Je staat aan de start van een nieuw project van Mema. Afgelopen thema hebben wij ons bezig gehouden met de jagers en boeren. Dit thema duiken we in het leven van de Romeinen. Wie zijn zij? Hoe zijn zij zo'n groot rijk geworden en wat zien wij nu nog uit de Romeinse tijd?
Aan het einde van deze opdracht:
- Kan ik uitleggen hoe het Romeinse Rijk tot stand is gekomen.
- Kan ik voorbeelden geven van hoe de Romeinse en de Germaanse cultuur elkaar hebben beïnvloed.
- Geef ik voorbeelden van de Griekse en Romeinse bouwkunst in Europa.
- Ken ik de belangrijkste kenmerken van het Christendom en welke invloed dit heeft gehad op de geschiedenis.
- Weet ik hoe het Christendom in het Romeinse Rijk tot stand is gekomen en zich verspreid heeft.
Eindopdracht
Wat is de eindopdracht?
Je krijgt voor dit project 2 cijfers:
- een SO cijfer voor het onstaan van het Romeinse Rijk (3.2 uit het werkboek).
- Een projectcijfer wat 2 keer meetelt. Voor dit project ga je werken aan een Romeinse stad. Bij de opdrachten zal duidelijk worden wat je moet doen.
Om te beginnen
Voordat je aan de eerste opdrachten kan beginnen, is het belangrijk om een mapje aan te maken op de computer, waarin je al je documenten voor dit thema op gaat slaan.
Ga naar data d.
Kies het mapje mema.
Maak in die map een nieuwe map met de naam: Het Romeinse Rijk.
Het Romeinse Rijk
In de les:
We starten deze les met het verhaal "Verrit en Malor, de Romeinen komen".
Je krijgt uitleg over dit project.
We bekijken in de atlas het Romeinse Rijk. Welke landen behoorden tot het Romeinse Rijk?
De Romeinen in Nederland
Opdracht 1
Door het maken van onderstaande opdrachten, weet je hoe het Romeinse Rijk zo groot is geworden en wij nu nog steeds dingen daarvan terug zien.
Dit onderdeel wordt getoetst met een SO. Zorg ervoor dat je de tekst en vragen goed doorneemt en wanneer je vragen hebt, je deze op tijd stelt.
Van jouw docent hoor je wanneer deze SO is.
Kijk de opdrachten ook na. Zo weet je wat je wel begrijpt en waar je nog extra aandacht aan kan besteden.
BBL:
Maak van hoofdstuk 3.2 de volgende opdrachten: 3, 4, 6, 7, 9, 10 en 11.
KBL:
Maak van hoofdstuk 3.2 de volgende opdrachten: 2, 3, 5, 6, 7, 9, 11 en 12.
TL:
Maak van hoofdstuk 3.2 álle opdrachten.
Opdracht 2
Kies een van de volgende teksten:
- Hoe leefden de Romeinen?
- Oorlog.
- Goden.
Lees deze tekst heel intensief voor jezelf. Gebruik L2S als je dat hebt!!
Wat zijn de belangrijkste dingen uit de tekst? Je maakt hier een samenvatting van, van ongeveer 400 woorden. Deze lever je in bij de docent (via it's learning). Deze telt mee bij je SO van 3.2.
Hoe leefden de Romeinen?
Kinderen en vrouwen in de Romeinse tijd
Veel kinderen werden als slaaf geboren. Als ze 6 of 7 jaar zijn, moesten ze al werken. Bijna niemand ging naar school. Ook de kinderen die niet al te arm waren, moesten hun ouders helpen bij hun werk. Toch kregen een paar (rijke) kinderen les. Ze kregen les van hun vader, of van een huisleraar. Meestal was die leraar dan een Griekse slaaf. Ze kregen les in rekenen, lezen en schrijven in het Latijn en het Grieks. Als dat lukte, moesten de kinderen stukken uit boeken uit hun hoofd leren, zoals van de Griekse dichter Homerus. Fouten maken of niet opletten betekende flinke straf!
De Romeinse kinderen speelden bekende spelletjes, zoals verstoppertje, tikkertje, hinkelen, haasje-over, met poppen spelen, vliegeren, schommelen en blokken bouwen. Als een kind geboren werd, kreeg een meisje na 8 dagen een naam en de jongens pas na 9 dagen. Een meisje werd meestal naar haar vader genoemd. Dan veranderde de laatste letters vaak in een “a”. Bijvoorbeeld : De dochter van Julius heette dus Julia, de dochter van Claudius dus Claudia.
Sommige rijke jongens en meisjes gingen vanaf hun zevende jaar naar school. Als ze 12 jaar waren, mochten alleen de jongens nog verder leren. Meisjes trouwden rond hun 14e jaar! En zij mochten zelf niet kiezen met wie ze gingen trouwen. Hun vader koos een geschikte man voor hen uit. De vader was trouwens in veel zaken de baas. Hij werd de Pater Familias genoemd (Vader van de familie) Je moest altijd naar hem luisteren. Ook de vrouw had weinig te zeggen. De vader had zelfs het recht om zijn eigen kind te verkopen als slaaf als hij dat nodig vond en in sommige gevallen had hij het recht om zijn kind te doden…
Vrouwen moesten voor de kinderen zorgen en een goede echtgenote zijn. Ze gebruikten make-up en droegen een tuniek. Er waren maar weinig beroepen voor de vrouw. Je kon priesteres, kapster, of arts worden, maar de meeste vrouwen bleven thuis.
Ontspanning en vermaak
Iedere grote Romeinse stad kende vele zwembaden. Deze badhuizen werden thermen genoemd. Rijke mensen hadden thuis ook een bad, maar je ging voor de gezelligheid naar een badhuis. Zo’n badhuis zag er veel anders uit dan de zwembaden nu. Behalve verschillende warme en koude baden was er ook een apart sportterrein. Daar werden balspelen gehouden en werd met gewichten getraind. Mannen en vrouwen gingen niet in hetzelfde zwembad. Er waren aparte ruimten voor mannen en vrouwen.
Om warm water te krijgen in een bad, stookten slaven buiten het bad een vuur. De warme lucht werd onder de vloer via buizen naar het zwembad vervoerd. De vloeren en de muren werden soms zo heet, dat de mensen binnen klompen moesten dragen tegen de warmte.
In Romeinse steden stonden speciale bouwwerken die gemaakt waren voor feesten, wedstrijden, toneelstukken en grote shows. Vooral het theater, het wagenrennen en het gladiatorengevecht was voor de Romeinen een leuk dagje uit. In Rome staat nog een mooi overblijfsel van zo’n enorm theater. Het is het Colosseum. Het werd in 80 na Chr. door keizer Titus geopend. Er konden 50.000 mensen in. Er waren 80 ingangen, dus iedereen kon er in een paar minuten in. Waarschijnlijk konden ze met een groot zeil de bovenkant dicht maken. In dit Colosseum vochten gladiatoren met elkaar op leven en dood.
Wagenmenners waren jonge mannen die in wagens door 4 paarden getrokken werden. Ze droegen de kleur van hun team. De teams moesten 7 rondjes maken. De Romeinen hielden van het wedden op paarden en wagenmenners konden miljonair worden. De wagenmenners bonden de teugels van de paarden om hun middel, zodat ze niet uit zijn handen konden glippen. Maar de strijdwagens waren erg licht en als de wagenmenners er vanaf vielen, werden ze op de grond verder gesleept. Er stierven er dan ook veel.
Gladiatoren waren meestal slaven of gevangenen. Ze kregen eerst een training om goed te leren vechten. Als ze geluk hadden, bleven ze in leven en waren ze vrij. Maar bijna allemaal stierven ze tijdens de opleiding of in het gevecht. Veel mensen kwamen kijken naar het echte gevecht op leven en dood. Er waren verschillende soorten gladiatoren. Er is ooit een gladiator geweest, die 88 overwinningen behaalde! ’s Ochtends kon je in de arena kijken naar dierengevechten.
Als een gladiator verloor of gewond raakte, kon hij aan het publiek om genade vragen. Als hij goed had gevochten, werd dat ook vaak gedaan. Maar als het publiek met hun duim naar beneden wees en iugula (afmaken) riep, dan werd hij vermoord.
De Romeinen gingen ook graag naar het theater. Er werden veel Griekse voorstellingen gegeven. De acteurs waren bijna altijd mannen. De acteurs (meestal Grieken) droegen maskers met een grote mond. Ze moesten hard roepen, zodat iedereen het horen kon. Ze moesten vaak meerdere rollen spelen. De beroemdste toneelschrijvers waren Plautus en Terentius. Zij schreven komedies over mensen waar je om kon lachen of waar je medelijden mee had.
Eten en drinken in de Romeinse tijd
Vooral in de winter was het moeilijk om verse groente en vers fruit te eten, want het was er gewoon niet. Je kon het voedsel niet lang bewaren. Er waren natuurlijk geen vriezers of koelkasten! Er waren wel manieren om het voedsel wat langer te kunnen bewaren, zoals drogen, roken, inzouten of inmaken. Toch aten veel Romeinen vaak bijna bedorven voedsel. Vandaar dat de Romeinen van sausjes hielden. Deze sausjes zorgden nog voor een aangename smaak.
De Romeinen kenden geen aardappelen, sinaasappels, tomaten, citroenen, thee of koffie. In de morgen aten de Romeinen water en brood. Het middageten bestond uit vlees, vis, fruit en wijn. De Rijke Romein ging al om 2 of 3 uur ’s middags naar huis. Dan begon het diner, de hoofdmaaltijd. Het diner duurde vaak meerdere uren. Soms waren er vrienden uitgenodigd die mee aten. Men kleedde zich om voor het diner en men at liggend op een bank. De Romeinen gebruikten geen vorken, dus moesten de handen regelmatig gewassen worden.
Slaven kookten voor hen en vermaakten de gasten met muziek, dans of andere voorstellingen. Slaven kookten in ovens of op een fornuis. Groenten en kruiden werden opgehangen om te drogen. Er stonden altijd wel een paar hele grote vaten van aardewerk waarin meel, wijn, vlees of gedroogde groenten bewaard werden. Arme Romeinen hadden geen keuken en kochten alles op straat. Er was veel brandgevaar tijdens het koken.
Hoe kwamen de Romeinen aan al die produkten ? In de tijd van de Romeinen werd er veel gehandeld. Dankzij de handel in die produkten kwam er geld in omloop en kwamen er goede wegen. Een groot boerenbedrijf werd een villa genoemd. Rijke Romeinen bezaten meerdere boerderijen en lieten het werk over aan opzichters en slaven.
In het Romeinse Rijk was een derde deel van alle mensen een slaaf. Dus van 3 mensen was er 1 een slaaf. Je kon geboren worden als slaaf, of je werd slaaf omdat je gevochten had tegen de Romeinen. Sommige slaven moesten hard werken, maar je kreeg als slaaf wel een beetje salaris. Als je geluk had, kon je je misschien wel vrijkopen als je genoeg gespaard had. En slaven van de keizer hadden een goed baantje en een goed salaris! Sommige slaven droegen een naamplaatje om hun hals. Zo kon iedereen (die kon lezen) zien van wie deze slaaf was.
Oorlog
Het Romeinse leger
De Romeinen hadden een enorm goed leger. Het bestond uit 3 onderdelen :
de legioenen (Een leger met Romeinse soldaten)
hulptroepen (Een leger met niet-Romeinse soldaten)
zeeschepen
De Legionairs waren goed getrainde Romeinse soldaten met veel wapens en mooie kleding. Elk legioen bestond uit ongeveer 5.000 man en het leger had tussen de 25 en 35 legioenen. Een legioen van 5.000 man was onderverdeeld in kleinere groepen. Die kleinere groepen heetten de centuriën. De leider van zo’n groep heette de Centurio(n). 6 Centuriën bij elkaar noemde men een cohort. 10 cohorten samen vormden een legioen. 1 cohort is dus 5.000 : 10 = 500 man.
De legioenen waren meestal te vinden bij de grens van het Romeinse Rijk. De grens moest goed verdedigd worden. De Romeinse burgers waren niet verplicht om in het legioen te gaan. Veel Romeinse mannen gingen toch vrijwillig zo’n 20 tot 25 jaar als legionair op pad. De Romeinse keizer zorgde natuurlijk goed voor zijn vrijwillige soldaten. Als legionairs niet vochten of trainden, bouwden ze Romeinse villa’s of wegen. Vooral arme Romeinse burgers gingen het leger in, want daardoor wisten ze zeker dat ze een goed loon (salaris) kregen. In sommige gevallen kon je zelfs bevorderd worden tot Centurio!
Behalve een helm droeg een legionair ook een pantser, gemaakt van metalen platen met scharnieren. Hij had een schild van 6 kilo bij en wapens : 2 lansen (speren), een ijzeren zwaard en dolken. Alles bij elkaar en alle andere dingen wogen wel 30 kilo samen. De Romeinse soldaten droegen sandalen. Die waren onmisbaar, want soms moesten de soldaten wel 30 km per dag lopen! Vandaar dat de sandalen ook voor een deel van ijzer zijn.
De hulptroepen van het leger waren geen Romeinse soldaten, maar andere mensen uit bijvoorbeeld overwonnen gebieden. Er waren bijvoorbeeld genoeg Germaanse jongens die wel in het Romeinse leger wilden gaan. Ze kregen wel salaris, maar minder dan de echte Romeinse soldaten. De niet-Romeinse soldaten moesten ook langer in dienst, maar kregen na afloop van hun lange soldaattijd een beloning: vanaf dan waren zij officieel een Romeins burger! Ze hadden dan dezelfde rechten als een echte Romein. De hulptroepen werden trouwens steeds belangrijker, omdat het Romeinse Rijk erg groot was. Er waren gewoon veel soldaten nodig!
Romeinse soldaten (en slaven) leggen een weg aan. De wegen werden gemaakt om Romeinse legers snel te kunnen verplaatsen. Voor het eerst in de geschiedenis werden er wegen van steen gemaakt (verharde wegen). Langs de weg stonden mijlpalen. Hierop konden de Romeinen lezen hoe ver het nog was naar de volgende stad. Er stond ook op geschreven onder welke keizer deze mijlpaal was geplaatst. Nadat de Romeinen in West-Europa verdwenen (rond 500 na Christus), werden de verharde wegen steeds slechter en slechter.
In het Romeinse leger zaten niet alleen soldaten. Mensen die heel goed dingen konden bouwen, gingen ook mee. Zij hielpen de soldaten met het bouwen van bruggen, wegen, forten (kastelen), legerkampen en oorlogsmateriaal.
De Romeinse legers hadden zeer goede wapens. Maar ze hadden ook slimme aanvalsplannetjes. De Romeinse legeraanvoerders wisten altijd wel de vijand te verrassen. De soldaten hielden hun schild zo, dat niemand hen kon raken. De soldaten hadden een goede discipline. (Zij luisterden goed naar hun leider en deden precies wat hij zei) Als je niet gehoorzaamde, kreeg je erge straffen.
Goden
De Romeinse goden
De Romeinen aanbaden een hoop goden en godinnen. Een aantal van de belangrijkste Romeinse goden waren op den duur steeds meer op de Griekse goden gaan lijken. Een paar goden kwamen zelfs rechtstreeks uit de Griekse cultuur en net als bij de Grieken wonen de belangrijkste Romeinse goden op de berg Olympus, in Griekenland.
Jupiter. De oppergod en god van de hemel, lucht en het onweer. Hij is de grootste en machtigste, de koning van het godenrijk. Maar hij is ook een beruchte vrouwengek! Jupiters symbolen zijn de adelaar en de bliksem. Op sommige afbeeldingen had hij een rood gezicht. Zijn Griekse vorm is Zeus.
Juno. De vrouw van Jupiter en godin van het huwelijk. Ze is de koningin van het godenrijk, maar is uiteraard vaak erg jaloers als Jupiter weer eens een andere dame probeert te versieren. Ze is te herkennen aan haar diadeem, haar scepter en de pauw. Haar Griekse vorm is Hera.
Mars. De woeste god van de oorlog en de zoon van Jupiter en Juno. Hij is een erg belangrijke god voor de Romeinen. Meestal wordt hij afgebeeld in een wapenrusting en de kleur rood hoort ook bij hem. Hij heeft stiekem een oogje op Venus. Zijn Griekse vorm is Ares.
Venus. De beeldschone godin van de liefde. Als mooiste godin is ze getrouwd met Vulcanus, de lelijkste god. Ze wordt vaak naakt afgebeeld, bij een grote schelp omdat ze uit het schuim van de zee geboren is. Toch wordt ze als een dochter van Jupiter gezien. Haar Griekse vorm is Aphrodite.
Amor. God van de liefde, ook wel Cupido genaamd. Zoontje van Venus, vaak afgebeeld als een gevleugeld jongetje met pijl en boog. Met die pijlen maakt hij mensen verliefd op elkaar, soms puur van zijn plezier, wat wel eens ellende veroorzaakt. Zelfs de goden zijn er namelijk niet veilig voor! Misschien is Mars, die ook veel ellende kan aanrichten, zijn vader dus wel… Amors Griekse vorm is Eros.
Neptunus. God van de zee. Neptunus is een norse god die je maar beter te vriend kunt houden. Met zijn grote drietand kan hij aardbevingen veroorzaken door op de zeebodem te slaan. Vaak wordt hij afgebeeld op een zegewagen getrokken door dolfijnen. Zijn Griekse vorm is Poseidon.
Mercurius. De boodschapper van de goden en god van de reizigers, handelaren en dieven. Zoon van Jupiter en Juno. Hij is een echte schelm, te herkennen aan zijn gevleugelde schoenen en helm en zijn bijzondere staf.
Apollo. God van de muziek en de levensvreugde, vaak afgebeeld met een lier en een lauwerkrans. Tweelingbroer van Diana en zoon van Jupiter en Latona. Hij is vaak de redder in nood, maar kijk wel uit voor zijn pijlen, waarmee hij voor straf de pest kan verspreiden! Apollo komt oorspronkelijk uit Griekenland, waar zijn orakel stond in de stad Delphi. Als Phoebus Apollo was hij voor de Romeinen ook een zonnegod.
WIST JE DIT AL?
Veel Romeinse goden hadden oorspronkelijk een andere betekenis dan ze later kregen. Mars was bijvoorbeeld eerst een god van vruchtbaarheid. Later maakten de Romeinen kennis met de Griekse cultuur. Omdat zij een verband legden tussen de Griekse en Romeinse goden, gingen de Romeinse steeds meer op de Griekse lijken. Toch bleven sommige Romeinse goden net iets anders dan de Griekse versie.Oorspronkelijk hadden de oudste Romeinse goden geen gedaante en stond er dus geen beeld in de tempels. Ze waren meer een soort onpersoonlijke machten. Door de versmelting met de Griekse goden kregen ze wel een persoonlijkheid, want de Griekse goden werden heel menselijk voorgesteld. Ze konden zelfs hebzuchtig, verliefd of jaloers zijn. Er waren enorm veel goden. Veel meer dan de allerbelangrijkste die je hier ziet. Bovendien maakten de Romeinen in nieuw veroverde gebieden kennis met de godsdiensten daar en vonden zij die ook wel interessant. Sommige goden werden met Romeinse goden vergeleken, terwijl ze apart vereerd werden.
FOUT!
De Romeinse goden dragen natuurlijk niet de naam van de planeten, maar andersom: de planeten zijn naar Romeinse goden genoemd. Geen wonder dat Jupiter de grootste is en Mars een rode kleur heeft. De Romeinse goden worden door ons soms iets te simpel in goed en slecht ingedeeld.Maar dat goden humeurig waren of over de dood gingen, maakte hen nog niet echt slecht, anders werden ze immers ook niet aanbeden. En ook meer sympathieke goden konden wel eens rottigheid uithalen. Het was net een soapserie! Ook de goden waren niet almachtig. Er waren krachten waar zelfs de oppergod zich niet aan kon onttrekken. Eén daarvan was de liefde. Een andere onontkoombare kracht was het noodlot.
Het Romeinse Rijk in kaart gebracht
Je weet nu hoe het Romeinse Rijk tot stand is gekomen en hoe het tot zo groot rijk gegroeid is.
We gaan nu kijken naar de volgende onderwerpen:
- Het Christendom.
- De Romeinse bouwkunst.
- Asterix en Obelix.
- Romeinen ontmoeten Galliërs.
In de les
Wat doen we in de les:
Je krijgt uitleg over het Romeinse spel "het molenspel". Dit spel kan je komende weken spelen in het leerhuis, wanneer je hiervoor tijd hebt.
We ronden 3.2 af aan de hand van de SO. In de les herhalen we de stof en oefenen we de begrippen.
Uitleg nieuwe opdracht.
Opdracht
Wat moet je doen?
Deze week werk je in tweetallen.
Van de docent krijg je deze kaart van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Deze kaart gebruik je als achtergrond voor het verwerken van de informatie die je gaat lezen / opzoeken.
Je gaat vier stukjes tekst maken met eventueel plaatjes. Hieronder staat per onderwerp de opdracht. LEES DIT GOED!!!
Verwerk de tekst en plaatjes in Word.
Zet alles in EIGEN woorden, zodat de tekst te begrijpen is.
Zorg dat het leesbaar is.
Netjes uitknippen en opplakken.
Eventueel kaart netjes afwerken.
Tekst 1: Romeinse bouwkunst
Zoek op internet één Romeins gebouw in Europa.
Verzamel informatie en afbeeldingen over dit gebouw:
Wie heeft het gebouwd?
Waar is het gebouwd?
Wanneer?
Waarvoor werd het gebouw gebruikt?
Maak met de informatie en afbeeldingen een stukje voor op de poster. Plak deze op de goede plek waar ook het gebouw staat in Europa.
Tekst 2: Christendom
In 3.3 in het werkboek gaat het over de groei van het Christendom in het Romeinse Rijk. Lees de leerstofstukjes met de kopjes:
Christendom
Van populaire naar verboden godsdienst.
Het Christendom wordt toegestaan.
Maak hiervan een korte samenvatting met afbeelding. Plak ook deze op de kaart.
Tekst 3: Asterix en Obelix.
Wie kent het stripverhaal van Asterix en Obelix niet!?! Twee bekende stripfiguren, uit de tijd van de Grieken en de Romeinen.
Zoek informatie over hen op. Stel hen in een kort stukje voor.
Waar gaan hun verhalen over?
Wat hadden zij met de Romeinen te maken?
Plak er een leuk plaatje bij, bijv een korte strip over hen.
Tekst 4: De romeinen ontmoeten de Galliërs
Lees nog eens het leerstofstukje uit hoofdstuk 3.2 over de Romeinen ontmoeten de Galliërs (KBL: Romeinse cultuur).
Hierin worden een aantal dingen genoemd die zij van elkaar overnemen. Maak hier een stukje tekst van met afbeeldingen.
Romeins spel
Windmolen
Molenspel (2 personen):
Wat heb je nodig:
bordspel
9 witte stenen
9 zwarte stenen
Je hebt allebei 9 stenen. Om de beurt mag je een steen op het bord leggen.
Probeer om een streep van 3 stenen te krijgen (een molen).
Als iemand een molen heeft mag hij van de ander een steen wegnemen, maar niet uit een gesloten molen.
Als alle stenen neergelegd zijn, mag er om beurten een willekeurige steen 1 plaats opgeschoven worden (doe dit niet van een al gemaakte molen).
Als iemand nog maar 3 stenen heeft mag hij springen: zijn stenen op een vrije plaats zetten.
Als iemand nog maar 2 stenen heeft, heeft de ander gewonnen.
Rome dichtbij
Nu we ons goed verdiept hebben in het Romeinse Rijk, gaan we verder met het leven in Rome.
Met elkaar bouwen we aan de stad Rome.
Aan de hand van de onderstaande opdrachten bouwen we als leerhuis aan deze stad. Iedereen zal zijn steentje bijdragen.
Je kiest in tweetallen een van de onderwerpen.
Je maakt met elkaar de opdrachten en verwerkt deze in een collage.
Tijdens de projectlessen gaan we daadwerkelijk bouwen aan de stad aan de hand van het aangegeven materiaal.
Je krijgt een cijfer voor de collage en het bouwwerk wat jullie samen hebben ontwikkeld.
Samenwerken staat centraal.
Wonen in Rome
Plattegrond Romeinse villa
Volg de stappen. Lees goed wat er staat en ga dan aan de slag.
1. Maak het werkblad wat in de klas klaar ligt.
2. Kijk het werkblad na (de docent heeft de antwoorden).
3. Ga op internet op zoek naar informatie over een Romeinse villa.
4. Zoek afbeeldingen van de volgende ruimten:
badruimte, eetkamer, bibliotheek, opslagkamer, slaapkamer, entree (gang, hal), keuken, veranda (overdekt terras), ...
5.Teken op het A3-papier met ruitjespapier een plattegrond van een Romeinse villa. Gebruik potlood en liniaal. Teken hierin zoveel mogelijk ruimten die hierboven genoemd staan.
Knip deze plattegrond uit en plak deze op een gekleurd papier.
6. Plak op de poster tekeningen of foto's van minstens drie verschillende ruimten.
Schrijf erbij waarvoor elke ruimte werd gebruikt.
Jullie krijgen een goede beoordeling voor de opdracht als:
In de plattegrond in ieder geval de drie van de volgende ruimtes voorkomen: badhuis, eetkamer, bibliotheek, slaapkamer en keuken.
Bouw jullie villa na aan de hand van de plattegrond. Zorg ervoor dat het duidelijk te zien is dat jullie villa nagebouwd is van de plattegrond.
Gebruik hiervoor de volgende materialen:
- Ondergrond om op te bouwen.
- bouwmateriaal uit de bak.
- gekleurd papier voor decoratie.
Tip: als je het dak los maakt van de villa, kan je de binnenkant ook maken van een bepaalde ruimte.
De gladiatoren
Strijden
Wat zijn gladiatoren? Wat doen zij en waarom? Hoe zagen zij eruit? Wat droegen zij en wat voor een wapenuitrusting hadden zij? Waar vochten zij en waarom? Hoe zag een Arena eruit?
Allemaal vragen die te maken hebben met de Romeinse gladiatoren.
Jullie gaan je verdiepen in hen aan de hand van eigen bedachte vragen.
Werk aan de hand van de volgende stappen:
Wat wil jij te weten komen? Bedenk 3 vragen die gaan over de volgende onderwerpen:
Kleding
De arena
De gevechten
2. Ga op onderzoek uit. Hoe gaan jullie informatie opzoeken?
3. Maak een collage over de Romeinse gladiatoren.
4. De kopjes van de tekst zijn jouw vragen.
5. De plaatjes passen bij de tekst en maken de tekst duidelijk.
Wanneer is de opdracht goedgekeurd:
Als de poster informatie bevat over de gladiator, de arena en de gevechten.
De tekst in eigen woorden staat en leesbaar is.
De plaatjes duidelijk zijn.
Er netjes is gewerkt en de poster op tijd wordt ingeleverd.
1. Bekijk nog eens de collage die je hebt gemaakt.
2. Hoe zag de arena eruit?
3. Bouw deze na met kosteloos materiaal.
4. Let erop dat je de kenmerken van een arena erin verwerkt.
5. Maak eventueel met ander materiaal nog wat gladiatoren. Je mag hiervoor ook playmobil, lego of iets dergelijks gebruiken als je dat thuis hebt.
De thermen - mozaiek
De thermen
Naar de baden gaan was voor veel Romeinen een dagelijks ritueel. Om deze reden hadden de meeste Romeinse steden dan ook op zijn minst één openbare badplaats. Deze plaats was over het algemeen zowel voor arm als rijk toegankelijk. Hoe zag zo’n badplaats er eigenlijk uit? Wat heeft de verwarming van nu te maken met de badhuizen van toen?
De Romeinen namen de mozaïek kunst over van de Grieken. Het beleggen van vloeren met mozaiek was toentertijd populair.
Maak deze opdracht aan de hand van dit stappenplan:
Mozaiek is oud. Ontzettend oud. De eerste mozaieken werden gevonden in Abra, Mesopotamia. Dit ligt in Irak.
Ze bestonden uit verschillende stukken gekleurd steen, schelpen en ivoor. De eerste geglazuurde mozaiek tegels werden 1500 voor Christus al gevonden.
Grieken en Romeinen
De mozaiek is begonnen bij de Grieken. De Grieken waren liefhebbers van mozaiek, dit bleek uit hoe vaak en in welke vormen zij mozaiek begonnen te leggen. De stijl van de Grieken werd in de derde eeuw voor Christus ontwikkelt. Het onderwerp van deze ontwerpen waren vaak mythologische wezens, god, rijkdom en de natuur.
Een andere bekende vorm van kunst in die tijd was de schilderkunst. Het is dan ook goed mogelijk dat veel mozaieken gebaseerd zijn op schilderijen van die tijd. Zij maakten schilderijen na of gebruikten dezelfde thema's.
De Romeinen namen de mozaieken met veel plezier over van de Grieken. Het was vooral een goede manier om huizen van rijken te versieren en een extra dimensie van kunst toe te voegen aan woningen. Voornamelijk het beleggen van vloeren met mozaiek was toentertijd populair.
De meeste kunstenaars die de Romeinse mozaieken legden waren Grieken, omdat zij meer ervaring hadden met deze kunstvorm. De meeste van deze kunstenaars waren slaven die werkten voor en in de huizen van de rijken. In onder meer Tunis in Tunesië zijn dergelijke vloermozaieken nog altijd te bewonderen
Bouwopdracht
Bouwopdracht
Nodig:
- schetspapier.
- gekleurde papieren steentjes.
- zwart groot vel.
- schaar, lijm en potlood.
Jullie gaan een typisch Romeinse vloer voor in een badhuis maken op papier.
1. Bekijk de informatieposter nog eens.
2. Waar werd mozaiek voor gebruikt en welke afbeeldingen maakten zij?
3. Kies nu zelf een afbeelding die je gaat maken.
4. Maak een schets op het ruitjespapier.
5. Maak samen een plan hoe je te werk gaat op het grote zwarte vel.
6. Maak jouw schets na op het grote papier.
7. Kies de kleuren die je nodig hebt en maak de vierkantjes.
8. Maak de mozaiek op het papier.
Romeinse limes
Romeinse Limes
Inleiding
De Romeinen bezaten tweeduizend jaar geleden een wereldrijk dat tot stand kwam na vele veroveringen. Een deel van Nederland hoorde ook bij het Romeinse Rijk. Dwars door Nederland liep de noordgrens van het Romeinse Rijk, de Limes. Limes betekent in het Latijn grens.
Langs de Rijn lieten de Romeinen op regelmatige afstand van elkaar wachtposten en legerkampen bouwen om hun gebied te verdedigen tegen vijandelijke invallen uit het noorden.
Opdracht 1:
Gebruik bij deze opdracht de volgende bronnen: de atlas en het werkblad uit de bak.
Zoek met de atlas de plaatsen op waar een castellum of castrum lag. Teken de Romeinse forten in de kaart. Zet het nummer erbij.
Teken de Limes rood.
Knip deze kaart en de legenda uit en plak deze op de collage.
Opdracht 2
1. Vraag aan je docent het werkblad "Romeinse limes".
2. Maak de opdrachten aan de hand van deze vensterplaat.
Bouw een wachtpost of legerkamp langs de Romeinse limes. Gebruik de informatieposter voor informatie en ga eventueel nog op internet op zoek naar informatie.
Maak eerst een ontwerp op papier.
Bedenk dan hoe je te werk gaat met bouwen. Gebruik eventueel eerst karton om de vorm aan te geven en plak hier het hout op.
Bonusopdracht: Vele wegen leiden naar Rome
Het Romeinse Rijk was erg groot. Om snel van de ene kant naar de andere kant te komen waren goede wegen nodig. Goede wegen waren dus heel belangrijk in het Romeinse Rijk, vooral voor het leger. Om de grenzen te bewaken en opstanden neer te slaan moesten soldaten zich snel kunnen verplaatsen. Handelaren maakten ook gebruik van de wegen en verkochten zo hun spullen door het hele rijk. In Rome woonden heel veel mensen, die allemaal moesten eten. Vanuit het hele rijk werd voedsel aangevoerd naar Rome. Tegelijkertijd werden over dezelfde wegen bouwmaterialen en proviand naar de provincies van het Romeinse Rijk gebracht. Langs de wegen ontstonden herbergen waar reizigers en handelaren konden eten, uitrusten en overnachten.
Opdracht 1
Opdracht 1
Beantwoord de volgende vragen. Schrijf de antwoorden op een apart blad. BEWAAR DEZE GOED!!
Dwars door Nederland lag de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, de Romeinse limes. Limes is het Latijnse woord voor ‘grens’. In ons gebied vormde de Rijn de grens van het Rijk. De meeste Romeinse wegen in Nederland liggen langs de limes. Waarom?
Langs de Romeinse wegen waren ook veel posten waar koeriers een nieuw paard konden krijgen, zodat ze snel weer door konden reizen om een bericht te bezorgen. Waarom waren koeriers belangrijk in het Romeinse Rijk?
Veel Romeinse wegen in Nederland gingen naar Nijmegen. Waarom?
Opdracht 2
Een Romeinse weg was ongeveer 4 à 5 meter breed, zodat er twee wagens naast elkaar konden passeren. Veel wegen waren 6 of meer meter breed. En de hoofdweg in het legioenkamp in Nijmegen was zelfs 12 meter breed!
De eerste laag van de weg bestond uit zand met kiezels en stenen.
De tweede laag bestond uit bijvoorbeeld grotere stenen, die het wegdek vormden. In Nederland werd ook schelp gebruikt.
De weg lag meestal hoger dan de omgeving. Naast de weg lag een goot om het regenwater weg te voeren.
Als de grond niet stevig genoeg was, werd de weg versterkt met houten balken in de laag grind en kiezels.
Vragen:
De kortste weg tussen twee plaatsten is altijd een rechte lijn. Daarom wilden de Romeinen graag dat hun wegen zo recht mogelijk waren. Op een tekentafel lijkt dit makkelijk, maar in het echt werkt het landschap natuurlijk niet altijd mee. Bedenk een oplossing voor het aanleggen van een weg bij een berg en een oplossing voor het aanleggen van een weg bij een rivier.
Maar in Nederland was de grond heel drassig. De Romeinen bedachten hier een oplossing voor. Welke? Kruis het juiste antwoord aan.
de grond goed aanstampen
houten palen onder de stenen
grind onder de stenen
Bouwopdracht
Wat ga je doen:
Jullie gaan nu zelf stukjes van een Romeinse weg bouwen. Let goed op welke laag eerst moet!
Vul de bak met zand en gebruik de stukjes hout en kiezels om je weg op te bouwen. Zorg dat jullie stukjes weg allemaal aansluiten en jullie een lange rechte Romeinse weg hebben.
De kiezels zorgden ervoor dat de regen snel wegzakte. Giet een beetje water over jullie stukje weg om te zien of deze ook zo sterk is als een echte Romeinse weg.
Tips voor het maken van een informatieposter
De perfecte poster in 3 stappen
De poster moet opvallen
Een poster die niet opvalt, wordt niet gezien en brengt geen boodschap over. Opvallen betekent anders zijn dan anderen af anders zijn dan je omgeving. Denk aan een duidelijke titel, goede kleuren, grote plaatjes, enz.
Een poster moet communiceren
Zorg er voor dat je poster duidelijk is. Als ik te lang moet nadenken, ben ik waarschijnlijk tijdens het nadenken al doorgelopen.
Zorg dat de poster van een afstand leesbaar is. In de meeste gevallen staan de voorbijgangers er niet met hun neus bovenop. De kop van je affiche moet leesbaar zijn vanaf een afstand van ongeveer 4 meter, de tekst vanaf ongeveer een meter afstand. Korte zinnen en geen moeilijke woorden.
De tekst wordt duidelijk door de afbeeldingen.
De poster zet aan tot handelen
Je wilt iets van de voorbijganger. We noemen dat een ‘activeren’. Een doel kan zijn dat een voorbijganger jouw gebouw extra bekijkt of meer te weten wil komen over jullie onderwerp. Activeren doe je door de lezer nog eens extra te prikkelen. Hoe doe je dat? Iets extra's bijvoorbeeld
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit thema ga jij je verdiepen in de geschiedenis van het Romeinse Rijk. Nu zien wij nog veel dingen terug, die uit die tijd komen. Wat is dat en waarom is het belangrijk dat wij dat nu weten?
Hiervoor ga jij je ook verdiepen in het Christendom en de Germaanse cultuur
In dit thema maak je een aantal opdrachten.
Met de eindproducten richt je aan het eind van het thema een tentoonstelling in.
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Studiebelasting
4 uur en 0 minuten
Het Romeinse Rijk
nl
Het Perron
2020-10-29 12:26:56
Dit thema ga jij je verdiepen in de geschiedenis van het Romeinse Rijk. Nu zien wij nog veel dingen terug, die uit die tijd komen. Wat is dat en waarom is het belangrijk dat wij dat nu weten?
Hiervoor ga jij je ook verdiepen in het Christendom en de Germaanse cultuur
In dit thema maak je een aantal opdrachten.
Met de eindproducten richt je aan het eind van het thema een tentoonstelling in.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.