Keuzedelen jaar 1
In het eerste jaar kan je kiezen uit 3 (MZ) of 4 (SW) keuzedelen.

K0219 Gezonde leefstijl 240

Keuzedeel mbo
Gezonde leefstijl
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0219
1. Algemene informatie
D1: Gezonde leefstijl
Studielast
240
Nee
Nee
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Dit keuzedeel is ontwikkeld door vertegenwoordigers van werkveld en onderwijs in samenwerking met Calibris.
In dit keuzedeel wordt gesproken van 'erkende' of 'kansrijke' beweegprogramma's (interventies) hiermee is bedoeld dat er gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld interventies die zijn opgenomen in de Interventiedatabase Gezond en Actief Leven. De Interventiedatabase Gezond en Actief Leven is een gezamenlijk initiatief van Nederlands Instituut voor Sport en Beweging (NISB) en RIVM Centrum Gezond Leven (CGL) in samenwerking met Trimbos-instituut. In de database zijn actuele leefstijlinterventies opgenomen die in Nederland beschikbaar zijn. Zie: http://www.loketgezondleven.nl/interventies/i-database/
Relevantie van het keuzedeel
Dit keuzedeel vormt een verdieping op kwalificaties sport en bewegen op niveau 3 en 4. Gezondheid en sport komt in het kwalificatiedossier aan de orde, dit keuzedeel focust op het belang van een gezonde leefstijl. De beginnend beroepsbeoefenaar leert deelnemers/cliënten te begeleiden naar een gezonde leefstijl.
Beschrijving van het keuzedeel
In het keuzedeel 'Gezonde leefstijl' leert de beginnend beroepsbeoefenaar kansen te signaleren om een gezonde leefstijl van deelnemers te bevorderen. Als 'ambassadeur gezonde leefstijl' benut hij deze signalen door samen met anderen actie te ondernemen. Hij geeft informatie en advies over een gezonde leefstijl en voert beweegprogramma's uit waarbij hij deelnemers begeleidt bij aanpassing c.q. verandering van leefstijl.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verdiepend
3 van 6
2. Uitwerking
D1-K1: Ondersteunt en faciliteert een gezonde leefstijl
|
Complexiteit
|
De beginnend beroepsbeoefenaar signaleert kansen om een gezonde leefstijl van deelnemers* te bevorderen en ondersteunt deelnemers bij het realiseren van een gezonde(re) leefstijl. Hij past in zijn dienstverlening kennis toe op het gebied van de relatie tussen gezondheid en leefstijl, van fysieke en mentale belastbaarheid van deelnemers en specifieke vaardigheden om verandering van gedrag/leefstijl te stimuleren en te bestendigen. Hij werkt voor een deel vanuit protocollen, vanuit erkende/effectieve of kansrijke interventies. Hij werkt ook met minder gestandaardiseerde interventies, deze doen een groter beroep op het toepassen van kennis, zijn begeleidings- en coachingsvaardigheden, en zijn probleemoplossend vermogen. De werkzaamheden zijn beperkt gestandaardiseerd omdat hij zich richt op de wensen en mogelijkheden van de (groep) deelnemers voor wie hij nieuwe 'oplossingen' aandraagt. Complicerend in zijn rol als begeleider is dat het resultaat van zijn inspanningen in handen ligt van de deelnemer. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor een zorgvuldige uitvoering van de leefstijlinterventie en voor aanpassing van zijn leefstijl.
*Met deelnemer wordt ook cliënt bedoeld.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
De beginnend beroepsbeoefenaar voert zijn werkzaamheden zelfstandig uit. Bij bijzonderheden overlegt hij met zijn leidinggevende en/of een (externe) deskundige over een mogelijke aanpak. In projecten werkt hij samen met collega's en met in- en externe deskundigen uit het lokale en regionale netwerk. Hij draagt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zijn werkzaamheden en zijn eigen aandeel in de samenwerking. Eindverantwoordelijkheid ligt bij zijn leidinggevende.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- heeft kennis van fysieke en mentale belasting van deelnemers
- heeft kennis van gezonde, actieve leefstijlen / gezond leefpatroon
- heeft kennis van relevante eigenschappen en eventuele ziektebeelden van doelgroepen in relatie tot gezonde leefstijl
- heeft kennis van concepten als gezonde school / wijk / stad
- heeft kennis van ‘de sociale kaart’ van kennisinstituten met erkende leefstijl interventies en leefstijlprofessionals
- heeft kennis van ‘gezondheidsmetingen’ en verkregen waarden (insuline, cholesterol, bloeddruk, bmi) en de consequenties daarvan voor de gezondheid
- heeft kennis van BRAVO (voldoende bewegen, niet roken, matig alcoholgebruik, gevarieerde voeding en tijd voor ontspanning)
- heeft kennis van de begrippen universele, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie
- heeft kennis van de grenzen van zijn eigen bekwaamheid en verantwoordelijkheid
- heeft kennis van een sociale en fysieke omgeving die een actieve leefstijl en gezonde voeding bevordert resp. belemmert
- heeft kennis van erkende en/of kansrijke leefstijlinterventies
- heeft kennis van gezondheidsclaims in relatie tot nieuwe voedingsproducten
- heeft kennis van het realiseren van duurzame gedragsverandering
- heeft kennis van motivatietechnieken
- heeft kennis van preventie in het kader van gezondheid
- heeft kennis van technologische mogelijkheden om een gezonde leefstijl te ondersteunen
- kan een leefstijlanalyse uitvoeren
- kan erkende en/of kansrijke beweegprogramma's toepassen om gezond gedrag te bevorderen
- kan feedbackvaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden
- kan kansen signaleren voor het bevorderen van een gezonde leefstijl
- kan mogelijke/gewenste samenwerkingspartners enthousiasmeren en samenbrengen
- kan motivatie- en begeleidingsmethodieken toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden
- kan optreden als ambassadeur en aanjager van een gezonde leefstijl
- kan protocollen en richtlijnen toepassen met betrekking tot: gezondheid, hygiëne en veiligheid
- kan samenwerken aan gezonde leefstijlprojecten in een multidisciplinair team
- kan social media benutten ten behoeve van zijn werkzaamheden
- kan sociale vaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden
|
4 van 6
D1-K1-W1: Signaleert en benut kansen voor het bevorderen van een gezonde leefstijl
|
De beginnend beroepsbeoefenaar signaleert kansen en mogelijkheden voor het bevorderen van een gezonde leefstijl. Hij grijpt deze kansen en mogelijkheden aan door deze onder de aandacht te brengen van betrokkenen en potentiële samenwerkingspartners. Hij informeert en enthousiasmeert betrokkene(n) om (samen) te werken aan het faciliteren van een gezonde leefstijl. Hij doet voorstellen voor interventies en stemt dit af met zijn leidinggevende.
|
Resultaat
|
De beginnend beroepsbeoefenaar heeft kansen en mogelijkheden om een gezonde leefstijl te bevorderen effectief opgepakt en onder de aandacht gebracht van betrokkenen.
|
Gedrag
|
De beginnend beroepsboefenaar:
- toont een open, onderzoekende houding om kansen te onderkennen;
- draagt belang en pluspunten van een gezonde leefstijl actief uit;
- legt actief contact met mensen in- en/of extern;
- stemt zijn plannen en ideeën af met deskundigen, potentiële partners en betrokkene(n);
- presenteert zijn plannen en ideeën op enthousiasmerende wijze.
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Overtuigen en beïnvloeden, Presenteren, Onderzoeken
|
D1-K1-W2: Geeft informatie, voorlichting en advies over een gezonde leefstijl
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar geeft de doelgroep informatie over een gezonde leefstijl, de gezondheidswinst en de mogelijkheden om gezonder te gaan leven en geeft tips en adviezen. In voorkomende situaties draagt hij kennis over van passende technologie en demonstreert zo mogelijk de toepassing. Hij geeft groepsgewijs en/of individueel voorlichting en advies over een gezonde leefstijl en de (technologische) middelen om een gezonde leefstijl in het dagelijks leven toe te passen.
|
Resultaat
|
De beginnend beroepsbeoefenaar heeft passende informatie, voorlichting en advies gegeven over een gezonde leefstijl en de mogelijkheden om dit in het dagelijks leven te integreren.
|
Gedrag
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- stemt zijn informatie, voorlichting en advies af op doelgroep, doel en situatie;
- presenteert overtuigend en enthousiasmerend;
- gebruikt in zijn informatie en voorlichting het BRAVO principe (voldoende Bewegen, niet Roken, matig Alcoholgebruik, gevarieerde Voeding en tijd voor Ontspanning);
- toont begrip voor de standpunten en handelwijze van de deelnemer(s).
De onderliggende competenties zijn: Aandacht en begrip tonen, Presenteren, Vakdeskundigheid toepassen
|
D1-K1-W3: Voert een beweegprogramma uit
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar begeleidt individuen en/of groepen bij het realiseren van een gezonde leefstijl. Hij maakt samen met de betrokkene(n) een leefstijlanalyse. Op basis van de leefstijlanalyse en de wensen van de betrokkene(n) informeert hij betrokkene(n) over te behalen gezondheidswinst. Samen met de betrokkene(n) voert hij een beweegprogramma uit. Hij enthousiasmeert en stimuleert de betrokkene(n) om leefstijlaanpassingen door te voeren en geeft tips en advies om moeilijkheden te overwinnen. In voorkomende situaties monitort hij de voortgang en legt hij gegevens vast. Hij informeert de deelnemer over het bereiken van (tussen)resultaten en stimuleert tot het bestendigen van behaalde resultaten of het bijstellen van doelstellingen.
|
Resultaat
|
5 van 6
D1-K1-W3: Voert een beweegprogramma uit
Het beweegprogramma is op enthousiasmerende en professionele wijze uitgevoerd. Daarbij is de deelnemer op passende wijze gecoacht en gefaciliteerd bij het realiseren van een gezonde leefstijl.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
K0138 Zorginnovatie en technologie 480
In dit keuzedeel wordt aandacht besteed aan zorginnovatie en het werken met nieuwe technologische hulpmiddelen. In het keuzedeel zijn de volgende onderwerpen opgenomen: - Bijdragen aan de deskundige inzet van nieuwe technologische hulpmiddelen; - Technologie toepassen op een ethisch verantwoorde manier; - Het gebruik van technologische hulpmiddelen bespreken met de cliënt; - Stabiliseren en/of verbeteren van de kwaliteit van leven; - Voorlichting en advies geven aan cliënten over technologische hulpmiddelen; - Multidisciplinair samenwerken m.b.t. de inzet van technologische hulpmiddelen. - Bijdragen aan zorginnovatie en onderzoek m.b.t. technologie; - Voorlichting, advies en instructie geven aan collega’s.
Kwalificatiedossier
1. Algemene informatie
D1: Zorginnovaties en technologie
Studielast 480
Beroepsvereisten Nee
Certificaten Ja
De technologische ontwikkelingen in de zorg gaan snel en hebben invloed op de werkwijze en het
handelen van medewerkers in de zorg. Door deze ontwikkelingen kan er effectiever en efficiënter
zorg worden geleverd. Gegeven de gespannen arbeidsmarkt in de zorg zijn deze ontwikkelingen gewenst
om aan de zorgvraag te kunnen voldoen. Dat betekent echter wel dat medewerkers in de zorg om moeten
gaan met deze nieuwe technieken. De keuzedelen spelen in op deze ontwikkelingen. Met een
certificaat wordt het civiel effect vergroot.
Gekoppeld aan kwalificatie(s)
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
De inhoud van dit keuzedeel is een verdieping en verbreding ten opzichte van het
kwalificatiedossier. Hieronder volgt een toelichting.
In het kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundige wordt vooral ingegaan op het toepassen van
technologie in de zorg. De volgende kennis en vaardigheden m.b.t. zorg en technologie komen in het
kwalificatiedossier Mbo-Verpleegkundige aan bod:
- kan technologische hulpmiddelen en instrumenten gebruiken
- kan gespecialiseerde kennis van technologie toepassen: e-health en domotica
- kan op de computer werken met zorginformatiesysteem
- kan ondersteuning bieden bij de omgang met sociale media en internet
- zorgt ervoor op de hoogte te blijven van maatschappelijke, technologische en
vakinhoudelijke ontwikkelingen.
In het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg wordt vooral ingegaan op het toepassen van
technologie in de zorg. De volgende kennis en vaardigheden m.b.t. zorg en technologie komen in het
kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg aan bod:
- kan technologische hulpmiddelen en instrumenten inzetten
- kan technologische middelen op het gebied van communicatie, media en domotica toepassen voor een
goede werkuitvoering
- kan ondersteuning bieden bij de omgang met sociale media en internet
- kan duidelijke adviezen geven aan de cliënt m.b.t. de omgang met sociale media en internet
- zorgt ervoor op de hoogte te blijven van maatschappelijke, technologische en
vakinhoudelijke ontwikkelingen.
In het keuzedeel is de verdieping en verbreding beschreven aan de hand van de volgende
onderwerpen:
- Technologie en visie en beleid
- Technologie en ethiek
- Technologie en kwaliteit van leven
- Technologie en voorlichting en communicatie met gebruikers/cliënten
- Technologie en multidisciplinair samenwerken
- Technologie en deskundigheidsbevordering/training van collega’s
- Technologie en bijdragen aan onderzoek
Relevantie van het keuzedeel
Zorgprofessionals spelen een belangrijke rol bij de implementatie van zorginnovaties. Een
verdieping op het gebied van technologie heeft daarom meerwaarde voor het werkveld. Door het volgen
van dit keuzedeel zijn beginnende beroepsbeoefenaren beter in staat om in de zorg technologische
hulpmiddelen te hanteren.
Beschrijving van het keuzedeel
In dit keuzedeel wordt aandacht besteed aan zorginnovatie en het werken met nieuwe technologische
hulpmiddelen. In het keuzedeel zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
D1: Zorginnovaties en technologie
- Bijdragen aan de deskundige inzet van nieuwe technologische hulpmiddelen;
- Technologie toepassen op een ethisch verantwoorde manier;
- Het gebruik van technologische hulpmiddelen bespreken met de cliënt;
- Stabiliseren en/of verbeteren van de kwaliteit van leven;
- Voorlichting en advies geven aan cliënten over technologische hulpmiddelen;
- Multidisciplinair samenwerken m.b.t. de inzet van technologische hulpmiddelen.
- Bijdragen aan zorginnovatie en onderzoek m.b.t. technologie;
- Voorlichting, advies en instructie geven aan collega’s.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verdiepend
2. Uitwerking
D1-K1: Bijdragen aan een deskundige inzet van technologische hulpmiddelen
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt regelmatig alleen in complexe situaties en moet kunnen
inspelen op wisselende en onverwachte omstandigheden. Zij beschikt over specialistische kennis en
vaardigheden om technologische hulpmiddelen* op deskundige wijze in te kunnen zetten. Haar
werkzaamheden kunnen wisselen van aard en ze moet haar handelen dan ook snel kunnen aanpassen en zo
nodig doelgericht veranderingen kunnen doorvoeren. Ze beschikt over specialistische kennis en
vaardigheden om in complexe (probleem)situaties creatief oplossingen te bedenken en verantwoorde
keuzes te maken.
* De term technologische hulpmiddel wordt gebruikt voor alle technische methoden en technieken die
ingezet kunnen worden als hulpmiddel op het gebied van wonen, zorg en welzijn in de gezondheidszorg
en welzijnssector, zowel voor zorgprofessionals als voor cliënten.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt zelfstandig of in teamverband. Zij is verantwoordelijk voor
haar eigen werkzaamheden. Zij signaleert veranderende behoeften en wensen van cliënten* m.b.t. het
gebruik van technologische hulpmiddelen en geeft deze door aan haar leidinggevende of het
(multi)disciplinair team. Ze handelt zelfstandig, lost knelpunten creatief op en zo nodig bespreekt
ze knelpunten en oplossingen met het (multidisciplinaire) team of een leidinggevende. Wanneer nodig
consulteert ze deskundigen.
* De term cliënt wordt gebruikt voor zorgvrager, patiënt, naastbetrokkenen, mantelzorgers,
vrijwilligers, ouders, verzorgers, familie, vrienden, wettelijke vertegenwoordigers, het
cliëntsysteem en directe naasten.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
▪ heeft specialistische kennis van de mogelijkheden en risico’s van technologische hulpmiddelen
▪ heeft specialistische kennis van de risico's en mogelijkheden van social media en internet
▪ heeft specialistische kennis van ethische dilemma’s bij het gebruik van technologische
hulpmiddelen
▪ kan ethisch redeneren t.a.v. technologie in de zorg toepassen
▪ kan handelen volgens de visie en het beleid van de instelling bij het gebruiken van
technologische hulpmiddelen
▪ kan protocollen en wet- en regelgeving m.b.t. technologische hulpmiddelen hanteren
▪ kan technologische hulpmiddelen op het gebied van wonen, zorg en welzijn hanteren
▪ kan zorg op afstand bieden
D1-K1-W1: Levert een bijdrage aan de deskundige inzet van nieuwe technologische hulpmiddelen
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar levert een bijdrage aan de inzet van nieuwe technologische
hulpmiddelen. Ze neemt deel aan inhoudelijke discussies over nieuwe technologische ontwikkelingen
en de toepassing van nieuwe technologische hulpmiddelen voor cliënten en/of collega’s. Zij blijft
op de hoogte van de verplichtingen die nieuwe wet- en regelgeving met zich meebrengen voor
zorgverleners en deelt deze kennis met collega’s. De beginnend beroepsbeoefenaar draagt bij aan de
visie en het beleid van de organisatie t.a.v. ontwikkelingen rondom (het gebruik van)
technologische hulpmiddelen.
Resultaat
De beginnend beroepsbeoefenaar heeft een bijdrage geleverd aan de deskundige inzet van
technologische hulpmiddelen.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- onderzoekt actief mogelijkheden om kennis op te doen m.b.t. technologische hulpmiddelen;
- gebruikt gericht feedback om zich te ontwikkelen;
- zet functioneel de eigen kennis in ter verbetering van het beleid en de visie van de instelling;
- motiveert anderen doelbewust om na te denken over het beleid en de visie van de instelling
rondom technologische
D1-K1-W1: Levert een bijdrage aan de deskundige inzet van nieuwe technologische hulpmiddelen
toepassingen.
De onderliggende competenties zijn: Onderzoeken, Leren, Kwaliteit leveren
D1-K1-W2: Past technologie op een ethisch verantwoorde manier toe
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar onderzoekt of de inzet van technologische hulpmiddelen gewenst en/of
noodzakelijk is. Zij bespreekt de ethische dilemma’s en afwegingen met betrekking tot het al dan
niet inzetten van een technologisch hulpmiddel voor een cliënt met collega’s en overige betrokkenen
en onderbouwt haar standpunt. Zij maakt, waar mogelijk samen met de cliënt en/of vertegenwoordiger,
een afweging tussen de winst in zorgkwaliteit versus de beperking van de vrijheid en privacy van de
cliënt. Ze reflecteert op het eigen functioneren m.b.t. het op een ethisch verantwoorde manier
hanteren van technologische hulpmiddelen en vraagt feedback aan anderen.
Resultaat
De beginnend beroepsbeoefenaar gaat op een ethisch verantwoorde manier met technologische
hulpmiddelen om.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- onderzoekt met de cliënt en andere betrokkenen nauwgezet de impact van het gebruik van
technologische hulpmiddelen;
- raadpleegt actief collega’s over ethische dilemma’s m.b.t. technologische hulpmiddelen;
- houdt consequent rekening met de geldende ethische maatstaven van de organisatie en de cliënt bij
het nemen van beslissingen omtrent technologische hulpmiddelen;
- houdt zich nauwgezet aan wet- en regelgeving en aan het beleid van de organisatie;
- leidt op een deskundige manier gesprekken en discussies in duidelijke banen.
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Ethisch en integer handelen,
Overtuigen en beïnvloeden, Onderzoeken, Instructies en procedures opvolgen
D1-K1-W3: Bespreekt het gebruik van technologische hulpmiddelen met de cliënt
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar bespreekt met de cliënt diens wensen, behoeften en mogelijkheden met
betrekking tot het gebruik van technologische hulpmiddelen. Zo nodig consulteert ze collega’s en/of
deskundigen. Samen met de cliënt gaat ze na hoe de organisatie bij diens wensen en behoeften kan
aansluiten. Met de cliënt bespreekt ze de voor- en nadelen van het al dan niet gebruiken van de
technologische hulpmiddelen en vraagt hem wat hij vindt van de diverse mogelijkheden. De beginnend
beroepsbeoefenaar beslist samen met de cliënt welke technologische hulpmiddelen worden ingezet en
neemt hierbij de wensen van de cliënt, eventuele aandachtspunten van collega’s en/of deskundigen en
mogelijkheden van de organisatie mee. Ze noteert de gemaakte keuzes in het elektronisch
cliëntdossier.
Resultaat
De inzet van technologische hulpmiddelen sluit aan bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van de
cliënt en de mogelijkheden van de organisatie.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- bestudeert doelgericht de verkregen informatie van de cliënt;
- combineert effectief gegevens uit verschillende bronnen tot bruikbare informatie;
- legt op een begrijpelijke manier uit hoe technologische hulpmiddelen ingezet kunnen worden;
- toont oprechte belangstelling en begrip voor de ideeën, opvattingen en emoties van de
cliënt;
- creëert tijdig draagvlak en betrokkenheid voor het gebruik van technologische
hulpmiddelen;
- maakt samen met de cliënt realistische keuzes die aansluiten bij de mogelijkheden van de
cliënt en organisatie.
De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Aandacht en begrip tonen, Overtuigen en
beïnvloeden, Formuleren en rapporteren, Analyseren
D1-K1-W4: Stabiliseren en/of verbeteren van de kwaliteit van leven
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar probeert gegeven de situatie het maximaal mogelijke welzijn te
bereiken bij de cliënt. Zij vergroot waar mogelijk samen met de cliënt diens zelfstandigheid,
gevoel van veiligheid en zelfbeschikkingsmogelijkheden. Zij maakt afspraken met de cliënt over
welke hulpmiddelen ingezet zullen worden en informeert betrokkenen hierover. Zij bewaakt de
kwaliteit van leven van de cliënt en past het gebruik van technologische hulpmiddelen zo nodig aan.
Zij evalueert de verleende ondersteuning regelmatig met de cliënt en andere betrokkenen.
Resultaat
Technologische hulpmiddelen worden zo ingezet dat dit de kwaliteit van leven van de cliënt stabiel
houdt en waar mogelijk verbeterd.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- schept effectief kansen en mogelijkheden voor de cliënt om (nieuwe) technologische hulpmiddelen
te gebruiken;
- maakt duidelijke afspraken met betrokkenen;
- voorziet betrokkenen tijdig van informatie en aanwijzingen;
- stimuleert de cliënt en andere betrokkenen op een duidelijke manier om de cliënt zo
zelfstandig mogelijk te laten leven. De onderliggende competenties zijn: Begeleiden,
Samenwerken en overleggen
D1-K1-W5: Geeft voorlichting en advies aan cliënten over technologische hulpmiddelen
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar geeft voorlichting aan de cliënt over het gebruik van technologische
hulpmiddelen en past hierbij maatwerk toe. Ze geeft informatie en laat zien hoe je het hulpmiddel
kunt gebruiken. Ze maakt hierbij gebruik van informatiemateriaal en verduidelijkt dit waar nodig.
Ze beantwoordt vragen. Als vragen haar deskundigheid te boven gaan, zoekt ze het antwoord op of
schakelt een deskundige in. Ze begeleidt cliënten en andere betrokkenen bij het omgaan met
technologische hulpmiddelen.
Resultaat
De cliënt is in staat om het technologische hulpmiddel op de juiste manier te gebruiken.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- reageert duidelijk op de cliënt wanneer hij iets vertelt of vraagt;
- gebruikt woorden en uitdrukkingen op de juiste manier;
- legt zaken begrijpelijk uit;
- adviseert anderen met overtuiging.
De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Presenteren, Formuleren en rapporteren
D1-K1-W6: Werkt multidisciplinair samen m.b.t. de inzet van technologische hulpmiddelen
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar stemt de inzet van technologische hulpmiddelen af met interne en
externe collega’s/deskundigen, de leidinggevende en (aanverwante)
bedrijven/instellingen/ketenpartners. Zij bespreekt de verdeling van de taken en houdt hierbij
rekening met de mogelijkheden, eisen, prioriteiten en verwachtingen van betrokkenen. Zij geeft
advies aan interne en/of externe collega’s/deskundigen over technologische hulpmiddelen. Met behulp
van de uitgewisselde informatie, vormt zij een compleet beeld m.b.t. de inzet en het gebruik van
technologische hulpmiddelen. Zij bespreekt eventuele knelpunten in de samenwerking en zoekt naar
oplossingen.
Resultaat
De inzet en het gebruik van technologische hulpmiddelen zijn multidisciplinair afgestemd.
D1-K1-W6: Werkt multidisciplinair samen m.b.t. de inzet van technologische hulpmiddelen
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- bouwt aan een professionele band en optimale samenwerking met alle samenwerkingspartners;
- voert tijdig overleg met alle betrokkenen m.b.t. de inzet en het gebruik van
technologische hulpmiddelen;
- formuleert in overleg duidelijke en haalbare doelen;
- streeft actief naar overeenstemming en voldoende steun voor besluiten.
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Relaties bouwen en netwerken,
Overtuigen en beïnvloeden, Formuleren en rapporteren
D1-K2: Bijdragen aan innovatie en de invoering van technologische hulpmiddelen
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt regelmatig alleen in complexe situaties en moet kunnen
inspelen op wisselende en onverwachte omstandigheden. Zij beschikt over specialistische kennis en
vaardigheden om bij te kunnen dragen aan de invoering van technologische hulpmiddelen. Haar
werkzaamheden kunnen wisselen van aard en ze moet haar handelen dan ook snel kunnen aanpassen en zo
nodig doelgericht veranderingen kunnen doorvoeren.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt zelfstandig of in teamverband. Zij is verantwoordelijk voor
haar eigen werkzaamheden en draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het werk van anderen. Zij
onderzoekt de voor- en nadelen van het gebruiken van een technologisch hulpmiddel en licht haar
collega’s, leidinggevende en/of het multidisciplinair team hierover in. Ze handelt zelfstandig,
lost knelpunten creatief op en zo nodig bespreekt ze knelpunten en oplossingen met het
(multidisciplinair) team of een leidinggevende. Wanneer nodig consulteert ze deskundigen.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
▪ heeft specialistische kennis van relevantie methoden, technieken, materialen, producten en
diensten op het gebied van technologie die ingezet kan worden voor wonen, zorg en welzijn
▪ kan onderzoeksvaardigheden m.b.t. de inzet van technologie op het gebied van wonen, zorg en
welzijn hanteren
▪ kan terminologie op het gebied van zorg en techniek hanteren
▪ kan wet- en regelgeving op het gebied van zorg en technologie hanteren.
D1-K2-W1: Levert een bijdrage aan zorginnovatie en onderzoek m.b.t. technologie
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar levert zo nodig een bijdrage aan het ontwerpen, ontwikkelen en/of
implementeren van technologische hulpmiddelen in de zorg. Zij participeert in onderzoek met
betrekking tot zorgtechnologie. Zij stelt vragen over de wensen m.b.t. een (nieuw) technologisch
hulpmiddel, over de benodigdheden om te kunnen werken met een (nieuw) technologisch hulpmiddel en
over de mogelijke gevolgen van het werken met een nieuw hulpmiddel. Zij gebruikt verschillende
bronnen om informatie te achterhalen. Zij brengt structuur aan in de verkregen informatie,
onderzoekt de beschikbare gegevens en stelt de kansen, bedreigingen en risico’s vast.
Resultaat
De beginnend beroepsbeoefenaar heeft een bijdrage geleverd aan het in kaart brengen van aspecten
rondom het ontwerp, de ontwikkeling en/of implementatie van een technologisch hulpmiddel.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- bekijkt zaken vanuit meerdere invalshoeken;
- zoekt relevante en voldoende informatie om vragen op een betrouwbare manier te kunnen
beantwoorden;
- stelt de juiste vragen om informatie te verkrijgen;
- houdt nauwgezet rekening met geldende wet- en regelgeving;
- trekt logische conclusies uit de beschikbare informatie.
De onderliggende competenties zijn: Analyseren, Onderzoeken, Instructies en procedures opvolgen.
D1-K2-W2: Geeft voorlichting, advies en instructie aan collega's
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar bereidt de voorlichting, advies en instructie ten behoeve van het
gebruik van technologische hulpmiddelen voor. Ze gaat na wat de leerdoelen zijn en zoekt
voorlichtingsmateriaal en -middelen. Zij legt uit en laat zien waarvoor het technologische
hulpmiddel bedoeld is, hoe het toegepast kan worden en wat de voor- en nadelen en aandachtspunten
zijn. Ze beantwoordt vragen en gaat na of de informatie is overgekomen. Ook geeft zij advies aan
collega’s met betrekking tot het gebruik van technologische hulpmiddelen in de dagelijkse
praktijk.
D1-K2-W2: Geeft voorlichting, advies en instructie aan collega's
Resultaat
De beroepskracht heeft passende voorlichting, advies en instructie gegeven m.b.t. het gebruik van
technologische hulpmiddelen.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- geeft duidelijk en correct aan hoe omgegaan moet worden met technologische hulpmiddelen;
- checkt proactief of voorlichting, advies en instructie aansluiten bij de wensen en behoeften van
de organisatie en collega’s;
- checkt regelmatig of informatie goed is overgekomen.
De onderliggende competenties zijn: Aansturen, Begeleiden.
K0152 Expressief talent 480
- Express yourself; vind jouw creativiteit & waar liggen jouw talenten?
- Jouw creativiteit kunnen inzetten in de begeleiding van een doelgroep
- De verschillende expressie vormen als middel gebruiken om doelen te behalen.
Deze doelen komen voort uit de kerntaak 'Ontwikkelen en inzetten van het eigen expressief talent
- Ontdekt en ontwikkelt eigen creatieve en expressieve talenten en vaardigheden (D1 - K1 - W1)
- Biedt expressieve/creatieve activiteiten aan (D1 - K1 - W2)
Wat kun je verwachten?
Jullie gaan aan de slag met verschillende thema's Beeldend, Taal, Stopmotion, Textiel en Mode, Natuur en recycling, Fotografie.
Je krijgt verschillende workshops die in de thema's aanbod komen, daarnaast gaan we naar Het Groninger museum en de bioscoop om eens met andere ogen te kijken naar expressie vormen. Je ontwikkelt je eigen talenten op het gebied van expressie, door bezig te zijn met creatieve vormen.
Vervolgens ga je bedenken hoe je die vormen in kunt zetten bij verschillende doelgroepen om bepaalde doelen te behalen. Bijvoorbeeld: elkaar leren kennen, contact maken, plezier, bewust worden van natuur, noem maar op. Daarnaast kijk je naar de doelgroep en stem je de activiteit af op de behoeften, mogelijkheiden (op sociaal, emotioneel, motorisch gebied) en interesses.
Je gaat ook activiteiten uitvoeren op je stage, dit is een onderdeel van het examen. Het examen bestaat daarnaast uit een geheel eigen project, waarbij je iets gaat maken. Wat dat wordt is helemaal aan jou en daarbij denk je na over het proces. Als afsluiting heb je een examengesprek over je uitgevoerde activiteit en je eigen project.

Kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Expressief talent
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0152
1. Algemene informatie
D1: Expressief talent
Studielast
480
Nee
Nee
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Met dit keuzedeel kan de beginnend beroepsbeoefenaar zich specialiseren in het begeleiden en ontwikkelen van de doelgroep via
het aanbieden van expressieve/creatieve activiteiten. Door het gebruik van onder andere beeld, muziek, dans, taal, drama, spel en beweging wordt de creatieve ontwikkeling, maar ook de motorische, zintuigelijke, sociale en cognitieve ontwikkeling van de doelgroep gestimuleerd. Om expressievormen goed te kunnen inzetten is het van belang dat de beginnend beroepsbeoefenaar inzicht heeft/krijgt in haar eigen creatieve/expressieve talenten en vaardigheden, zich zelf (verder) ontwikkelt op dit terrein en een eigen stijl ontwikkelt. Dit keuzedeel bestaat om die reden uit twee pijlers. De eerste pijler is de creatieve/expressieve ontwikkeling van de student zelf. De tweede pijler bestaat uit het kunnen toepassen van expressievormen om de (creatieve) ontwikkeling van de doelgroep te begeleiden en stimuleren.
‘Beleven’ van kunst en cultuur en van diverse expressievormen is voor het ontdekken en verwerven van expressieve/creatieve talenten en vaardigheden een noodzakelijke voorwaarde. Voor de uitvoering van dit keuzedeel betekent dit: aan-de-slag en er-op- uit!
Relevantie van het keuzedeel
Dit keuzedeel is een verdieping van de kwalificaties pedagogisch werk. Het keuzedeel gaat dieper in op het zelf expressie geven aan beelden en gevoelens en het beleven van kunst en het ontwikkelen van talenten van kinderen/leerlingen. Kunst beleven en zelf expressie geven aan kunst door middel van zien, horen en voelen kan al op zeer jonge leeftijd en is van positieve invloed op het zelfbeeld van kinderen/leerlingen. Door het gebruik van onder andere beeld, muziek, dans, taal, drama, spel en beweging wordt de creatieve ontwikkeling, maar ook de motorische, zintuigelijke, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen/leerlingen gestimuleerd.
Beschrijving van het keuzedeel
Met het keuzedeel Expressief talent leert de beginnend beroepsbeoefenaar eigen talenten op expressief/creatief terrein te ontdekken en verder te ontwikkelen. Op basis van dit leerproces leert zij* de doelgroep te begeleiden, te stimuleren en te inspireren bij de ontwikkeling. Om eigen talenten te ontdekken en verder te ontwikkelen is in dit keuzedeel veel ruimte voor 'beleving' van kunst en cultuur, het exploreren van diverse kunst/expressievormen en het (zelf) doorlopen van een creatief proces op het gebied van beeld, dans, drama, muziek en spel en beweging. Voor het ontwikkelen van expressief/creatief talent van de doelgroep leert zij de doelgroep te begeleiden, divergente activiteiten te bedenken en aan te bieden passend bij de mogelijkheden (op motorisch, sociaal en cognitief gebied) en de interesses en behoefte van de doelgroep.
*Overal waar zij of haar staat kan ook worden gelezen hij of hem.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verdiepend
3 van 4
2. Uitwerking
D1-K1: Ontwikkelen en inzetten van het eigen expressief talent
Complexiteit
Typerend voor het werken aan expressief talent is het buiten bestaande kaders kijken, denken, exploreren en experimenteren, nieuwe activiteiten in gang zetten en de doelgroep inspireren en stimuleren om te communiceren en gevoel te uiten door middel van o.a. beeld, muziek, taal en beweging. De beginnend beroepsbeoefenaar maakt hierbij vooral gebruik van haar eigen talenten en van specifieke vaardigheden op het gebied van kunst en expressie. Ze past brede, gespecialiseerde kennis toe van diverse expressievormen en van de middelen, materialen en technieken die daarbij worden toegepast.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt samen met collega's in een team. Ze werkt daarbij zelfstandig en is verantwoordelijk voor de kwaliteit van haar eigen werkzaamheden en haar eigen aandeel in de samenwerking in het team. Haar werkzaamheden stemt ze af met het team en voert ze uit onder verantwoordelijkheid van een (functioneel) leidinggevende. In voorkomende situaties stemt ze af met naastbetrokkenen en verantwoordt ze haar werkzaamheden en aanpak ook aan hen. Bij nieuwe of complexe vraagstukken kan de beginnend beroepsbeoefenaar terugvallen op haar (functioneel) leidinggevende en op het team.
Eindverantwoordelijkheid ligt bij haar (functioneel) leidinggevende.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- heeft kennis van de eigen interesses en talenten op het gebied van expressievormen
- heeft brede, gespecialiseerde kennis van een één of meer expressievormen: beeld, muziek, dans, taal, drama, spel en beweging
- heeft brede, gespecialiseerde kennis van het gebruik van materialen, middelen en technieken bij verschillende expressievormen
- heeft kennis van creatieve denkstrategieën in relatie tot de ontwikkeling van het brein
- heeft kennis van de inzet van ‘beleving’ en een rijke speel-leeromgeving voor het ontwikkelen van expressief talent
- heeft kennis van de stappen in een creatief proces (fasen en cycli)
- heeft kennis van het ontwikkelen van expressieve vaardigheden bij de doelgroep
- heeft kennis van inspiratiebronnen voor expressie(vormen)
- heeft kennis van ontwikkelingspsychologische stadia en de mogelijkheden tot het ontwikkelen van expressief talent
- kan eigen talenten op het gebied van expressie verder ontwikkelen
- kan zelf een creatief proces doorlopen voor diverse expressievormen (ook buiten de eigen 'comfortzone')
- kan zelf kunst/expressie ‘beleven’ en produceren
- kan zelf divergente activiteiten/opdrachten uitvoeren voor diverse expressievormen
- kan materialen en middelen inzetten op basis van de eigen 'beleving' van dit materiaal (voelen, zien, ruiken, horen, associaties)
- kan eigen talenten gebruiken voor het ontwikkelen van expressieve talenten van de doelgroep
- kan aansluiten op de interesse, de ontwikkeling en de behoefte van de doelgroep
- kan beelden, taal, muziek, spel en beweging gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om te communiceren
- kan bij de doelgroep interesse in expressie herkennen, benoemen en ‘gebruiken’ om hen (verder) te ontwikkelen
- kan divergente activiteiten/opdrachten voor diverse expressievormen bedenken, aanbieden en begeleiden
- kan door middel van expressie inspelen op uitingen en initiatieven van de doelgroep
- kan een eigen stijl ontwikkelen op het gebied van expressie
- kan het belang van expressie beargumenteren en uitdragen naar anderen: de doelgroep, collega’s, naastbetrokkenen
- kan inspelen op de reacties van de doelgroep bij het ‘beleven’ van en/of deelname aan expressie (o.a. op vreugde, angst, gêne, boosheid en verdriet)
- kan de doelgroep ‘leren kijken’ naar expressievormen: ‘bewust’ kijken, vanuit verschillende perspectieven en met meerdere zintuigen (kijken, horen en voelen)
- kan de doelgroep inspireren, stimuleren en begeleiden bij het doorlopen van een creatief proces voor diverse expressievormen
- kan de doelgroep laten experimenteren met materialen, middelen en technieken
- kan de doelgroep uitdagen tot expressie
- kan reflecteren op eigen werk en dat van anderen, naar proces en naar product
|
K0159 Jeugd en opvoedhulp A,B,C 720
Welkom bij het keuzedeel Jeugd- en Opvoedhulp
Het keuzedeel Jeugd- en Opvoedhulp is bestemd voor studenten van de opleiding Sociaal Maatschappelijke Dienstverlening en Sociaal Cultureel Werk.
Je zult het misschien al wel eens tegen gekomen zijn. Ouders of kinderen die aanlopen tegen persoonlijke of opvoedingsproblematiek. Dat zien we dagelijks in alle lagen van de samenleving. Dit keuzedeel is erop gericht om jou, als toekomstig begeleider, voor te bereiden op het begeleiden van jongeren en ouders bij hun hulpvragen.
Het keuzedeel Jeugd- en Opvoedhulp bestaat uit drie modules, met elk een eigen aandachtspunt.
Module A
Module A richt zich op het individueel en in een groep ondersteunen van een jeugdige. Het richt zich dus duidelijk op persoonlijke problematiek en hulpvragen. Aan jou de taak om inzichtelijk te maken wat iemands hulpvraag is en hoe je diegene het beste kan helpen. Jullie gaan aan de slag met theorie over ontwikkelingspsychologie, groepsdynamiek, eigen verantwoordelijkheid en verschillende vormen en manieren van jeugdhulp. De afsluiting van de module en beoordeling is op basis van inzet, aanwezigheid en een actieve houding. Daarnaast wordt je ook beoordeeld op het verwerken van een casus en het uitvoeren van een 'eigen kracht conferentie'. Van je docent krijg je deze casus en het is aan jullie de taak om deze casus uit te werken en je daarin te verdiepen. Vervolgens maak je een film van de 'eigen kracht conferentie'.
Module B 
Module B richt zich op het ondersteunen van het systeem bij de opvoeding. Het richt zich daarmee dus vooral op ouders en verzorgers in de rol van opvoeder. Het heeft dus altijd met kinderen, opvoeding en pedagogiek te maken. Aan jou de taak om in te schatten wat de ouder/opvoeder nodig heeft om de opvoeding zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Jullie gaan aan de slag met theorie rondom pedagogiek, vraaggericht werken, opvoedondersteuning, culturele verschillen en grenzen en systeemtheorie. Deze module zal afgesloten worden met een oefenexamen, een opdracht te voorbereiding op de echte examinering in module C. Daarnaast werken we ook in deze module een casus en daarbij behorend filmmateriaal uit.
Module C
Module C richt zich op het afstemmen met andere jeugd- en opvoedprofessionals. Het richt zich daarmee op de onderlinge samenwerking tussen verschillende disciplines en de afstemming en afspraken die daarin gemaakt worden. Met verschillende disciplines doelen we op de verscheidene medewerkers van bijvoorbeeld verschillende organisaties, maar in ieder geval met verschillende taken. Je zou daarbij kunnen denken aan de afstemming met gelijkwaardige collega's, maar bijvoorbeeld ook een maatschappelijk werker, orthopedagoog, neuropsycholoog enzovoort.... Jullie gaan aan de slag met theorie over de sociale kaart, transparant werken en het principe 'één gezin, één plan en één regisseur'. Daarnaast is het ook de bedoeling dat jullie je verdiepen in verschillende pedagogische visies en daarin zelf je visie ontwikkelen. Dit alles ter voorbereiding op de examinering. Het keuzedeel zal dan ook afgesloten worden door middel van de examinering.

Kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Jeugd- en opvoedhulp
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0159
1. Algemene informatie
D1: Jeugd- en opvoedhulp
Studielast
720
Beroepsvereisten
Nee
Certificaten
Ja ,
De inhoud van dit keuzedeel is gericht op doorstroom naar een hbo-studie en op de beroepspraktijk. Het mbo-certificaat jeugd- en
opvoedhulp vergroot de inzetbaarheid van MZ en MZ-VZ-IG-gediplomeerden in het werkveld. De inhoud is een goede aanvulling op
de rijke praktijkervaring van de mbo gediplomeerde.
Gekoppeld aan kwalificatie(s)
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
De inhoud van dit keuzedeel is zowel gericht op doorstroom naar een hbo-studie als op de beroepspraktijk.
Bij het werken binnen jeugd en opvoedhulpinstellingen, zoals het passend onderwijs, LVB-groep, zorgboerderij, gezinsvervangend
tehuis, orthopedagogische instellingen of een jongerencentrum, worden bijzondere vaardigheden verwacht van hulpverleners.
Deze worden in dit keuzedeel verder uitgewerkt. De uitgangspunten hierbij zijn gedeelde zorg, dicht bij de leefomgeving, regie bij
de opvoeders/ouders en gezin, waar mogelijk ondersteuning vanuit het sociale netwerk en werken met vrijwilligers. De mbohulpverlener
werkt veelal ondersteunend, maar kan ook zelfstandig werken, dit is afhankelijk van de werkzaamheden en de
context.
Voor het werken binnen een deel van de jeugd en opvoedhulpinstellingen, veelal instellingen waar veel ambulant gewerkt wordt
en veel complexe en diverse problematiek langskomt, is een hbo-diploma en een minimumleeftijd van 23 jaar vereist. Een mbostudent
die een baan in de jeugd en opvoedhulp ambieert wil daarom vaak verder studeren.
In het keuzedeel komen de volgende onderwerpen aan bod:
- Verwerven van studievaardigheden gericht op sociaal-agogische studie in het hbo;
- Ondersteunen van jeugdigen individueel en in een groep;
- Ondersteunen van het systeem bij de opvoeding;
- Afstemmen met andere jeugd en opvoedhulp-professionals.
Brondocumenten die gebruikt zijn bij het ontwikkelen van dit keuzedeel:
- Competentieprofiel Jeugd en Gezin – versie juni 2014;
- Samenvatting competentieprofiel Jeugdzorgwerker;
- Eindrapportage pilot Dwarse Lijnen, kansen voor Jeugdzorg en mbo.
Relevantie van het keuzedeel
Voor het werken binnen een deel van de jeugd en opvoedhulpinstellingen, veelal instellingen waar veel ambulant gewerkt wordt
en veel complexe en diverse problematiek langskomt, is een hbo-diploma en een minimumleeftijd van 23 jaar vereist. Een mbostudent
die een baan in de jeugd en opvoedhulp ambieert wil daarom vaak verder studeren.
Bij het werken binnen jeugd en opvoedhulpinstellingen, zoals het passend onderwijs, LVB-groep, zorgboerderij, gezinsvervangend
tehuis, orthopedagogische instellingen of een jongerencentrum, worden bijzondere vaardigheden verwacht van hulpverleners.
Deze worden in dit keuzedeel verder uitgewerkt. De uitgangspunten hierbij zijn gedeelde zorg, dicht bij de leefomgeving, regie bij
de opvoeders/ouders en gezin, waar mogelijk ondersteuning vanuit het sociale netwerk en werken met vrijwilligers. De mbohulpverlener
werkt veelal ondersteunend, maar kan ook zelfstandig werken, dit is afhankelijk van de werkzaamheden en de
context.
Beschrijving van het keuzedeel
De inhoud van dit keuzedeel is zowel gericht op doorstroom als op de beroepspraktijk.
3 van 7
D1: Jeugd- en opvoedhulp
In het keuzedeel komen de volgende onderwerpen aan bod:
- Verwerven van studievaardigheden gericht op sociaal-agogische studie in het hbo;
- Ondersteunen van jeugdigen individueel en in een groep;
- Ondersteunen van het systeem bij de opvoeding;
- Afstemmen met andere jeugd- en opvoedhulp-professionals.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Doorstroom
Verdiepend
Verbredend
4 van 7
2. Uitwerking
D1-K1: Bereidt zich voor op jeugd- en opvoedhulp
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar richt zich met name op de opvang en begeleiding van jeugdigen* en het gezinssysteem bij
problematische ontwikkeling en opvoeding van jeugdigen. Zij** heeft te maken met complexe, wisselende situaties en risico’s met
betrekking tot de gezondheid en veiligheid van de jeugdige. De complexiteit van haar taak is voor een groot deel afhankelijk van
de problematiek van de jeugdige, waar zij mee werkt. Zij werkt zoveel mogelijk vraaggericht, oplossingsgericht en systeemgericht.
In de jeugd- en opvoedhulp kan sprake zijn van een gedwongen situatie/justitiële maatregel (voogdij, uithuisplaatsing). Zij heeft
te maken met een grote diversiteit aan werkzaamheden, waarbij de gebruikelijke gang van zaken veelvuldig wordt doorkruist
door onverwachte gebeurtenissen. Hiervoor zal zij telkens een adequate oplossing moeten vinden. Zij moet over specialistische
kennis en vaardigheden beschikken, zoals kennis van ontwikkelingspsychologie en het kunnen begeleiden van groepsprocessen.
De complexiteit van het werk wordt mede bepaald door (ethische) dilemma’s waarmee zij als beroepskracht te maken heeft:
- het belang van de jeugdige versus het belang van het systeem;
- zorgen voor en zorgen dat;
- betrokkenheid en (professionele) distantie;
- hoeveel ruimte bied je voor het ontwikkelen van zelfstandigheid, zodat de jeugdige optimale ontwikkelkansen heeft;
- waarden en normen van de hulpverlener versus die van het systeem;
- gewenste situatie en beperktheid van mogelijkheden/medewerking;
- privacy waarborgen en transparantie bieden.
* Persoon die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt.
** Daar waar ‘zij’ staat in de tekst kan ook ‘hij’ worden gelezen.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De beginnend beroepsbeoefenaar draagt verantwoordelijkheid voor de resultaten van het eigen werk. Zij moet werken binnen de
kaders van de instelling. Zij heeft een signalerende, ondersteunende, stimulerende, opvoedende, oplossingsgerichte en creatieve
rol. Zij heeft een onderzoekende houding en neemt zelfstandig initiatief tot het verzamelen van informatie die bijdraagt aan de
ontwikkeling van de jeugdigen en het systeem. Zij werkt meestal onder regie en (eind)verantwoordelijkheid van een
leidinggevende, binnen een team.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
§ heeft specialistische kennis van het domein jeugd- en opvoedhulp
§ heeft brede kennis van de ‘procesgang’ in de jeugdhulpverlening: van signalen tot aan residentiële hulpverlening
§ heeft specialistische kennis van de doelgroep van jeugd- en opvoedhulp: jeugdigen en het systeem
§ heeft specialistische kennis van (ortho)pedagogiek, psychologie, psychiatrie, sociologie en systeemtheorie in relatie tot de
ondersteuning van jeugdigen
§ heeft specialistische kennis van verslavingen bij jeugdigen
§ heeft specialistische kennis van cognitief-gedragsmatige interventies binnen de jeugd- en opvoedhulp
§ heeft specialistische kennis van socialisatieprocessen, sociale systemen en gezinssystemen in relatie tot de ondersteuning van
jeugdigen
§ heeft brede kennis van mogelijkheden op het gebied van werk, scholing en vrije tijd voor jeugdigen
§ heeft kennis van de kwaliteitscriteria van de hulpverlening in de jeugd- en opvoedhulp
§ heeft specialistische kennis van relevante wet- en regelgeving, protocollen en richtlijnen rond de hulp aan jeugdigen
§ heeft kennis van onderzoeksvaardigheden voorbereidend op hbo
§ kan jeugdigen en het systeem activeren tot het inzetten van hun eigen kracht en jeugdigen begeleiden in het vergroten van de
zelfredzaamheid
§ kan werken binnen de eigen professionele grenzen en weet wanneer ze wie moet inschakelen
§ kan kennis van culturele diversiteit rondom opvoeding toepassen bij de ondersteuning van jeugdigen en het systeem
§ kan sociale, gedrags- en gezondheids- problematiek signaleren, analyseren en rapporteren
§ kan bij de ondersteuning van jeugdigen samenwerken met het systeem en hen ondersteunen
§ kan ondersteunings- en begeleidingsmethodieken toepassen in de ondersteuning van jeugdigen en het systeem
§ kan in de communicatie aansluiten bij de belevingswereld van jeugdigen en het systeem
§ kan groepsdynamische inzichten toepassen in het begeleiden van jeugdigen en het systeem
§ kan voorlichting-, advies- en instructievaardigheden toepassen ten behoeve van de ondersteuning van jeugdigen en het
systeem
§ kan jeugdigen adviseren op gebied van maatschappelijke participatie en het voorkomen van problemen hierbij
5 van 7
D1-K1: Bereidt zich voor op jeugd- en opvoedhulp
§ kan (dreigende) crisissituaties die het gevolg zijn van gedragsproblemen van psychosociale of psychiatrische aard, problemen
van somatische aard of grensoverschrijdend gedrag signaleren en actie ondernemen
§ kan seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar maken
§ kan weerbaar optreden ten behoeve van zichzelf en anderen
§ kan door zelfreflectie zichzelf onderzoeken en handelingsalternatieven bedenken
§ kan een bijdrage leveren aan het opstellen van het hulpverlenersplan voor de jeugdige en het systeem
§ kan reflecteren op eigen grenzen en mogelijkheden binnen de jeugd- en opvoedhulp voorbereidend op het hbo-niveau
§ kan zelfsturing in het werk binnen de jeugd- en opvoedhulp toepassen ter voorbereiding op het werken op hbo-niveau
§ kan informatie achterhalen die bijdraagt aan de ontwikkeling van jeugdigen
D1-K1-W1: Ondersteunt jeugdigen individueel en in een groep
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar ondersteunt jeugdigen individueel en in een groep bij activiteiten (persoonlijke verzorging,
eetmomenten, huishoudelijke taken, werk, scholing en vrije tijd). Zij observeert de jeugdige(n). Zij maakt normen en waarden
bespreekbaar bij de jeugdige(n), leert gedrag aan en stelt grenzen. Zij stimuleert adequaat gedrag bij de jeugdige(n) en geeft de
jeugdige(n) ruimte om op verantwoorde wijze te experimenteren. Zij biedt de jeugdige(n) informatie(bronnen) aan en geeft waar
nodig advies, aanwijzingen, voorbeelden en keuzemogelijkheden. Zij motiveert de jeugdige(n) om zo veel mogelijk
verantwoordelijkheid te dragen en zijn kwaliteiten en talenten te ontwikkelen. Zij onderzoekt welke methoden en middelen de
ontwikkeling van de jeugdige(n) stimuleren en gebruikt deze tijdens haar werk. Zij ondersteunt de jeugdige(n) bij zijn/hun relatie
met het systeem.
Resultaat
De jeugdigen zijn individueel en/of in groepsverband ondersteund, gemotiveerd, geactiveerd en gestimuleerd om zich verder te
ontwikkelen.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- signaleert adequaat gezondheids- en gedragsproblemen bij de jeugdige;
- bespreekt thema’s op het gebied van intimiteit en seksualiteit op sensitieve en open wijze;
- controleert doelbewust of informatie is begrepen en wordt onthouden;
- stemt tijdens het werk continu af op de jeugdige, het systeem en de situatie;
- biedt de jeugdige(n) structuur naargelang behoefte;
- toont oprechte belangstelling voor de ideeën, opvattingen, standpunten en gevoelens van de jeugdige(n);
- motiveert de jeugdige(n) om zelf oplossingen en alternatieven voor problemen te bedenken en uit te proberen, uitdagingen aan
te gaan en doelen te bereiken;
- bouwt een betrouwbare werkrelatie op met jeugdigen en het systeem;
- spreekt de jeugdige(n) zo nodig aan op hun gedrag;
- overlegt tijdens activiteiten tijdig over haar aanpak met betrokkenen.
De onderliggende competenties zijn: Beslissen en activiteiten initiëren, Begeleiden, Aandacht en begrip tonen, Samenwerken en
overleggen, Vakdeskundigheid toepassen, Plannen en organiseren
D1-K1-W2: Ondersteunt het systeem bij de opvoeding
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar neemt de vraag van de jeugdige en/of het systeem als leidend bij de ondersteuning. Zij
observeert opvoedingssituaties in de thuissituatie en gaat het gesprek aan met de jeugdige en/of het systeem om de
ondersteuningsvraag helder te krijgen. Zij ondersteunt het systeem bij het accepteren van de problemen/beperkingen van de
jeugdige en bij emotionele belasting. Zij achterhaalt de opvoedkundige visie van het systeem en speelt daar op in. Zij biedt het
systeem informatie(bronnen) aan en geeft waar nodig advies en aanwijzingen. Zij maakt duidelijke en goede afspraken met het
systeem over de begeleiding en geeft hen inzicht in wat de jeugdige wel en niet kan en hoe hier mee om te gaan. Zij levert een
bijdrage aan het monitoren van veiligheid in en rond het systeem. Eventuele meningsverschillen of spanningen binnen het
systeem bespreekt zij met de juiste personen. Zij probeert het systeem succeservaringen op te laten doen en te laten benutten.
6 van 7
D1-K1-W2: Ondersteunt het systeem bij de opvoeding
Resultaat
Het systeem heeft passende ondersteuning ontvangen bij de opvoeding van de jeugdige.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- maakt tijdens het werk onderscheid tussen de eigen en de professionele normen en waarden;
- onderhoudt continu contacten met het systeem;
- betrekt samen met de jeugdige zoveel mogelijk het systeem bij de ondersteuning;
- laat de verantwoordelijkheid en de regie voor de opvoeding bij het systeem en sluit aan bij de competenties van het systeem;
- geeft informatie en (opvoedings)advies op een begrijpelijke en sensitieve manier.
De onderliggende competenties zijn: Beslissen en activiteiten initiëren, Begeleiden, Ethisch en integer handelen, Formuleren en
rapporteren
D1-K1-W3: Stemt af met andere jeugd- en opvoedhulp-professionals
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar vormt een netwerk met andere professionals in het werkgebied jeugd- en opvoedhulp. Zij stemt
met collega’s de analyse en beeldvorming van de jeugdige af en maakt afspraken over de begeleiding van de jeugdige en het
systeem. Zij bespreekt binnen het netwerk keuzes en dilemma’s die zij tegenkomt en neemt in overleg beslissingen. Zij ontwikkelt
een eigen visie op het belang van een goede opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen en het systeem en bespreekt deze visie met
collega’s. Zij reflecteert op haar handelingswijzen en de fysieke en emotionele verbinding die zij met de jeugdige is aangegaan en
vraagt feedback van collega’s.
Resultaat
Door de afstemming met betrokken professionals is de beginnend beroepsbeoefenaar op de hoogte van het werk van de andere
professionals binnen het netwerk en worden relevante signalen en kennis tijdig uitgewisseld.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- werkt transparant en in dialoog samen met professionals in het kader van het uitgangspunt één gezin en één plan;
- onderbouwt adequaat genomen beslissingen en haar werkwijze;
- stemt haar eigen werkzaamheden zo goed mogelijk af met andere betrokken professionals;
- onderhoudt actief de contacten met andere professionals binnen het netwerk;
- heeft door continue afstemming met collega’s een duidelijke focus tijdens het werken met jeugdigen en hun systeem.
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Vakdeskundigheid toepassen
Dit keuzedeel is specifiek bedoeld voor de beginnend beroepsbeoefenaar die haar eigen ingrijpende levenservaringen om wil zetten in professionele ervaringsdeskundigheid. Het kan hierbij gaan om ervaringen met uitsluitingsmechanismen door ontwrichtende gebeurtenissen, trauma’s, psychische- en/of verslavingsproblemen, moeilijke levensomstandigheden, migratiegeschiedenis, generationele armoede of geschiedenissen van emotioneel onbegrip/verwaarlozing. De beginnend beroepsbeoefenaar leert haar eigen herstelervaring in te zetten om het herstel van cliënten te ondersteunen en om bij te dragen aan de inrichting van herstelondersteunende zorg.
Keuzedelen jaar 2 en 3 Sociaal werk
Hieronder vind je keuzedelen voor jaar 2 en 3, kijk onder de kopjes voor meer informatie.

Trainingsacteur 240 uur
Altijd al als trainingsacteur aan de slag willen gaan? Dit is je kans! Een trainingsacteur is gespecialiseerd in het spelen van een rol binnen leersituaties/casuïstiek. Denk aan rollenspellen bij een training, assessment of een coaching traject. Trainingsacteren is het vakgebied waarbij het leren plaatsvindt door te doen. De ervaring en de feedback op het doen zijn van groot belang. Een trainingsacteur is de combinatie van geen acteur en geen trainer zijn, maar iets daartussenin.
Het keuzedeel bestaat uit meerdere lessen met de volgende thema’s: leren spelen, uitspelen casuïstiek, emoties, geven feedback, rol als trainingsacteur.
Dit keuzedeel wordt gegeven door Trainpoort. Trainpoort is een trainingsbureau waarin we opdrachten aannemen binnen en buiten het Noorderpoort voor onder andere trainingsacteren. Je kunt denken aan opdrachten bij zorginstellingen (denk aan psychiatrie, GGZ), vaardigheidslessen, examens en opdrachten van andere onderwijsinstellingen (o.a. Geneeskunde aan de RUG).
Let op: tijdens het keuzedeel ben je inzetbaar voor opdrachten die binnenkomen bij Trainpoort.
K0877 Persoonlijk profileren 240
In dit keuzedeel wordt de beginnend beroepsbeoefenaar bewust gemaakt van zijn talenten en drijfveren. Hij leert zijn kwaliteiten beter en bewuster in te zetten, te overtuigen en beter samen te werken. Hij leert hoe hij zijn ideeën moet vertellen en met zijn kennis en kunde kan bijdragen aan de maatschappij.
kwalificatiedossier
K0186 Wijkgericht werken 240
Dit keuzedeel is gericht op het werken in de wijk. Hierbij is het belangrijk dat de beginnend beroepsbeoefenaar niet meer ‘zorgt voor’, maar ‘zorgt dat’. Dit houdt in dat zij faciliteert binnen de beschikbare middelen en voorwaarden creëert. De beginnend beroepsbeoefenaar komt bij de cliënt thuis, waarbij de cliënt de regie heeft. De beginnend beroepsbeoefenaar is hierbij aanvullend op het sociale netwerk van de cliënt en werkt met de cliënt en het sociale netwerk samen op een vraaggerichte manier. Het keuzedeel is beschreven in vakkennis en vaardigheden en bevat geen werkprocessen.
kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Wijkgericht werken
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0186
1. Algemene informatie
D1: Wijkgericht werken
Studielast
240
Beroepsvereisten
Nee
Certificaten
Nee
Gekoppeld aan kwalificatie(s)
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Relevantie van het keuzedeel
Wijkgericht werken heeft als doel om zorg en dienstverlening in samenhang (=ketenzorg) in de wijk te organiseren. Op het gebied
van wonen, welzijn en zorg moet er daarom worden samengewerkt. De eigen regie van de cliënt staat hierin centraal met behulp
van het sociale netwerk van familie, vrienden, en buren. Dit betekent dat zorgaanbieders steeds vaker extramuraal of ambulant
haar diensten aanbieden aan haar cliënten. Dit doen ze (vaak) in een multidisciplinair team van verschillende zorgprofessionals,
waarbij er naast eigen inbreng gekeken dient te worden of inbreng van een andere professional of mantelzorger noodzakelijk is.
Door verbreding van vakkennis en vaardigheden op het gebied van wijkgericht werken vergroten de beroepsbeoefenaars hun
kansen op de arbeidsmarkt.
Beschrijving van het keuzedeel
Dit keuzedeel is gericht op het werken in de wijk. Hierbij is het belangrijk dat de beginnend beroepsbeoefenaar niet meer ‘zorgt
voor’, maar ‘zorgt dat’. Dit houdt in dat zij faciliteert binnen de beschikbare middelen en voorwaarden creëert. De beginnend
beroepsbeoefenaar komt bij de cliënt thuis, waarbij de cliënt de regie heeft. De beginnend beroepsbeoefenaar is hierbij
aanvullend op het sociale netwerk van de cliënt en werkt met de cliënt en het sociale netwerk samen op een vraaggerichte manier.
Het keuzedeel is beschreven in vakkennis en vaardigheden en bevat geen werkprocessen.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verbredend
3 van 5
2. Uitwerking
D1-K1: Werken in de wijk
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt regelmatig in complexe situaties en moet kunnen inspelen op wisselende en onverwachte
omstandigheden. Zij beschikt over brede en specialistische kennis en vaardigheden om op een professionele manier
ondersteuning te bieden op het gebied zorg en welzijn in de wijk, die aansluit bij de mogelijkheden, wensen en behoeften van de
cliënt en naastbetrokkenen in hun eigen leefomgeving. Zij analyseert complexe problemen en lost deze op een verantwoorde
wijze op. Zij werkt in gemiddeld tot hoog complexe situaties, waarmee zij flexibel om moet kunnen gaan. Zij krijgt te maken met
situaties waarbij het fysieke, sociale en psychische welbevinden van de cliënt sterk kan variëren; situaties waarbij meerdere
disciplines en andere zorgorganisaties betrokken zijn; situaties die afhankelijk zijn van beperking en draagkracht van de cliënt en
andere betrokkenen; situaties waarin tegengestelde belangen spelen.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De beginnend beroepsbeoefenaar voert haar werkzaamheden zelfstandig uit. De beginnend beroepsbeoefenaar moet initiatief
kunnen nemen om zelfstandig knelpunten op te lossen en moet in staat zijn zelfstandig keuzes hierin te maken. Wanneer nodig
consulteert zij andere zorgverleners of deskundigen. De beroepskracht kan op dit punt niet altijd terugvallen op het team, omdat
deze niet direct beschikbaar zijn. Zij is verantwoordelijk voor haar eigen werk en een zelfstandige en goede uitvoering van de
ondersteuning van de cliënt en naastbetrokkenen.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
§ Heeft brede kennis van een gezinsplan
§ Heeft brede kennis van problematieken die veel voorkomen in de wijk (zoals verslaving, (psycho-)somatische problematiek,
verstandelijke beperkingen, onveiligheid, opvoedingsproblemen, schuldenproblematiek, werkloosheid, armoede en
eenzaamheid)
§ Heeft brede kennis van sociale media om in te zetten als mogelijke alternatieve zorgvormen
§ Heeft brede kennis van de handreiking bemoeizorg
§ Heeft brede kennis van presentiebenadering
§ Heeft brede kennis van de vaardigheden en houding die nodig zijn voor generalistisch werken
§ Heeft specialistische kennis van de verschillen tussen het werken in een instelling en het werken in een wijk (team)
§ Heeft specialistische kennis van de rollen en taken van de eerste- en de tweedelijns wijkteams
§ Heeft specialistische kennis van haar eigen rol/taken/verantwoordelijkheden en grenzen bij wijkgericht werken
§ Heeft specialistische kennis van de kwetsbaarheid van een zorgverlener bij het werken in de wijk
§ Heeft specialistische kennis van cliëntenrechten binnen de zorg
§ Heeft specialistische kennis van veranderende wet- en regelgeving omtrent wijkgericht werken, zoals de WMO, participatiewet
en jeugdwet
§ Heeft specialistische kennis van veiligheidsregels m.b.t. een bezoek aan een cliënt
§ Kan de vraag/behoefte/problematiek van de cliënt duiden om daar in het kader van wijkgericht werken op aan te sluiten
§ Kan het maatschappelijke steunsysteem van de cliënt in kaart brengen, activeren en aanvullend daarop werken
§ Kan kijken wat het aanbod is in de omgeving van de cliënt en daar gebruik van maken
§ Kan vakjargon weglaten in een gesprek met een cliënt of zorgverleners van andere disciplines
§ Kan hulp initiëren als zij aanloopt tegen haar grenzen van verantwoordelijkheid/eigen kunnen
§ Kan kennis van financieringsmogelijkheden doorvertalen in wat de cliënt aan zorg geboden kan worden
§ Kan in haar werk schakelen tussen verschillende cliënten en steunsystemen en past daarbij geschikte gesprekstechnieken toe
§ Kan haar rol binnen wijkgericht werken opeisen t.a.v. verschillende organisaties en functionarissen
§ Kan sociale verbindingen leggen in de wijk
§ Kan met de geheimhoudingsplicht omgaan bij het werken in de wijk
§ Kan omgaan met de privacy van de cliënt bij de cliënt thuis
§ Kan intervisiemethoden gebruiken om (probleem)situaties m.b.t. het werk met collega’s te bespreken
§ Kan omgaan met ethische dilemma’s binnen wijkgericht werken
§ Kan keukentafelgesprekken voeren
§ Kan een eerste gesprek bij een cliënt voorbereiden
§ Kan risico’s inschatten en hierop actie ondernemen
§ Kan haar eigen veiligheid bewaken tijdens het werken
§ Kan motiverende gesprekstechnieken toepassen
§ Kan werken met gezinnen waarin meerdere gezinsleden cliënt zijn
§ Kan werken met groepen bewoners in de wijk, zoals kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen
4 van 5
D1-K1: Werken in de wijk
§ Kan (buurt)activiteiten en evenementen organiseren met bewoners in de wijk
§ Kan samenwerken met bewoners in de wijk aan zaken als leefbaarheid, veiligheid en het versterken van cohesie
§ Kan systemisch werken in het gezin en in de wijk
§ Kan signalen in de wijk rondom verwaarlozing, misbruik, mishandeling van kinderen, ouderen of partners herkennen en hier
volgens de richtlijnen op reageren
§ Kan vrijwilligers coachen in het bieden van ondersteuning aan de cliënt
K0210 Internationaal 1 overbruggen interculturele diversiteit 240
Dit keuzedeel heeft betrekking op het effectiever omgaan met culturele diversiteit tussen mensen aan de hand van het inzetten van interculturele sensitiviteit, interculturele communicatie en het tonen van betrokkenheid.
kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Internationaal I: overbruggen (interculturele) diversiteit
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0210
1. Algemene informatie
D1: Internationaal I: overbruggen (interculturele) diversiteit
Studielast
240
Beroepsvereisten
Nee
Certificaten
Nee
Gekoppeld aan kwalificatie(s)
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Het keuzedeel Internationaal I: overbruggen (interculturele) diversiteit is sectoroverstijgend en voorziet in zaken die betrekking
hebben op het werken in een interculturele context. Dit keuzedeel kan een logisch geheel vormen met het keuzedeel
Internationaal II: werken in het buitenland en uitgewerkt worden tijdens internationale BPV.
Relevantie van het keuzedeel
Interculturele diversiteit is in alle onderdelen van de samenleving een bekend verschijnsel. Deze diversiteit kunnen overbruggen
is een meerwaarde bij samenwerking, aansturing en aangaan van zakelijke overeenkomsten.
Beschrijving van het keuzedeel
Dit keuzedeel heeft betrekking op het effectiever omgaan met culturele diversiteit tussen mensen aan de hand van het inzetten
van interculturele sensitiviteit, interculturele communicatie en het tonen van betrokkenheid.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verbredend
Generiek
3 van 7
2. Uitwerking
D1-K1: Zet interculturele sensitiviteit in
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar komt in verschillende situaties die een beroep doen op zijn interculturele sensitiviteit. Met
behulp van interculturele sensitiviteit is hij zich bewust van zijn eigen referentiekader en de invloed daarvan op zijn 'blik op de
wereld'. Wanneer hij zich hiervan bewust is, is hij in staat om 'onbevooroordeeld' naar mensen met een andere culturele
achtergrond te kijken, begrip te krijgen en uiteindelijk culturele verschillen te overbruggen. Naast het kunnen duiden van
culturele verschillen, wordt van de beginnend beroepsbeoefenaar ook verwacht dat hij zich kan verplaatsen in de ander om het
gedrag van een ander beter te kunnen plaatsen.
Interculturele sensitiviteit kan worden ingezet in contacten met mensen met verschillende culturele achtergronden. Deze
contacten komen voor in werkverband, internationale BPV en in vrije tijd.
Voor het ontwikkelen van interculturele sensitiviteit zijn communicatieve en praktische vaardigheden, gecombineerd met kennis
van culturele achtergronden, noodzakelijk.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De beginnend beroepsbeoefenaar vervult verschillende rollen in het contact met anderen (als leidinggevende, collega, zakelijke
relatie, etc.): afhankelijk van de rol varieert de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van deze beroepsbeoefenaar. Hij is
verantwoordelijk om in contact met anderen zich respectvol op te stellen. Voor de omgang met mensen met verschillende
interculturele achtergronden is interculturele sensitiviteit onmisbaar voor het opbouwen en onderhouden van een goede
(werk)relatie.
De beginnend beroepsbeoefenaar treedt voornamelijk zelfstandig in contact met anderen. Afhankelijk van zijn behoefte kan hij
hierbij in meer of mindere mate begeleid worden.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
§ Bezit kennis van de rol van cultuur in handelen van mensen
§ Bezit kennis van het begrip cultuur en cultuurelementen (taal, waarden en normen, symbolen, rituelen en helden)
§ Bezit kennis van omgangsvormen (kleding, uiterlijk, omgang, algemene regels, verwachtingen, etc.)
§ Kan cultuurelementen in interactie herkennen
§ Kan vraagvormen toepassen
§ Kan het begrip culturele sensitiviteit toelichten
§ Kan gedrag van zichzelf en de ander benoemen
§ Kan differentiëren in vraagvormen
§ Kan zonder waardeoordeel gedrag vaststellen
§ Kan vooroordelen bespreekbaar maken
§ Kan dilemma's op het gebied van intercultureel contact benoemen
D1-K1-W1: Onderzoekt eigen en andere culturen en legt verbindingen
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar onderzoekt zijn eigen referentiekader: hij gaat na wat zijn eigen cultuur kenmerkt en wat dat
voor invloed heeft op de wijze hoe hij tegen zaken aankijkt, omgangsvormen en communicatiestijl. Hij kijkt ook wat andere
culturen kenmerkt en onderzoekt de verschillen tussen zijn eigen cultuur en die van anderen. Wanneer nodig brengt hij onder
woorden wat zijn bevindingen zijn en gebruikt deze bij het verklaren van verschillen tussen mensen.
Resultaat
De beginnend beroepsbeoefenaar is zich bewust van zijn eigen cultuur en de invloed daarvan op zijn denken en handelen.
De beginnend beroepsbeoefenaar ziet verschillen tussen culturen.
Gedrag
4 van 7
D1-K1-W1: Onderzoekt eigen en andere culturen en legt verbindingen
- Verzamelt actief informatie over de kenmerken (gebruiken, omgangsvormen, etc.) van diverse culturen.
- Benoemt zonder waardeoordeel verschillen en overeenkomsten tussen culturen.
- Betrekt kennis van culturele verschillen bij zijn eigen oordeelsvorming.
De onderliggende competenties zijn: Onderzoeken, Omgaan met verandering en aanpassen, Ethisch en integer handelen
D1-K1-W2: Zet eigen culturele sensitiviteit in
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar bemerkt in contacten met anderen de invloed van verschillende culturele achtergronden. Hij
stelt de ander vragen over zijn cultuur en drijfveren en vertelt over zijn eigen cultuur. Hij probeert zaken vanuit het perspectief
van de ander te bekijken en bepaalt in hoeverre hij zich in de ander kan en wil verplaatsen. Hij onderzoekt zijn eigen grenzen in
hoeverre hij zich kan en wil aanpassen aan de ander. Hij verplaatst zich in een ander om de invloed van verschillen tussen elkaar
te duiden en een plaats te geven.
Resultaat
Inzicht in zijn eigen culturele sensitiviteit
Inzicht in eigen gedrag en dat van een ander.
Gedrag
- Toont interesse in de cultuur en drijfveren van een ander.
- Houdt in de omgang met de ander rekening met culturele verschillen.
- Gaat na welke invloed zijn gedrag op een ander heeft.
- Geeft niet te snel een oordeel over een ander.
- Stelt oordeelsvorming uit om de eigen cultuur en die van anderen open te benaderen.
- Probeert te begrijpen hoe andere mensen denken en zich voelen in verschillende situaties.
- Gaat integer om met gevoelens, wensen en denkwijzen van anderen (zonder daarbij eigen grenzen te overschrijden).
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Omgaan met verandering en aanpassen, Ethisch en integer
handelen
5 van 7
D1-K2: Verbindt mensen met verschillende culturele achtergronden
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar heeft in zijn beroepsuitoefening te maken met mensen met verschillende culturele
achtergronden. Dit is in sommige gevallen een complicerende factor: culturele verschillen kunnen leiden tot onbegrip door
onbekendheid en te weinig inzicht in elkaars cultuur. Cultuur bepaalt voor een groot deel verbale en non-verbale communicatie,
de omgangsvormen, de zienswijzen, de verwachtingen, etc.: hierdoor kan cultuur een grote impact hebben op de samenwerking
tussen mensen.
Voor zijn beroepsuitoefening is het belangrijk dat hij zich bewust is van de invloed van cultuur op het contact en de
samenwerking met anderen. Dit bewustzijn is noodzakelijk om goed te functioneren in een internationale (beroeps)context.
Voor het ontwikkelen van interculturele sensitiviteit zijn communicatieve en praktische vaardigheden, gecombineerd met
theoretische kennis van culturele achtergronden, samenwerking, conflicthantering, noodzakelijk.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De beginnend beroepsbeoefenaar is, afhankelijk van de situatie, geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk voor zijn bereidheid tot
aanpassen aan de situatie.
Hij is (gedeeltelijk) verantwoordelijk voor het vergroten van zijn beroepsvaardigheden en het ontwikkelen van zijn interculturele
sensitiviteit.
De beginnend beroepsbeoefenaar treedt voornamelijk zelfstandig in contact met anderen. Afhankelijk van zijn behoefte kan hij
hierbij in meer of mindere mate begeleid worden.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
§ Bezit kennis van verschillende communicatiestijlen
§ Kan feedbackregels in een internationale context hanteren
§ Kan cultuurelementen in interactie herkennen
§ Kan vraagvormen toepassen
§ Kan verbale en non-verbale communicatie in een internationale context interpreteren en gebruiken
§ Kan eigen grenzen bepalen en aangeven
§ Kan omgaan met verschillende gesprekssituaties
§ Kan gedrag van zichzelf en de ander benoemen
D1-K2-W1: Legt, onderhoudt en bouwt interculturele contacten uit
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar bepaalt vooraf de doelstelling van het contact met een ander. Voorafgaand aan het gesprek
onderzoekt hij de cultuur van de gesprekspartner of tast deze af in het gesprek. Ook achterhaalt hij wat de ander wil bereiken en
wat zijn behoeften zijn. Hij codeert verbale en non-verbale informatie en past zo nodig zijn taal/gedrag/omgangsvormen aan de
(sociale en culturele) situatie aan. Hij vraagt zaken na of zaken goed zijn overgekomen en reflecteert op de wijze van contact met
de ander. Wanneer hij hier knelpunten bij ondervindt, bespreekt hij dit met een ander.
Resultaat
In het contact is geanticipeerd op interculturele verschillen en deze zijn zo veel mogelijk overbrugd.
Gedrag
- Herkent de impact van de interculturele component en anticipeert hierop.
- Reflecteert op de wijze hoe hij de ander tegemoet treedt, in hoeverre dat cultureel bepaald is en wat hij nodig heeft om beter om
te gaan met de ander.
- Bepaalt actief hoe hij zich het beste kan gedragen naar de ander toe: hij pikt signalen van de ander op, hij erkent de
cultuurverschillen en hij verplaatst zich in de ander (of bekijkt het vanuit het standpunt van de ander).
6 van 7
D1-K2-W1: Legt, onderhoudt en bouwt interculturele contacten uit
- Stemt zijn communicatie en gedrag af op de ander door rekening te houden met de verschillende culturele achtergronden
- Past zich aan verschillende situaties aan zonder eigen grenzen te overschrijden: hanteert begrip van culturele verschillen, het
opbouwen van relaties en verenigen van verschillende behoeften om effectief te communiceren en samen te werken in
verschillende verbanden.
- Zet zich in om informatie te verwerven en te geven, vragen te stellen en de informatie te vertalen naar zijn eigen situatie en
organisatie.
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Omgaan met verandering en aanpassen, Aandacht en begrip
tonen, Relaties bouwen en netwerken
D1-K2-W2: Maakt gebruik van interculturele samenwerkingsverbanden
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar onderneemt activiteiten om een samenwerkingsverband te faciliteren. Hij onderhoudt op
verschillende niveaus contacten, achterhaalt ieders belangen, brengt mensen met elkaar in contact en helpt hen bij het naar
voren brengen van meningen. Waar nodig geeft hij instructie, geeft hij feedback of past een andere methode toe die beter bij de
persoon/het samenwerkingsverband past. Hij onderhoudt tijdens de samenwerking informeel en formeel contact met het team,
toont belangstelling in het team en brengt zaken ter sprake die de samenwerking ten goede komt. Verder onderkent en
analyseert hij problemen binnen de samenwerking en lost deze op. Hij werkt samen in verschillende situaties.
Resultaat
In het contact is geanticipeerd op interculturele verschillen en deze zijn zo veel mogelijk overbrugd en op constructieve wijze
gehanteerd.
Gedrag
- Houdt rekening met de verschillen in cultuur en het daaruit voortvloeiende verschil in omgaan met situaties en onderlinge
verhoudingen.
- Bekijkt vragen of problemen vanuit het standpunt van de ander (met inachtneming van culturele achtergrond).
- Onderkent en analyseert problemen binnen de samenwerking en lost deze op planmatige en creatieve wijze op.
- Toont zich bewust van de culturele diversiteit in het team en het effect daarvan op samenwerking en weet deze diversiteit te
benutten.
- Let in de verschillende werksituaties op (de invloed van) cultuuraspecten en respecteert cultuurverschillen.
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Omgaan met verandering en aanpassen, Aandacht en begrip
tonen, Relaties bouwen en netwerken
K0231 Doorstroom HBO mens en maatschappij 240
Dit keuzedeel bestaat uit kennis en vaardigheden die de doorstroom naar het hbo in het domein Mens en Maatschappij faciliteren. Het keuzedeel biedt een kennismaking met sociaal-agogische/pedagogische benadering van vraagstukken van de beroepsbeoefenaar op hbo-niveau. Het biedt ook studievaardigheden die van de student gevraagd worden in het hbo.
kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Doorstroom naar HBO mens en maatschappij
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0231
1. Algemene informatie
D1: Doorstroom naar HBO mens en maatschappij
Studielast
240
Beroepsvereisten
Nee
Certificaten
Nee
Gekoppeld aan kwalificatie(s)
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Dit keuzedeel richt zich op de voorbereiding van studenten mbo-4 op een vervolgopleiding in het hbo in het domein Mens en
Maatschappij*. Het keuzedeel biedt een kennismaking met de kennis, vaardigheden en werkwijzen die beroepen in het domein
Mens en Maatschappij vragen. Het keuzedeel bestaat uit kennis en vaardigheden. Er is geen werkproces toegevoegd. Dit maakt
het mogelijk om het keuzedeel in samenspraak met het afnemende hbo in te kleuren en vorm te geven.
De doelstellingen van dit keuzedeel zijn:
1. De student maakt kennis met vakkennis en/of vraagstukken binnen het domein Mens en Maatschappij op beginnend hboniveau.
2. De student verwerft studievaardigheden gericht op een hbo-studie in het domein Mens en Maatschappij.
3. De student kan een gefundeerde keuze maken voor een hbo-opleiding in het domein Mens en Maatschappij.
Dit keuzedeel is geen formele instroomeis voor een hbo-opleiding in het domein Mens en Maatschappij.
*Met opleidingen in het domein Mens en Maatschappij worden diverse hbo-opleidingen bedoeld die te typeren zijn als sociaalagogisch
en pedagogisch.
Relevantie van het keuzedeel
Dit keuzedeel biedt een voorbereiding op doorstroom naar sociaal-agogische en pedagogische opleidingen in het hbo.
Beschrijving van het keuzedeel
Dit keuzedeel bestaat uit kennis en vaardigheden die de doorstroom naar het hbo in het domein Mens en Maatschappij
faciliteren. Het keuzedeel biedt een kennismaking met sociaal-agogische/pedagogische benadering van vraagstukken van de
beroepsbeoefenaar op hbo-niveau. Het biedt ook studievaardigheden die van de student gevraagd worden in het hbo.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Doorstroom
3 van 4
2. Uitwerking
D1-K1: Kennismaken met studeren op hbo-niveau in het domein Mens en Maatschappij
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar/student werkt aan uitbreiding van zijn vakinhoudelijke kennis en vaardigheden om een goede
start te maken in een hbo opleiding in het domein Mens en Maatschappij*. Complicerende factoren zijn de meer complexe
vraagstukken die in het hbo-werkveld spelen. Er wordt groei verwacht op het gebied van het ontwikkelen van creatieve
oplossingen voor concrete en abstracte problemen. Hij past vaardigheden toe, op beginnend hbo-niveau, om de meer complexe
vraagstukken, t.o.v. mbo niveau 4, te benaderen en te kunnen beantwoorden. Hierbij gaat het om plannen van werkzaamheden,
onderzoeks- en analysevaardigheden, presentatievaardigheden, rapportagevaardigheden, lezen en verwerken van vakliteratuur,
koppelen van theorie en praktijk alsook om reflectievaardigheden.
*Mens en Maatschappij is een begrip dat niet overal wordt gebruikt. Vergelijkbare begrippen zijn onder andere gedrag en
maatschappij, welzijn, sociaal werk en educatie, sociaal-agogisch en pedagogisch, opvoeding en onderwijs en onderwijs en
opleiden. Met het begrip Mens en Maatschappij worden ook deze benamingen bedoeld.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De student werkt en studeert zelfstandig en draagt verantwoordelijkheid voor zijn studieresultaten. Bij bijzonderheden kan hij
advies vragen aan de docent.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
§ heeft kennis op beginnend hbo-niveau van onderdelen van de agogische kennisbasis (w.o. psychologie, (ortho)pedagogiek,
sociologie)
§ heeft kennis op beginnend hbo-niveau van wet- en regelgeving en juridische vraagstukken en/of ethische vraagstukken in het
domein Mens en Maatschappij
§ heeft kennis van analyse- en onderzoeksmethoden in het domein Mens en Maatschappij op beginnend hbo-niveau
§ heeft kennis van de verschillende werkvelden en beroepen op hbo-niveau in het domein Mens en Maatschappij
§ kan hbo-vakliteratuur lezen en verwerken op beginnend hbo-niveau in het Nederlands en evt. ook in het Engels
§ kan maatschappelijke ontwikkelingen en actuele gebeurtenissen koppelen aan de (toekomstige) beroepsuitoefening
§ kan presenteren en rapporteren op beginnend hbo-niveau, zowel mondeling als schriftelijk
§ kan projectmatig werken op beginnend hbo-niveau
§ kan reflecteren op eigen aanpak en behaalde resultaten op beginnend hbo-nniveau
§ kan theorie koppelen aan praktijkvraagstukken op beginnend hbo-niveaui
k0072 Ondernemend gedrag 240
Centraal in het keuzedeel staan de kennis, vaardigheden en competenties die de mbo deelnemer nodig heeft bij de uitoefening van zijn of haar beroep ongeacht het softwarepakket, de vorm van verwerking en werkwijze. Wij hebben te maken met een informatiesamenleving waarin er een toevloed is aan digitale informatie en data, op een grote diversiteit aan devices en waarbij werknemers steeds meer inzicht moeten hebben in de koppeling tussen systemen, het op juiste wijze verspreiden van informatie en de verantwoording voor toekomstige juiste bewaring. Alle informatie en communicatie wordt immers verspreid door en vindt plaats met behulp van systemen. Dit betekent dat niet alleen kennis over het systeem aanwezig moet zijn, maar dat ook een keuze moet worden gemaakt voor een vorm waarin digitaal wordt gecommuniceerd en de wijze waarop de werknemer te werk gaat. Tot slot moet er inzicht zijn in hoe effectief men ICT in kan zetten bij zijn beroep. Er is een relatie met het keuzedeel CE Digitale vaardigheden basis. Het verschil is dat er in het CE Digitale vaardigheden gevorderd extra werkprocessen zijn aangewezen die het CE Digitale vaardigheden basis overstijgen. Wij adviseren de mbo deelnemers die het keuzedeel CE Digitale vaardigheden basis al hebben gevolgd, alleen de extra onderdelen te laten doen. Andere verschillen liggen met name in de complexiteit: in het keuzedeel CE Digitale vaardigheden gevorderd zal de beroepsbeoefenaar vaker strategieën bedenken en methodes toepassen. CE Digitale vaardigheden gevorderd is daarom een keuzedeel dat bij uitstek geschikt is voor de niveau 3 en 4 kwalificaties.
Kwalificatiedossier
Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen: (1) Onderzoekt zichzelf, zijn (werk)omgeving en verbetermogelijkheden (2) Signaleert mogelijkheden voor verandering en innovatie (3) Neemt initiatieven in zijn werk Deze werkprocessen zijn ingekaderd en ingevuld, zodanig dat deze herken- en uitvoerbaar zijn voor deelnemers/werknemers op niveau 3 en 4.

Keuzedeel mbo
Ondernemend gedrag (geschikt voor niveau 3 en 4)
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0072
1. Algemene informatie
Studielast
240
Nee
Nee
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Het keuzedeel 'Ondernemend gedrag' is een sectoroverstijgend keuzedeel. Het keuzedeel richt zich op de ontwikkeling van
ondernemend gedrag van deelnemers/werknemers op verschillende niveaus in de eigen beroepsuitoefening en werkomgeving. Ondernemend gedrag wordt gekarakteriseerd door trefwoorden als: verantwoordelijkheid, omgevingssensitiviteit, zelfstandigheid, initiatiefrijk, verbeteringsgericht, creativiteit, zelfreflectie, een lerende houding en een hands-on mentaliteit. Een ondernemende houding van werknemers draagt bij aan het innovatief vermogen van een organisatie. Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen:
- Onderzoekt zichzelf en zijn (werk)omgeving
- Signaleert mogelijkheden voor verandering
- Neemt initiatieven in en voor zijn werk
Relevantie van het keuzedeel
Ondernemend gedrag wordt steeds belangrijker geacht in meer en meer arbeidssituaties. Niet alleen voor mensen die (deels) als zelfstandige aan de slag gaan, maar ook voor werknemers in loondienst. Een ondernemende houding van werknemers draagt bij aan het innovatief vermogen van een organisatie. Het is tegenwoordig één van de belangrijkste selectiecriteria bij de invulling van vacatures. Ook wijst onderzoek uit dat het een belangrijke succesfactor is voor het carrièreverloop van een werknemer.
Beschrijving van het keuzedeel
Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen:
- Onderzoekt zichzelf, zijn (werk)omgeving en verbetermogelijkheden
- Signaleert mogelijkheden voor verandering en innovatie
- Neemt initiatieven in zijn werk
Deze werkprocessen zijn ingekaderd en ingevuld, zodanig dat deze herken- en uitvoerbaar zijn voor deelnemers/werknemers op niveau 3 en 4.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel Verbredend Generiek
3 van 6
2. Uitwerking
D1-K1: Toont ondernemend gedrag voor innovatie in beroepsuitoefening en werkomgeving
|
Complexiteit
|
De beroepsbeoefenaar toont ondernemend gedrag binnen de kaders van zijn eigen werkzaamheden, dat van zijn collega's en team, en zijn organisatie, binnen de sector en/of (lokale) economische omgeving waarin zijn organisatie opereert.
De beroepsbeoefenaar kan steeds wisselende werkzaamheden uitvoeren, maar deze kunnen ook gestructureerd zijn. Voor het tonen van ondernemend gedrag is het belangrijk dat er - binnen bepaalde kaders - ruimte is voor flexibiliteit en creativiteit. Een ondernemend persoon zal deze ruimte zeker opzoeken.
De beroepsbeoefenaar leeft en werkt in een voor hem bekende omgeving, waarin voor hem onbekende veranderingen kunnen plaatsvinden. Hij hanteert en combineert (standaard)werkwijzen. Deze stelt hij echter ter discussie, wanneer hij van mening is dat zaken beter uitgevoerd dan wel georganiseerd kunnen worden. Ook merkt hij een (komende) verandering op en probeert daarop een effectieve reactie te ontwikkelen. Zo draagt hij bij aan een beter functioneren van zichzelf én van zijn (directe) omgeving. Hij staat open voor nieuwe informatie, ontwikkelingen en signalen, denkt mee, deelt kennis. Hiervoor heeft hij kennis en vaardigheden nodig op het gebied van communicatie, (zelf)reflectie en creativiteit.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
De beroepsbeoefenaar voert zijn werkzaamheden meestal zelfstandig uit. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn eigen werkzaamheden: in sommige gevallen, afhankelijk van zijn functie, ook deels verantwoordelijk voor de werkzaamheden van anderen. Hij voert zijn werkzaamheden meestal uit onder supervisie van en/of in overleg met een leidinggevende en/of begeleider. Hij initieert samenwerking cq. overleg met anderen als hij dat nodig vindt. Hij informeert zijn leidinggevende als het gaat om nieuwe activiteiten. Indien nodig, organiseert hij zelf zijn hulp- en/of adviesbronnen.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- Bezit basiskennis over de belangrijkste psychologische/sociologische aspecten van de mens en zijn gedrag
- Bezit kennis over belangrijke (actuele) ontwikkelingen m.b.t. zijn beroepsuitoefening en werkomgeving
- Bezit kennis over de formele en informele sociale structuren in zijn werkomgeving
- Bezit kennis over kenmerken van ondernemend gedrag en eigenschappen van ondernemende mensen
- Bezit kennis over persoonlijke eigenschappen en menselijk gedrag in het algemeen
- Kan methoden en tests voor zelfonderzoek kiezen en toepassen
- Kan methoden en hulpmiddelen toepassen om up-to-date te blijven met ontwikkelingen in zijn beroepsuitoefening en werkomgeving
- Kan reflectievaardigheden toepassen
- Kan een mening/idee formuleren, toelichten en onderbouwen
- Kan een discussie of formeel gesprek voeren en hier de leiding in nemen
- Kan logische redeneringen volgen en toepassen
- Kan signalen en/of ideeën mondeling en schriftelijk weergeven en toelichten
- Kan eigen capaciteiten ten opzichte van een bepaalde taak inschatten
- Kan omgaan met feedback
|
D1-K1-W1: Onderzoekt zichzelf, zijn (werk)omgeving en verbetermogelijkheden
|
Omschrijving
|
De beroepsbeoefenaar onderzoekt de eigen persoonlijke karakterkenmerken, capaciteiten, drijfveren en gedragingen. Hij denkt na over zichzelf: wie hij is, wat hij kan en wat hij wil. Hij gebruikt voor zijn zelfonderzoek vooral verschillende onderzoeksmethoden, gestandaardiseerde tests, assessments, 360-graden feedback en gesprekken met diverse mensen in zijn (werk)omgeving, zoals leidinggevende, collega's, eventueel ook een opdrachtgever of klant en/of andere mensen waarmee hij werkt of gewerkt heeft. Ook gebruikt hij basiskennis van psychologische/sociologische factoren van de mens en zijn gedrag om zichzelf, zijn kwaliteiten en wensen voor de toekomst te doorgronden. Hij onderzoekt waarom hij bepaalde keuzes in school, opleiding, hobby heeft gemaakt en waar deze keuzes hem hebben geleid. Hij analyseert in welke situaties bepaalde kwaliteiten meer of minder naar voren komen.
Ook onderzoekt hij zijn (werk)omgeving: hoe zit de (werk)omgeving in elkaar, wie doet wat, wie is belangrijk en waarom, welke normen en waarden zijn er. Hij probeert te weten te komen waarom iemand zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Hij onderzoekt zijn (werk)omgeving in de context van de (locale/regionale) maatschappij. Hij probeert niet alleen een beeld te krijgen van zijn
|
4 van 6
D1-K1-W1: Onderzoekt zichzelf, zijn (werk)omgeving en verbetermogelijkheden
|
directe werkplek, collega's, management en de organisatie als geheel, maar ook van de omgeving waarin de organisatie opereert (sector/branche, regio, concurrenten). Ook kijkt hij naar bredere maatschappelijke verbanden, zoals de sociaal-economische context, politieke en/of religieuze achtergronden, wet- en regelgeving, maatschappelijke ontwikkelingen waar hij in zijn beroepsuitoefening direct of indirect mee te maken heeft. Ook onderzoekt hij de verschillende (werk)situaties waarmee hij te maken krijgt en de (werk)omstandigheden waaronder hij prestaties levert.
Ten slotte onderzoekt hij in welke situatie(s) en onder welke omstandigheden hij zich wel of niet ondernemend gedraagt. Hij analyseert welke factoren hierbij een rol spelen. Hij onderzoekt hoe een ondernemend persoon zich in vergelijkbare situaties/omstandigheden zou gedragen. Hij analyseert in hoeverre hij als persoon de mogelijkheden heeft om zich in bepaalde situaties ondernemender te gedragen.
|
Resultaat
|
Een geïntegreerd situationeel beeld van karaktereigenschappen, kwaliteiten en wensen voor de toekomst (inclusief drijfveren, oorzaken/gevolgen van keuzes, drempels en valkuilen en mogelijke oplossingsrichtingen daarvoor) in de brede context van zijn werkplek, organisatie, branche/sector en maatschappelijke ontwikkelingen.
|
Gedrag
|
- Is gemotiveerd om zelfkennis op te doen: staat open voor de mening van anderen over zichzelf en zijn handelen; test zichzelf herhaaldelijk en op verschillende manieren uit; vraagt regelmatig anderen om feedback.
- Is nieuwsgierig naar zijn omgeving: observeert nauwgezet welke dingen gedaan worden, hoe en door wie; stelt actief vragen; praat bewust met verschillende mensen om zaken aan de weet te komen; probeert erachter te komen 'hoe de hazen lopen' (formele en informele organisatiestructuur).
- Kijkt objectief en eerlijk naar zijn eigen gedrag in een bepaalde situatie; is zich ervan bewust hoe anderen zich gedragen; zoekt actief naar rolmodellen; probeert te achterhalen en/of te doorgronden welke factoren bij hun (voorbeeld)gedrag een rol spelen. De onderliggende competenties zijn: Onderzoeken, Leren, Ethisch en integer handelen, Aandacht en begrip tonen
|
D1-K1-W2: Signaleert mogelijkheden voor verandering en innovatie
|
Omschrijving
|
De beroepsbeoefenaar bepaalt op basis van zijn onderzoekingen of hij tevreden is met de situatie of dat hij mogelijkheden voor verandering ziet. Hij bepaalt zijn mening over hoe zaken op zijn werk, binnen zijn team, maar ook voor de organisatie als geheel, beter/sneller/efficiënter zouden kunnen verlopen en bespreekt dit met leidinggevende en collega's. Hij signaleert trends die van belang zijn voor de organisatie en vertaalt deze naar mogelijke innovaties voor de organisatie. Hij verwoordt zijn ideeën voor verandering, licht deze mondeling of schriftelijk toe. Hij bespreekt de mogelijkheden met relevante personen uit zijn (werk)omgeving en verheldert factoren als haalbaarheid, wenselijkheid en duurzaamheid van het resultaat van de verandering(en). Zo mogelijk weegt hij verschillende opties af.
|
Resultaat
|
De organisatie is op de hoogte van haalbare, wenselijke en duurzame mogelijkheden voor verandering.
Het is bekend hoe de werkzaamheden van de beroepsbeoefenaar zelf, die van zijn collega's en/of team én die van de organisatie als geheel effectiever en/of efficiënter kunnen verlopen.
|
Gedrag
|
- Ziet en onderkent kansen en mogelijkheden om zaken te verbeteren, zowel bij zichzelf als in zijn omgeving.
- Blijft niet hangen in klaaggedrag; analyseert wat erachter zit en probeert dit te vertalen naar oplossingen.
- Benadert situaties oprecht en met respect voor anderen; ziet eigen 'fouten' evengoed als de 'fouten' van anderen; probeert een positieve insteek geven aan zijn veranderingsvoorstellen.
- Overlegt bij voorkeur met (meer ervaren) anderen over zijn waarnemingen en mogelijke oplossingen; geeft open zijn eigen mening over zaken; neemt de mening van anderen serieus.
- Bedenkt voor gevonden problemen meerdere oplossingsrichtingen; betrekt hierbij niet alleen de eigen situatie, maar ook die van andere betrokkenen.
De onderliggende competenties zijn: Ethisch en integer handelen, Creëren en innoveren, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten, Omgaan met verandering en aanpassen, Ondernemend en commercieel handelen, Samenwerken en overleggen
|
5 van 6
D1-K1-W3: Neemt initiatieven in en voor zijn werk
Omschrijving
De beroepsbeoefenaar voert de taken van zijn eigen werkpakket uit. Hij werkt ideeën die hij heeft voor verandering en/of innovatie -na overleg- uit in een concreet doel en stappenplan. Hij neemt het voortouw hierin, raadpleegt collega's, zoekt samenwerking met hen. Eventueel organiseert hij meer draagvlak voor de uitvoering van zijn idee. Voor zichzelf formuleert hij zijn eigen (leer)doelen.
Als het gaat om het doorvoeren van verandering(en) in zijn werk, gaat hij daarover in gesprek met zijn leidinggevende en/of andere relevante mensen.
Resultaat
Een (innovatief) idee is -na overleg- uitgewerkt in een concreet doel en stappenplan en activiteiten zijn ondernomen om draagvlak voor het idee te verkrijgen.
Gedrag
- Weet anderen voor zijn ideeën, initiatieven en/of plannen te winnen; laat zich niet gemakkelijk van de wijs brengen; heeft doorzettingsvermogen.
- Pakt taken direct, enthousiast en met energie op.
- Initieert activiteiten om zijn ideeën en initiatieven uitgevoerd te krijgen en/of steun voor zijn plannen te verkrijgen; neemt verantwoordelijkheid voor zijn ideeën/initiatieven/plannen.
De onderliggende competenties zijn: Beslissen en activiteiten initiëren, Overtuigen en beïnvloeden, Met druk en tegenslag
omgaan, Gedrevenheid en ambitie tonen
K0160 Jongerenwerk 240 uur
Dit keuzedeel is een verdieping ten opzichte van het kwalificatiedossier Sociaal Werk. Het beschrijft specifieke kennis en vaardigheden die mbo-jongerenwerkers nodig hebben in het jongerenwerk. Wat in het kwalificatiedossier generiek is beschreven is in dit keuzedeel geconcretiseerd naar het werken met jongeren in de context waarin de jongeren zich bevinden. Het keuzedeel bestaat uit kennis en vaaridgheden en bevat geen werkprocessen.
kwalificatiedossier
K1007 verslavingszorg 240 uur
In het keuzedeel Verslavingszorg worden kennis en vaardigheden aangeleerd om mensen met een verslaving te begeleiden. Zo leert de beginnend beroepsbeoefenaar het gebruik van verslavende middelen te signaleren en herkennen, begeleidingstechnieken toe te passen, ethisch te handelen, en om te gaan met mensen die onder invloed zijn en met mensen met ontwenningsverschijnselen. Bovendien leert de beginnend beroepsbeoefenaar onder andere over diverse verslavende middelen en gewoonten, de fasen en het ontstaan van een verslaving, en de trends en verschillende benaderingen binnen de verslavingszorg
kwalificatiedossier
K0230 Bewegen in de buurt
Dit keuzedeel biedt een verdieping om sport en bewegen in te zetten als middel om sociale en maatschappelijke doelstellingen in de buurt of wijk te realiseren, samen met de betrokken doelgroep(en) en samen met ketenpartners als (buurt)organisaties, gemeente, politie/wijkagent, sportverenigingen en evt. woningbouwcorporaties.
kwalificatiedossier
keuzedelen jaar 2 en 3 SD en GZ
Trainingsacteur 240 uur
Altijd al als trainingsacteur aan de slag willen gaan? Dit is je kans! Een trainingsacteur is gespecialiseerd in het spelen van een rol binnen leersituaties/casuïstiek. Denk aan rollenspellen bij een training, assessment of een coaching traject. Trainingsacteren is het vakgebied waarbij het leren plaatsvindt door te doen. De ervaring en de feedback op het doen zijn van groot belang. Een trainingsacteur is de combinatie van geen acteur en geen trainer zijn, maar iets daartussenin.
Het keuzedeel bestaat uit meerdere lessen met de volgende thema’s: leren spelen, uitspelen casuïstiek, emoties, geven feedback, rol als trainingsacteur.
Dit keuzedeel wordt gegeven door Trainpoort. Trainpoort is een trainingsbureau waarin we opdrachten aannemen binnen en buiten het Noorderpoort voor onder andere trainingsacteren. Je kunt denken aan opdrachten bij zorginstellingen (denk aan psychiatrie, GGZ), vaardigheidslessen, examens en opdrachten van andere onderwijsinstellingen (o.a. Geneeskunde aan de RUG).
Let op: tijdens het keuzedeel ben je inzetbaar voor opdrachten die binnenkomen bij Trainpoort.
K0119 Verplegende en verpleegtechnische handelingen 480
In dit keuzedeel ga je, gedurende 4 leerperiodes, aan de slag met een aantal verpleegtechnische handelingen. De les is opgebouwd uit een deel theorie en praktijk. Je moet namelijk wel weten waarom je de handeling uitvoert en je moet weten waar je op moet letten bij de uitvoering.
Bij de handelingen moet je denken aan
· handhygiëne,
· Vitale functies (bloeddruk, pols, temperatuur)
· bloedsuiker prikken
· medicatie
· katheteriseren,
· stomazorg
· injecteren
· gebruik van zuurstof
· EHBO / reanimatie (indien beschikbaar afronden met officieel NRR (reanimatie) certificaat)
Voorafgaande aan de les heb je zelf al de theorie doorgenomen en opdrachten gemaakt. In de les kunnen we dan tijd besteden aan vragen / opdrachten en is er tijd om te oefenen.
Het keuzedeel wordt namelijk afgesloten met een praktijkexamen waarin jij 1 handeling laat zien. Vooraf weet je niet welke handeling het is. Er is in het programma tijd om de handelingen te oefenen en te herhalen zodat jij je goed kan voorbereiden op het examen.

kwalificatiedossier
1. Algemene informatie
D1: Verplegende en verpleegtechnische handelingen
Studielast
480
Beroepsvereisten
Nee
Certificaten
Ja ,
Dit keuzedeel biedt een aanvulling voor medewerkers in de maatschappelijke zorg, vergroot arbeidsmarktkansen voor werkenden
en werkzoekenden
Gekoppeld aan kwalificatie(s)
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Voor het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen dient iemand bevoegd en bekwaam te zijn. Het is belangrijk dat de
docent die wordt ingezet voor het aanleren van verpleegtechnische handelingen zelf ook bevoegd en bekwaam is met betrekking
tot het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen.
Onderwijs en werkveld Maatschappelijke Zorg zijn betrokken bij de ontwikkeling van dit keuzedeel. Tevens is voor het opstellen
van dit keuzedeel gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport Verpleegtechnische handelingen in de gehandicaptenzorg
(Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen 2008).
De volgende verpleegtechnische handelingen staan ook in het profiel Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg:
- medicijnen checken (dosering etc.), registreren, distribueren;
- medicijnen toedienen: oraal, rectaal, via de huid, via de slijmvliezen, via de luchtwegen;
- eerste hulp verlenen bij verwondingen, vergiftigingen, verstikking, verslikken.
In dit keuzedeel is er een verdieping gericht op de kerntaak voor de volgende vijf vakkennis-items uit het kwalificatiedossier
Maatschappelijke Zorg:
- heeft inzicht in gezondheidsrisico's behorend bij de doelgroep
- heeft kennis van anatomie, fysiologie en pathologie
- kan klinisch redeneren toepassen
- kan kennis van EHBO toepassen
- kan kennis van voedings- en dieetleer en voedingsproblematiek toepassen
Relevantie van het keuzedeel
Dit keuzedeel is van belang omdat beginnend beroepsbeoefenaren Maatschappelijke zorg niveau 4, die dit keuzedeel hebben
gevolgd, breder kunnen worden ingezet in het werkveld. Zij kunnen door het volgen van het keuzedeel ondersteunende taken
combineren met verplegende en verpleegtechnische handelingen. Hierdoor hebben beginnend beroepsbeoefenaren meer kans op
werk bij afdelingen van instellingen waar ondersteunende en verplegende taken worden gecombineerd.
Beschrijving van het keuzedeel
Het keuzedeel is een verdieping. Het keuzedeel bevat verplegende en verpleegtechnische handelingen. In het keuzedeel zijn de
volgende onderwerpen opgenomen:
- Verzamelt gegevens over de gezondheidstoestand van de cliënt;
- Verwerkt gegevens met betrekking tot de gezondheid in het ondersteuningsplan;
- Onderkent dreigende en bestaande gezondheidsproblemen;
- Biedt passende zorg;
- Voert verpleegtechnische handelingen uit;
- Evalueert en legt de zorgverlening vast.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
3 van 9
D1: Verplegende en verpleegtechnische handelingen
Verdiepend
4 van 9
2. Uitwerking
D1-K1: Bieden van verpleging
Complexiteit
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt regelmatig in complexe situaties en moet kunnen inspelen op wisselende en onverwachte
omstandigheden. Zij* beschikt over specialistische kennis en vaardigheden om op een professionele manier zorg te kunnen bieden
die zoveel mogelijk aansluit bij de mogelijkheden, wensen en behoeften van de cliënt** en naastbetrokkenen***.
Zij past benaderings- en behandelingswijzen methodisch toe bij aandoeningen, ziektebeelden, beperkingen en
verwerkingsprocessen. Ze signaleert gezondheidsrisico’s, beperkt deze en bevordert de gezondheidstoestand. Ze weet deze aan te
passen aan de individuele mogelijkheden en behoeften van de cliënt, ook bij steeds veranderende omstandigheden. Zij analyseert
complexe problemen en lost deze op een creatieve en verantwoorde wijze op.
Zij werkt in gemiddeld tot hoog complexe situaties. Zij krijgt te maken met situaties waarbij de (psychische)
gezondheidstoestand van de cliënt snel kan veranderen; situaties waarbij intensieve behandeling, therapie of medicatie wordt
toegepast; meerdere ziekten en beperkingen elkaar (sterk) beïnvloeden; situaties waarbij meerdere disciplines betrokken zijn;
situaties die afhankelijk zijn van beperking en draagkracht van de cliënt en andere betrokkenen.
* Daar waar in de tekst ‘zij' staat wordt ook ‘hij' bedoeld.
** De term cliënt wordt ook gebruikt voor zorgvrager en patiënt.
*** De term naastbetrokkenen wordt gebruikt voor mantelzorgers en vrijwilligers, ouders, verzorgers, familie, vrienden,
wettelijke vertegenwoordigers, naastbetrokkenen en directe naasten.
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
De beginnend beroepsbeoefenaar voert haar werkzaamheden zelfstandig uit in afstemming met betrokkenen bij de
zorgverlening. Zij lost zelfstandig knelpunten op en bespreekt knelpunten zo nodig met het (multidisciplinair) team of haar
leidinggevende. Wanneer nodig consulteert zij deskundigen. Zij is verantwoordelijk voor haar eigen werk, waaronder het
bekwaam uitvoeren van verpleegtechnische handelingen, en voor de interventies die zij zelf inzet.
Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
§ heeft inzicht in gezondheidsrisico’s behorend bij de doelgroep in het kader van het bieden van verpleging
§ heeft kennis van bacteriologie, virologie en parasitologie in relatie tot de doelgroep, ten behoeve van hygiëne en
infectiepreventie
§ heeft ruime kennis van anatomie, fysiologie en pathologie in relatie tot de doelgroep m.b.t.: bewegingsapparaat,
circulatiestelsel, longenstelsel, spijsverteringsstelsel, urogenitaalstelsel, hormoonstelsel, zenuwstelsel, huid, zintuigen, cellen
en weefsels
§ heeft ruime kennis van multipathologie in relatie tot de doelgroep
§ heeft ruime kennis van farmacologie, multifarmacologie en psychofarmacologie in relatie tot de doelgroep
§ heeft specialistische kennis van de beroepscode van het betreffende werkveld
§ kan diagnostisch/klinisch redeneren toepassen
§ kan complicaties, bijwerkingen en allergische reacties signaleren en rapporteren
§ kan specialistische kennis van EHBO toepassen
§ kan specialistische kennis van palliatieve en terminale zorg toepassen
§ kan professioneel omgaan met levensinvulling en doodswens
§ kan kennis van juridische aspecten van het beroep toepassen
§ kan observatiemethoden en -technieken toepassen om de gezondheidstoestand van de cliënt te monitoren
§ kan kennis van voedings- en dieetleer en voedingsproblematiek toepassen
D1-K1-W1: Verzamelt gegevens over de gezondheidstoestand van de cliënt
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar verkrijgt snel inzicht in de eigen kracht, mogelijkheden, ziektegeschiedenis en de zorgbehoefte
van de cliënt door een gesprek te voeren en verbindend samen te werken met de cliënt en indien van toepassing met de
naastbetrokkenen en betrokken disciplines en ze te observeren. Zij analyseert beschikbare gegevens en stelt in samenwerking
met de cliënt en collega's de zorgbehoefte en het perspectief vast. Ze maakt daarbij gebruik van de controles van de vitale
functies, verpleegkundige en/of medisch psychiatrische gegevens. Zij bespreekt haar bevindingen met collega’s en behandelaars.
5 van 9
D1-K1-W1: Verzamelt gegevens over de gezondheidstoestand van de cliënt
Resultaat
In afstemming met cliënt, betrokken disciplines en, indien van toepassing, naastbetrokkenen zijn de interventies en bijbehorende
activiteiten gepland. Op grond van de verkregen gegevens is de zorgbehoefte en het perspectief vastgesteld.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- luistert actief naar de mogelijkheden, gezondheidsproblemen, de zorgbehoeften en de leefomstandigheden van de cliënt en
naastbetrokkenen;
- leeft zich in in de gevoelens van de cliënt en naastbetrokkenen;
- beantwoordt op een begrijpelijke manier de vragen van de cliënt en naastbetrokkenen;
- stemt de activiteiten die aansluiten bij de zorgbehoefte af met de cliënt, naastbetrokkenen en betrokken disciplines;
- analyseert vanuit het eigen vakgebied de verzamelde informatie nauwkeurig voor het vaststellen van de zorgbehoefte en
zorgvraag;
- stelt onderbouwde hypotheses op, op basis van de beschikbare informatie;
- maakt de afweging tussen mogelijke interventies en de kwaliteit van leven van de cliënt;
- rapporteert alle benodigde informatie op de juiste manier.
De onderliggende competenties zijn: Aandacht en begrip tonen, Samenwerken en overleggen, Formuleren en
rapporteren, Vakdeskundigheid toepassen, Analyseren, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten
D1-K1-W2: Verwerkt gegevens met betrekking tot de gezondheid in het ondersteuningsplan
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar stelt zich op de hoogte van de zorgindicatie en/of zorgbehoefte, en overlegt met de cliënt,
naastbetrokkenen, en indien van toepassing met betrokken disciplines, over de zorg op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied
die past binnen de indicatie en/of bij de zorgvraag. Zij legt een verpleegproces samen met de cliënt en/of naastbetrokkenen vast
in een ondersteuningsplan*, plant de benodigde zorg en bijbehorende activiteiten, maakt een eigen werkplanning, formuleert
voorwaarden die wenselijk zijn voor de te verlenen zorg en houdt rekening met wat de cliënt en naastbetrokkenen zelf kunnen
doen, beschikbare materiële en financiële middelen. Zij onderzoekt verschillende belangen en mogelijkheden m.b.t. zorgverlening
in relatie met de inzet van naastbetrokken en andere zorgprofessionals. Zij stelt in overleg met een deskundige doelen op met
betrekking tot gezondheid, perspectief en doelstelling. Zij bespreekt deze doelen met de cliënt en naastbetrokkenen, ze maakt
gebruik van hun kennis, ervaring en mogelijkheden en vraagt hun instemming. De doelen richt ze op het maximaal haalbare in de
gegeven situatie en ze zoekt in voorkomende situaties naar evenwicht tussen korte- en lange termijn doelstellingen.
*Opmerking: met ondersteuningsplan wordt ook bedoeld behandelplan, verpleegplan, zorgleefplan, elektronisch
patiëntendossier, zorgdossier, woonplan, ondersteuningsplan en begeleidingsplan. Dit kan ook een verpleegplan zijn dat naast
het ondersteuningsplan wordt gebruikt.
Resultaat
Gegevens met betrekking tot de gezondheid, perspectief en doel zijn verwerkt in het ondersteuningsplan en de cliënt en
naastbetrokkenen zijn hierbij betrokken en op de hoogte van de afspraken over de te verlenen zorg.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- verwerkt correct en accuraat de verkregen gegevens;
- betrekt actief de cliënt en naastbetrokkenen, indien aanwezig, bij het vaststellen van de zorgbehoefte en de verzorging;
- houdt bij het plannen van de interventies en bijbehorende activiteiten effectief rekening met de huidige mogelijkheden,
omstandigheden en gemaakte afspraken;
- formuleert nauwkeurig gezondheidsdoelen, activiteiten en interventies, zo nodig in samenspraak met het multidisciplinaire
team;
- onderbouwt op een duidelijke manier standpunten en gemaakte keuzes;
- houdt zich adequaat aan richtlijnen m.b.t. de eigen bevoegdheid.
De onderliggende competenties zijn: Beslissen en activiteiten initiëren, Overtuigen en beïnvloeden, Formuleren en
rapporteren, Plannen en organiseren, Instructies en procedures opvolgen
6 van 9
D1-K1-W3: Onderkent dreigende of bestaande gezondheidsproblemen
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar verzamelt in een continu proces gegevens over de gezondheidstoestand van de cliënt en past
risicosignalering toe. Ze gebruikt hierbij de ervaringen en het verhaal van de cliënt. Zij signaleert, ook kleine veranderingen, in het
gedrag, de gezondheidstoestand, het welbevinden en de veiligheid van de cliënt. Ze maakt gebruik van informatie en signalen van
cliënt, naastbetrokkenen en andere zorgverleners. Rapporteert dreigende of bestaande gezondheidsproblemen, bespreekt
beoogde aanpassingen in de zorgverlening met de naastbetrokkenen en past indien nodig de zorgverlening aan.
Resultaat
Dreigende of bestaande gezondheidsproblemen zijn gesignaleerd en gerapporteerd en aanpassingen in de zorgverlening en
perspectief zijn besproken en afgestemd met de cliënt en naastbetrokkenen.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- haalt de belangrijkste gegevens adequaat uit informatie van collega's en deskundigen van andere disciplines, overdrachten en
onderzoeken;
- toont respect voor de ervaringsdeskundigheid van de cliënt, naastbetrokkenen en/of ervaringsdeskundigen;
- toont actief aandacht voor de beleving van veiligheid en welbevinden door cliënt en naastbetrokken;
- reageert adequaat op (non)verbale signalen van de cliënt en naastbetrokkenen;
- reageert adequaat bij acute gezondheidsproblemen;
- rapporteert bevindingen nauwkeurig en volledig in correct Nederlands.
De onderliggende competenties zijn: Aandacht en begrip tonen, Formuleren en rapporteren, Analyseren, Omgaan met verandering
en aanpassen
D1-K1-W4: Biedt passende zorg
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar biedt persoonlijke zorg die aansluit bij het perspectief van de cliënt. Zij begeleidt de cliënt bij
de verwerking en hantering van de gevolgen van ziekte, beperking of behandeling. Zij geeft o.a. (aanvullende) voorlichting over
ziekten, onderzoeken, behandelmethoden, therapieën, gezonde levensstijl, hulpmiddelen of zorgt ervoor dat de cliënt in contact
komt met een deskundige die hierover voorlichting kan geven. Zij ondersteunt bij opname van voeding en vocht. Ze geeft zo nodig
instructies aan de cliënt(en) en eventueel de naastbetrokkenen voor het uitvoeren van een handeling of het gebruik van een
hulpmiddel. Ze houdt het welbevinden van de cliënt in de gaten en voorkomt zoveel mogelijk (bed)complicaties en ongemakken.
Zij observeert en signaleert veranderingen in gedrag en gezondheid, beredeneert vervolgens welke volgende stappen genomen
moeten worden en onderneemt de benodigde stappen. Ze zorgt ervoor dat de cliënt en naastbetrokkenen zoveel mogelijk zelf
kunnen doen en vult waar nodig aan. Ze ondersteunt de cliënt en naastbetrokkenen bij het nemen van keuzes en beslissingen. Ze
let op de balans tussen draaglast en draagkracht van de cliënt en naastbetrokkenen en bespreekt zo nodig een andere
taakverdeling.
Resultaat
De cliënt en diens naastbetrokkenen zijn respectvol benaderd en hebben passende zorg ontvangen, die aansloot bij de situatie
van dat moment.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- houdt bij de persoonlijke verzorging actief rekening met mogelijkheden, wensen en gewoonten van de cliënt en
naastbetrokkenen;
- toont respect voor de eigenheid en privacy van de cliënt en naastbetrokkenen;
- motiveert de cliënt en naastbetrokkenen op een overtuigende manier tot haalbare activiteiten;
- let adequaat op het gedrag en welbevinden van de cliënt en naastbetrokkenen;
- bespreekt tijdig haar bevindingen met de cliënt en naastbetrokkenen;
- legt onderwerpen duidelijk en correct uit op het kennis- en taalniveau van de cliënt en naastbetrokkenen;
- checkt regelmatig of informatie goed is overgekomen.
De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Aandacht en begrip tonen, Samenwerken en overleggen, Ethisch en integer
handelen, Presenteren, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten
7 van 9
D1-K1-W5: Voert verpleegtechnische handelingen uit
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar voert, uitsluitend in opdracht van een behandelaar, verpleegtechnische handelingen uit binnen
haar bevoegdheden en met inachtneming van de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen, procedures en voorschriften. Ze geeft de
grenzen van haar bekwaamheid aan. Voordat ze de verpleegtechnische handelingen uitvoert, controleert zij de
gezondheidssituatie en de psychische gesteldheid van de cliënt. Ze creëert de voorwaarden waardoor ze de verpleegtechnische
handelingen optimaal kan uitvoeren. Ze stemt af op de cliënt en neemt vooraf en tijdens de uitvoering van de verpleegtechnische
handeling(en) angst en onzekerheid weg door uitleg over wat, waarom en hoe ze de handeling(en) uitvoert. Ze observeert en
controleert, en voorziet in een controlesysteem.
Ze voert in het kader van de individuele gezondheidszorg de volgende verpleegtechnische handelingen waaronder risicovolle en
voorbehouden handelingen (*)uit:
- medicijnen checken, registreren en distribueren, zo nodig controle op inname (volgens verpleegplan)
- medicijnen toedienen: oraal, rectaal, via de huid, via de luchtwegen, via de slijmvliezen
- toedienen van zuurstof
- sondevoeding toedienen
- PEG-sondevoeding toedienen
- een voedingspomp bedienen
- stoma verzorgen
- een suprapubische katheter verzorgen
- blaasspoeling uitvoeren
- verzorgen van wonden: rode, gele, zwarte wonden en wonden met hechtingen
- maagsonde en blaaskatheter verzorgen
- zwachteltechnieken toepassen
- mond- en keelholte uitzuigen
- verzamelen van monsters ten behoeve van diagnostiek (steriel en niet-steriel materiaal);
- lichaamstemperatuur beïnvloeden door middel van koude- of warmtebehandeling
- eerste hulp (somatisch) verlenen bij: verwondingen, vergiftigingen, verstikking, verslikken, en bij ademstilstand en
circulatiestilstand
- katheteriseren van de blaas bij vrouwen*
- subcutaan injecteren*
- insulinepen hanteren*
Van de volgende verpleegtechnische handelingen dient zij er minimaal 4 te beheersen:
- geneesmiddelen in opgeloste vorm toedienen via een infuussysteem/toedieningssysteem (pomp, kolf of zakje)
- intramusculair injecteren
- wonden met drains verzorgen
- maagspoeling uitvoeren
- darmspoeling uitvoeren
- stoma irrigeren
- tracheacanule en tracheastoma verzorgen
- een infuuspomp en een spuitpomp bedienen
- assisteren bij diagnostische onderzoeken/ behandelingen in verband met intern/neurologisch onderzoek - een maagsonde
inbrengen*
- katheteriseren van de blaas bij mannen*
Resultaat
De verpleegtechnische handelingen zijn op een bekwame en professionele manier uitgevoerd volgens de geldende protocollen,
wet- en regelgeving en richtlijnen van de organisatie.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- is in staat vlot en nauwkeurig te rekenen;
- gebruikt voor het uitvoeren van de verpleegtechnische handelingen materialen en middelen op de juiste manier;
- werkt precies en bekwaam volgens de bekwaamheidseisen, veiligheidsregels en -voorschriften en wettelijke richtlijnen, zoals de
wet BIG;
- laat zien dat ze rekening houdt met de specifieke kenmerken en de beleving van de cliënt;
- anticipeert proactief op mogelijke risico's om de kans hierop te verminderen;
- schakelt zo nodig de juiste professional in.
8 van 9
D1-K1-W5: Voert verpleegtechnische handelingen uit
De onderliggende competenties zijn: Vakdeskundigheid toepassen, Materialen en middelen inzetten, Op de behoeften en
verwachtingen van de "klant" richten, Instructies en procedures opvolgen
D1-K1-W6: Evalueert en legt de zorgverlening vast
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar evalueert periodiek en aan het eind van het zorgtraject de effecten van de zorgverlening op de
gezondheidstoestand, het welbevinden en de veiligheid van de cliënt in relatie tot de door de cliënt ervaren kwaliteit van leven.
Zij stelt het ondersteuningsplan zo nodig bij. Ze verzamelt relevante gegevens voor de evaluatie en analyseert deze. Ze bespreekt
met de cliënt en naastbetrokkenen de behaalde resultaten en de effecten van de zorgverlening. Zij geeft de verkregen informatie
door aan het behandelteam. Ze draagt bij aan een (eind)evaluatie ten behoeve van ontslag of overdracht naar een andere
afdeling/zorgsetting. Zij houdt het dossier van de cliënt bij.
Resultaat
De mate waarin de cliënt, naastbetrokkenen en betrokken disciplines het zorgaanbod als effectief en helpend ervaren is
vastgesteld en het verpleegplan is zo nodig bijgesteld. Het dossier van de cliënt is bijgehouden.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- stelt de mate van tevredenheid van de cliënt en naastbetrokkenen zo objectief mogelijk vast;
- haalt de belangrijkste informatie uit de evaluatiegegevens m.b.t. behaalde resultaten van de zorgverlening en de behaalde
verpleegdoelen;
- trekt logische conclusies uit de belangrijkste informatie van de evaluatiegegevens;
- formuleert kernachtig bevindingen in correct Nederlands zodat evaluatiegegevens begrijpelijk en bruikbaar zijn voor
betrokkenen;
- vindt effectieve manieren om verbeteringen door te voeren of eventuele problemen op te lossen.
De onderliggende competenties zijn: Aandacht en begrip tonen, Samenwerken en overleggen, Formuleren en
rapporteren, Vakdeskundigheid toepassen
9 van
K0067 Mensen met niet aangeboren hersenletsel 240
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep cliënten met niet-aangeboren hersenletsel zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen: - Inventariseren van de (nieuwe) mogelijkheden, wensen en behoeften van de NAH-cliënt; - Begeleiden van de NAH-cliënt en naastbetrokkenen bij verliesverwerking; - Omgaan met het disharmonische profiel van de NAH-cliënt; - Omgaan met ontremd gedrag van de NAH-cliënt.
Kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Mensen met niet-aangeboren hersenletsel
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0067
\
1. Algemene informatie
Studielast
240
Nee
Ja ,
Dit verdiepende keuzedeel is ter ondersteuning van specifieke doelgroepen in de gehandicaptenzorg. Met dit certificaat kunnen ervaren beroepsbeoefenaren (die niveau 3 of 4 beheersen) zich verder verdiepen in de doelgroep/omgeving waarin zij werkzaam zijn. Het werkveld heeft behoefte aan deze gespecialiseerde werknemers, zodat specifieke doelgroepen beter ondersteund worden. Aan dit keuzedeel liggen competentieprofielen ten grondslag die vastgesteld zijn door sociale partners (VGN en de bonden). Het keuzedeel wordt in de praktijk al toegepast. Er zijn afspraken met scholen en werkveld om dit keuzedeel/certificaat aan te bieden.
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep cliënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) zijn aanvullende competenties vereist die niet zijn verwerkt in de kwalificatiedossiers Maatschappelijke Zorg, Mbo-Verpleegkundige en Verzorgende-IG. Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep cliënten met niet-aangeboren hersenletsel zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen:
- Inventariseren van de (nieuwe) mogelijkheden, wensen en behoeften van de NAH-cliënt;
- Begeleiden van de NAH-cliënt en naastbetrokkenen bij verliesverwerking;
- Omgaan met het disharmonische profiel van de NAH-cliënt;
- Omgaan met ontremd gedrag van de NAH-cliënt.
Relevantie van het keuzedeel
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep cliënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) zijn aanvullende competenties vereist die niet zijn verwerkt in de kwalificatiedossiers Maatschappelijke Zorg, Mbo-Verpleegkundige en Verzorgende-IG. Door het volgen van het keuzedeel worden de kansen op de arbeidsmarkt vergroot doordat een beginnend beroepsbeoefenaar door het volgen van het keuzedeel breder inzetbaar is in de gehandicaptenzorg.
Beschrijving van het keuzedeel
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep cliënten met niet-aangeboren hersenletsel zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen:
- Inventariseren van de (nieuwe) mogelijkheden, wensen en behoeften van de NAH-cliënt;
- Begeleiden van de NAH-cliënt en naastbetrokkenen bij verliesverwerking;
- Omgaan met het disharmonische profiel van de NAH-cliënt;
- Omgaan met ontremd gedrag van de NAH-cliënt.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verbredend
3 van 6
2. Uitwerking
D1-K1: Begeleiden van NAH-cliënten in de gehandicaptenzorg
|
Complexiteit
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt regelmatig alleen in complexe situaties en moet volgens protocol kunnen inspelen op wisselende en onverwachte omstandigheden. Zij* beschikt over kennis en vaardigheden om NAH-cliënten op deskundige wijze ondersteuning** te bieden en om in (probleem)situaties creatief oplossingen te bedenken. Haar werkzaamheden kunnen wisselen van aard en ze moet haar handelen dan ook snel kunnen aanpassen en zo nodig in overleg met collega’s doelgericht veranderingen in de ondersteuning voor NAH-cliënten kunnen doorvoeren. Zij ondersteunt collega’s en stagiaires en begeleidt hen bij hun werkzaamheden.
* Waar zij staat wordt ook hij bedoeld.
** Ondersteunen is een breed begrip waarmee zowel begeleiden, motiveren, coachen, enthousiasmeren, activeren, sturen, ondersteunen als zorg overnemen wordt bedoeld.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt solistisch of in teamverband. Zij werkt zelfstandig, lost knelpunten creatief op en zo nodig bespreekt ze knelpunten en oplossingen met het multidisciplinaire team of een leidinggevende. Zij behartigt de belangen van de NAH-cliënten. Wanneer nodig consulteert zij deskundigen. Zij is verantwoordelijk voor haar eigen werkzaamheden met betrekking tot de ondersteuning van NAH-cliënten. Zij werkt bij de uitvoering van haar werkzaamheden onder regie en eindverantwoordelijkheid van het (multi)disciplinaire team of van een leidinggevende.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- heeft kennis van de werking van het brein
- heeft kennis van de oorzaken en vormen van hersenletsel
- heeft kennis van de psychische, fysieke en sociale gevolgen van het hersenletsel
- heeft kennis van de gevolgen van het hersenletsel voor het functioneren van de NAH-cliënt en zijn omgeving
- heeft kennis van de invloed van persoons- en omgevingsfactoren op het functioneren en het gedrag van de NAH-cliënt
- heeft kennis van rouwverwerkingsprocessen in combinatie met beperkingen als gevolg van hersenletsel
- heeft kennis van ziekte-inzicht van NAH-cliënten
- heeft kennis van de knip in de levenslijn
- heeft kennis van het disharmonische profiel
- kan ondersteuningsmethodieken bij NAH-cliënten toepassen
- kan communicatiemethodieken bij NAH-cliënten toepassen
- kan voorlichtingstechnieken toepassen
- kan wet- en regelgeving t.a.v. NAH-cliënten toepassen
|
D1-K1-W1: Inventariseren van de (nieuwe) mogelijkheden, wensen en behoeften van de NAH-cliënt
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar maakt een netwerkanalyse en brengt, zo mogelijk samen met de NAH-cliënt en naastbetrokkenen*, de situatie en persoonlijkheid van de NAH-cliënt voor het hersenletsel in kaart. Zij gaat na of de leefstijl en het gedrag van de NAH-cliënt zijn veranderd door het hersenletsel. Zij schat in wat de NAH-cliënt kan en helpt hem met het verwoorden van realistische mogelijkheden, behoeften en wensen. Zij overlegt met collega’s over de mogelijkheden en de ondersteuningsbehoefte van de NAH-cliënt en geeft opgedane informatie door aan het (multi)disciplinair team. Zij stelt in samenspraak met de NAH-cliënt, naastbetrokkenen en het multidisciplinair team het cliëntdossier op. Zij blijft alert op veranderingen bij de NAH-cliënt en past zo nodig de ondersteuning hierop aan in overleg met collega’s.
* De term naastbetrokkenen wordt gebruikt voor mantelzorgers en vrijwilligers, ouders, verzorgers, familie, vrienden, wettelijke vertegenwoordigers, naastbetrokkenen en directe naasten.
|
Resultaat
|
De ondersteuning van de NAH-cliënt sluit aan op zijn mogelijkheden, wensen en behoeften.
|
4 van 6
D1-K1-W1: Inventariseren van de (nieuwe) mogelijkheden, wensen en behoeften van de NAH-cliënt
|
Gedrag
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- bouwt met een open houding een professionele band op met de NAH-cliënt;
- bekijkt nauwgezet de wensen en behoeften van de NAH-cliënt in relatie tot zijn mogelijkheden;
- trekt logische conclusies uit de beschikbare gegevens over de NAH-cliënt;
- stemt tijdig de ondersteuningsbehoefte en werkzaamheden af met collega’s;
- formuleert met collega's tijdig de (gewijzigde) doelen van de NAH-cliënt voor of in het cliëntdossier.
De onderliggende competenties zijn: Aandacht en begrip tonen, Samenwerken en overleggen, Formuleren en rapporteren, Analyseren, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten
|
D1-K1-W2: Begeleiden van de NAH-cliënt en naastbetrokkenen bij de verliesverwerking
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar ondersteunt de NAH-cliënt bij het accepteren dat zijn leven verandert is na het hersenletsel en hij niet meer ‘de oude’ is. Zij helpt de NAH-cliënt om het verlies te verwerken. Zij ondersteunt de NAH-cliënt bij het maken van nieuwe keuzes op basis van zijn wensen en de mogelijkheden die er nog zijn. Zij informeert naastbetrokkenen over zowel de mogelijkheden als de beperkingen van de NAH-cliënt en ondersteunt naastbetrokkenen bij hun rouwverwerking. Zij leert naastbetrokkenen om te gaan met de nieuwe leefstijl en het nieuwe gedrag van de NAH-cliënt en stimuleert het contact tussen de NAH-cliënt en naastbetrokkenen.
|
Resultaat
|
De NAH-cliënt en naastbetrokkenen hebben passende ondersteuning gekregen bij het accepteren van het verlies.
|
Gedrag
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- ondersteunt de NAH-cliënt doeltreffend bij het accepteren van verlies;
- toont duidelijk betrokkenheid bij de problemen en vragen van de NAH-cliënt en naastbetrokkenen;
- adviseert de NAH-cliënt en naastbetrokkenen helder over omgaan met verlies en het onderhouden van een goede relatie;
- motiveert de NAH-cliënt en naastbetrokkenen adequaat om contact met elkaar te houden. De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Aandacht en begrip tonen
|
D1-K1-W3: Omgaan met het disharmonische profiel van de NAH-cliënt
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar observeert het gedrag van de NAH-cliënt binnen verschillende situaties en geeft haar observaties door. Zij bekijkt per situatie wat de NAH-cliënt wel en wat hij niet kan en past haar ondersteuning aan op zijn ziekte- inzicht, mogelijkheden en niveau binnen de specifieke context. Zij biedt de NAH-cliënt structuur en creëert de benodigde randvoorwaarden, zodat hij zich zo mogelijk verder kan ontwikkelen. Zij laat de NAH-cliënt zo veel mogelijk zelf de regie voeren. Zij interpreteert het gedrag van de NAH-cliënt en onderneemt zo nodig actie. Zij signaleert wanneer de NAH-cliënt over zijn eigen grenzen heen dreigt te gaan en speelt hier op in om dit te voorkomen. Wanneer de NAH-cliënt over zijn grenzen is gegaan, bespreekt ze met hem oplossingen om dit in het vervolg te voorkomen.
|
Resultaat
|
De ondersteuning van de NAH-cliënt sluit aan bij zijn disharmonische profiel.
|
Gedrag
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- geeft de NAH-cliënt correcte informatie over zijn mogelijkheden;
- schept effectief kansen en mogelijkheden voor de NAH-cliënt om zijn ontwikkeling te behouden of zich verder te ontwikkelen;
- past de ondersteuning van de NAH-cliënt flexibel aan bij veranderingen rondom de zelfredzaamheid van de NAH-cliënt. De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Omgaan met verandering en aanpassen
|
5 van 6
D1-K1-W4: Omgaan met ontremd gedrag van de NAH-cliënt
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar relateert het gedrag van de NAH-cliënt aan het hersenletsel en maakt een onderscheid tussen de persoon en het gedrag van de NAH-cliënt. Zij bewaakt haar eigen grenzen bij het omgaan met de NAH-cliënt. Zij signaleert ontremd gedrag en onderneemt actie. Zij herkent risicovolle of moeilijke situaties voor de NAH-cliënt, bereidt hem hierop voor en ondersteunt hem tijdens deze situaties. Zij informeert collega’s over mogelijk ontremd gedrag van de NAH-cliënt en bespreekt hoe ze hier het beste mee om kunnen gaan. Zij informeert naastbetrokkenen over mogelijk ontremd gedrag van de NAH-cliënt en bespreekt hoe ze hier het beste mee om kunnen gaan. Zij herkent spanningen of conflicten tussen de NAH-cliënt en zijn omgeving en zoekt samen met hen naar oplossingen.
Resultaat
De beginnend beroepsbeoefenaar gaat professioneel om met ontremd gedrag van de NAH-cliënt.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
Het beschrijvingsniveau is algemeen van aard (gebaseerd op het Referentiekader), en gericht op Duits in de beroepscontext. ‘Het toepassen van Duits in de beroepscontext’ wordt als ‘kerntaak’ gezien. De vijf taalvaardigheden zoals benoemd in het ERK zijn opgenomen in de lijst van kennis en vaardigheden. Zie voor een toelichting op examinering talen: https://www.s-bb.nl/onderwijs/kwalificeren-en-examineren/themas-rond-kwalificeren-en-examineren
K0066 Mensen met licht verstandelijke beperking en moeilijk verstaanbaar gedrag 240
Het keuzedeel gaat over mensen met een licht verstandelijke beperking met moeilijk verstaanbaar gedrag. Afgekort: mensen met LVB met MVG. Mensen met LVB zijn meestal verbaal sterk en denken vaak meer te kunnen dan ze daadwerkelijk aankunnen. Ook door de omgeving worden ze snel overschat. Dit kan leiden tot moeilijk verstaanbaar gedrag, probleemgedrag.
Je verdiept je in deze doelgroep. Wat is probleemgedrag of moeilijk verstaanbaar gedrag? Hoe wordt het veroorzaakt? En hoe ga je ermee om? Hoe begeleid je iemand die moeilijk verstaanbaar gedrag vertoont? En hoe ga hier mee om in combinatie met een licht verstandelijke beperking?
De volgende onderwerpen komen aanbod:
- Omgaan met moeilijk verstaanbaar gedrag en crisissituaties bij LVB-cliënten;
- Gesprekstechnieken die gebruikt kunnen worden om moeilijk verstaanbaar gedrag te voorkomen
- Methodieken die ingezet kunnen worden bij moeilijk verstaanbaar gedrag
- Opbouwen en onderhouden van een netwerk rondom de LVB-cliënt;
- Ondersteunen van het sociale netwerk.

Kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Mensen met licht verstandelijke beperking met moeilijk verstaanbaar gedrag
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0066
1. Algemene informatie
D1: Mensen met licht verstandelijke beperking met moeilijk verstaanbaar gedrag
Studielast
240
Nee
Ja ,
Dit verdiepende keuzedeel is ter ondersteuning van specifieke doelgroepen in de gehandicaptenzorg. Met dit certificaat kunnen ervaren beroepsbeoefenaren (die niveau 3 of 4 beheersen) zich verder verdiepen in de doelgroep/omgeving waarin zij werkzaam zijn. Het werkveld heeft behoefte aan deze gespecialiseerde werknemers, zodat specifieke doelgroepen beter ondersteund worden. Aan dit keuzedeel liggen competentieprofielen ten grondslag die vastgesteld zijn door sociale partners (VGN en de bonden). Het keuzedeel wordt in de praktijk al toegepast. Er zijn afspraken met scholen en werkveld om dit keuzedeel/certificaat aan te bieden.
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep licht verstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsproblemen ((SG)LVB) zijn aanvullende competenties vereist die niet zijn verwerkt in de kwalificatiedossiers Maatschappelijke Zorg en Mbo- Verpleegkundige. Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep licht verstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsproblemen zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen:
- Omgaan met moeilijk verstaanbaar gedrag en crisissituaties bij (SG)LVB-cliënten;
- Begeleiden van de (SG)LVB-cliënt bij het verbeteren van gedrag en/of consolideren van gedragsverandering;
- Opbouwen en onderhouden van een netwerk rondom de (SG)LVB-cliënt;
- Ondersteunen van het sociale netwerk.
Relevantie van het keuzedeel
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep licht verstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsproblemen ((SG)LVB) zijn aanvullende competenties vereist die niet zijn verwerkt in de kwalificatiedossiers Maatschappelijke Zorg en Mbo- Verpleegkundige. Door het volgen van het keuzedeel worden de kansen op de arbeidsmarkt vergroot, doordat een beginnend beroepsbeoefenaar door het volgen van het keuzedeel breder inzetbaar is in de gehandicaptenzorg.
Beschrijving van het keuzedeel
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep licht verstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsproblemen zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen:
- Omgaan met moeilijk verstaanbaar gedrag en crisissituaties bij (SG)LVB-cliënten;
- Begeleiden van de (SG)LVB-cliënt bij het verbeteren van gedrag en/of consolideren van gedragsverandering;
- Opbouwen en onderhouden van een netwerk rondom de (SG)LVB-cliënt;
- Ondersteunen van het sociale netwerk.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verbredend
3 van 6
2. Uitwerking
D1-K1: Begeleiden van (SG)LVB-cliënten in de gehandicaptenzorg
|
Complexiteit
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt regelmatig alleen in complexe situaties en moet kunnen inspelen op wisselende en onverwachte omstandigheden. Zij beschikt over specialistische kennis en vaardigheden om (SG)LVB-cliënten op deskundige wijze zorg en ondersteuning te kunnen bieden. Haar werkzaamheden kunnen wisselen van aard en ze moet haar handelen dan ook snel kunnen aanpassen en zo nodig doelgericht veranderingen in de begeleiding van (SG)LVB-cliënten kunnen doorvoeren. Ze beschikt over specialistische kennis en vaardigheden om in complexe (probleem)situaties creatief oplossingen te bedenken en verantwoorde keuzes te maken.
* Waar zij staat wordt ook hij bedoeld.
** Ondersteunen is een breed begrip waarmee zowel begeleiden, motiveren, coachen, enthousiasmeren, activeren, sturen, ondersteunen als zorg overnemen wordt bedoeld.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt solistisch of in teamverband. Zij is verantwoordelijk voor haar eigen werkzaamheden. Ze handelt zelfstandig, lost knelpunten met betrekking tot de begeleiding en/of behandeling creatief op en zo nodig bespreekt ze knelpunten en oplossingen met het multidisciplinaire team of een leidinggevende. Ze overlegt en stemt af met de (SG)LVB-cliënt, het sociaal netwerk en professionals en/of instanties om complexe en ongewenste situaties te voorkomen of op te lossen.
Wanneer nodig consulteert zij deskundigen en/of schakelt ze deskundigen in.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- heeft brede kennis van diagnose-instrumenten voor het diagnosticeren van (SG)LVB
- heeft specialistische kennis van de beperkingen en problematiek van (SG)LVB-cliënten
- heeft specialistische kennis van de sociaal-emotionele ontwikkeling van (SG)LVB-cliënten
- heeft specialistische kennis van methodieken en (vaardigheids)trainingen voor (SG)LVB-cliënten
- heeft specialistische kennis van psychiatrische kenmerken en verslavingen bij (SG)LVB-cliënten
- heeft specialistische kennis van seksuele problematiek in relatie tot (SG)LVB-cliënten
- kan behandelinterventies bij (SG)LVB-cliënten toepassen
- kan beïnvloedings- en interventietechnieken toepassen bij (SG)LVB-cliënten
- kan gesprekstechnieken en communicatiemethoden toepassen bij (SG)LVB-cliënten
- kan ondersteuningsmethodieken toepassen bij (SG)LVB-cliënten
- kan wet- en regelgeving, juridische kaders en titels in relatie tot werken met (SG)LVB-cliënten toepassen
|
D1-K1-W1: Omgaan met moeilijk verstaanbaar gedrag en crisissituaties bij (SG)LVB-cliënten
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar leeft zich in in de belevingswereld van de (SG)LVB-cliënt. Zij maakt een inschatting van de gesteldheid van de (SG)LVB-cliënten om zo mogelijk ongewenst gedrag te kunnen voorkomen en speelt in op de groepsdynamiek. Zij houdt de veiligheid van haarzelf, collega's en cliënten in de gaten, signaleert dreigende crisissituaties en handelt de- escalerend. Bij moeilijk verstaanbaar gedrag of een crisissituatie onderneemt zij actie volgens de richtlijnen van de organisatie. Zij roept zo nodig hulp in van collega’s of deskundigen. Veranderingen in het gedrag van (SG)LVB-cliënten rapporteert zij in het cliëntdossier. Zij analyseert de veranderingen in het gedrag van de (SG)LVB-cliënt en de gevolgen hiervan met collega’s en professionals. Ze bespreekt moeilijk verstaanbaar gedrag en mogelijke gevolgen en/of oplossingen met de (SG)LVB-cliënt en maakt afspraken met hem en betrokkenen om herhaling te voorkomen. Zij stimuleert de (SG)LVB-cliënt om positieve contacten aan te gaan en begeleidt hem bij het omgaan met spanningen of (dreigende) conflicten tussen hem en zijn omgeving. Zij geeft (sociale vaardigheids-)trainingen aan (SG)LVB-cliënten om hen te leren omgaan met sociale situaties.
|
Resultaat
|
De beginnend beroepsbeoefenaar heeft moeilijk verstaanbaar gedrag bij de (SG)LVB-cliënt(en) of een crisissituatie op professionele wijze aangepakt.
|
Gedrag
|
4 van 6
D1-K1-W2: Begeleiden van de (SG)LVB-cliënt bij het verbeteren van gedrag en/of consolideren van gedragsverandering
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar maakt een inschatting van de mogelijkheden en beperkingen van de (SG)LVB-cliënt. Zij vertaalt de doelen uit het behandelplan naar activiteiten voor de dagelijkse behandeling. Ze bespreekt met de (SG)LVB-cliënt en betrokkenen de activiteiten en de begeleiding die daar bij past. Ze biedt de (SG)LVB-cliënt activiteiten aan met de nadruk op herhaling en consolidatie. Zij past haar begeleiding aan op het niveau waarop de (SG)LVB-cliënt functioneert en begeleidt de (SG)LVB-cliënt bij het stellen van grenzen. Zij gaat om met weerstand tegen de behandeling en stimuleert zo nodig positieve denk- en gedragspatronen. Zij pleegt zo nodig eerste interventies. Zij geeft de (SG)LVB-cliënt waar mogelijk ruimte om te experimenteren en is alert op signalen van onder- of overschatting van de eigen draagkracht bij de (SG)LVB-cliënt. Zij observeert steeds het effect van de begeleiding en/of behandeling en zorgt dat de begeleiding en/of de behandeling afgestemd blijft op de (SG)LVB-cliënt. Zij bespreekt de voortgang van de begeleiding en/of behandeling met de collega’s en professionals. Zo nodig draagt zij de begeleiding en/of behandeling van de (SG)LVB-cliënt aan anderen over.
|
Resultaat
|
Het gedrag van de (SG)LVB-cliënt is verbeterd of de gedragsverandering is geconsolideerd.
|
Gedrag
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- houdt adequaat rekening met de wensen en behoeften van de (SG)LVB-cliënt in relatie tot zijn mogelijkheden;
- gaat creatief om met de beschikbare middelen en materialen t.b.v. de begeleiding en/of behandeling;
- zorgt dat de ondersteuning bij het verbeteren van gedrag en/of consolideren van gedragsverandering continu afgestemd blijft op de (SG)LVB-cliënt;
- maakt duidelijke afspraken met collega’s over de begeleiding en/of behandeling;
- evalueert adequaat (tussentijds) de doelen van de begeleiding met de (SG)LVB-cliënt en betrokkenen.
De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Samenwerken en overleggen, Materialen en middelen inzetten, Plannen en organiseren, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten
|
D1-K1-W3: Opbouwen en onderhouden van een netwerk rondom de (SG)LVB-cliënt
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar brengt het professionele en sociale netwerk* van de (SG)LVB-cliënt, waar mogelijk samen met de cliënt, in kaart en houdt deze gegevens actueel. Zij betrekt in samenspraak met de (SG)LVB-cliënt het sociale en professionele netwerk bij de begeleiding en/of behandeling van de cliënt. Waar mogelijk draagt zij werkzaamheden aan hen over. Ze bespreekt en stemt de begeleiding en behandeling van de (SG)LVB-cliënt af in relevante overlegvormen. Zij creëert voorwaarden voor de uitvoering van de begeleiding van de (SG)LVB-cliënt. Zij waarborgt eenduidigheid in de begeleiding van de (SG)LVB-cliënt en zorgt dat het sociale en professionele netwerk met elkaar samenwerken.
* De term sociaal netwerk wordt gebruikt voor mantelzorgers en vrijwilligers, ouders, verzorgers, familie, vrienden, wettelijke vertegenwoordigers, naastbetrokkenen en directe naasten.
|
Resultaat
|
5 van 6
D1-K1-W3: Opbouwen en onderhouden van een netwerk rondom de (SG)LVB-cliënt
Het professionele en sociale netwerk rondom de (SG)LVB-cliënt werkt optimaal samen, zodat de begeleiding en/of behandeling eenduidig is.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- creëert actief samen met collega’s en het professionele en sociale netwerk een veilige en stimulerende omgeving voor de (SG)LVB-cliënt;
- voert tijdig en pro-actief overleg met professionals en/of instanties over (veranderingen in) de begeleiding en/of behandeling van de (SG)LVB-cliënt;
- controleert regelmatig of gemaakte afspraken over de ondersteuning nagekomen worden;
- geeft duidelijke informatie en adviezen over de begeleiding en/of behandeling van de (SG)LVB-cliënt.
De onderliggende competenties zijn: Samenwerken en overleggen, Vakdeskundigheid toepassen, Plannen en organiseren, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar onderzoekt de draagkracht en draaglast van het sociale netwerk en probeert de draagkracht van het sociale netwerk te vergroten. Zij bespreekt met het sociale netwerk wat zij van de (SG)LVB-cliënt kunnen verwachten en hoe zij het beste met de hem om kunnen gaan. Zij informeert en instrueert het sociale netwerk over wat er van hen wordt verwacht. Zij activeert het sociale netwerk om een bijdrage te leveren aan de begeleiding en/of behandeling van de (SG)LVB-cliënt en ondersteunt hen hierbij.
Resultaat
Het sociale netwerk van de (SG)LVB-cliënt is betrokken bij de begeleiding bij de (SG)LVB-cliënt. De relatie tussen de (SG)LVB-cliënt en zijn sociale netwerk is versterkt.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
K0233 Ernstig meervoudige beperkingen 240
Dit keuzedeel brengt in kaart welke verdieping nodig is voor het begeleiden en ondersteunen van mensen met ernstige meervoudige beperkingen (EMB).
Kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Ernstig meervoudige beperkingen
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0233
1. Algemene informatie
D1: Ernstig meervoudige beperkingen
Studielast
240
Nee
Ja ,
Dit verdiepende keuzedeel is ter ondersteuning van specifieke doelgroepen in de gehandicaptenzorg. Met dit certificaat kunnen ervaren beroepsbeoefenaren (die niveau 3 of 4 beheersen) zich verder verdiepen in de doelgroep/omgeving waarin zij werkzaam zijn. Het werkveld heeft behoefte aan deze gespecialiseerde werknemers, zodat specifieke doelgroepen beter ondersteund worden. Aan dit keuzedeel liggen competentieprofielen ten grondslag die vastgesteld zijn door sociale partners (VGN en de bonden). Het keuzedeel wordt in de praktijk al toegepast. Er zijn afspraken met scholen en werkveld om dit keuzedeel/certificaat aan te bieden.
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Bronvermelding:
- Competentieprofiel EMB uit het BCP Landelijk competentieprofiel beroepskrachten primair proces gehandicaptenzorg (VGN);
- Opleidingsprofiel EMB (ROC Nijmegen).
Relevantie van het keuzedeel
Voor de begeleiding van specifieke doelgroepen, zoals cliënten met ernstig meervoudige beperkingen (EMB) is aanvullende deskundigheid nodig.
Beschrijving van het keuzedeel
Dit keuzedeel brengt in kaart welke verdieping nodig is voor het begeleiden en ondersteunen van mensen met ernstige meervoudige beperkingen (EMB).
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verdiepend
3 van 6
2. Uitwerking
D1-K1: Begeleiden van EMB-cliënten in de gehandicaptenzorg
|
Complexiteit
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt in verschillende beroepssituaties met een complexe doelgroep. EMB cliënten hebben meerdere ernstige beperkingen en zijn hierdoor bijzonder kwetsbaar. Ze hebben een verhoogd risico op allerlei gezondheidsproblemen. De voorkomende beperkingen en stoornissen kunnen zeer variëren (ook in ernst), kunnen in verschillende combinaties optreden en zijn bovendien van invloed op elkaar. EMB cliënten hebben een IQ van maximaal 35. Zij beschikken meestal niet over een actief of passief taalbegrip, maar er is wel pre-verbale en non-verbaal communicatie ( via lichaamstaal) mogelijk. Dit heeft tot gevolg dat zij bijna volledig afhankelijk zijn van hun omgeving. Om in te spelen op de behoeftes van de EMB-cliënt, moet zij het vermogen hebben ‘klein te kijken’, d.w.z. door kleine signalen op te merken en te interpreteren. Het is daarom belangrijk dat de beginnend beroepsbeoefenaar beschikt over kennis en vaardigheden om EMB-cliënten en het sociaal netwerk*** van de EMB-cliënten op deskundige wijze ondersteuning* te bieden, collega’s te ondersteunen en begeleiden en om in (probleem)situaties creatief oplossingen te bedenken.
Haar werkzaamheden zijn wisselend van aard en ze moet haar handelen dan ook snel kunnen aanpassen. Zij ** werkt regelmatig alleen en moet volgens richtlijnen, protocollen of werkafspraken kunnen inspelen op wisselende en onverwachte omstandigheden. Zij werkt multidisciplinair samen om de veranderingen in de ondersteuning voor EMB-cliënten doelgericht door te voeren.
* Ondersteunen is een breed begrip waarmee zowel begeleiden, motiveren, coachen, enthousiasmeren, activeren, sturen, ondersteunen als zorg overnemen wordt bedoeld.
** Waar zij staat, wordt ook hij bedoeld.
*** De term het sociaal netwerk wordt gebruikt voor mantelzorgers, vrijwilligers, ouders, begeleiders, verzorgers, familie, vrienden, wettelijke vertegenwoordigers, het cliëntsysteem en directe naasten.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt solistisch of in teamverband. Zij werkt zelfstandig en is verantwoordelijk voor haar eigen werkzaamheden met betrekking tot de ondersteuning van EMB-cliënten. Zij werkt bij de uitvoering van haar werkzaamheden onder regie en eindverantwoordelijkheid van het (multi)disciplinaire team of van een leidinggevende.
Zij handelt zelfstandig, lost knelpunten creatief op en zo nodig bespreekt ze knelpunten en oplossingen met het multidisciplinaire team of een leidinggevende. Zij behartigt de belangen van de EMB-cliënten. Wanneer nodig consulteert zij deskundigen.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- heeft kennis van de doelgroep EMB: behoeften, niveau van functioneren, belevingswereld, ontwikkelingsleeftijd en kalenderleeftijd, mijlpalen in het leven
- heeft kennis van ernstige verstandelijke beperkingen
- heeft kennis van ernstige motorische beperkingen
- heeft kennis van zintuiglijke beperkingen
- heeft kennis van veel voorkomende gezondheidsproblemen, zoals epilepsie, slikproblemen en slaapproblemen
- heeft kennis van moeilijk verstaanbaar gedrag bij EMB-cliënten
- heeft kennis van de oorzaken van EMB en syndromen die EMB veroorzaken
- heeft kennis van de mogelijkheden en belemmeringen bij interactie en communicatie met EMB-cliënten
- heeft kennis van de gevolgen van de afhankelijkheid van EMB-cliënten
- heeft kennis van prikkelverwerking bij EMB-cliënten
- heeft kennis van methodieken die veel gebruikt worden bij EMB-cliënten, waaronder bijvoorbeeld methodiek Vlaskamp, ontwikkelingsgericht denken, Meer Mens methode
- heeft kennis van passieve en actieve activeringsmogelijkheden om te leren en te ontwikkelen
- heeft kennis van therapieën en behandelingen bij EMB
- heeft kennis van ontwikkelingen op ICT-gebied voor EMB-cliënten
- heeft kennis van de invloed van persoons- en omgevingsfactoren op het functioneren en het gedrag van de EMB-cliënt
- heeft kennis van de gevolgen van en interactie tussen specifieke EMB-problemen
- heeft kennis van acceptatie van beperkingen
- kan ondersteuningsmethodieken bij EMB-cliënten toepassen
- kan signalen van de EMB-cliënt interpreteren om de behoeften en mogelijkheden van de cliënt te achterhalen
- kan op diverse manieren (mimiek, visueel, taal) communiceren met EMB-cliënten
- kan de ondersteuning aanpassen op de individuele EMB-problemen
|
4 van 6
D1-K1-W1: Onderzoeken van de communicatie met en van de EMB-cliënt
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar verplaatst zich in de leefwereld van de EMB-cliënt. Zij onderzoekt de invloed van de omgeving (zoals mensen, kleuren, geluid, contrasten) op de cliënt. Zij observeert de EMB-cliënt, onderzoekt zijn mogelijkheden en op welke manieren hij communiceert. Zij maakt gebruik van observatielijsten en indien gewenst gebruik van videoapparatuur. Zij stelt zich door de observatie op de hoogte van het gedrag van de cliënt en welke factoren het gedrag van de EMB-cliënt kunnen beïnvloeden. Zij ondertitelt het gedrag van de EMB-cliënt door te zeggen wat de cliënt doet of waar de cliënt op reageert. Zij gaat na of haar observaties kloppen en of ze niet een eigen interpretatie aan het gedrag van de EMB-cliënt heeft gegeven. Zij betrekt zo nodig andere disciplines bij het in kaart brengen van het totaalbeeld en de communicatiemogelijkheden van de EMB-cliënt. Zij geeft observaties door aan de juiste persoon en rapporteert deze.
|
Resultaat
|
De beginnend beroepsbeoefenaar heeft een beeld van de EMB-cliënt en kan zijn mogelijkheden en behoeften uit observaties achterhalen.
|
Gedrag
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- leeft zich vanuit een empatisch vermogen in in de situatie van de cliënt;
- gaat op basis van respect en openheid en door ‘klein’ te kijken een relatie met de cliënt aan;
- gebruikt methodes om nauwkeurig te observeren en de vraag van de cliënt helder te krijgen;
- stelt nauwgezet het totaalbeeld van alle mogelijkheden van de cliënt bij aan de hand van de gesignaleerde veranderingen;
- gebruikt effectief informatie van andere disciplines bij het bijstellen van het totaalbeeld;
- trekt logische conclusies uit de beschikbare informatie over de EMB-cliënt;
- observeert nauwgezet de mogelijkheden en behoeften van de EMB-cliënt;
- signaleert nauwkeurig mogelijke vragen en problemen bij de cliënt;
- registreert op de juiste manier haar observaties van de cliënt en bedenkt adequaat vervolgacties;
- reflecteert proactief op het eigen handelen bij de communicatie met de EMB-cliënt.
De onderliggende competenties zijn: Aandacht en begrip tonen, Formuleren en
rapporteren, Analyseren, Onderzoeken, Instructies en procedures opvolgen, Samenwerken en overleggen, Vakdeskundigheid toepassen
|
D1-K1-W2: Ondersteunen van de EMB-cliënt bij belevings-, stimulerings- en/of ontwikkelingsactiviteiten
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar schat in wat een EMB-cliënt aankan en plant de activiteiten. Zij let hierbij op afwisseling van
o.a. actief/passief, inspanning/ontspanning, alleen/samen, binnen/buiten. Ze stemt de doelen van de activiteiten af op de cliënt. Ze past de duur van de activiteit aan aan de energie van de cliënt, zodat hij actief blijft. Zij biedt diverse activiteiten aan om te ontdekken wat aansluit bij de cliënt en welke activiteiten een bijdrage leveren aan zijn ondersteuningsvraag. Zij stimuleert de cliënt om in beweging te komen door de cliënt hiertoe uit te nodigen en sluit haar eigen tempo aan bij de cliënt. De beginnend beroepsbeoefenaar laat de EMB-cliënt zo veel mogelijk zelf de regie voeren. Ze ziet en bevestigt initiatieven van de cliënt. Zij let op signalen van de cliënt en speelt hier tijdens de activiteit op in.
|
Resultaat
|
De EMB-cliënt heeft passende activiteiten aangeboden gekregen. De EMB-cliënt is (voor zover mogelijk) in zijn ontwikkeling gestimuleerd via de aangeboden activiteiten.
|
5 van 6
D1-K1-W2: Ondersteunen van de EMB-cliënt bij belevings-, stimulerings- en/of ontwikkelingsactiviteiten
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- zoekt op basis van observatie en interpretatie naar passende activiteiten voor de EMB-cliënt;
- bedenkt creatief ontwikkelingsgerichte activiteiten voor EMB-cliënten;
- kiest zorgvuldig een geschikt moment voor de EMB-cliënt om de activiteit te starten;
- zorgt tijdig tijdens de activiteit voor voldoende rust- of ontspanningsmomenten;
- gebruikt op de juiste manier methodieken om de cliënt goed te kunnen begeleiden bij zijn doelen;
- helpt adequaat bij het installeren en bedienen van specifieke apparatuur, zoals tillift, statafel, mey-walk ect;
- vertoont consequent herkenbaar gedrag om vertrouwen bij de cliënt te vergroten;
- gaat op de juiste manier om met de afhankelijkheid van de cliënt die maximale eigen regie van de cliënt mogelijk maakt;
- monitort op basis van het handelingsplan/ontwikkelingsperspectief de voortgang (leerdoelen, ontwikkeling, welbevinden) door het gedrag van de cliënt te signaleren, interpreteren en rapporteren;
- zorgt voor een goede balans tussen draagkracht en draaglast voor de cliënt.
De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Vakdeskundigheid toepassen, Materialen en middelen inzetten, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten, Instructies en procedures opvolgen, Plannen en organiseren
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar neemt deel aan werkoverleg en besprekingen met collega’s en andere professionals, zoals arts, gedragsdeskundigen en therapeuten. Zij levert een bijdrage aan de centrale coördinatie van behandeling en ontwikkeldoelen. Zij draagt specifieke informatie over de cliënt over en stemt de ondersteuning van de cliënt af. Ze bespreekt en evalueert met collega’s en/of andere professionals de uitgevoerde activiteiten, observaties, rapportages en dergelijke. Zij levert zo nodig input voor het bijstellen van het handelingsplan/ontwikkelingsperspectief. Zij bevordert contacten tussen de cliënt en de omgeving en legt voor de cliënt externe contacten. Zij geeft externe contacten informatie over de cliënt.
Zij coördineert vanuit een multidisciplinair opgesteld persoonsbeeld van de EMB-cliënt een gezamenlijk ontwikkelingsdoel, zodat andere professionals hier subdoelen uit kunnen afleiden. Ze onderhoudt contact met de familie van de EMB-cliënt. Zij achterhaalt informatie van naastbetrokkenen over de EMB-cliënt en zorgt dat naastbetrokkenen in contact blijven met de cliënt. Zij betrekt hen bij het houden van de eigen regie van de cliënt. Zij beantwoordt vragen van naastbetrokkenen en geeft hen adviezen over de omgang met de EMB-cliënt.
Resultaat
De werkzaamheden van de beginnend beroepsbeoefenaar, haar collega’s en andere professionals zijn onderling afgestemd, waardoor kwaliteit en eenduidigheid gewaarborgd zijn. De beginnend beroepsbeoefenaar heeft op de juiste wijze contact onderhouden met naastbetrokkenen van de cliënt en daarbij relevante informatie uitgewisseld.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- toont empathie en respect bij gesprekken met naastbetrokkenen;
- neemt actief deel aan het proces van (interdisciplinair en multidisciplinair) samenwerken;
- past haar communicatie adequaat aan op haar gesprekspartner(s);
- gaat respectvol om met de culturele achtergrond en normen en waarden van de EMB-cliënt en naastbetrokkenen;
- verzamelt tijdig informatie om een compleet beeld te hebben van de EMB-cliënt;
- maakt effectief vraagstukken bespreekbaar bij collega’s;
- neemt initiatief tot aanpassingen van de aanpak.
- geeft naastbetrokkenen correct informatie over de mogelijkheden en behoeften van de EMB-cliënt;
- communiceert op een juiste wijze het gezamenlijk ontwikkeldoel van de EMB-cliënt aan alle betrokkenen;
- zorgt efficiënt dat betrokkenen tijdig op de hoogte zijn als het gezamenlijk ontwikkeldoel wijzigt.
De onderliggende competenties zijn: Beslissen en activiteiten initiëren, Aandacht en begrip tonen, Samenwerken en
overleggen, Ethisch en integer handelen, Onderzoeken, Formuleren en rapporteren
Kwalificatiedossier
K0082 Ouder wordende mens met een verstandelijke beperking 240
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen: - Ondersteunt de ouder wordende cliënt bij het voeren van de eigen regie; - Biedt passende zorg aan de ouder wordende cliënt.
Kwalificatiedossier

Keuzedeel mbo
Ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0082
1. Algemene informatie
Studielast
240
Nee
Ja ,
Dit verdiepende keuzedeel is ter ondersteuning van specifieke doelgroepen in de gehandicaptenzorg. Met dit certificaat kunnen ervaren beroepsbeoefenaren (die niveau 3 of 4 beheersen) zich verder verdiepen in de doelgroep/omgeving waarin zij werkzaam zijn. Het werkveld heeft behoefte aan deze gespecialiseerde werknemers, zodat specifieke doelgroepen beter ondersteund worden. Aan dit keuzedeel liggen competentieprofielen ten grondslag die vastgesteld zijn door sociale partners (VGN en de bonden). Het keuzedeel wordt in de praktijk al toegepast. Er zijn afspraken met scholen en werkveld om dit keuzedeel/certificaat aan te bieden.
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Toelichting
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking zijn aanvullende competenties vereist die niet zijn verwerkt in de kwalificatiedossiers Maatschappelijke Zorg, Mbo-Verpleegkundige en Verzorgende-IG. Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen:
- Ondersteunt de ouder wordende cliënt bij het voeren van de eigen regie;
- Biedt passende zorg aan de ouder wordende cliënt.
Relevantie van het keuzedeel
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking zijn aanvullende competenties vereist die niet zijn verwerkt in de kwalificatiedossiers Maatschappelijke Zorg, Mbo-Verpleegkundige en Verzorgende-IG. Door het volgen van het keuzedeel worden de kansen op de arbeidsmarkt vergroot doordat de beginnend beroepsbeoefenaar door het volgen van het keuzedeel breder inzetbaar is in de gehandicaptenzorg.
Beschrijving van het keuzedeel
Voor het ondersteunen van de specifieke doelgroep ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking zijn in het keuzedeel de volgende onderwerpen opgenomen:
- Ondersteunt de ouder wordende cliënt bij het voeren van de eigen regie;
- Biedt passende zorg aan de ouder wordende cliënt.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel
Verbredend
3 van 5
2. Uitwerking
D1-K1: Begeleiden van ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking
|
Complexiteit
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt regelmatig alleen in complexe situaties en moet kunnen inspelen op wisselende en onverwachte omstandigheden. Zij* beschikt over kennis en vaardigheden om ouder wordende cliënten op deskundige wijze ondersteuning** te bieden en om in (probleem)situaties creatief oplossingen te bedenken. Zo nodig voert ze doelgericht veranderingen in de ondersteuning voor ouder wordende cliënten door. Haar werkzaamheden kunnen wisselen van aard en ze moet haar handelen dan ook snel kunnen aanpassen en keuzes kunnen maken in het belang van de cliënten***. Zij ondersteunt collega’s en stagiaires en begeleidt hen bij hun werkzaamheden.
* Waar zij staat wordt ook hij bedoeld.
** Ondersteunen is een breed begrip waarmee zowel begeleiden, motiveren, coachen, enthousiasmeren, activeren, sturen, ondersteunen als zorg overnemen wordt bedoeld.
*** Met cliënten worden mensen met een verstandelijke beperking bedoeld.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
De beginnend beroepsbeoefenaar werkt solistisch of in teamverband. Zij werkt zelfstandig, lost knelpunten creatief op en zo nodig bespreekt ze knelpunten en oplossingen met het multidisciplinaire team of een leidinggevende. Zij behartigt de belangen van de ouder wordende cliënt. Wanneer nodig consulteert ze deskundigen. Zij is verantwoordelijk voor haar eigen werkzaamheden met betrekking tot de ondersteuning van ouder wordende cliënten. Zij werkt bij de uitvoering van haar werkzaamheden onder regie en eindverantwoordelijkheid van het (multi)disciplinaire team of van een leidinggevende.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- heeft kennis van ethische dillema’s bij het bieden van (palliatieve) zorg aan ouder wordende cliënten
- heeft kennis van verouderingsprocessen bij mensen met een verstandelijke beperking
- heeft kennis van ziektebeelden, aandoeningen en risico’s die gepaard kunnen gaan met veroudering bij mensen met een verstandelijke beperking
- heeft kennis van veel voorkomende ziektebeelden bij ouder wordende cliënten
- heeft kennis van de rol van ouderdomsverschijnselen bij probleemgedrag van mensen met een verstandelijke beperking
- heeft kennis van gevoelens van verlies, rouwverwerking en onveiligheid bij ouder wordende cliënten
- heeft kennis van het belang van een gezonde leefstijl bij ouder wordende cliënten
- kan ondersteuningsmethodieken bij ouder wordende cliënten toepassen
- kan communicatiemethoden bij ouder wordende cliënten toepassen
- kan begeleidingstechnieken toepassen tijdens de laatste levensfase van de ouder wordende cliënt
- kan observatietechnieken toepassen om ziektebeelden bij ouder wordende cliënten te achterhalen
- kan complementaire zorg toepassen tijdens de laatste levensfase van de ouder wordende cliënt
- kan omgaan met emoties van de cliënt, medecliënten, collega's en zichzelf bij naderend levenseinde en overlijden
- kan palliatief(-terminale) zorg toepassen
- kan landelijke en organisatiegerichte afspraken en protocollen m.b.t. de ouder wordende cliënt toepassen
- kan (kleine) veranderingen bij ouder wordende cliënten signaleren
- kan de vitaliteit van de ouder wordende cliënten faciliteren binnen de mogelijkheden van de organisatie
|
D1-K1-W1: Ondersteunt de ouder wordende cliënt bij het voeren van de eigen regie
|
Omschrijving
|
De beginnend beroepsbeoefenaar ondersteunt de ouder wordende cliënt op alle leefgebieden, op grond van zijn behoeften en mogelijkheden, bij het maken van eigen keuzes. Zij houdt hierbij rekening met de kwetsbaarheid van de ouder wordende cliënt en de mogelijke risico’s/gevaren, afname van vaardigheden en een grotere behoefte aan ondersteuning. Zij schat in in hoeverre de ouder wordende cliënt zelf de regie kan blijven voeren en zoekt in overleg met de cliënt en naastbetrokkenen naar een goede balans tussen de draagkracht en draaglast bij de ouder wordende cliënt. Zij overlegt (multi)disciplinair met collega’s over (mogelijke) veranderingen bij de ouder wordende cliënt en het effect hiervan op de mogelijkheden van de ouder wordende cliënt om zelf de regie te blijven voeren. Zo nodig neemt zij, in overleg met de cliënt en naastbetrokkenen, taken van de ouder wordende cliënt over. Zij geeft de cliënt en naastbetrokkenen* informatie over (nieuwe) mogelijkheden voor de cliënt om zelf de regie te blijven voeren en over hulpmiddelen en maatregelen die hem hierbij kunnen ondersteunen.
|
4 van 5
D1-K1-W1: Ondersteunt de ouder wordende cliënt bij het voeren van de eigen regie
* De term naastbetrokkenen wordt gebruikt voor mantelzorgers en vrijwilligers, ouders, verzorgers, familie, vrienden, wettelijke vertegenwoordigers, naastbetrokkenen en directe naasten.
Resultaat
De ouder wordende cliënt heeft zo lang mogelijk de eigen regie behouden.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- stimuleert de cliënt en andere betrokkenen doelgericht om de cliënt zelf de regie te laten behouden;
- controleert regelmatig of de ondersteuning nog aansluit bij de mogelijkheden en behoeften van de cliënt;
- overlegt tijdig met collega’s en/of deskundigen over veranderingen bij de cliënt door verouderingsprocessen;
- zoekt creatief naar oplossingen om de cliënt zelf de regie te kunnen laten voeren;
- geeft op een begrijpelijke manier informatie aan de cliënt en naastbetrokkenen over mogelijkheden om zelf de regie te voeren;
- beslist adequaat en in overleg welke taken zij overneemt en wat zij de cliënt zelf laat doen. De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Samenwerken en overleggen, Onderzoeken
Omschrijving
De beginnend beroepsbeoefenaar neemt de tijd om de ouder wordende cliënt te ondersteunen en verzorgen en let tijdens de ondersteuning op signalen van lichamelijke of psychische veranderingen bij de cliënt. Zij vormt zich een beeld van wat de ouder wordende cliënt wil en hoe ze daar op in kan spelen en bij aan kan sluiten. Zij gaat met de ouder wordende cliënt en naastbetrokkenen na wat hun wensen en behoeften zijn t.a.v. de zorg en ondersteuning. Hierbij houdt zij rekening met het levensverhaal van de cliënt en naastbetrokkenen en hun waarden en normen. Zij overlegt met collega’s en deskundigen over de (uitvoering van de) wensen en behoeften van de ouder wordende cliënt en probeert deze zoveel mogelijk te realiseren. Wanneer de ondersteuning niet genoeg aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de ouder wordende cliënt, bedenkt zij oplossingen. Waar mogelijk en gewenst gebruikt zij hulpmiddelen, zoals een levensboek, om het naderende levenseinde met de ouder wordende cliënt en naastbetrokkenen te bespreken. Zij beantwoordt vragen en geeft informatie over de verschillende mogelijkheden rondom de (palliatieve) zorg en bespreekt de mogelijkheid van complementaire zorg. Zij ondersteunt de cliënt en naastbetrokkenen tijdens de laatste levensfase en past de verzorging af op de individuele cliënt en situatie. Zij signaleert veranderingen bij de ouder wordende cliënt en stemt de ondersteuning hierop af. Ze achterhaalt factoren die van invloed kunnen zijn op het gedrag en welbevinden van de cliënt en bespreekt deze met collega’s. Zij houdt een professionele zorgrelatie in stand en schakelt hulp in van collega’s wanneer het bieden van de zorg haar te veel wordt. Zij bespreekt met collega’s emoties waar zij zelf mee worstelt of waarvan ze ziet dat anderen er mee worstelen m.b.t. het (naderend) overlijden van een cliënt. Wanneer een cliënt is overleden praat ze hierover met collega’s en andere cliënten en houdt rekening met de invloed die het overlijden kan hebben op collega’s en andere cliënten.
Resultaat
Ouder wordende cliënten hebben passende zorg en ondersteuning gekregen.
Gedrag
De beginnend beroepsbeoefenaar:
- achterhaalt regelmatig de wensen van de cliënt en naastbetrokkenen t.a.v. de zorg en ondersteuning;
- bespreekt veranderingen bij de ouder wordende cliënt met het (multi)disciplinair team en overige betrokkenen;
- maakt duidelijke afspraken met betrokkenen over de zorg en ondersteuning;
- raadpleegt actief collega’s bij het naderende levenseinde van een ouder wordende cliënt;
- ondersteunt de cliënt en naastbetrokkenen op een passende manier bij het (naderend) sterven van de cliënt;
- toont warmte en betrokkenheid en tegelijk professionele afstand.
De onderliggende competenties zijn: Begeleiden, Samenwerken en overleggen, Ethisch en integer handelen, Op de behoeften en
verwachtingen van de "klant" richten
Tijdens dit keuzedeel ga je dieper in op een gezonde leefstijl. Je leert jezelf en anderen te analyseren aan de hand van de BRAVO factoren (Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding en Ontspanning). Je leert conclusies te trekken en bent in staat om goed doordacht leefstijlplan voor een cliënt te maken waarin bewegen altijd een plaats neemt. Je examineert in de BPV of in een simulatiesetting.

Kwalificatiedossier
K0080 Orientatie op ondernemerschap 240
1. Algemene informatie D1: Oriëntatie op ondernemerschap Studielast 240 Beroepsvereisten Nee Certificaten Nee
De beroepsbeoefenaar onderzoekt of het ondernemerschap iets voor hem is door verschillende werkwijzen te hanteren en te combineren in wisselende situaties. Voor de oriëntatie op ondernemerschap is (basis)kennis noodzakelijk ten aanzien van zelfstandig ondernemerschap, marktonderzoek, marketing en promotie en financiële administratie. Verder is hij in staat om technieken op het gebied van communicatie en zelfreflectie toe te passen
kwalificatiedossier
K0877 Persoonlijk profileren 240 uur
In dit keuzedeel wordt de beginnend beroepsbeoefenaar bewust gemaakt van zijn talenten en drijfveren. Hij leert zijn kwaliteiten beter en bewuster in te zetten, te overtuigen en beter samen te werken. Hij leert hoe hij zijn ideeën moet vertellen en met zijn kennis en kunde kan bijdragen aan de maatschappij.
kwalificatiedossier
K0210 Internationaal 1 overbruggen interculturele diversiteit 240
Dit keuzedeel heeft betrekking op het effectiever omgaan met culturele diversiteit tussen mensen aan de hand van het inzetten van interculturele sensitiviteit, interculturele communicatie en het tonen van betrokkenheid.
kwalificatiedossier
K0231 Doorstroom HBO mens en maatschappij 240
Dit keuzedeel bestaat uit kennis en vaardigheden die de doorstroom naar het hbo in het domein Mens en Maatschappij faciliteren. Het keuzedeel biedt een kennismaking met sociaal-agogische/pedagogische benadering van vraagstukken van de beroepsbeoefenaar op hbo-niveau. Het biedt ook studievaardigheden die van de student gevraagd worden in het hbo.
kwalificatiedossier
K1007 verslavingszorg 240 uur
In het keuzedeel Verslavingszorg worden kennis en vaardigheden aangeleerd om mensen met een verslaving te begeleiden. Zo leert de beginnend beroepsbeoefenaar het gebruik van verslavende middelen te signaleren en herkennen, begeleidingstechnieken toe te passen, ethisch te handelen, en om te gaan met mensen die onder invloed zijn en met mensen met ontwenningsverschijnselen. Bovendien leert de beginnend beroepsbeoefenaar onder andere over diverse verslavende middelen en gewoonten, de fasen en het ontstaan van een verslaving, en de trends en verschillende benaderingen binnen de verslavingszorg
kwalificatiedossier
k0072 Ondernemend gedrag 240
Centraal in het keuzedeel staan de kennis, vaardigheden en competenties die de mbo deelnemer nodig heeft bij de uitoefening van zijn of haar beroep ongeacht het softwarepakket, de vorm van verwerking en werkwijze. Wij hebben te maken met een informatiesamenleving waarin er een toevloed is aan digitale informatie en data, op een grote diversiteit aan devices en waarbij werknemers steeds meer inzicht moeten hebben in de koppeling tussen systemen, het op juiste wijze verspreiden van informatie en de verantwoording voor toekomstige juiste bewaring. Alle informatie en communicatie wordt immers verspreid door en vindt plaats met behulp van systemen. Dit betekent dat niet alleen kennis over het systeem aanwezig moet zijn, maar dat ook een keuze moet worden gemaakt voor een vorm waarin digitaal wordt gecommuniceerd en de wijze waarop de werknemer te werk gaat. Tot slot moet er inzicht zijn in hoe effectief men ICT in kan zetten bij zijn beroep. Er is een relatie met het keuzedeel CE Digitale vaardigheden basis. Het verschil is dat er in het CE Digitale vaardigheden gevorderd extra werkprocessen zijn aangewezen die het CE Digitale vaardigheden basis overstijgen. Wij adviseren de mbo deelnemers die het keuzedeel CE Digitale vaardigheden basis al hebben gevolgd, alleen de extra onderdelen te laten doen. Andere verschillen liggen met name in de complexiteit: in het keuzedeel CE Digitale vaardigheden gevorderd zal de beroepsbeoefenaar vaker strategieën bedenken en methodes toepassen. CE Digitale vaardigheden gevorderd is daarom een keuzedeel dat bij uitstek geschikt is voor de niveau 3 en 4 kwalificaties.
kwalificatiedossier
K0186 Wijkgericht werken 240
Dit keuzedeel is gericht op het werken in de wijk. Hierbij is het belangrijk dat de beginnend beroepsbeoefenaar niet meer ‘zorgt voor’, maar ‘zorgt dat’. Dit houdt in dat zij faciliteert binnen de beschikbare middelen en voorwaarden creëert. De beginnend beroepsbeoefenaar komt bij de cliënt thuis, waarbij de cliënt de regie heeft. De beginnend beroepsbeoefenaar is hierbij aanvullend op het sociale netwerk van de cliënt en werkt met de cliënt en het sociale netwerk samen op een vraaggerichte manier. Het keuzedeel is beschreven in vakkennis en vaardigheden en bevat geen werkprocessen.
kwalificatiedossier