Persoonsvorm: leer hieronder hoe deze te vinden.
We beginnen met de persoonsvorm. Dat is van alle soorten werkwoorden de allerbelangrijkste! De persoonsvorm is namelijk het enige soort werkwoord die je anders moet spellen wanneer de zin in een andere tijd staat, of wanneer het bij een andere persoon hoort.
Kijk maar: Ik heb gewacht. Ik had gewacht. Hij heeft gewacht. Wij hebben gewacht.
Er staan steeds twee werkwoorden. De ene is 'gewacht'. Die is steeds hetzelfde in iedere zin. Dat is dan ook geen persoonsvorm (maar een voltooid deelwoord, die komt later). Het andere werkwoord is in de eerste zin 'heb', in de tweede 'had', in de derde 'heeft', en in de vierde 'hebben'. Dat is dus een persoonsvorm. Hoe je 'm spelt hangt er maar net vanaf wie 'het doet', en wanneer.
Hoe bepaal je wat de persoonsvorm is?
Daar zijn drie manieren voor.
1. Verander de zin van tijd. Het werkwoord dat dan ook verandert is de persoonsvorm. Denk maar aan 'Ik heb gewacht>>Ik had gewacht.'
2. Verander de zin van getal (Als er bijvoorbeeld staat 'ik', maak je er 'wij' van, of andersom). Het werkwoord dat dan ook verandert is de persoonsvorm. Denk maar aan 'Ik heb gewacht>>Wij hebben gewacht.'
3. Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan. Bijvoorbeeld:Ik heb gewacht>>Heb ik gewacht?
Hoe spel ik de persoonsvorm?
Staat de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?