Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

Welkom op de werkwoordspellingswiki!

Hoe zat het ook alweer met die d'tjes, t'tjes en dt'tjes? Wat is een persoonsvorm en waarom moet ik dat weten? Hoe spel je een voltooid deelwoord en wat is het eigenlijk?

Leuk is anders, maar je moet het wel beheersen om een beetje fatsoenlijk te kunnen schrijven. En (bijna) foutloos kunnen schrijven is iets waar je de rest van je leven plezier van hebt. Mensen beoordelen je namelijk (soms onbewust) op spelfouten. Met een foutloze sollicitatiebrief word je eerder aangenomen, bijvoorbeeld.

Het goede nieuws is dat het veel eenvoudiger is dan je denkt! Zolang je maar de juiste denkstappen maakt kun je eigenlijk geen fouten meer maken. Die eenvoudige stappen worden je hier uitgelegd. Succes!

Lesdoel:

Na het voltooien van deze Wiki, ben je in staat om alle gangbare werkwoordsvormen foutloos te spellen!

Je leert de persoonsvorm (het actieve werkwoord in de zin) correct te vervoegen in tegenwoordige en verleden tijd. Ook leer je hoe je een voltooid deelwoord herkent en spelt, hoe je bijvoeglijk gebruikte werkwoorden spelt en wat een tegenwoordig deelwoord is en hoe je deze spelt. Tenslotte leer je ook de gebiedende wijs te herkennen, en hoe je die spelt.

Lesstof

Persoonsvorm

Persoonsvorm: leer hieronder hoe deze te vinden.

We beginnen met de persoonsvorm. Dat is van alle soorten werkwoorden de allerbelangrijkste! De persoonsvorm is namelijk het enige soort werkwoord die je anders moet spellen wanneer de zin in een andere tijd staat, of wanneer het bij een andere persoon hoort.

Kijk maar: Ik heb gewacht. Ik had gewacht. Hij heeft gewacht. Wij hebben gewacht.

Er staan steeds twee werkwoorden. De ene is 'gewacht'. Die is steeds hetzelfde in iedere zin. Dat is dan ook geen persoonsvorm (maar een voltooid deelwoord, die komt later). Het andere werkwoord is in de eerste zin 'heb', in de tweede 'had', in de derde 'heeft', en in de vierde 'hebben'. Dat is dus een persoonsvorm. Hoe je 'm spelt hangt er maar net vanaf wie 'het doet', en wanneer.

Hoe bepaal je wat de persoonsvorm is?

Daar zijn drie manieren voor.

1. Verander de zin van tijd. Het werkwoord dat dan ook verandert is de persoonsvorm. Denk maar aan 'Ik heb gewacht>>Ik had gewacht.'

2. Verander de zin van getal (Als er bijvoorbeeld staat 'ik', maak je er 'wij' van, of andersom). Het werkwoord dat dan ook verandert is de persoonsvorm. Denk maar aan 'Ik heb gewacht>>Wij hebben gewacht.'

3. Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan. Bijvoorbeeld:Ik heb gewacht>>Heb ik gewacht?

 

Hoe spel ik de persoonsvorm?

Staat de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?

 

 

Tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd: Leer hier hoe je een pv in de tegenwoordige tijd spelt.

1. Bepaal de stam: Het hele werkwoord - en. Bijvoorbeeld: wachten>>wacht

2. De stam is meestal de ik-vorm. Soms moet je 'm aanpassen: beloven>>belov>>beloof.

3. Ik: ik-vorm. Jij, hij, zij, het: ik-vorm + t, wij, jullie, zij: het hele werkwoord. Wanneer 'jij' achter de persoonsvorm staat schrijf je de ik-vorm

bijvoorbeeld:

fietsen. stam en ik-vorm: fiets. Ik fiets, Jij fietst, Hij fietst, Wij fietsen. Fiets jij?

Zie je nu dat d, t, of dt helemaal niet zo ingewikkeld is? Je spelt iets alleen maar met dt wanneer de ik-vorm op een d eindigt. bieden>>bieden>bied> ik bied, hij biedt.

Verleden tijd

Verleden tijd: Leer hier hoe je een pv in de verleden tijd spelt.

Wanneer je wilt weten hoe je een persoonsvorm in de verleden tijd spelt, stel je eerst vast of het een sterk werkwoord of een zwak werkwoord is.

Een sterk werkwoord verandert in de verleden tijd van klank. Je spelt het gewoon zoals je het hoort: Ik liep, hij werd, jullie boden, zij vlogen

Wanneer je te maken hebt met een zwak werkwoord, zet je de volgende stappen:

1. Bepaal de stam: hele werkwoord - en

2. Pas wanneer nodig de stam aan om de ik-vorm te maken (beleven >belev >beleef)

3. Staat de laatste letter van de stam in 'T eXKoFSCHiP?

Ja: verleden tijd bij ik, jij, hij/zij/het= ik-vorm + te. Bijvoorbeeld Vissen: hij viste

      verleden tijd bij wij, jullie, zij = ik-vorm + ten   Bijvoorbeeld Vissen: wij visten

 

Nee: verleden tijd bij ik, jij, hij/zij/het= ik-vorm + de. Bijvoorbeeld: dweilen>> ik dweilde

        verleden tijd bij wij, jullie, zij = ik-vorm + den.  Bijvoorbeeld: dweilen>> jullie dweilden

 

Let op: De stam is meestal hetzelfde als de ik-vorm maar niet altijd! Wanneer je in 'T eXKoFSCHiP gaat kijken, neem dan altijd de laatste letter van de stam!!!

Voorbeeld: beloven. De laatste letter van de stam is een v, dus is het Ik beloofDe

Test jezelf.

Toets:Eerst deze: Test jezelf, de persoonsvorm vinden en correct spellen

Toets:Wanneer je ook de extra stof hebt gedaan: De Ultieme Zelftoets!

Extra lesstof

Andere werkwoorden die in een zin kunnen staan

(na het doorwerken van dit hoofdstuk weet je ook wat een voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord, bijvoeglijk naamwoord en de geboedende wijs, is.)

We hadden al vastgesteld dat wanneer een werkwoord niet mee verandert wanneer je de zin van tijd of getal/aantal verandert, dat werkwoord dus geen persoonsvorm is. Wat is het dan wel? Nou, daar hebben we wel wat verschillende smaken van. Ik noem een aantal:

Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord geeft aan dat de handeling al gebeurd is. Voltooid dus. Verder heeft dat voltooid deelwoord altijd een hulpwerkwoord nodig (meestal zijn of worden). Dat hulpwerkwoord is vaak wel een persoonsvorm. Ook kun je een voltooid deelwoord vaak herkennen: vaak begint het met be- of ge-. Let op: dat is niet altijd het geval.(wanneer een woord wel van tijd en getal kan veranderen is het een persoonsvorm, ook al begint’ie met ge- of be-)

Ik geef een aantal voorbeelden van het voltooid deelwoord:

Ik ben naar het STC geweest

Hij wordt nooit geloofd

Die fraudeurs zijn veroordeeld tot een taakstraf

Spelling: schrijf wat je hoort. Twijfel je tussen d of t? Zet er in gedachten een e achter, dan hoor je het verschil (geloofde of geloofte? D dus. Veroordeelte of veroordeelde? D dus). Wanneer je dan nog steeds twijfelt kun je ’t exkofschip er weer bijhalen. Staat de voorlaatste letter er wel in: t, zo niet: d

 

Het tegenwoordig deelwoord

Het tegenwoordig deelwoord geeft aan dat de handeling bezig is. Je spelt het altijd door een d achter het hele werkwoord te zetten.

Mopperend keek ik de toetsen na.

Ze liep dansend door de regen

Hortend en stotend bekende hij dat hij het was geweest.

 

Het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het woord dat erachter staat. Vaak is het helemaal geen werkwoord (de rode fiets, de oude sukkel, de pikante saus), maar soms ook wel:

De geverfde deur is nog nat.

We doen het gewoon op de vertrouwde manier.

Spelling: schrijf precies wat je hoort.

 

De gebiedende wijs

Een zin kan in de gebiedende wijs staan. Dan is het meestal een verzoek, bevel, commando. Wanneer een zin in de gebiedende wijs staat, staat er nooit een onderwerp in de zin. De zin begint met het werkwoord.

Ga weg!

Loop even mee

Maak nu die vragen!

Je schrijft het werkwoord waarmee de zin begint altijd in de ik-vorm

 

Oefenen? Leuk! Doe dat eens hieronder.

https://quizizz.com/join/pre-game/running/U2FsdGVkX1%252BzeCS1RP9Us8yz%252FvPxPGZ10ELmFdXRYwu47tAfMwI1gHR2NxulMGlEiHAWMllCeFGC0TC3Ca7X0Q%253D%253D/start

Gebruik de volgende code: 2237 6185

Bijspijkeren

Het vinden van de persoonsvorm

We hadden al vastgesteld dat er drie manieren zijn om de persoonsvorm in een zin te vinden. De manier die de meeste mensen noemen, de bekendste manier is: de zin vragend maken, de pv komt dan vooraan. Dat klopt inderdaad meestal, maar eigenlijk is het niet de beste manier. Wanneer een zin bijvoorbeeld al vragend is, en begint met ‘waarom’, heb je er niets aan. Ook bij samengestelde zinnen (zinnen met meerdere persoonsvormen) wordt dat truukje verwarrend. Daarbij blijft het ook een truukje. Je kunt het gebruiken, maar het geeft je geen echt begrip.

Veel beter zijn eigenlijk die andere twee manieren: zin veranderen van tijd, of getal. Kijk maar:

Waarom zijn bananen krom

Laten we het eerst proberen met de vraagzin. Ehhhh… dat lukt dus niet. Het is al een vraagzin.

Okee, nu de tijd veranderen. Waarom waren de bananen krom. Hee. ‘zijn’ verandert in ‘waren’. ‘Zijn is dus de persoonsvorm.

Proberen we het ook nog eens met het getal (aantal). Waarom is een banaan krom. Hee,’zijn’ wordt ‘is’.

Bij een samengestelde zin gaat dat ook veel eenvoudiger dan die vraagzintruuk:

Mijn vrouw vraagt of ik koffie wil.

Wanneer ik die zin vragend maak wordt het: Vraagt mijn vrouw of ik koffie wil? ‘Vraagt is dus de pv. Dat klopt ook, maar er is er nog eentje.

Laten we nu de tijd eens veranderen: Mijn vrouw vroeg of ik koffie wilde. Nu zien we twee veranderingen:  vraagt>vroeg en wil>wilde. Nu hebben we dus alletwee de persoonsvormen gevonden.

Hetzelfde geldt wanneer we het getal veranderen:

Onze vrouwen vragen of we koffie willen. Vraagt>vragen en wil>willen

Dus: een persoonsvorm is een werkwoord dat kan veranderen. Dat zie je wanneer je de tijd, of het aantal in een zin verandert. Verandert een werkwoord dan niet? Dan is het geen persoonsvorm!

Persoonsvorm spellen, Tegenwoordige tijd

In de tegenwoordige tijd bedenk je eerst wat het hele werkwoord is. Dan haal je -en eraf. Wat je dan overhoudt heet De stam. Vaak is dat ook gelijk de ik-vorm, soms moet je ‘m aanpassen om de ik-vorm te krijgen.

Hele werkwoord: fietsen. Stam: fiets. Ik-vorm: fiets

Hele werkwoord: beloven. Stam: belov. Ik-vorm: beloof

De ik-vorm kun je direct gebruiken wanneer de persoonsvorm bij  ‘ik’ hoort, of wanneer je of jij erachter staat. Ik fiets naar mijn werk. Fiets jij mee? Ik beloof beterschap. Beloof je dat echt?

Wanneer voor de pv je, jij, hij, zij, het staat (of een naam) dan komt er een T achter de ik-vorm: Hij fietst naar zijn werk, zij belooft beterschap

Wanneer de pv achter we/wij, jullie, zij staat gebruiken we het hele werkwoord: Wij fietsen naar ons werk, zij beloven beterschap.

 

Wanneer je twijfelt, denk dan aan ‘lopen’ of wanneer je dat duidelijker vindt: smurfen. Dan hoor je gelijk hoe je het moet schrijven:

Ik loop, loop jij? Wij smurfen. Jij smurft een beetje teveel. Smurf je ook mee?

 

Wanneer dus ‘dt’?

Dat kan alleen als de ik-vorm eindigt op een d, en het over je/jij, hij, zij, u gaat. Worden? Ik-vorm is word, dus: ik word, jij wordt, hij wordt

Hieronder een filmpje waarin de makers je nog even goed voordoen hoe handig het kan zijn om bij twijfel tussen d, t of dt te denken aan LOPEN!

Persoonsvorm spellen in de verleden tijd

 

Vraag jezelf eerst af: sterk of zwak werkwoord?

Dat hoor je direct. Wanneer het de pv van een sterk werkwoord is, verandert de klank helemaal: ik loop>ik liep; hij wordt>hij werd; ik ben>ik was.

Bij een sterk werkwoord heb je het dus makkelijk. Schrijf gewoon wat je hoort.

 

Wanneer het een zwak werkwoord is (en dat zijn de meeste werkwoorden) ga je als volgt te werk:

  1. Bepaal eerst de stam, en dan de ik-vorm. We hadden al gezien dat die meestal hetzelfde zijn, maar soms niet.
  2. Zet bij ik, je/jij, hij, zij, het (enkelvoud dus) -te of -de achter de ik-vorm. Zet bij we/wij, jullie en zij (meervoud dus) -ten of -den achter de ik-vorm.
  3. Vaak hoor je zelf al in je hoofd of het -te(n) of -de(n) moet zijn. Wanneer je dat niet goed kunt horen gebruik je ’t exkofschip. Staat de laatste letter van de stam in ’t exkofschip schrijf je -te(n) achter de ik-vorm. Zo niet schrijf je -de(n)

 

Dus:

Tegenwoordige tijd: Ik wacht al uren

Verleden tijd: hele werkwoord is wachten. Stam = hele werkwoord – en, dus wacht. Het gaat om ‘ik’, De t staat in ’t exkofschip dus -te erachter: Ik wachtte al uren.

 

Tegenwoordige tijd: Hij smeedt een plan.

Verleden tijd: hele werkwoord is smeden. Stam = hele werkwoord – en, dus smed. Die passen we aan voor de ik-vorm: smeed. De d staat niet in ’t exkofschip dus ‘de’ erachter: Hij smeedde een plan.

 

Tegenwoordige tijd: Die honden happen naar de baas.

Verleden tijd: Hele werkwoord is happen. Stam = hele werkwoord – en, dus: hap. De p staat in ’t exkofschip, dus -ten erachter: Die honden hapten naar de baas.

 

Laten we eens oefenen: 
    https://b.socrative.com/teacher/#import-quiz/64692553

 

Ga nu nog eens naar 'Test jezelf'

De eindtoets!

De eindtoets!
Wanneer je alle onderdelen hebt doorgewerkt, en de zelftoetsen goed hebt gemaakt, zal deze ook geen probleem voor je zijn!