Nederland besturen we samen - kopie 1

Nederland besturen we samen - kopie 1

Vooraf

Inleiding

Wij leven in een vrij land: er is bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Nederland is een democratie. Maar wanneer is een land nu precies een democratie?

In een democratie bestuur je een land samen. In een democratie (of volksbestuur) is iedereen gelijk. Nederland is alleen een goede democratie als burgers (en jij dus ook!) meebesturen of meedenken met het bestuur. Alleen als iedereen meedoet kun je spreken van een echte democratie!

In dit thema ga je op zoek naar antwoorden op de volgende vragen:

  • Hoe werkt ons bestuur?
  • Hoe werkt een democratie?
  • Waarom is in Nederland voor een democratisch bestuur gekozen? Welke argumenten zijn hiervoor?
  • Hoe is ons bestuur in de geschiedenis ontstaan en gegroeid tot wat het nu is?
  • En natuurlijk: Hoe kun jij meedoen in het bestuur?

Hoe je dat kunt doen leer je in dit thema.

Werkvorm en tijd

Activiteiten

Aan de slag  
Van Republiek naar Koninkrijk Lees over het begin van Nederland en over hoe Nederland een monarchie werd.
★ Aan de slag 1 t/m 3 Zet gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Nederland een democratie Bestudeer wat wordt bedoeld met Nederland is een democratie.
★ Aan de slag 4 Maak een begrippenschema.
Stemrecht Bestudeer hoe in Nederland verkiezingen worden gehouden.
★ Aan de slag 5 Bedenk hoe je de democratie zou kunnen verbeteren.
Keuzes in de politiek Lees over het maken van keuzes in de politiek.
★ Aan de slag 6+7 Met welke zaken bemoeit de politiek zich?
Politieke stromingen Lees over de verschillende stromingen in de politiek.
★ Aan de slag 8 t/m 10 Wat vind jij? Ben je meer links of juist meer rechts georiënteerd.
Politieke partijen Lees over de rol en het belang van politieke partijen.
★ Aan de slag 11 t/m 13 Welke politieke partijen zijn er?
Afronding
Onderdeel Activiteit
Eindopdracht A Richt een nieuwe politieke partij op.
Eindopdracht B Breng een (virtueel) bezoek aan het Binnenhof.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 7 uur.

Afsluiting en beoordeling

Je sluit dit thema af met je groep door het oprichten van een eigen partij met duidelijke standpunten.
Je gaat met deze partij in debat met de andere 'nieuwe' partijen over een afgesproken stelling.
Tot slot houden jullie een verkiezing. Wie wordt de grote winnaar van de verkiezing?

Doelen

Kennis

Aan het eind van dit thema kun je het onderstaande uitleggen en toelichten:

Algemeen:

  • De basisprincipes van democratie en rechtsstaat in Nederland en Europa.
  • De mensenrechten die aan de democratie en rechtsstaat ten grondslag liggen.
  • De betekenis van de Nederlandse Grondwet.
  • De betekenis van de UVRM.
  • De betekenis van het Kinderrechtenverdrag.
  • Voorbeelden op mondiaal niveau (wereldwijd) van gevolgen voor het dagelijks leven van mensen van het niet-naleven van klassieke en politieke rechten.

In de les:
begrippen:

  • democratie
  • parlementaire democratie
  • actief en passief stemrecht
  • meerderheid
  • pluriformiteit
  • conflicten
  • debat
  • besluitvorming
  • politiek
  • politieke stelsels
  • Trias politica
  • scheiding kerk en staat
  • grond- en vrijheidsrechten
  • sociale grondrechten
  • rechtssysteem
  • democratische instituties naar schaalniveau
  • republiek
  • monarchie
  • dictatuur
  • terrorisme
  • Europese Unie
  • mensenrechten

Vaardigheden

In dit thema ga je aan de slag met de volgende vaardigheden:
Algemeen:

  • standpunten uiten, toelichten en uitwisselen in een discussie en dialoog
  • bronnen kritisch gebruiken
  • veilig omgaan met sociale media
  • accepteren dat eigen opvattingen niet altijd worden gedeeld
  • de relevantie van democratie, rechtsstaat en mensenrechten voor je eigen leven beargumenteren
  • je voorstellingen maken van het leven in een land waarin mensenrechten niet worden nageleefd

In de les:

  • informatie zoeken en beoordelen
  • feiten en meningen onderscheiden
  • individuele belangen, belangen van specifieke groepen en collectieve belangen vergelijken
  • een eigen mening vormen, uiten en open staan voor andere opvattingen
  • eigen opvattingen omzetten in gedrag
  • je gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen
  • discussiëren
  • argumenteren
  • omgaan met kritiek
  • conflict oplossend handelen

Je kunt de ontwikkeling van je vaardigheden opnemen in je portfolio.

 

Waar sta ik?

Oriënteren

Deze startopdrachten hoef je niet te delen of in te leveren!

Startopdracht 1
In Nederland mag je zeggen wat je denkt of voelt. Er is maar één belangrijke beperking: je mag geen haat zaaien. Dat betekent dat je niet mag oproepen tot geweld of discriminatie.

Bekijk het filmpje:

  • Welke belangrijke personen uit de geschiedenis zie of hoor je in het filmpje?
  • ‘Geef de vrijheid door’ is de slogan van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
    Wat herdenken we in Nederland op 4 mei? En wat vieren we op 5 mei?
  • Wat betekent vrijheid voor jou?

Wissel je antwoorden uit met een klasgenoot.

Startopdracht 2
Wat weet jij al over democratie? Schrijf dit op.
Wissel je antwoorden uit met een klasgenoot.
Schrijf de woorden op die jullie hebben bedacht.

1. Ontstaan Republiek

Stap 1

Het begon met het ontstaan van De Republiek
Ingewikkelde dingen zoals onze democratie ontstaan nooit in één keer. Meestal duurt de ontwikkeling van zo’n bestuur eeuwen. Een volk leert meestal met vallen en opstaan wat het beste bestuur voor het land is. Dat geldt ook voor Nederland.


We hebben een lange geschiedenis doorgemaakt. Daarin zijn veel belangrijke dingen gebeurd. We beginnen met twee van deze belangrijke momenten in de Nederlandse geschiedenis. Waarom juist deze twee gebeurtenissen? Omdat deze gebeurtenissen met de ontwikkeling van ons bestuur en vooral van onze democratie te maken hebben.

  • Eerst bekijken we hoe ons land voor het eerst een zelfstandig bestuur kreeg na de Opstand tegen koning Filips II, die in 1568 begon.
  • Daarna kijken we naar het tweede belangrijke moment: het ontstaan van het koninkrijk der Nederlanden in 1815. Ons land bestaat dus tweehonderd jaar als koninkrijk.

Opdracht 1 Hoe Nederland een koninkrijk werd
Met je groepje ga je aan de slag met opdracht 1A en 1B.
Lees de opdrachten eerst goed samen door.
Verdeel dan je groepje in twee tweetallen.
Eén tweetal maakt opdracht A, het andere tweetaal maakt opdracht B.

Spreek met je docent af hoe lang je de tijd hebt voor de opdrachten.
Tot slot presenteert tweetal A aan tweetal B de uitkomsten van de opdracht, en andersom.

Stap 2

Een belangrijke verklaring
Het Plakkaat van Verlatinghe, ook bekend als de Acte van Verlatinghe en Akte van afzwering, is een plakkaat uit 26 juli 1581. Dit plakkaat werd overal opgehangen nadat de Staten-Generaal van de Nederlanden besloten hadden dat Filips II werd afgezet als wettige heerser der Nederlanden.

Dit plakkaat is de onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden.

In dit plakkaat besloten de gewesten Brabant, Gelre en Zuthpen, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Friesland, Mechelen en Utrecht om Filips II ‘vervallen van de troon’ te verklaren. Ook de reden waarom de gewesten dat doen stond er in. Filips erkende de vrijheden van de burgers niet. Er werd gezocht naar een nieuwe vorst, maar die werd niet gevonden. Hierdoor werden de Nederlanden een republiek.


Opdracht 2 Een belangrijke verklaring
Bekijk in je groepje de volgende filmpjes en lees het nieuwsbericht. Verdeel de taken.
Bespreek in de groep waar de filmpjes over gaan en beantwoord daarna de vragen hieronder.

  1. Waarom is deze verklaring een belangrijk moment in de Nederlandse geschiedenis?
  2. Waarom was dit besluit van de Staten Generaal iets nieuws in die tijd?

Bekijk één van de volgende filmpjes.

Video: Rutte laat Obama acte van verlatinghe zien
Video: Hoe Nederland geboren werd

2. Nederland een democratie

Stap 1

1848: Nederland werd een democratie
In 1848 waren er overal in Europa rellen. De mensen wilden democratie. Ze waren het zat door koningen en keizers te worden geregeerd. In Nederland schrok koning Willem II hiervan. Hij wilde geen opstand. Daarom gaf hij opdracht tot het schrijven van een nieuwe grondwet.

In deze grondwet staan twee dingen:

  • De mensen kregen veel meer grondrechten dan vroeger.
  • De macht ligt niet meer bij de koning maar bij het volk.

Nederland werd op dat moment een democratie. Het volk had het voor het zeggen. Tenminste dat deel van het volk dat genoeg belasting betaalde en man was (censuskiesrecht). Dat was ongeveer tien procent van de bevolking. Deze mannen mochten zich verkiesbaar stellen (passief kiesrecht) en mochten kiezen (actief kiesrecht).

Omdat de grondrechten in de eerste grondwet opgeschreven werden, noemde men ze de klassieke grondrechten. De belangrijkste rechten zijn het recht op vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van drukpers en meer van dat soort rechten die in een democratie onmisbaar zijn. Deze rechten zijn nooit meer veranderd.

In de nieuwe grondwet is geregeld dat:

  • in een democratie mensen actief en passief kiesrecht hebben.
  • in de volksvertegenwoordiging de meerderheid besluit.
  • de drie machten (de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht) gescheiden zijn.
  • er een scheiding is tussen kerk en staat.
  • iedereen (klassieke) grondrechten heeft.

Opdracht 1 Een democratie?
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vraag.

Video: De geschiedenis van de democratie de macht verschuift naar het volk

Stap 2

Opdracht 2 Waarom is Nederland een democratie?

  • Bekijk het filmpje.
  • Noteer tijdens het filmpje (zet zo nodig het filmpje stil) welke kenmerken onze democratie heeft.

Video: Waarom is Nederland een democratie?

Stap 3

Opdracht 3 Hoe is de democratie geregeld?

Maak taak 8 uit je werkboek "Wat kies jij?".

Kopieer deze en lever hem in bij je docent.

Stap 4

Opdracht 4 Stemmen
Nog steeds mag niet iedereen in Nederland meestemmen.
Je moet aan bepaalde voorwaarden voldoen.

  1. Aan welke voorwaarden moet je voldoen om te mogen stemmen?
    Je kunt voor het beantwoorden gebruik maken van www.rijksoverheid.nl
  2. Bespreek met elkaar waarom deze grenzen zijn gesteld.


Opdracht 5 Test je kennis
Zoek de woorden die je nog niet kent, op. Maak hiervan een lijst met woorden en uitleg.

3. Stemrecht

Stap 1

Steeds meer mensen doen mee
Democratie betekent volksbestuur. Daardoor ontstaat de vraag wie zijn dat? Welke mensen mogen er mee besturen? We hebben op de eerste plaats gekozen om niet met ons allen te besturen. We stemmen op mensen die dat voor ons doen. Deze mensen zijn samen de volksvertegenwoordiging. Je kunt jezelf trouwens ook laten kiezen als vertegenwoordiger.

Onze democratie verandert sinds 1848 voortdurend. Steeds meer mensen mogen stemmen en de manieren waarop je mee kunt denken en beslissen veranderen ook. In deze stap bekijk je hoe deze ontwikkeling is gegaan. Daarbij bespreek je in je groep hoe de democratie verbeterd zou kunnen worden. Over een paar jaar doet jouw generatie immers mee met besturen!!

Hier zie je dat de democratie in Nederland steeds verder ontwikkelt:

1848      Stemrecht voor tien procent van de mannen (censuskiesrecht)
1917 Stemrecht voor alle mannen (boven de 25 jaar)
1919 Stemrecht voor alle vrouwen (boven de 25 jaar)
1946 Stemrecht iedereen boven de 23 jaar
1965 Stemrecht iedereen boven de 21 jaar
1972 Stemrecht boven de 18 jaar

Opdracht 1 Stemmen
In Nederland zijn er regelmatig verkiezingen, voor de Tweede Kamer bijvoorbeeld of voor de gemeenteraad.

  • Hoe gaan de verkiezingen in zijn werk?
  • Bekijk eerst het filmpje over stemmen. Daarna ga je verder met de opdracht.

Video: Hoe worden in Nederland verkiezingen gehouden

Gebruik voor het beantwoorden van de vragen in de oefening hieronder de informatie uit de volgende twee linkjes:

Stembiljet
Stembiljet

 

 

Oefening:Stemmen

Stap 2

Opdracht 2 De democratie verbeteren
Je doet deze opdracht in viertallen.
Welke verbeteringen zou je willen in onze democratie?
Hoe zou de democratie nog beter kunnen werken?

Denk daarbij bijvoorbeeld aan:

  • de kiesleeftijd omlaag
  • referenda wel of juist niet
  • direct meebesturen via internet
  • andere mensen kiezen in de politiek

En welke eigen tips heb jij om de democratie te verbeteren?

  • Schrijf één of enkele ideeën op met goede argumenten waarom dit een verbetering zal zijn.

4. Keuzes in de politiek

Stap 1

Keuzes maken in de politiek
Iedereen maakt elke dag keuzes. Dat begint al ’s ochtends: wat trek je voor kleren aan? Neem je brood mee of haal je een broodje? Wanneer je keuzes maakt, moet je met allerlei dingen rekening houden. Je moet bijvoorbeeld letten op hoeveel geld je te besteden hebt, wat je allemaal nog meer moet uitgeven en ga zo maar door.

Bij het besturen van een land moeten er ook  steeds keuzes worden gemaakt. De keuzes die gemaakt worden zijn vaak ingewikkeld. De keuzes die een bestuur maakt zijn gebaseerd op ideeën over hoe zij vindt dat de samenleving er uit moet zien. Of op, wat  het bestuur belangrijk vindt in de samenleving.

In de politiek zitten verschillende groepen die ideeën hebben over hoe de samenleving er uit zou moeten zien. Zo’n groep mensen met ideeën over de inrichting van de samenleving noem je een politieke partij. De ideeën van een partij bepalen waar zij hun aandacht op willen richten en waar ze geld aan uit willen geven. Als een partij het milieu belangrijk vindt, dan zullen ze het fileprobleem niet proberen op te lossen door nog meer snelwegen aan te leggen. Ze zullen juist proberen er voor te zorgen dat er minder mensen met de auto op pad gaan en proberen te zorgen dat meer mensen met het openbaar vervoer gaan. Hoe ze denken over hoe de samenleving er uit moet zien, bepaalt dus welke keuzes ze maken.

Daarnaast is de hoeveelheid geld waarover de politiek kan beschikken niet onbeperkt. Ze kunnen daarom niet zomaar alles doen wat ze zouden willen: ze moeten kiezen wat ze belangrijk genoeg vinden om geld aan uit te geven. In de politiek moeten de partijen samenwerken. Daarom moeten ze dus rekening houden met elkaars wensen en voorkeuren. Partijen moeten dus samen kiezen waar ze het geld aan uit willen geven.


Opdracht 1 Politieke partijen en keuzes

Stap 2

Opdracht 2 Politiek
Je doet deze opdracht in viertallen.
In de politiek moeten beslissingen genomen worden over een heleboel onderwerpen.
Welke onderwerpen aandacht krijgen heeft te maken met de opvattingen van partijen.

Als jullie in de politiek zouden zitten, aan welke onderwerpen zou je in ieder geval geld en aandacht willen besteden?

Neem deze tabel over, noteer de onderwerpen en geef hierbij argumenten.
Bespreek daarna de antwoorden in de klas.

De politiek moet zich bezig houden met: Dat vind ik omdat:         
1.  
2.  
3.  
4.  
5.  

 

5. Politieke stromingen

Stap 1

Verschillende politieke stromingen
In de politiek worden vaak vier stromingen onderscheiden:

  • sociaal democratische stroming
  • liberale stroming
  • confessionele stroming
  • populistische stroming


Sociaal democratie
Aanhangers van de sociaal democratie willen dat de overheid zich actief bemoeit met de samenleving. Ze vinden het belangrijk te zorgen dat de zwakkeren in de samenleving beschermd worden.
Dit willen ze door bijvoorbeeld te zorgen voor goede uitkeringen voor mensen die niet kunnen werken, bijvoorbeeld omdat ze studeren, of omdat ze ziek zijn. Sociaal democraten vinden dat de welvaart in een samenleving eerlijker verdeeld moet worden. Dat betekent dat mensen die meer te besteden hebben, ook bijdragen aan de samenleving, met andere woorden: zij betalen meer belasting.

Liberalisme
Aanhangers van het liberalisme vinden dat er veel vrijheid in de samenleving moet zijn. De overheid moet zich zo weinig mogelijk met de mensen bemoeien. Mensen zijn zelf verantwoordelijk. De overheid hoeft niet zo veel te regelen. Liberalen vinden persoonlijke vrijheid en economische vrijheid erg belangrijk. De overheid moet zo passief mogelijk zijn. De overheid heeft wel een belangrijke taak in het zorgen voor de veiligheid.

Confessionele stroming
Een deel van de katholieken, protestanten en aanhangers van de islam vinden dat het geloof hun politiek handelen moet bepalen. Ze laten zich in de politieke keuzes die zij maken leiden door het geloof.

Populisme
Populisten baseren hun politieke standpunten op wat het volk vindt, of wat ze denken dat het volk vindt. Ze zetten zich vaak af tegen de andere politieke partijen en spelen in op wat er in de samenleving leeft. Ze baseren zich dus niet op een bepaalde overtuiging en komen vaak vooral op voor één bepaald idee of standpunt.


Om de politiek een beetje overzichtelijk te houden, spreken we vaak van links en rechts.
In de volgende video wordt verteld wat het verschil is tussen links en rechts en hoe dat onderscheid is ontstaan.

Opdracht 1 Verschillende partijen, verschillende meningen
Je hebt hierboven gelezen over verschillende stromingen in de politiek.
Maak nu de volgende sleepoefening over verschillen tussen sociaal democratische partijen en liberale partijen.

Oefening:Verschillende partijen, verschillende meningen

Stap 2

Standpunten
Er zijn in Nederland veel politieke partijen met allemaal hun eigen ideeën.
De meeste partijen in Nederland zijn niet heel erg rechts of heel erg links. Ze neigen allemaal naar het politieke midden.
Rechtse, liberale partijen vinden het wel belangrijk dat mensen zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen, maar ze willen ook niet dat mensen die dat niet kunnen dan maar gewoon pech hebben. Voor hen moeten er natuurlijk uitkeringen zijn.
Linkse, sociaal democratische partijen vinden het belangrijk dat welvaart eerlijk verdeeld wordt, maar zij vinden niet dat er helemaal geen inkomensverschillen mogen zijn.


Oefening
Hieronder staat een oefening met vijf standpunten.
Gaat het om een sociaal democratisch of een liberaal standpunt?
Kies het juiste antwoord.

Oefening:Sociaal democratisch of liberaal standpunt

Opdracht 2 - Wat is jouw mening?
Wat is jouw mening over onderstaande onderwerpen?

Ben je het eens of oneens?
Geef jouw mening.
Ga als volgt aan de slag:

  • Kopieer de tabel en print deze uit.
  • Omcirkel de punten die overeenkomen met jouw mening.
  • Bereken de totaalscore en lees de uitslag.
  • Bespreek de uitkomsten in je groepje.
  • Op welke punten hebben jullie dezelfde ideeën?
    En op welke punten hebben jullie afwijkende ideeën?
    Bespreek de verschillen.
STELLINGEN Eens Oneens
Uitkeringen zijn veel te hoog 2 1
Openbaar vervoer moet gratis worden 1 2
Het leger moet afgeschaft worden 1 2
De overheid moet zich niet met de lonen die bedrijven willen betalen, bemoeien 2 1
De belastingen moeten sterk omlaag 2 1
Vrouwen en jongeren moeten voorrang krijgen op de arbeidsmarkt 1 2
Drugsgebruik moet verboden worden 2 1
De overheid moet mensen die niet kunnen werken een uitkering geven 1 2
Het is belangrijk dat we mensen in arme landen financieel steunen 1 2
De overheid moet werknemers beschermen ten opzichte van de werkgevers 1 2
Openbaar vervoer moet gesubsidieerd worden door de overheid 1 2
Er moeten zo weinig mogelijk regels voor bedrijven zijn 2 1
Studenten moeten een studiebeurs krijgen waarmee zij zich kunnen onderhouden 1 2
Iedereen heeft recht op goede gezondheidszorg, de overheid moet daar voor zorgen 1 2
Als lonen stijgen moeten uitkeringen ook stijgen 1 2
Familie en vrienden kunnen een deel van de verzorgende taken van de overheid   overnemen 2 1
Mensen moeten meer voor zichzelf zorgen en minder afhankelijk van de overheid zijn 2 1
De overheid moet criminaliteit hard aanpakken 2 1
Er zijn veel te veel bestuurders en ambtenaren, daar kunnen er veel van weg 2 1
Kinderbijslag moet inkomensafhankelijk worden 1 2
Totaal    


1-7 punten:
je bent links, je vindt dat de overheid een belangrijke taak heeft om voor mensen te zorgen, dat betekent ook dat iedereen naar eigen kunnen bij moet dragen aan de kosten die dat met zich mee brengt. Als je meer verdient dan betaal je ook meer.
8-12 punten:
je zit een beetje tussen links en rechts in.
13-20 punten:
je bent rechts, je vindt dat de overheid zich zo weinig mogelijk met de samenleving, de bedrijven en de mensen moet bemoeien. Mensen kunnen best voor zichzelf zorgen. Je vindt dat er minder overheid en minder regels zouden moeten zijn.

Afsluiting

Reflectie

Bij 'reflectie' kijk je of je de kennisdoelen van het thema hebt gehaald.
Je kunt op die manier controleren of je alles hebt begrepen en zo nodig stof herhalen.

Daarnaast kijk je terug op:

  • wat je hebt gedaan
  • wat je kunt (vaardigheden)
  • wat je houding is

Test:Kennis waar sta ik?

Test:Vaardigheden en houding waar sta ik?

Afsluitende opdracht

In debat met nieuwe partijen
Je hebt geleerd over het besturen van een land en verschillende politieke partijen. In deze afsluitende opdracht leer je een standpunt te formuleren en dit standpunt te beargumenteren. Je leert met elkaar in debat te gaan en om keuzes te maken op basis van de argumenten die je hebt leren kennen. Je leert dat het nodig is samen te werken, ook als je het niet met elkaar eens bent.

De opdracht bestaat uit 5 onderdelen:

  1. oprichten van een politieke partij en formuleren van standpunten
  2. maken van een folder over de partij
  3. de presentatie van de partij aan de klas
  4. een verkiezingsdebat tussen de verschillende paritjen over een stelling
  5. verkiezingen

Eventueel: Je kunt met de klas of de hele school deelnemen aan de Prodemos verkiezingen.
Je houdt dan verkiezingen tegelijk met de echte verkiezingen die in dat jaar worden gehouden.
Voor meer informatie
:
www.prodemos.nl

Onderdelen afsluitende opdracht

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

3. Presentatie van de partij
Presenteer jullie partij aan de rest van de klas en eventueel aan mensen die je hebt uitnodigd. Met de presentatie probeer je mensen te overtuigen dat ze op jou moeten stemmen.

4. Verkiezingsdebat

  • Bedenk in je groep een stelling waarover je wilt discussiëren.
  • Verzamel alle stellingen van de groepen in de klas. Kies met de klas de stelling waarover jullie het debat gaan voeren.
  • Bespreek in je eigen groep wat jullie standpunt is over dit onderwerp. Bedenk daarbij argumenten voor en/of tegen de stelling.
  • Ga vervolgens met elkaar in debat. Luister daarbij goed wat het standpunt van de verschillende partijen is en maak korte aantekeningen.
  • Na afloop van het debat:
    Welke partij past het beste bij jouw persoonlijke ideeën? Op wie zou jij stemmen?

Lees hieronder informatie over het voeren van een debat.

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

5. verkiezingen
Laat de verkiezing beginnen.

Als iedereen zijn stem heeft uitgebracht, worden de stemmen geteld. Wat is de uitslag?
Welke partij is de winnaar? En welke de verliezer?

Verdieping

Klassieke grondrechten

In 1848 werd Nederland een democratie. Bij een democratie hoort een grondwet. De grondwet is de belangrijkste wet die er is. De grondwet is de basis van alle andere wetten en regelt hoe het land wordt bestuurd.


In 1948 werd door de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (afgekort; UVRM) aangenomen. In deze verklaring staan de basisrechten of grondrechten van de mens. De UVRM wordt op de hele wereld als standaard gebruikt als het over de rechten van de mensen op de wereld gaat.

Grondrechten zijn rechten die burgers kunnen inroepen tegenover de overheid. De rechten zijn sinds 1848 altijd nog steeds hetzelfde. Omdat ze al in 1848 in de grondwet stonden, noem je ze ook wel klassieke grondrechten. Klassieke grondrechten beschermen je tegen bemoeienis van de overheid. Het zijn rechten die gaan over vrijheden van de mensen.

De belangrijkste grondrechten zijn:

  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van vereniging en vergadering
  • Kiesrecht
  • Recht op gelijke behandeling in gelijke gevallen
  • Onaantastbaarheid van het lichaam

In Verdieping 1 leer je meer over klassieke grondrechten, wat deze rechten voor jou en voor de samenleving betekenen en met welke gevolgen. Je leert ook dat deze rechten niet onbeperkt zijn, dus dat er grenzen aan de rechten zitten en dat je daardoor rekening moet houden met anderen.

Opdracht 1 Grondrechten
Je gaat in je groepje één van de grondrechten onderzoeken. Je onderzoekt wat de grondwet betekent en wat dat voor de mensen in Nederland betekent.

  • Kies in je groep één van de grondrechten.
  • Maak met je groep een vlog over jullie onderzoek. Beantwoord in je vlog de volgende vragen:
    • Wat staat er precies in de grondwet?
    • Wat betekent dit in begrijpelijke taal?
    • Wat betekent dit grondrecht voor het dagelijks leven?
  • Volg bij het maken van de vlog de volgende stappen:
    1. Bepaal je onderwerp
    2. Verdeel de taken.
      • Wie filmt?
      • Wie interviewt?
      • Wie plakt de fragmenten aan elkaar?
      • Welke andere taken zijn er?
    3. Schrijf het onderwerp uit.
      • Maak een inleiding waarin je vertelt wat het onderwerp is, waarom je het gekozen hebt en wat er aan de orde komt.
      • Zorg voor een tussenstuk waarin je de vragen beantwoord.
      • Zorg voor een afsluiting.
    4. Maak het script.
      Wie zegt wat en in welke volgorde?
    5. Maak de vlog.
      • Upload je film en/of neem je vlog op in je portfolio.
      • Bekijk de vlogs van de andere groepjes.

Je hebt gezien in de vlogs dat er verschillende grondrechten zijn. Grondrechten gelden altijd en overal. De overheid kan ze niet zo maar van je afpakken.

We hebben allemaal vrijheid van meningsuiting, maar mag je altijd alles zeggen wat je wilt? Betekent dit dat alles mag? Of zitten er wel grenzen aan de grondrechten?

Opdracht 2 Grenzen
Er zitten zeker grenzen aan de grondrechten. Je mag niet zomaar alles zeggen wat je wilt.

  • Bespreek in je groep de volgende vragen.
    1. Wat zijn de grenzen van de vrijheid van meningsuiting?
    2. Wat mag wel en wat mag niet?
    3. En waarom zijn die grenzen er?

Maak samen de volgende zin af:
Wij vinden het wel /niet belangrijk dat er grenzen zitten aan de vrijheid van meningsuiting, omdat ...  (eigen antwoord groep)

In Nederland is de vrijheid van meningsuiting niet onbeperkt. Je mag zeggen wat je wilt, zolang je daarbij geen andere wetten overtreedt. In de Nederlandse wet staat bijvoorbeeld dat je een ander niet mag beledigen, niet mag discrimineren of oproepen tot haat. Ook voor andere grondrechten geldt dat ze niet onbeperkt zijn: je hebt het recht zolang je er geen andere wetten mee overtreedt. Je mag in Nederland het geloof hebben wat je wilt, maar als je van het geloof dingen moet doen die volgens de wet niet mogen, dan is dat de grens.

Opdracht 3 Meer of minder?

  • Bekijk het filmpje:

  • Samen je docent houden jullie een klassengesprek wat jullie van de toespraak van Wilders vinden. Bedenk eerst zelf: Kan dit of kan dit niet? Wat zijn de argumenten voor je mening?

Opdracht 4 Een rechtszaak

  • Lees het krantenartikel

    Geert Wilders weer voor rechter om “minder Marokkanen”-uitspraak

    24 okt 2017, 08:34
    Nieuwslabels:
    Den Haag, Geert Wilders, Marokkanen, rechter
    Door Redactie
    Categorie:
    Nieuws

    Vandaag start in de extra beveiligde rechtbank op Schiphol het hoger beroep in de “minder, minder, minder Marokkanen”-zaak van Geert Wilders (grote foto). Het gerechtshof van Den Haag buigt zich de komende maanden over de vraag of de uitspraken uit 2014 van de PVV-leider in een Haags café strafbaar zijn. Wilders vecht zijn veroordeling door de rechtbank van vorig jaar aan.

Wilders moest naar de rechter vanwege zijn toespraak. De kleine groepjes in de klas worden in twee grote groepen verdeeld. Dat betekent dat je niet persé in de groep komt met jouw eigen mening!

  • Groep 1 vindt dat Wilders niet veroordeeld mag worden.\
  • Groep 2 vindt dat Wilders wel veroordeeld moet worden.

Na de voorbereiding ga je met je klasgenoten in discussie over de verschillende standpunten over de vraag: Wordt Wilders wel of niet vervolg voor zijn uitspraak?

Voorbereiding

In kleine groepje:

  • Ga eerst in je eigen groepje argumenten bespreken voor het standpunt dat jullie in gaan nemen in de discussie. Denk ook goed na over wat je kunt zeggen om de andere groep te laten zien dat zij ongelijk hebben.
    Schrijf de argumenten op.

In groep 1 òf groep 2:

  • Ga nu met de groepjes bij elkaar zitten die hetzelfde standpunt in gaan nemen in de discussie. Vergelijk en bespreek de argumenten met elkaar. Vul zo nodig aan.
  • Bespreek wie het eerste het woord zal nemen en zal uitleggen welke argumenten jullie voor je mening hebben.

Gesprek
Gehele klas:

  • Voer met elkaar de discussie en geef antwoord op de vraag: Wordt Wilders wel of niet vervolg voor zijn uitspraak?

Na afloop van het gesprek

  • Beantwoord de volgende vraag voor jezelf: Is door de discussie je eigen mening veranderd?
    Leg je antwoord uit.
  • Bekijk tot slot het filmpje:

Sociale grondrechten

In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staan naast de klassieke grondrechten ook een ander soort grondrechten. Dit zijn de sociale grondrechten. Na de Tweede Wereldoorlog is besloten dat de overheid de taak heeft om te zorgen voor het welzijn van de burgers. In tegenstelling tot de klassieke grondrechten die je beschermen tegen de overheid, gaat het bij sociale grondrechten juist om een actie van de overheid

In de sociale grondrechten wordt van de overheid gevraagd dat ze zich bemoeien met de inkomsten van mensen, de werkgelegenheid, spreiding van de welvaart, bewoonbaarheid van het land en het milieu, volksgezondheid en onderwijs. De sociale grondrechten zorgen voor sociale gelijkheid en het recht om je te kunnen ontplooien. Er is wel een verschil met de klassieke grondrechten, de sociale grondrechten kun je als burger niet afdwingen van de overheid.

In Verdieping 2 verdiep je jezelf in sociale grondrechten. Je leert wat deze betekenen voor jou en voor de samenleving. Ook leer je wat het bestaan van sociale grondrechten voor nut heeft voor de mensen en voor de overheid. Ook deze rechten zijn niet onbeperkt. Er zijn grenzen aan deze rechten.


Opdracht 1
Beantwoord de volgende vragen:

Opdracht:Grondrechten

Opdracht 2

Opdracht 3

Opdracht:Wel of geen bemoeienis van de overheid?

De rechtstaat

In een rechtsstaat moet iedereen zich aan de wet houden. Dat moet de overheid en dat moeten de burgers. In de grondwet zijn de belangrijkste spelregels vastgelegd, waaraan iedereen zich moet houden: de grondrechten. In de wetten zijn onze verdere rechten (wat mag) en plichten (wat moet) opgeschreven. Dat is belangrijk in een rechtsstaat. Veranderen van rechten en plichten doen we samen in een democratie.


Door de nieuwe grondwet werd Nederland een rechtstaat. Er kwam een grondwet. Er kwam een volksvertegenwoordiging die wetten maakt en er kwam een onafhankelijke rechtspraak.

Is er een conflict tussen burgers en overheid? Dan beslist een rechter wie er gelijk heeft. De rechter doet dat door te kijken wie zich aan de wet heeft gehouden en wie deze heeft overtreden. Iemand die de wet heeft overtreden wordt schuldig verklaard. Daarbij hoort het uitspreken van een straf.

De rechter die zo’n uitspraak doet is onafhankelijk. De uitspraken van een rechter kunnen alleen door een uitspraak van een hogere rechter worden veranderd of ongeldig worden verklaard.

Iedere burger hoort de wet te kennen. Je kunt niet bij de rechter aankomen en je verdedigen door te zeggen dat je niet van de wet op de hoogte was. Het is dus belangrijk dat je de actualiteit volgt. Nieuwe wetten komen in het nieuws. Deze kennis is ook op een andere manier handig. Als je meer weet van wetten en rechten, kun je conflicten voorkomen. Het recht zorgt ervoor dat we vreedzaam met elkaar kunnen leven.

In Verdieping 3 leer je hoe een rechtstaat werkt en hoe het je beschermt tegen de overheid en tegen problemen die andere burgers voor je kunnen opleveren.

Opdracht 1 Een onafhankelijke rechter
Beantwoord in je groep de vraag:
Waarom is het belangrijk dat in een rechtstaat een rechter onafhankelijk is van iedereen?
Noteer jullie antwoord en bespreek deze in de klas.

Opdracht 2 Een rechtszaak

Opdracht:Rechtszaak

Opdracht 3 Wetten in de maak
In je groepje.
Zoek op of er de laatste tijd nog wetten zijn veranderd of nieuw zijn gemaakt.
Je kunt bijvoorbeeld de volgde website gebruiken: www.officielebekendmakingen.nl
Noteer de naam van de wet enw at de wet inhoudt.

Opdracht 4 Werken aan een rechtszaak
In je groepje.
Dit zijn acht beroepen die een rol kunnen spelen bij een rechtszaak:

  1. advocaat
  2. politieagent
  3. officier van justitie
  4. rechter
  5. rechercheur
  6. parketwachter
  7. griffier
  8. bode
  • Neem elk twee beroepen voor je rekening
  • Zoek uit welke opleiding je nodig hebt om deze beroepen te kunnen uitoefenen.
  • Noteer je antwoorden in een overzichtelijk schema of maak gebruik van het werkblad.

 

Opdracht 5
Met het Rechtsexamen op de website van Prodemos test je jouw algemene kennis van de rechtsstaat.

  • Ga naar www.prodemos.nl en doe het Rechtsexamen.
  • Download het certificaat van de website en lever deze in bij je docent.