Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen: (1) Onderzoekt zichzelf, zijn (werk)omgeving en verbetermogelijkheden (2) Signaleert mogelijkheden voor verandering en innovatie (3) Neemt initiatieven in zijn werk Deze werkprocessen zijn ingekaderd en ingevuld, zodanig dat deze herken- en uitvoerbaar zijn voor deelnemers/werknemers op niveau 3 en 4.
Keuzedeel mbo
Ondernemend gedrag (geschikt voor niveau 3 en 4)
gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo
Code
K0072
1. Algemene informatie
Studielast
240
Nee
Nee
Zie bijlage op www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers
Het keuzedeel 'Ondernemend gedrag' is een sectoroverstijgend keuzedeel. Het keuzedeel richt zich op de ontwikkeling van
ondernemend gedrag van deelnemers/werknemers op verschillende niveaus in de eigen beroepsuitoefening en werkomgeving. Ondernemend gedrag wordt gekarakteriseerd door trefwoorden als: verantwoordelijkheid, omgevingssensitiviteit, zelfstandigheid, initiatiefrijk, verbeteringsgericht, creativiteit, zelfreflectie, een lerende houding en een hands-on mentaliteit. Een ondernemende houding van werknemers draagt bij aan het innovatief vermogen van een organisatie. Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen:
Relevantie van het keuzedeel
Ondernemend gedrag wordt steeds belangrijker geacht in meer en meer arbeidssituaties. Niet alleen voor mensen die (deels) als zelfstandige aan de slag gaan, maar ook voor werknemers in loondienst. Een ondernemende houding van werknemers draagt bij aan het innovatief vermogen van een organisatie. Het is tegenwoordig één van de belangrijkste selectiecriteria bij de invulling van vacatures. Ook wijst onderzoek uit dat het een belangrijke succesfactor is voor het carrièreverloop van een werknemer.
Beschrijving van het keuzedeel
Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen:
Deze werkprocessen zijn ingekaderd en ingevuld, zodanig dat deze herken- en uitvoerbaar zijn voor deelnemers/werknemers op niveau 3 en 4.
Branchevereisten
Nee
Aard van keuzedeel Verbredend Generiek
3 van 6
2. Uitwerking
D1-K1: Toont ondernemend gedrag voor innovatie in beroepsuitoefening en werkomgeving |
Complexiteit |
De beroepsbeoefenaar toont ondernemend gedrag binnen de kaders van zijn eigen werkzaamheden, dat van zijn collega's en team, en zijn organisatie, binnen de sector en/of (lokale) economische omgeving waarin zijn organisatie opereert.
De beroepsbeoefenaar kan steeds wisselende werkzaamheden uitvoeren, maar deze kunnen ook gestructureerd zijn. Voor het tonen van ondernemend gedrag is het belangrijk dat er - binnen bepaalde kaders - ruimte is voor flexibiliteit en creativiteit. Een ondernemend persoon zal deze ruimte zeker opzoeken.
De beroepsbeoefenaar leeft en werkt in een voor hem bekende omgeving, waarin voor hem onbekende veranderingen kunnen plaatsvinden. Hij hanteert en combineert (standaard)werkwijzen. Deze stelt hij echter ter discussie, wanneer hij van mening is dat zaken beter uitgevoerd dan wel georganiseerd kunnen worden. Ook merkt hij een (komende) verandering op en probeert daarop een effectieve reactie te ontwikkelen. Zo draagt hij bij aan een beter functioneren van zichzelf én van zijn (directe) omgeving. Hij staat open voor nieuwe informatie, ontwikkelingen en signalen, denkt mee, deelt kennis. Hiervoor heeft hij kennis en vaardigheden nodig op het gebied van communicatie, (zelf)reflectie en creativiteit. |
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid |
De beroepsbeoefenaar voert zijn werkzaamheden meestal zelfstandig uit. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn eigen werkzaamheden: in sommige gevallen, afhankelijk van zijn functie, ook deels verantwoordelijk voor de werkzaamheden van anderen. Hij voert zijn werkzaamheden meestal uit onder supervisie van en/of in overleg met een leidinggevende en/of begeleider. Hij initieert samenwerking cq. overleg met anderen als hij dat nodig vindt. Hij informeert zijn leidinggevende als het gaat om nieuwe activiteiten. Indien nodig, organiseert hij zelf zijn hulp- en/of adviesbronnen. |
Vakkennis en vaardigheden |
De beginnend beroepsbeoefenaar:
|
D1-K1-W1: Onderzoekt zichzelf, zijn (werk)omgeving en verbetermogelijkheden |
Omschrijving |
De beroepsbeoefenaar onderzoekt de eigen persoonlijke karakterkenmerken, capaciteiten, drijfveren en gedragingen. Hij denkt na over zichzelf: wie hij is, wat hij kan en wat hij wil. Hij gebruikt voor zijn zelfonderzoek vooral verschillende onderzoeksmethoden, gestandaardiseerde tests, assessments, 360-graden feedback en gesprekken met diverse mensen in zijn (werk)omgeving, zoals leidinggevende, collega's, eventueel ook een opdrachtgever of klant en/of andere mensen waarmee hij werkt of gewerkt heeft. Ook gebruikt hij basiskennis van psychologische/sociologische factoren van de mens en zijn gedrag om zichzelf, zijn kwaliteiten en wensen voor de toekomst te doorgronden. Hij onderzoekt waarom hij bepaalde keuzes in school, opleiding, hobby heeft gemaakt en waar deze keuzes hem hebben geleid. Hij analyseert in welke situaties bepaalde kwaliteiten meer of minder naar voren komen. Ook onderzoekt hij zijn (werk)omgeving: hoe zit de (werk)omgeving in elkaar, wie doet wat, wie is belangrijk en waarom, welke normen en waarden zijn er. Hij probeert te weten te komen waarom iemand zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Hij onderzoekt zijn (werk)omgeving in de context van de (locale/regionale) maatschappij. Hij probeert niet alleen een beeld te krijgen van zijn |
4 van 6
D1-K1-W1: Onderzoekt zichzelf, zijn (werk)omgeving en verbetermogelijkheden |
directe werkplek, collega's, management en de organisatie als geheel, maar ook van de omgeving waarin de organisatie opereert (sector/branche, regio, concurrenten). Ook kijkt hij naar bredere maatschappelijke verbanden, zoals de sociaal-economische context, politieke en/of religieuze achtergronden, wet- en regelgeving, maatschappelijke ontwikkelingen waar hij in zijn beroepsuitoefening direct of indirect mee te maken heeft. Ook onderzoekt hij de verschillende (werk)situaties waarmee hij te maken krijgt en de (werk)omstandigheden waaronder hij prestaties levert. Ten slotte onderzoekt hij in welke situatie(s) en onder welke omstandigheden hij zich wel of niet ondernemend gedraagt. Hij analyseert welke factoren hierbij een rol spelen. Hij onderzoekt hoe een ondernemend persoon zich in vergelijkbare situaties/omstandigheden zou gedragen. Hij analyseert in hoeverre hij als persoon de mogelijkheden heeft om zich in bepaalde situaties ondernemender te gedragen. |
Resultaat |
Een geïntegreerd situationeel beeld van karaktereigenschappen, kwaliteiten en wensen voor de toekomst (inclusief drijfveren, oorzaken/gevolgen van keuzes, drempels en valkuilen en mogelijke oplossingsrichtingen daarvoor) in de brede context van zijn werkplek, organisatie, branche/sector en maatschappelijke ontwikkelingen. |
Gedrag |
|
D1-K1-W2: Signaleert mogelijkheden voor verandering en innovatie |
Omschrijving |
De beroepsbeoefenaar bepaalt op basis van zijn onderzoekingen of hij tevreden is met de situatie of dat hij mogelijkheden voor verandering ziet. Hij bepaalt zijn mening over hoe zaken op zijn werk, binnen zijn team, maar ook voor de organisatie als geheel, beter/sneller/efficiënter zouden kunnen verlopen en bespreekt dit met leidinggevende en collega's. Hij signaleert trends die van belang zijn voor de organisatie en vertaalt deze naar mogelijke innovaties voor de organisatie. Hij verwoordt zijn ideeën voor verandering, licht deze mondeling of schriftelijk toe. Hij bespreekt de mogelijkheden met relevante personen uit zijn (werk)omgeving en verheldert factoren als haalbaarheid, wenselijkheid en duurzaamheid van het resultaat van de verandering(en). Zo mogelijk weegt hij verschillende opties af. |
Resultaat |
De organisatie is op de hoogte van haalbare, wenselijke en duurzame mogelijkheden voor verandering. Het is bekend hoe de werkzaamheden van de beroepsbeoefenaar zelf, die van zijn collega's en/of team én die van de organisatie als geheel effectiever en/of efficiënter kunnen verlopen. |
Gedrag |
De onderliggende competenties zijn: Ethisch en integer handelen, Creëren en innoveren, Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten, Omgaan met verandering en aanpassen, Ondernemend en commercieel handelen, Samenwerken en overleggen |
5 van 6
D1-K1-W3: Neemt initiatieven in en voor zijn werk
Omschrijving
De beroepsbeoefenaar voert de taken van zijn eigen werkpakket uit. Hij werkt ideeën die hij heeft voor verandering en/of innovatie -na overleg- uit in een concreet doel en stappenplan. Hij neemt het voortouw hierin, raadpleegt collega's, zoekt samenwerking met hen. Eventueel organiseert hij meer draagvlak voor de uitvoering van zijn idee. Voor zichzelf formuleert hij zijn eigen (leer)doelen.
Als het gaat om het doorvoeren van verandering(en) in zijn werk, gaat hij daarover in gesprek met zijn leidinggevende en/of andere relevante mensen.
Resultaat
Een (innovatief) idee is -na overleg- uitgewerkt in een concreet doel en stappenplan en activiteiten zijn ondernomen om draagvlak voor het idee te verkrijgen.
Gedrag
De onderliggende competenties zijn: Beslissen en activiteiten initiëren, Overtuigen en beïnvloeden, Met druk en tegenslag
omgaan, Gedrevenheid en ambitie tonen