Tegenwoordige tijd: Leer hier hoe je een pv in de tegenwoordige tijd spelt.
1. Bepaal de stam: Het hele werkwoord - en. Bijvoorbeeld: wachten>>wacht
2. De stam is meestal de ik-vorm. Soms moet je 'm aanpassen: beloven>>belov>>beloof.
3. Ik: ik-vorm. Jij, hij, zij, het: ik-vorm + t, wij, jullie, zij: het hele werkwoord. Wanneer 'jij' achter de persoonsvorm staat schrijf je de ik-vorm
bijvoorbeeld:
fietsen. stam en ik-vorm: fiets. Ik fiets, Jij fietst, Hij fietst, Wij fietsen. Fiets jij?
Zie je nu dat d, t, of dt helemaal niet zo ingewikkeld is? Je spelt iets alleen maar met dt wanneer de ik-vorm op een d eindigt. bieden>>bieden>bied> ik bied, hij biedt.