Hallo mijn naam is Cedric IJzermans, en welkom op mijn digitale wikiwijs leerarragement.
In dit leerarragement ga je van alles leren over erfelijkheid. En kom je er op het einde achter doormiddel van een toets waar je zwakke punten nog liggen.
Iedereen heeft het wel eens gehoord van de uitspraak: wat lijk jij veel op je vader of op je moeder. Als mensen deze uitspraak doen is het vaak over je uiterlijk, denk hierbij aan je haarkleur, de kleur van je ogen enzovoort. Al deze eigenschappen van je uiterlijk worden het fenotype genoemd, het fenotype word bepaald door het erfelijke materiaal in je genotype. Voordat we dieper ingaan op deze moeilijke begrippen gaan we eerst een kijkje nemen, waar al dat erfelijke materiaal van je ligt opgeslagen.
Of je nou een koe, een aap of een mens bent zoals jij en ik, je bestaat uit heel veel cellen. In elke cel van ons lichaam zit een celkern. In elke celkern van een lichaamscel zitten 46 chromosomen, deze chromosomen bevatten allemaal stuk voor stuk erfelijke eigenschappen. Op chromosomen liggen genen, één enkel gen bevat informatie voor één erfelijke eigenschap, bijvoorbeeld haarkleur.
Als je door een microscoop zou kijken naar chromosomen zijn de genen te zien als banden op de chromosomen (zie afbeelding 1) (Bos, Bos-van der Avoort, Melchers, & van der Velde).
Nu we weten wat chromosomen en genen zijn, is er toch wel een aparte vraag namelijk DNA was toch het erfelijk materiaal? Dit klopt ook, want chromosomen en genen bestaan namelijk uit DNA.
In ons lichaam komen chromosomen voor in paren, we hebben dus in totaal 23 chromosomenparen, want 23 x 2 = 46 chromosomen. Dit geldt niet voor iedereen er zijn namelijk aandoening waarbij mensen er 3 chromosomen van 1 soort chromosoom hebben, dit is het geval bij het downsyndroom(zie afbeelding 2). Mensen met deze aandoening hebben 3x het chromosoom 21.
Afbeelding 1 chromosomen onder een microscoop bron: Biologie voor jou
Zoals je net gelezen hebt komen er in lichaamscellen chromosomenparen voor, één paar bevat genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen. Dit betekent dus dat er in lichaamscellen ook paren van genen voorkomen, één genenpaar bevat één erfelijke eigenschap. Al deze informatie van alle erfelijke eigenschappen noemen we het genotype van een organisme.
Nu je weet wat het genotype is laten we eens kijken hoe het ontstaat. Het genotype ontstaat op het moment dat een eicel wordt bevrucht door een zaadcel. Eicellen en zaadcellen zijn zo genoemde geslachtcellen, dit zijn cellen die door reductiedeling (meiose) uit lichaamscellen zijn ontstaat. Hierdoor hebben geslachtcellen van elk chromosomenpaar maar één chromosoom, dus in totaal 23 chromosomen.
Bij de bevruchting van de eicel komen deze enkelvoudige chromosomen bij elkaar en vormen ze zo een nieuw chromosomenpaar(zie afbeelding 3). Nu hebben we dus weer een groepje cellen met 46 chromosomen, oftewel het genotype van een nieuw organisme (Bos, Bos-van der Avoort, Melchers, & van der Velde).
Afbeelding 3 bij bevruchtingen vormen enkelvoudige genen weer genenparen bron: Biologie voor jou
Fenotype
Je hebt net gelezen hoe het genotype ontstaat, en dat je genotype al het erfelijke materiaal is wat je hebt. Dit erfelijke materiaal bepaald voor een groot gedeelte hoe je er uitziet, als je bijvoorbeeld zwart haar hebt, wordt dit bepaald door een gen in je genotype voor zwart haar.
Hoe je eruit ziet noemen we het fenotype, er zijn ook dingen waarbij je fenotype veranderd maar je genotype niet, als je bijvoorbeeld je bruine haar blond verft heb je een ander fenotype, maar je hebt nog steeds de gene voor bruin haar, je genotype is dus niet veranderd. Ook bruin worden van zonlicht is een verandering van je fenotype, maar niet van je genotype (zie afbeelding 4) (Bos, Bos-van der Avoort, Melchers, & van der Velde).
Afbeelding 4 het fenotype word aangetast, maar het genotype niet. bron: Biologie voor jou
Homozygoot en heterozygoot
Bekijk nu het volgende filmpje waarin de termen homozygoot en hetrozygoot worden uitgelgd.
Hier onder vind je de bergrippen nog eens kort uitgelegd:
Homozygoot = Twee dezelfde genen voor een eigenschap Heterozygoot = Twee verschillende genen voor een eigeschap
Dominant gen = Een gen wat altijd tot uiting komt in het fenotype. (AA of Aa) Recessief gen = Een gen wat alleen tot uiting komt in het fenotype als er geen dominant gen aanwezig is. (aa)
Intermediair = Beide genen zijn even sterk er komt dus een mengeling uit (zie afbeelding 5)
Afbeelding 5 bij leeuwenbekjes vind je een intermediair fenotype bron: Biologie voor jou
Voordat je verder gaat met de stof!
Maak je nu eerst de opdrachten van oefening 1, die te vinden zijn onder het kopje oefeningen.
Kruisen
Fokkers houden zich bezig met de voorplanting van dieren. Hierbij letten ze goed op de verschillende erfelijke eigenschappen van dieren. De taak van de fokker is, om ervoor te zorgen dat de oudere dieren nakomelingen krijgen, met speciale eigenschappen zoals haarkleur of een groter dier.
Fokkers doen dit door dieren met elkaar te kruisen, hierbij planten twee organisme die één of meer eigenschappen verschillen van elkaar, geslachtelijk voort.
Vaak zijn er meer dan één genenpaar betrokken bij het kruisen van dieren, maar voor deze uitleg over kruisen kijken we naar kruisingen waarbij maar één genenpaar word gebruikt (Bos, Bos-van der Avoort, Melchers, & van der Velde).
Om er achter te komen hoeveel procent van de nakomelingen de gewenste eigenschap heeft gebruiken fokkers vaak een kruisingsschema. Hoe je zo’n kruisingsschema maakt en afleest word uitgelegd in het filmpje hieronder.
Hieronder vind je nog eens het stappenplan wat je nodig hebt om een kruisingsschema te maken.
Bedenk wat het fenotype en genotype van de ouders zijn.
Bedenk welke genen er in de geslachtscellen van beide ouders voor zullen komen. (bijvoorbeeld vrouwtje A x A en mannetje a x a)
Stel vast welk genotype en fenotype de nakomelingen(F1) kunnen hebben.
Stel vast welk genotype en fenotype F2 kunnen hebben.
Erfelijkheidsstambomen
Je hebt allerlei eigenschappen geërfd van je ouders, de is kans dan ook groot dat je eigenschappen hebt geërfd die je niet bij hen terugziet. Misschien heb jij wel blond haar terwijl je ouders alle twee zwart haar hebben. Door middel van een stamboom kan je zien hoe een eigenschap als haarkleur in de familie is doorgegeven. In afbeelding 6 is een stamboom van een familie in symbolen weergegeven, bij zo’n stamboom zijn de vierkantjes de mannen en de rondjes de vrouwen (Bos, Bos-van der Avoort, Melchers, & van der Velde).
In de stamboom van afbeelding … kan je zien dat alle twee de ouders en 2 kinderen zwart haar hebben, 1 kind heeft blond haar. Door middel van deze stamboom kan je erachter komen welk genotype de ouders hebben, dit doe je door het volgende stappenplan.
1. Stel vast welk fenotype elk gezinslid heeft.
In afbeelding 7 is te zien dat de ouders alle twee zwart haar hebben, ook is te zien dat 2 kinderen zwart haar hebben en 1 dochter blond haar.
Afbeelding 7
2. Stel het genotype vast van het kind met het afwijkende fenotype.
Beide ouders hebben hetzelfde fenotype. Eén kind heeft een afwijkend fenotype, hierdoor weet je zeker dat dit kind homozygoot recessief is voor het gen. het genotype voor het kind is aa (zie afbeelding 8).
Afbeelding 8
3. Schrijf bij de stamboom wat je nu weer over het genotype van de andere gezinsleden.
De gezinsleden met het dominante fenotype hebben in ieder geval één dominant gen. Bij deze gezinsleden geef je het dominant gen aan met een letter A (zie afbeelding 9).
Afbeelding 9
4. Zet bij zo veel mogelijk gezinsleden het genotype voor deze eigenschap.
Beide ouders hebben zwart haar. Zij kunnen alleen een kind krijgen met blond haar als ze alle twee heterozygoot zijn. Het genotype van beide ouders is dus Aa (zie afbeelding 10).
Afbeelding 10
Maak nu de opdrachten van oefening 2, die te vinden zijn onder het kopje oefeningen.
Het arrangement Rare jongens die genen. is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Cedric IJzermans
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-03-12 14:15:48
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.