Verleden tijd: Leer hier hoe je een pv in de verleden tijd spelt.
Wanneer je wilt weten hoe je een persoonsvorm in de verleden tijd spelt, stel je eerst vast of het een sterk werkwoord of een zwak werkwoord is.
Een sterk werkwoord verandert in de verleden tijd van klank. Je spelt het gewoon zoals je het hoort: Ik liep, hij werd, jullie boden, zij vlogen
Wanneer je te maken hebt met een zwak werkwoord, zet je de volgende stappen:
1. Bepaal de stam: hele werkwoord - en
2. Pas wanneer nodig de stam aan om de ik-vorm te maken (beleven >belev >beleef)
3. Staat de laatste letter van de stam in 'T eXKoFSCHiP?
Ja: verleden tijd bij ik, jij, hij/zij/het= ik-vorm + te. Bijvoorbeeld Vissen: hij viste
verleden tijd bij wij, jullie, zij = ik-vorm + ten Bijvoorbeeld Vissen: wij visten
Nee: verleden tijd bij ik, jij, hij/zij/het= ik-vorm + de. Bijvoorbeeld: dweilen>> ik dweilde
verleden tijd bij wij, jullie, zij = ik-vorm + den. Bijvoorbeeld: dweilen>> jullie dweilden
Let op: De stam is meestal hetzelfde als de ik-vorm maar niet altijd! Wanneer je in 'T eXKoFSCHiP gaat kijken, neem dan altijd de laatste letter van de stam!!!
Voorbeeld: beloven. De laatste letter van de stam is een v, dus is het Ik beloofDe