoorzichtigheid met vuur (barbecue of sigaret), lenswerking van een glazen fles die in de zon ligt, contact met hete delen van een uitlaat van een auto of van een motorkettingzaag of door een vonkenregen van wrijfcontact tussen treinwielen en spoorrails.
Of de bosbrand ontstaat, zoals heel vaak het geval is, door brandstichting voor zwerflandbouw.

De branden in Indonesië worden grotendeels door mensen aangestoken. Zij proberen zo meer bouwland voor de palmolieplantages te creëren. Indonesië streeft ernaar, de grootste palmolieproducent van de wereld te worden. In het droge seizoen krijgen de branden, vanwege het uitblijven van regen, de kans om zeer lang te blijven woeden.

De bosbranden gaan gepaard met enorm veel rook, die zelfs in omringende landen voor overlast zorgt. Het zijn vooral Thailand, Maleisië, Brunei en Singapore die lijden onder de Indonesische bosbranden.

Vraag
Waarom ontstaat smog eerder in de zomer dan in de winter?

Regen maken
Diverse volkeren kennen rituele dansen om regen op te wekken. Het effect daarvan is twijfelachtig en in ieder geval nooit bewezen. Toch zijn er manieren om regen te maken. De eerste die dat op een wetenschappelijk manier probeerde, was de Nederlander August Willem Veraart. In 1930 strooide hij ijs en koolzuursneeuw op grote buienwolken. Erg succesvol waren zijn pogingen niet.

Pas na de Tweede Wereldoorlog lukte het wetenschappers om het kunstmatig te laten regenen. Zij strooiden gekristalliseerde zilverjodide-deeltjes in 1946 boven een grote wolk. Niet lang daarna begonnen de eerste sneeuwvlokjes naar beneden te dwarrelen.

Er zijn verschillende redenen om regen op te wekken. We geven enkele voorbeelden:

De Amerikanen strooiden zilverjodide-deeltjes vanuit een vliegtuig uit in Vietnam. Zij slaagden erin om vijf jaar lang het regenseizoen met 30 tot 45 dagen te verlengen. Zij hoopten dat de wegen van hun vijanden door al die regen in modderstromen zouden veranderen. Het opwekken van de regen lukte uitstekend, maar de vijand was niet onder de indruk van de extra modder.

In 1986 werd Tsjernobyl door een kernramp getroffen. In allerijl strooiden de Russen zilverjodide-deeltjes over de wolken. De lucht hing vol radioactieve stofdeeltjes die richting het dichtbevolkte Moskou dreigden te waaien. Door op strategische plekken kunstmatig regen op te wekken vielen de meeste stofdeeltjes op de grond voordat ze Moskou bereikten.

Het noorden van China heeft al jaren te maken met grote droogte. De Chinezen schieten met kanonnen bakjes met zilverjodide op de wolken in de hoop regenvorming te versnellen. Kennelijk met succes, want de buurlanden Mongolië en Korea beschuldigen de Chinezen ervan dat zij ‘hun regen stelen’.

Ook de bosbranden in Indonesië (zie ook stap 3) probeert men te bestrijden door kunstmatig regen te maken. De brandende hete gebieden veroorzaken opstijgende luchtstromingen waardoor er wolken ontstaan. Door zilverjodide-deeltjes boven de wolken te strooien gaat het inderdaad regenen. Maar deze kunstmatige regenbuien zijn letterlijk niet meer dan wat druppels op een enorme gloeiende plaat.


Aan regen opwekken met zilverjodide kleeft een groot bezwaar: De zilverjodide, vermengd met water, is net zo giftig als een loodverbinding en zorgt voor een enorme milieuvervuiling. Misschien is dat wel de reden waarom veel andere landen aarzelen om regen op te wekken.

Vraag
Mongolië en (Noord- en Zuid-)Korea spreken over regendiefstal. Waarom zouden beide landen zich zo druk maken over kunstmatige regen in hun buurland?

Broeikaseffect
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je bij klimaatveranderingen ook een onderdeel over het broeikaseffect. Bestudeer dat gedeelte.

KB: Klimaatveranderingen

Er zitten ongeveer dertig broeikasgassen in de dampkring. Broeikasgassen zijn gassen die bijdragen aan de opwarming van de aarde. Broeikasgassen komen van nature in de dampkring voor, zoals: kooldioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en ozon (O3). Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) komen niet van nature in de dampkring voor; deze werden gebruikt in spuitbussen, koelkasten en diepvriezers.

De broeikasgassen zorgen voor het broeikaseffect: het opwarmen van de aarde. Het is maar goed dat ze er zijn, want zonder broeikasgassen zou het op aarde gemiddeld -18oC zijn en niet +15oC. We spreken daarom ook wel van het natuurlijk broeikaseffect.

Door menselijke activiteiten wordt het sinds de Industriële Revolutie en met name sinds 1950 steeds warmer op aarde. Onze energie halen we nog steeds vooral uit het verstoken van fossiele brandstoffen. Daarbij komt er veel CO2 in de dampkring wordt het broeikaseffect versterkt. Het gevolg is de opwarming van de aarde.

Een kleine toename van de temperatuur op aarde kan grote gevolgen hebben, bijvoorbeeld voor de omvang van gletsjers, voor de hoogte van de zeespiegel en voor planten, dieren en mensen. Sommige planten en bomen groeien beter of sneller. Andere worden bedreigd. De spar en de edelweiss kunnen alleen groeien in een koel klimaat.

Het verspreidingsgebied van de malariamug wordt groter door de het opwarmen van de aarde.

Video: De dampkring en het broeikaseffect

Vraag
Wat zijn de gevolgen van het versterkt broeikaseffect voor de ijsbeer?

Eindproduct: Fotodomino
Dit spel speel je met een groepje van vier leerlingen. De docent legt vier sets van acht dominostenen op een stapel. Iedereen trekt daar vier dominostenen uit. Je zult zien dat een dominosteen uit een foto en een begrip bestaat. Degene die (het snelst) het stuk met het begrip ‘airconditioning’ en de foto op dit stuk heeft, mag beginnen. Als niemand het stuk heeft, krijgt iedereen een extra stuk net zo lang er iemand mag beginnen.

De eerste keer dat er een begrip op tafel komt, leg je uit de anderen van de groep uit wat het begrip te maken heeft met het thema van de opdracht: ‘De invloed van de mens op het weer’. Dat geldt ook voor de beginsteen!

Als je geen dominostenen meer hebt, ben je winnaar.

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° Noorderbreedte en 30° Zuiderbreedte.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk half jaar van richting veranderen.
Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Aanlandige wind
Zeewinden.
Aflandige wind
Landwinden.
Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.

 

Klimaten

Vooraf

Niets zo veranderlijk als het weer. En toch, als je het weer maar lang genoeg volgt, meet en analyseert, dan zie je de patronen en constante waarden. Dat gemiddelde weer, gemeten over een lange periode, is het klimaat. Verschillen in klimaten worden veroorzaakt door een paar factoren: de plaats op aarde, de ligging ten opzichte van water, de hoogte, wind- en zeestromen en ten slotte reliëf en bergen. Welke klimaten dat oplevert ga je in deze opdracht ontdekken.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat het verschil is tussen weer en klimaat.
  • uitleggen dat er verschillende klimaten op aarde zijn.
  • de definitie van de klimaatindeling van Köppen geven.
  • uitleggen hoe de verschillende (groepen van) klimaten uit de indeling van Köppen over de aarde zijn verdeeld.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je alleen of samen met een klasgenoot een beschrijving van het klimaat in een bepaalde streek op aarde. Van deze beschrijvingen maakt jullie leerkracht een gids voor buitenaardse intelligente wezens die zich op aarde willen vestigen.
In jouw bijdrage voor deze gids voor buitenaardsen laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Jullie bijdrage aan de gids voor buitenaardsen laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat in jullie bijdragen zien dat jullie weten dat weer en klimaat twee verschillende dingen zijn en geeft een heldere beschrijving van een van de klimaten op aarde.
  • de vorm: is jouw bijdrage met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat jouw bijdrage niet te veel taalfouten.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Video bekijken, informatie lezen en de vraag over het klimaat in Nederland beantwoorden.
Stap 2 Alleen Video bekijken, informatie lezen en vragen over klimaatverschillen beantwoorden.
Stap 3 Alleen Vragen over de klimaatindeling van Köppen beantwoorden met behulp van een bron.
Stap 4 Alleen / samen Een gids met een beschrijving van het klimaat op een bepaalde plek op aarde maken.


Benodigdheden

  • een pen
  • een papier
  • een printer
  • de Bosatlas

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Klimaat is gemiddeld weer
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je een onderdeel over het weer. Ter herhaling kun je dit gedeelte nogmaals bestuderen.

KB: Het weer

Weerkundigen bestuderen voortdurend het weer, dat elke dag weer anders is. Het ene moment nat, dan weer droog, zonnig , half-bewolkt, bewolkt, windstil of niet. Enfin, het wisselvallige karakter van het weer is geen nieuws. De weermetingen betreffen bewolking, neerslag, wind, temperatuur en luchtdruk en ze worden gedaan op de grond, vanaf schepen en vliegtuigen en vanaf kunstmanen die in een baan rond de aarde draaien. Al die gegevens worden vastgelegd. Dat levert een grote hoeveelheid gegevens op over de jaren. Deze langjarige gemiddelden van alle meetresultaten door de jaren heen geven een beeld van het klimaat van een gebied. De samenvatting daarvan vind je in een klimaatdiagram. Hieronder staat het klimaatdiagram van Nederland.

In Nederland worden langjarige gemiddelden over een periode van 30 jaar gebruikt om het klimaat in Nederland te beschrijven. Die periode verschuift. In de jaren ’70 van de vorige eeuw bijvoorbeeld werd hiervoor de periode tussen 1 januari 1931 en 31 december 1960 aangehouden. Vanaf 2011 houden weerkundigen de periode tussen 1 januari 1981 en 31 december 2010 aan.

Om het klimaat in Nederland te beschrijven, berekenen weerkundigen ook langjarige gemiddelden van meetgegevens uit de hele 18e, 19e en 20e eeuw en uit alle jaren vanaf 1706 samen. Het gemiddelde weer in Nederland is weergegeven in de klimaatgrafiek en de film “Weer en klimaat in Nederland”.

Video: Weer en klimaat in Nederland

Vragen

  1. Welke twee kenmerken bepalen volgens de film het klimaat in Nederland?
  2. Waarom wordt dit klimaat in de film “gematigd” genoemd?
  3. Bekijk de grafiek op deze pagina. Wat kun je opmerken over de verdeling van de neerslag door het jaar heen? Kun je spreken van natte en droge seizoenen?

Stap 2

Klimaten verschillen van elkaar
Niet alleen in Nederland is gekeken naar het langjarig gemiddelde weer. Door dergelijk onderzoek zijn de klimaten wereldwijd in kaart gebracht. Er zijn nogal wat verschillen, maar ook overeenkomsten. Klimaten zijn min of meer in zones over de aarde verdeeld. Zie de film “Klimaatzones van de wereld”.

Video: Klimaatzones van de wereld

Bestudeer vervolgens het onderdeel weer en klimaat uit de Kennisbank.

KB: Weer en klimaat

Tot slot kunnen de teksten hieronder je helpen bij het beantwoorden van de vragen onderaan de pagina.

Invloed van water
Niet alleen de instraling van de zon bepaalt het klimaat. De ligging ten opzichte van water, vlakbij zee of niet, is ook belangrijk. De temperatuur van zeewater schommelt minder hard dan de temperatuur op het vasteland. Dat geldt zowel voor dag- en nachtverschillen als voor de seizoenen. De nabijheid van zeewater heeft daarom een matigende werking op de temperatuur. In de buurt van zeewater is het ’s winters minder koud en ’s zomers minder warm dan op plaatsen verder weg van de zee.

Bergen
Ook bergketens hebben invloed op het klimaat, vooral als ze in een gebied liggen waar het hele jaar wind van zee waait. Die wind voert vochtige lucht aan die door de bergketen omhoog wordt gestuwd. Daardoor koelt de lucht af en regenen de wolken uit. De droge lucht daalt aan de andere (lij)zijde van de bergketen en zorgt daar voor een droog klimaat.
Je vindt een dergelijk gebied, groen aan één kant en droog aan de andere, in de Canadese Coast Mountains, een bergketen langs de Canadese westkust.

Zeestromen
Ten slotte wordt het klimaat op sommige plekken beïnvloed door zeestromen. Over zeestromen en hun invloed op het klimaat is een aparte les gemaakt.

Vragen

  1. Waarom is het op het aardoppervlak gemiddeld kouder naarmate je verder van de evenaar af bent en dichter bij de Noord- of Zuidpool?
  2. Welke klimaatzones op aarde worden in de film genoemd?
  3. Waar wordt het ’s nachts in Nederland vaak het koudst, in Enschede of in Haarlem?
  4. New York en Middelburg liggen aan zee. New York ligt ongeveer op dezelfde hoogte als Madrid en een stuk dichter bij de evenaar dan Middelburg. Toch kun je in New York ’s winters vaker op natuurijs schaatsen dan in Middelburg. Hoe komt dat?

Stap 3

De klimaatindeling van Köppen
Om de verschillende klimaten in kaart te brengen en voor iedere plek op aarde passend te beschrijven, heeft Köppen een klimaatclassificatie gemaakt. Wladimir Köppen was behalve klimatoloog ook botanicus. Zijn indeling is gebaseerd op plantengroei.

Er zijn vijf hoofdgroepen, elk met een eigen hoofdletter (A, B, C, D en E). Deze letters worden aangevuld met extra letters (kleine letters bij A, C en D. Hoofdletters bij B en E) voor neerslag en temperatuur.

  1. tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat (f -> geen droge periode)
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter (s -> droge zomer, w -> droge winter)
  2. droge of aride klimaten
    1. BS Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 500 millimeter (S -> steppe)
    2. BW woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter (W -> Woestijn)
  3. zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer (s -> droge zomer)
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter (w -> droge winter)
    3. Cf: zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden (f -> geen droge periode)
  4. landklimaten
    1. Df: continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden (f -> geen droge periode)
    2. Dw: continentaal klimaat met droge winter (w -> droge winter)
  5. poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar een temperatuur tussen 0 en 10 °C (T -> Toendra)
    2. EF en EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met een temperatuur die het hele jaar door beneden 0 °C ligt (F -> IJskap, H -> Hooggebergte)

Van hooggebergteklimaat wordt alleen gesproken in hooggebergten niet verder noordelijk dan 70 graden Noorderbreedte en niet verder zuidelijk dan 70 graden Zuiderbreedte.

Vragen

  1. Vergelijk de namen van de klimaatzones die je in Stap 2 hebt opgeschreven met de namen van de klimaatgroepen in het overzicht in Stap 3. Wat valt je dan op?
  2. Welke van de vijf kenmerken van het weer (zie Stap 1) vind je terug in de beschrijving van de klimaten in het overzicht?
  3. Wat voor klimaataanduiding in het overzicht past het best bij het klimaat in Nederland?

Stap 4

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Klimaten

Stap 5

Gids voor buitenaardsen die op aarde willen wonen
Jullie hebben gezien dat klimaat het gemiddelde weer is in een bepaalde streek over een langere periode. Je hebt gezien hoe klimaten van elkaar verschillen, hoe Köppen ze heeft ingedeeld en hoe ze over de aardbol zijn verdeeld. Met die kennis gaan jullie aan de slag.

  1. De klas wordt opgedeeld in 11 kleine groepjes.
  2. Elk groepje krijgt een regio/streek/land op aarde toebedeeld.
  3. Elke regio bevindt zich in een andere klimaatzone.
  4. Jullie beschrijven het weer en het klimaat van de toegewezen regio voor lezers die werkelijk geen idee hebben van weer en klimaat: de buitenaardsen die op aarde een plek zoeken om zich te vestigen.
  5. Beschrijf het (gemiddelde) weer op ter plaatse van begin januari tot eind december.
  6. Zoek een afbeelding die jullie weer- en klimaatbeschrijving kan ondersteunen.

Tip: gebruik je kennis van weer en klimaat en de classificatie van Köppen en zoek met Google naar aanvullende informatie over weer en klimaat van de regio die jullie is toegewezen.

Klaar?

Laat de geïllustreerde tekst beoordelen door jullie docent. Hij of zij maakt van de verschillende bijdragen de Oriëntatiegids voor Buitenaardsen.

Begrippenlijst

Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
 
Tropische regenklimaten A
De warme klimaten, gemiddeld altijd warmer dan 18 graden. 
Savanneklimaat As of Aw
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat Af
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten B
Klimaten met weinig neerslag.
Steppeklimaat BS
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat BW
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten C
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat Cs) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten, Cf, hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot. Je hebt ook nog een Chinaklimaat, Cw, lijkt op een Middellandszee klimaat maar dan regen het in de zomer. 
Poolklimaten E
De koude klimaten.
Toendraklimaat ET
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat EF
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat EH
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.
Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren (permafrost).
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

Klimaatgrafieken

Vooraf

Al honderden jaren houden mensen het weer bij. Gegevens over de temperatuur, de neerslag, enzovoort. Als je dat over lange tijd doet, geeft dat inzicht in het klimaat ter plaatse en de ontwikkeling daarvan. Dergelijke gegevens worden weergegeven in klimaatdiagrammen. Je kunt aan de klimaatdiagrammen zien waar op aarde de metingen zijn gedaan. Dat gaan jullie in deze opdracht doen.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat het klimaatsysteem van Köppen inhoudt.
  • uitleggen dat in een klimaatdiagram gegevens over de gemiddelde maandtemperatuur en de maandelijkse hoeveelheid neerslag worden weergegeven.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht vul je een schema in waarin je voor 11 plaatsen op aarde het klimaatdiagram aan het juiste klimaat koppelt.

Beoordeling
Je kunt deze opdracht zelf controleren met behulp van de website klimadiagrammen. Hoe dat gaat lees je bij stap 3. Kom je er niet uit, roep dan de hulp in van je docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: jullie hebben elk klimaatdiagram gekoppeld aan het daarbij horende klimaat uit het systeem van Köppen, de juiste plaats en de juiste wereldkaart waarop die plaats is weergegeven.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Video bekijken en vragen over een klimaatgrafiek beantwoorden.
Stap 2 Alleen + samen Video's bekijken en vragen beantwoorden op een stencil met behulp van deze video's.
Stap 3 Alleen Eigen antwoorden op het stencil controleren met behulp van het internet.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Klimaatgrafieken
Al heel lang verzamelen mensen gegevens over het weer. In Nederland gebeurt dat al sinds 1706. Om de gegevens op een overzichtelijke manier weer te geven zijn er klimaatdiagrammen ontwikkeld, ook wel klimaatgrafieken genoemd.

Klimaatgrafieken zijn grafieken waarin je het gemiddelde weer in een jaar van een bepaalde plaats, land of werelddeel kan aflezen. Hieronder zie je zo’n grafiek. Het is een klimaatgrafiek van de plaats de Bilt in Nederland.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Eigenlijk is zo'n klimaatgrafiek een mix van twee grafieken, een lijngrafiek en een staafgrafiek.
Op de x-as zie je de twaalf maanden van het jaar staan, I t/m XII.
Er zijn twee y-assen. Op de rechter y-as staat de neerslag in millimeters en op de linker y-as de temperatuur in graden Celsius °C.

De rode lijn geeft de temperatuur aan. Om die af te kunnen lezen, moet je dus kijken naar de linker y-as. De blauwe staafjes geven de neerslag per maand aan. Om die af te kunnen lezen, moet je dus kijken naar de rechter y-as.

In de Bilt valt het hele jaar door neerslag. De temperatuur is in de zomer niet zo heel erg hoog, de winters zijn niet erg koud. Het zijn de kenmerken van een gematigd zeeklimaat: koele zomers, zachte winters en het hele jaar door neerslag.

Kortom: aan het klimaatdiagram herken je het klimaat.

Vragen

  1. Geeft een klimaatgrafiek het gemiddelde weer van één jaar?
  2. Wat heb je, naast een klimaatgrafiek, nog meer nodig om te weten welk klimaat bij de grafiek hoort?

Stap 2

Klimatenzoekplaatje
In opdracht 3 heb je al kennisgemaakt met het klimaatsysteem Van Köppen. Zie de Klimaatclassificatie van Köppen op Wikipedia.

  1. tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter

 

  1. droge klimaten (ook aride klimaten genoemd)
    1. BS Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter


       
    2. BW woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter


       


  2. zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer


       
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter


       
    3. Cf: zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden



      De donkergroene kleur zijn Cf-klimaatzones.  
       
       
  3. landklimaten
    1. Df: continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden
    2. Dw: continentaal klimaat met droge winter


       

  4. poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar ligt de temperatuur tussen 0 en 10 0C


       
    2. EF of EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met de temperatuur het hele jaar door beneden 0 0C



       

In het wordbestand: Klimatenzoekplaatje staan 11 klimaatdiagrammen, 11 afkortingen uit het klimaatsysteem van Köppen, 11 plaatsen op de wereld en 11 wereldkaarten met een stip waarop die plaats te vinden is.

Het probleem is dat de gegevens door elkaar gehusseld zijn. Aan jullie de taak om bij ieder klimaatdiagram de juiste klimaatafkorting te zoeken, de daarbij passende plaats op aarde en de juiste blinde kaart.

Ga hier eerst mee aan de slag. Denk je dat je eruit bent, lees dan in stap 4 hoe je jezelf kunt controleren.

Stap 3

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaatgrafieken'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Klimaatgrafieken

Stap 4

Eindproduct
Jullie hebben in een tabel 11 juiste combinaties op een rijtje gezet van klimaatdiagram, de bijbehorende Köppen-afkorting, de plaats en de juiste wereldkaart.

Klaar?
Op de Duitse website www.klimadiagramme.de kun je de oplossingen vinden. Deze website is Duitstalig, maar zodra je erop komt, verschijnt er een pop up venster dat vraagt of je de site wilt vertalen. Kies voor ‘vertalen’ en je kunt prima met de site werken.

In de menubalk is het tweede tabblad Landen/Steden heel handig. Je klikt in de lijst op het continent waar de betreffende plaats op ligt en zoekt die plaats vervolgens op in de lijst.

Kom je er niet uit raadpleeg dan je docent.

Klimaatveranderingen

Vooraf

Klimaatverandering is van alle tijden. Door onderzoek naar klimaatveranderingen in het verleden weten we ongeveer wat ons te wachten staat. Deze opdracht gaat over de belangrijkste veroorzakers van de huidige klimaatverandering. En over de gevolgen ervan voor het leven op aarde.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen dat klimaatverandering geen nieuw verschijnsel is, maar dat de aarde er verschillende heeft doorgemaakt in de afgelopen miljoenen jaren.
  • uitleggen dat de studie van klimaatveranderingen in het verleden leidt tot betere voorspellingen over de toekomst.
  • uitleggen dat klimaatverandering natuurlijke oorzaken heeft, maar dat ook menselijke activiteiten van invloed op klimaatverandering zijn.
  • enkele factoren noemen die klimaatverandering veroorzaken.
  • uitleggen dat de gevolgen van klimaatveranderingen tot massale uitsterving van dieren en planten kunnen leiden.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht beantwoord je tien Waar/Niet Waar-vragen die alle te maken hebben met het onderwerp van deze opdracht. Met het goed beantwoorden van deze vragen laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het eindproduct laat je beoordelen door de docent.
Bij de beoordeling let je docent op

  • de inhoud: laten de antwoorden op de vragen zien dat je de inhoud van de lessen begrepen hebt?
  • Taalfouten: bevatten de antwoorden op de vragen in de stappen 1-6 niet te veel taalfouten?

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Video bekijken, informatie lezen en de vraag over een 'klimaatpuzzel' beantwoorden.
Stap 2 Alleen Vraag over continentenverschuiving beantwoorden.
Stap 3 Alleen Video bekijken en de vraag over de omwenteling van de aarde beantwoorden.
Stap 4 Alleen Vraag over natuurrampen beantwoorden.
Stap 5 Alleen Vraag over klimaatcritici beantwoorden.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Klimaatonderzoek
Klimaatverandering is veel in het nieuws. Het wordt langzaam maar zeker warmer op aarde. De warmte van de zon warmt de aarde op alsof we in een broeikas zitten. Maar er zijn tijden geweest dat de aarde meer op een koelkast leek: tijdens de ijstijden.

In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je ook een onderdeel over klimaatveranderingen. Bestudeer dat gedeelte.

KB: Klimaatverandering

Uit onderzoek weten we dat de aarde afwisselend warm en vochtig was, heet en droog of juist erg koud. Hoe weten we dat? Door te kijken naar resten diep onder de grond, op land of onder de zeebodem. Kijk daarvoor naar het schooltv-filmpje:

Video: Klimaatonderzoek in de praktijk

Wetenschappelijke klimaatonderzoekers werken onder meer met modellen waarmee ze voorspellingen doen over de nabije toekomst, zo’n 50 jaar na nu. Die modellen worden verbeterd door te leren van de veranderingen in het verleden. Samengevat: om meer te weten over de toekomst van het klimaat onderzoeken we het verleden van de klimaatveranderingen.

We weten al veel over klimaatveranderingen. De belangrijkste veroorzakers van klimaatverandering zetten we in de stappen 2-5 op een rij.

Vraag
Lees (nog een keer) de tekst van bovenstaand filmpje ‘Klimaatonderzoek in de praktijk’. In het filmpje wordt gesproken over ‘klimaatspuzzel’? Wat wordt daarmee bedoeld?

 

Stap 2

Factor: positie van de continenten
De aarde is zo’n 4,5 miljard geleden gevormd. Zo’n 250 miljoen jaar geleden is het supercontinent Pangea ontstaan. Op aarde is er één aaneengesloten landmassa (Pangea) en één oceaan, de Panthalassa Oceaan. Pangea is in delen uiteen gevallen en die stukken, de huidige continenten, zijn door plaattektoniek steeds verder uit elkaar gedreven (een proces van miljoenen jaren).

Oceanen zijn enorme reservoirs voor de opslag van warmte. Zeestromen zijn transporteurs van warmte.

De positie van de continenten heeft invloed op zeestromen. Als de continenten allemaal dicht bij elkaar liggen of één geheel vormen (zoals miljoenen jaren geleden bij Pangea), is de stroming van de zee anders dan wanneer de continenten verder van elkaar af liggen (zoals nu).

Vraag
De werelddelen zijn nog steeds aan de wandel of, om het netter te zeggen, er is nog steeds sprake van continentverschuiving. Kun je een manier bedenken hoe we dat tegenwoordig heel precies kunnen meten?

Stap 3

Factoren: afstand en omwentelingen
Het weer en het klimaat worden onder meer bepaald door de afstand tot de zon. De baan van de aarde om de zon is geen cirkel, maar een ellipsbaan. Het middelpunt van die ellips ligt ook niet in het midden, zoals je op de afbeelding kunt zien:

Het punt dat het dichtst bij de zon ligt, noemen we het perihelium. Het punt dat het verst van de zon af ligt, noemen we het aphelium. Tijdens het perihelium wordt het warmer, tijdens het aphelium kouder.

Maar de baan om de zon is niet de enige omwenteling die de aarde maakt. De aarde ligt wat schuin en de bewegingen van onze aarde zijn onder invloed van zon en maan lang niet altijd dezelfde. De aarde wiebelt dus een beetje. Het beste kun je de aarde vergelijken met een tol die niet precies rechtop staat.

De evenaar maakt op dit moment een hoek van 23,45 graden met het omloopvlak, de baan die de aarde beschrijft om de zon. Gedurende de geologische geschiedenis schommelt die hoek tussen 21,5 graden en 24,5 graden. Deze scheefstand van de aarde veroorzaakt de seizoenen.

Op ongeveer 21 juni staat ‘’s middags de zon loodrecht op de Kreeftskeerkring en op ongeveer 21 december ’s middags loodrecht op de Steenbokskeerkring: dat zijn de twee uitersten (daartussen beweegt ze van of naar de evenaar toe).
De volgende animatie maakt dat snel duidelijk:

Video: Dag en nacht

De hellingshoek bepaalt hoeveel zonnewarmte een plek bereikt. Een zonnebundel van dezelfde grootte nabij de Noordpool moet veel meer oppervlakte van de aarde verwarmen dan bij de evenaar.

Bij de polen is het daardoor dus beduidend kouder dan bij de evenaar. Met het veranderen van de hellingshoek verandert ook de temperatuur bij de polen. Hoe groter de hellingshoek, hoe groter de temperatuurverschillen tussen zomer en winter.

Vraag
Leg uit wat de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring van doen hebben met de omwenteling van de aarde.

Stap 4

Factor: natuurrampen
Meteorietinslag
Een natuurramp is een gebeurtenis die catastrofale gevolgen heeft voor levende wezens. Een van de grootste natuurrampen vond 65 miljoen jaar geleden plaats in het huidige Mexico bij Chicxulub. Daar werd de aarde getroffen door een enorme meteoriet van 300 kilometer breed.

Zie onderstaande video die deze inslag en de gevolgen daarvan weergeeft.

Waarschijnlijk veroorzaakte de inslag een klimaatverandering. De gevolgen moeten enorm zijn geweest. Bij zo’n inslag komt er zoveel energie vrij, dat rotsblokken tot 100 kilometer hoog de lucht in worden geslingerd. Wereldwijd vinden er enorme meteorietenregens plaats met overal bosbranden tot gevolg. Over de hele wereld zullen er aardbevingen en tsunami’s hebben plaatsgevonden. En waarschijnlijk kwam er zo veel stof in de atmosfeer dat het zonlicht niet of moeilijk door de dampkring kon en het maanden- of zelfs jarenlang donker en koud zal zijn geweest. Dat op zijn beurt zal ervoor zorgen dat planten, die afhankelijk zijn van zonlicht voor het omzetten van lichtenergie in koolhydraten, afsterven. Dieren zullen geen voedsel meer kunnen vinden.

Wetenschappers gaan er vanuit dat (mede) als gevolg van die meteorietinslag 65 miljoen jaren geleden de (meeste) dinosauriërs zijn uitgestorven.

Vulkaanuitbarstingen
Vulkanen kunnen door grote uitbarstingen het weer beïnvloeden. Als stof en zwaveldeeltjes in de stratosfeer, een van de lagen in de dampkring, terechtkomen, houden ze zonlicht tegen. Daardoor wordt het kouder (net als bij meteorietinslagen). Het effect van zo’n eruptie kan wel twee jaar te merken zijn. We geven een voorbeeld uit het ‘recente’ verleden.

In 1783-1784 werd de bergketen Laki op IJsland getroffen door een reeks van tien vulkaanuitbarstingen in acht maanden tijd, gevolgd door drie jaar lang extreem weer en zeer strenge winters. Overal op het noordelijk halfrond ontstonden er misoogsten en hongersnoden.

Vraag
Sommige wetenschappers hebben de meteorietinslag van 65 miljoen jaar geleden vergeleken met een atoombom. Noem een argument voor en een argument tegen deze vergelijking.

Stap 5

Factor: broeikasgassen
De atmosfeer bevat een aantal broeikasgassen, waaronder CO2. Zonder deze gassen zou de aarde een koude planeet zijn met een gemiddelde temperatuur van –18 °C. Nu ligt dat gemiddelde op +15 °C.
Uit onderzoek is een duidelijke relatie te vinden tussen het CO2-gehalte in de atmosfeer en de gemiddelde wereldtemperatuur. Als we kijken naar dat CO2-gehalte over de laatste 150.000 jaar, blijkt dat de koude periodes overeenkomen met lage CO2-concentraties, terwijl de warme periodes worden gekenmerkt door hoge CO2-cijfers.
Volgens sommige wetenschappers zou onder normale omstandigheden de aarde met een afkoeling van het klimaat te maken hebben. In plaats daarvan hebben we te maken met een opwarming van de aarde, niet van nature, maar door menselijke activiteiten. We brengen te veel CO2 de dampkring in, met name door de verbranding van fossiele brandstoffen (zoals kolen, aardgas en aardolie).

Vraag
Er zijn klimaatwetenschappers die van mening zijn dat de opwarming van de aarde niet te wijten is aan menselijke activiteiten. Zij worden klimaatcritici of –sceptici genoemd. Welk argument zouden deze klimaatcritici kunnen gebruiken?

Stap 6

Toets
Als eindproduct maak je de toets 'Klimaatveranderingen'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

Toets:Klimaatveranderingen

Begrippenlijst

Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Versterkt broeikaseffect
Het versterken van het vasthouden van de zonnewarmte door de atmosfeer door de mens.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.
IJstijden
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.
(Land)ijs
Een dikke laag ijs op het land.
Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.

Thematoets

Klimaat en landschap

Je gaat een zogenaamde thematoets maken.
De thematoets bestaat uit 10 random (= willekeurige) vragen over dit thema.           
Soms is een vraag een reproductievraag, soms meer een inzichtvraag.

Doe je de toets een tweede keer dan krijg je weer 10 random vragen.
Dat zullen veelal anderen zijn, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.

Na het beantwoorden van de vragen krijg je je resultaat te zien.
Je ziet ook welke vragen je goed en welke vragen je fout hebt beantwoord.
Bij iedere vraag vind je onder [Meer info]-knop een link naar een item uit de Kennisbank.
Met behulp van die informatie kun je opzoeken wat het goede antwoord op de vraag is.

Thematoets: Klimaat en landschap

Afsluiting thema

Klimaat en landschap

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht heb je de kennis uit de voorgaande opdrachten nog eens op een rij gezet en de consequenties van de klimaatverandering tot je door laten dringen.

Dat het warmer wordt op aarde is voor een deel te wijten aan ons eigen gedrag. Voor zover we er invloed op hebben, kunnen we ook tegenmaatregelen treffen. Of proberen de gevolgen van de opwarming op te vangen, zo goed ne zo kwaad als dat gaat. Vooral daarmee gaan jullie aan de slag.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Verzamel maatregelen en ideeën om de opwarming van de aarde tegen te gaan enerzijds en om de gevolgen van de opwarming op te vangen anderzijds. De maatregelen en ideeën worden rond een vijftal thema’s in groepjes uitgewerkt en daarna klassikaal besproken.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: hebben jullie de nodige kennis over weer en klimaat verwerkt in de maatregelen en opdrachten?

Werkwijze

Groepsgrootte
Je doet deze opdracht in vijf groepen.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Het klimaat verandert. Een samenvatting.
Sinds het begin van de Industriële Revolutie is het wereldwijd gemiddeld 0,63 ºC warmer geworden. Schommelingen in temperatuur zijn niet heel ongebruikelijk in de geschiedenis van onze planeet.

Wel dat we zelf medeveroorzaker zijn van de opwarming. Nieuw is ook dat er meer mensen dan ooit de aarde bevolken en de gevolgen van de veranderingen zullen ondervinden. Zeker als ze in kwetsbare gebieden wonen.

Aan klimaatverandering als verschijnsel kunnen we niks doen. Dat wil zeggen, voor zover klimaatverandering door natuurlijke factoren wordt veroorzaakt is menselijk ingrijpen niet aan de orde. Daar waar ons eigen gedrag het klimaat beïnvloedt, kunnen en moeten we wel actie ondernemen.

  • Omdat de aardkorst uit stukken bestaat die ten opzichte van elkaar bewegen. De grootte van de platen, de ligging en de posities ten opzichte van elkaar zijn van invloed op bijvoorbeeld de zeestromen.
  • Omdat er vulkanen actief zijn. Zonder vulkanisme zou onze atmosfeer niet bestaan. Krachtige uitbarstingen kunnen de atmosfeer voor jaren beïnvloeden.
  • Omdat er bij tijd en wijle meteorieten inslaan. Eerst stijgt de temperatuur spectaculair en korte tijd later daalt het enorm omdat stof en roet in de lucht het zonlicht tegenhouden. Een inslag heeft al veel eerder in de geschiedenis van de aarde gezorgd voor de schuine stand van de aardas. Het heeft ons de seizoenen opgeleverd.
  • Omdat het klimaat verandert. Een open deur? Gevolgen van klimaatverandering zijn ook vaak weer oorzaak. Als bijvoorbeeld de temperatuur op aarde licht stijgt, heeft dat direct gevolgen voor de hoeveelheid landijs en daarmee voor het weerkaatsend vermogen van het aardoppervlak. Als er ijs verdwijnt wordt er minder invallende zonne-energie teruggekaatst en wordt het weer warmer.
  • Omdat we grondstoffen gebruiken. We kappen bossen en halen kolen, olie en gas uit de grond. En daarnaast nog een heleboel andere grondstoffen. Met name ontbossing en de verbranding van fossiele brandstoffen, al dan niet door het verkeer, heeft invloed op de samenstelling van de atmosfeer. De concentraties gassen zoals koolstofdioxide nemen zodanig toe dat het natuurlijk broeikaseffect wordt versterkt. De atmosfeer zal meer zonnewarmte vasthouden en dat leidt op den duur tot een wereldwijd warmer klimaat.
  • Omdat er variaties zijn in de bewegingen van de aarde. De aarde draait in één dag om zijn eigen as en in een jaar om de zon. In de baan om de zon komen schommelingen voor en daarmee is ook de instraling van de zon aan schommelingen onderhevig. Het verklaart de afwisseling van glacialen (ijstijden) en interglacialen (warmere perioden tussen de ijstijden).
  • Omdat er variaties zijn in de intensiteit van de zon ten gevolge van zonnevlekken, koelere plekken op de zon. Deze zonnevlekken komen in cycli voor. Daarnaast is het effect van de zon op aarde afhankelijk van plaats en route van de zon in ons melkwegstelsel. En ook dat is aan schommelingen onderhevig

Kortom, het klimaat verandert ten gevolge van natuurlijke en niet-natuurlijke factoren. Om de invloed van de mens vast te stellen moeten we ook de natuurlijke oorzaken van klimaatverandering in kaart brengen.

Stap 2

De gevolgen van de klimaatverandering
Het versterkte broeikaseffect leidt tot grilliger en extremer weer op veel plaatsen op aarde. In Canada, Europa en Rusland zal het vaker regenen en de neerslag zal er vaker tot ongemak leiden. De bewoners van deze gebieden zullen met enige regelmaat met overstromingen te maken krijgen. Regen valt vooral in kustgebieden.

In andere regio’s zal de regen juist langer uitblijven. Als in combinatie met droogte de temperaturen in de zomer oplopen en de wind stevig waait, dan is de kans op bosbranden groot. Zo heeft Australië bijna jaarlijks met grote bosbranden te kampen. De branden zelf worden in de regel door mensen veroorzaakt, maar droogte en wind maken het moeilijker dan ooit om ze te bestrijden. De schade is dan ook enorm. De branden doen zich niet alleen in Australië voor, ook in Zuid-Europa verdwijnt er jaarlijks in totaal een gebied met de omvang van Gelderland.

Als het te droog wordt om gewassen te verbouwen, dan mislukken de oogsten. Door droogte rukken de woestijnen op. Watertekorten doen zich op grote schaal voor en vooral arme regio’s op de wereld worden er door getroffen. Een paar misoogsten achter elkaar en hongersnoden zijn een feit.

Als de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt, en dat gebeurt, dan heeft dat direct gevolgen voor complete ecosystemen. Planten en dieren die daarop kunnen inspelen, redden het nog wel, maar de soorten die zich minder snel aan de veranderende omstandigheden kunnen aanpassen, krijgen het moeilijk. Denk aan het lot van ijsberen als de poolkappen smelten. Of aan dat van diverse apensoorten als het tropisch regenwoud is gekapt. Ook in Nederland zijn de gevolgen merkbaar. Sinds enkele jaren komt hier bijvoorbeeld de wijnbouw op gang. Druiven doen het hier een stuk beter sinds de opwarming. Soorten die van kou houden, zullen langzaamaan richting het noorden verdwijnen of uitsterven.

Al deze gevolgen van klimaatveranderingen hebben weer gevolgen voor mensen, voor de bewoners van de getroffen streken. Niet zelden zijn dat de meest kwetsbaren op aarde. Plattelanders in de Sahel of andere streken waar het te droog wordt, bewoners van eilanden in de Stille Zuidzee of andere plaatsen waar de zeespiegelstijging hun bestaan bedreigt, de inwoners van kustgebieden die door orkanen of tsunami’s worden getroffen, het zijn allemaal mensen die door klimaatveranderingen worden gedwongen te verhuizen.

Stap 3

Eindproduct: oplossingen
Dat waren in het kort de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering. Als het goed is komt het meeste je wel bekend voor. Aan het veranderen van zeestromen kunnen we niet veel veranderen. Evenmin valt een vulkaanuitbarsting tegen te houden. Maar op andere terreinen kunnen we best het een en ander betekenen. Zo inventief als mensen de klimaatverandering mede hebben veroorzaakt, zo inventief kunnen we ook zijn bij de bestrijding ervan.

De klas gaat uit elkaar in vijf groepen. Elke groep neemt één onderwerp uit de vorige stap. Bedenk zoveel mogelijk maatregelen en oplossingen voor dat probleem. Begin bij het begin: ons eigen handelen dat de problemen heeft veroorzaakt. Wat is daar nog aan te doen? Dan komt de vraag hoe je de gevolgen van de opwarming in de hand kunt houden. Wat moet er gebeuren, als opwarming niet is tegen te houden, om de gevolgen ervan in de hand te houden?

Leef je uit. Succes.

  • Het arrangement Thema: Weer en klimaat VWO 3 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Marlous Brinkman Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-03-11 15:27:41
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Weer en klimaat' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 3; VWO 3;
    Leerinhoud en doelen
    Weer; Systeem aarde; Aardrijkskunde; Klimaat;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    22 uur en 15 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Sectie aardrijkskunde. (z.d.).

    Thema: Weer en klimaat2 hv123 - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/133723/Thema__Weer_en_klimaat2__hv123___kopie_1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Het weer

    Klimaten

    Klimaatgrafieken

    Klimaatveranderingen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.