Wat is de stelling van Pythagoras?
De stelling van Pythagoras is een wiskundige stelling die de naam van de Griekse wiskundige Pythagoras heeft gekregen. 'Zijn' stelling was overigens alleen maar nieuw voor de Grieken. In Soemer was het resultaat al veel langer bekend en ook in Babylonië en het oude Egyptewerd ze al eerder toegepast. In het bijzonder werd de verhouding
al vroeg gebruikt om rechte hoeken uit te meten, zoals dat tot op de dag van vandaag door sommigen nog wordt gedaan. Naast kennis van de stelling om haar toe te kunnen passen, is ook het leveren van een bewijs belangrijk. Wat dat betreft waren de Grieken (Pythagoras of een van zijn leerlingen) wel de eersten. Zij wisten niet alleen dat de stelling waar was, maar konden ook in algemene termen (abstracties) aantonen waarom zij waar was.
Hoe werk je met de stelling van Pythagoras?
De stelling van Pythagoras geeft een verband tussen de lengten van de zijden van een rechthoekige driehoek. In woorden luidt de stelling:
In een rechthoekige driehoek is de som van de kwadraten van de lengtes van de rechthoekszijden gelijk aan het kwadraat van de lengte van de schuine zijde.

De zijden die aan de hoek van 90° liggen noemen we rechthoekszijden (
en
). De overige zijde wordt de schuine zijde genoemd (de zijde die niet aan de rechte hoek grenst,
)
De bekende wiskundige vorm van de stelling:

Een voorbeeld.
Een rechthoekige driehoek heeft rechthoekszijden met lengten
en
. Volgens de stelling van Pythagoras geldt dan voor de lengte
van de schuine zijde:

Omdat de lengte
niet negatief kan zijn, is

Controle:
Als van dezelfde driehoek de lengten
en
gegeven zijn, volgt de lengte
van de overgebleven zijde uit:

Omdat de lengte
niet negatief kan zijn, is

Bewijs voor de stelling.
Bewijzen zonder woorden
Hoewel geen formeel bewijs, is het bewijs zonder woorden een populaire manier om de geldigheid van een stelling te visualiseren zonder daarbij tekst te gebruiken. Ook van de stelling van Pythagoras zijn diverse bewijzen zonder woorden bekend, met name zogenaamde puzzelstukjesbewijzen. Enkele voorbeelden staan hieronder.
-

Animatie
-
-

-
-

Puzzelstukjesbewijs
-
-

Puzzelstukjesbewijs
-
-

Animatie
-

Puzzelstukjesbewijs
Oefening
Hieronder staan verschillende tekeningen. Reken bij de tekeningen het ? uit.

Antwoorden

gegeven: BC=? AC=25 AB=65
formule: AB²=BC²+AC²
65²=BC²+25²
BC²=65²-25²=3600
BC²=3600
BC=√3600=60

gegeven: PQ=10 QR=20 PR=?
formule: PR²=PQ²+QR²
PR²=10²+20²=500
PR=√500=22,4

gegeven: KL=√5 MK=? ML=3
formule: ML²=KL²+MK²
3²=(√5)²+MK²
MK²=9-5=4
MK=√4=2

gegeven: FD=7 FE=? DE=9
formule: FD²+FE²=DE²
7²+FE²=9²
FE²=9²-7²=32
FE=√32=5,7

gegeven: JI=5 HI=8 HJ=?
formule: HJ²=HI²+JI²
HJ²=8²+5²=89
HJ=√89=9,4